It in Tien latidschc lloricli ten.
(b. mi.)
Chamberlain's telegram aan sir Gordon
Sprigg, door dezen in het Kaapsche parlement
voorgelezen, luidde als volgt:
»De maatregelen door u en uwe ministers
genomen, hebben zeer veel bijgedragen om
de betreurenswaardige gevolgen van den roof
tocht tot de kleinste afmetingen terug te
brengen. Gij zoowel als uwe ministers heb
ben aanspraak op de dankbaai heid, niet alleen
van Jameson's mannen en hen die in hun lot
belangstellen, maar van allen wie de vrede
en de welvaart van Zuid-Afrika ter harte
gaan."
Uit Buluwajo is door sir Hercules Robinson
bericht ontvangen dat het onmogelijk geacht
wordt, het aantal der gewapende opstandelin
gen op te geven. Een groote afdeeling Mata
belen bevindt zich in een ontoegankelijke
streek ten noorden van de hoofdplaats, maar
ook de Matoppo-bergen, ten zuidoosten, wor
den nu door de Matabelen bezet.
In de hoofdplaats zouden tusschen 250 en
350 man bijeengebracht kunnen worden om
te velde saatn te werken met de kolonne
van kolonel Plumer, die tot ontzet komt op
dagen. Te Salisbury zijn nog 70 ruiters eu
80 man voetvolk bijeengebracht, zij vertrok
ken 1.1. Donderdag uit Oemjati naar Gwelo.
De telegrafische gemeenschap met deze plaats
wordt nog onderhouden langs een omweg
door Mashonaland en Salisbury. Vliegende
kolonnes worden niet meer uitgezonden.
J A P A U.
De regeering heeft premiën uitgeloofd voor
den spoedigen aanbouw van schepen. De
openbare meening is verontwaardigd over
het gebrek aan beleid der regoering in zake
Korea en verlangt dat Japan zijne daar door de
wapenen verkregen rechten zal handhaven.
SCHIEDAM, 17 April ISilG.
Aan de gebroeders D. en G. J. Brouwer te
Waverveen is door HII. MM. de Koningin
en de Koningin-Regentes f 75 geschonken tot
voortzetting van hun studie voor godsdienst
onderwijzer.
Het JSr. v. d. D. ontving heden het vol
gende telegram uit Batavia
«Heden zijn 4 bataljons in twee colonnes,
onder luitenants-kolonels H, Bendien en J. B.
van Heulsz, uitgerukt.
sZij gaan ontzetten en daarna verbranden
de posten Annkgaloeng, Senelop, Lamsoet
en Lambarih."
Naar aanleiding van het door het N. v, tl. D.
gemelde omtrent den naar Atjeh gezonden
overste Van Ileutsz wordt aan de N.B.Ct.
uit zeer vertrouwbare bron ter aanvulling en
rectificatie het volgende medegedeeld
«Luitenant-kolonel J. B. van Ileutsz is thans
44 jaar. Hij werd 2e luitenant bij het Neder-
landsche leger 13 Augustus'72, ging als zoo
danig over bij het Indische leger in '73, werd
1e luitenant 8 Februari '78, kapitein 10 Janu
ari '86, majoor bij keuze 7 October '91 en
werd iti Europa, met verlof wegens ziekte
zijnde, bevorderd tot zijn tegenwoordige»
rang, 20 Juli '94.
sin 1883 en 1884 volgde hij als le luitenant
de lessen aan de hoogere krijgsschool te
's-Gravenhage en werd na zijn terugkeer in
Indië in 1885 bij den generalen staf geplaatst.
i Van verlot uit Europa terugkeerende, werd
hij in Januari '95 benoemd tot commandant
van Sumatra's Oostkust, welke betrekking hij
nu nog bekleedt. Als 2e luitenant verwierf
hij onder generaal Pel de Willemsorde voor
de overrompeling eener vijandelijke benting;
hij vocht met 80 Amboineezen, welk feit in
de brochure van den luitenant der mariniers
Paehiig zeer juist is beschieten. Als kapitein
van den staf te Atjeh kreeg hij m 1890 de eere
sabel voor de inneming en slechting van Kota
Toewarikoe en in datzelfde jaar voor Edi zijne
buitengewone bevordering lot majoor, die hij.
uit hoofde van zijn groot gezin, verkoos boven
de Willemsorde 3e klasse, tusschen welke on
derscheidingen hem de keuze was gelaten.
»B KotaToewankoe, waar hij na bekomen
machtiging van zijn chef, den generaal Van
Teyn, zich aan het hoofd der troepen stelde,
werd hij zeer zwaar gewond.
»Nog niet geheel hersteld en in verband,
leidde hij naast den bevelhebber een paar
maanden later de manoeuvres voor Edi en was
aan zijn plan de campagne een groot deel
van het door ons behaalde sutces te danken.
Vandaar zijne buitengewone bevordering, hem
door niemand betwist.
»Van Heutsz kent de Atjehers en de Atje-
hers kennen hem! Zijne brochure van mïli-
tair-historischen inhoud over onze politiek
aldaar»De onderwerping van Atjeh" eene
I studie, die het eerst verscheen in het Militair
Tijdschrift van November 1892 kan dit
i bewijzen.
«Trouwens de Indische regeering weet dit
uit meer dan éen advies van zynehand!"
Insulinde schrijft naar aanleiding van het
ontslag van generaal Deykerhoff als gouver
neur van Aljeli
»Dat ontslag verrustte ons dus niethet lag
stilzwijgend opgesloten in de opdracht aan den
legercommandant. Wij vernemen uit ver
trouwbare bron dat de verhouding tusschen
deze beide hoofdofficieren reeds sedert jaren
zeer gespannen was. Persoonlijke considera
tion zijn naar wij vurig hopen bij dit'
ontslag niet in het spel geweest.
Maar wy kunnen niet nalaten met bitter
heid te wijzen op het meten met twee maten.
Het vreeselijk échec, dat ons dappere leger
op Lombok leed, werd geboren uitsluitend
door te groot en ongemotiveerd vertrouwen
in verschillende inlandsclie hoofden. Den
bevelhebber der expeditie werd na catastrophe
niet oogenblikkelyk hel commando ontnomen.
Integendeel, hij werd in de gelegenheid ge
steld de nederlaag te wreken, de schande uit
te wisschen. En wij weten allen met welk een
schitterenden uitslag de commandant der
Lombok-expeditie die taak volbracht heeft"
Het echec der laatst gevolgde Aijeh-politiek
is geboren evenzoo door te groot, maar geens
zins ongemotiveerd vertrouwen in éen in-
landsch hoofd Toekoe Oemar. Het Neder-
landsche parlement heeft in de laatste jaren
meer dan eens zijn instemming betuigd met
die zoogenaamde «politiek van generaal Dey
kerhoff" een politiek, die zoozeer in den geest-
viel van moederland en Indische regeering,
dat Toekoe Oemar overstelpt werd met geld,
eer, waardigheid er titels, die niet door den
gouverneur van Atjeh maar door liet gouver
nement aan hem werden toegedeeld. Op het
oogenbhk dat Toekoe Oemar het bondgenoot
schap opzegt, is er geen sprake van dat men
den gouverneur van Atjeh in de gelegenheid
stek zijn politieke nederlaag uit te wisschen.
Neen, hij wordt onmiddellijk ontslagen. En
't is de oud-conmmndant der Lombok-expe
ditie, die als regeerings-commissaris hem dat
ontslag brengt.
Wij kunnen het niet uitstaan, dat men
thans generaal Deykerhoff als zondebok zou
willen beladen, om moederland en regeering
te ontlasten van alle schuld! Wy willen aan
nemen dat zijn ontslag in de tegenwoordige
omstandigheden een dringend landsbelang
was Maar zeker is het, dat, zoolang Toekoe
Oemar ons trouw bleef, Deykerhoff in de ach
ting van het Nederlandsche publiek stond
aangeschreven boven eiken gouverneur, die
na generaal Van der Heyden op Atjeh het
bewind gevoerd beeft. Het is een onwaardige
handeling thans dien man met steenen te
gooien."
Aan een artikel van de Arnh. Ct. over
»Oiue Atjeh-Politiek", naar aanleiding van
de laatste gebeurtenissen, is het volgende
ontleend
H"«i hard de waarheid zijn moge, die wij
verkondigen, niemand zal kannen ontkennen dat
wij loon naar werken hebben ontvangen. Er zijn
thans weinigen in den lande, die den oorlog met
Atjeh niet alleen als een nationale ramp, maar
tevens als een groote politieke fout beschouwen.
In dit opzicht hebben zij, die dezen strijd op
lichtvaardige wijze hebben aangebonden, een
loodzware verantwoordelijkheid op zich geladen,
wier ernstige gevolgen zich nog geruim en tijd
zullen doen gevoelen.
Wij hebben met de Indische regeering niet het
geringste medelijden en koesteren voor haar niet
de minste sympathie. Men wordt geëerd, met wie
men verkeert. Alleen beklagen wij uit den grond
van ons hart de ongelukkige slachtoffers, die met
hun bloed de misslagen van het bestuur zullen
hebben uit te wisschen. Wie, gelijk de Indische
regeering, erkende verraders tot bondgenooten
kiest, moet zich niet beklagen, wanneer hij, op
zijn beurt, wordt verraden. Wie voor het gebruik
van bezoedelde wapenen niet terugdeinst, bevlekt
zich zei ven. Een dergelijke politiek is niet alleen
in de hoogste mate immoreel, beneden de
waardigheid eener beschaafde natie, maar tevens
kortzicluig en bekrompen.
Een regeering, die op verraad en omkooperij
berust, verwekt geen deernis, maar verachting.
Indien Toekoe Oemar meent, dat hij door zijn
verraad het best de belangen van zijn land dient,
is zijn handeling nog meer te rechtvaardigen
dan het gedrag onzer regeering.
De laatste mailberichten hebben het ontslag
van generaal Detjckarhoff gemeld. Hij werd als
een onzer bekwaamste hoofdofficieren beschouwd,
die met generaal Vetter voor de betrekking van
legercommandant in aanmerking kwam.
De regeeiing stelde in zijn politiek doorzicht
zooveel vertrouwen, dat hij geruimen tijd als
gouverneur van Atjeh werd gehandhaafd. Nu het
blijkt, dat Toekoe Oemar een beter politicus is
geweest dan hij, wordt hij onmiddellijk ontslagen.
Is dit een billijke en humane bejegening Hij
moge te goeder trouw in zijn opvatting gefaald
hebben, de regeering, die zijn gedrag goedkeurde
en hem feitelijk steunde, heeft niet het zedelijk
recht dezen getrouwen, zij het dan ook zwakken
dienaar, eenvoudig te ontslaan. In ieder geval
had men hem in zijn ïang kunnen behouden en
met zijn kennis der locale toestanden zijn voor
deel kunnen doen.
Het is echter mogelijk dat deze nieuwe ramp
tot een gunstig resultaat zal leiden, namelijk
tot de werkelijke «pacificatie" van geheel Atjeh,
die tot heden wel als een officieele waarheid
werd verkondigd, maar steeds een misleiding is
geweest.
Uit een van Atjeh ontvangen particulieren
brief is de N. Bred. Ct. gemachtigd het vol
gende over te nemen betreflende de vijande
lijkheden der Atjehers te Anak-Galoeng tegen
over eene patrouille.
Na een mededeeling van de bekende feiten
leest men:
»De commandant kwam het laatst met 6
man in het fort terug. Hij werd met luide
hoera's ontvangen wegens zijn buitengewoon
kranig en kalm gedrag. De officier van ge
zondheid Van der Meer, zelf gewond, bleef
doorgaan met het verbinden der gekwetsten.
Een hunner, de sergeant Hoogeboom, lag
met een verbrijzeld been te vuren. Hij wiide
niet naar achteren gebracht worden. Een
tweede schot treft hem in den linkerarm
toch vuurt hij door. En eerst toen een derde
kogel hem in den rechterschouder was ge
drongen, was hij genoodzaakt zich te doen
wegdragen.
Als eene curieuse bijdrage tot de Neder
landsche (militaire) administratie schrijft de
Haagsche Sprokkelaar in het V.D.:
Een jongen uit Den Haag kwam onlangste
Leiden «voor zijn nommer" op, maar bleek
alras een gebrek te hebben, dat hem onge
schikt maakte voor den werkelijken dienst
en hij werd alsnog afgekeurd en huiswaarts
gezonden. Maar hij was inmiddels, op voor
schot, gekleedzijn infanteriegarderobe lag
hem te wachten, splinternieuw, ongebruikt.
«Maoor, wat moet ik met die spullen doen?"
vroeg de jongen. «Meenemen," was het ant
woord, jen bewaren." «Waarom, majoor?"
«Dat weet ik niet," «Mag ik ze verkoopen
«Neen J" «Maar majoor" «Geen maren
die spullen zijn je door H. M. gegevenze
zijn hier verantwoordik zou ze op «een
enkelen staat weten terug te verantwoorden
je neemt ze mee." En zoo ging onze afge
keurde milicien huiswaarts met een soldaten
pak, waarmee hij liefhebbery-comedie spelen
mag, en dat aan 's lands schatkist (i. c. aan
ons belastingbetalers) een f20 of meer heeft
gekost en waarin nooit een krügsman den
vaderlandsch.-n grond zal bewaken.
Moordt op Ai F. Hoogsteden.
Van welingelichte zijde vernemen wij, dat
de aanwyzingen, welke de instructie in de
zaak-Van Berkel tot heden heeft opgeleverd,,
van dien aard zyn, dat althans Van Ber-
kel's verwijzing naar de openbare terecht
zitting kan worden verwacht. Tevergeefs
heeft Van Berkel getracht, ten aanzien van
Zaterdagavond 18 November, toen het lijkje
van den vermoorden scholier naar hetter
rein aan den Schoonenbergerweg moet zijn
overgebracht, een alibi te bewijzen. Van Ber
kel beweert, dat hij, na in den bewusten
avond omstreeks halflien, liet café van Ren-
ken aan de Schoutenstraat 149 te hebben
verlaten, met een zijner kennissen, een
sigarenmaker, een eindje rondgeloopen heeft
en daarna alleen naar huis teruggekeerd is.
Hoe het zij, het doen en laten van den ver
dachte op den avond van den 18den Novem
ber is nog steeds een omsluierd geheim.
Hier en daar echter breken eenige licht
punten door, die de periodieke verlenging,
der preventieve hechtenis voldoende moti-
veeren. Zoo is o. a. voor den rechter-commis-
saris door een juffrouw, wonende aan den-
Verlengden Binnenweg, nabij het terrein,
waar het lijkje gevonden werd, verklaard,,
dat zij in den nacht van Zaterdag 18 Novem
ber omstreeks halfeen, terwijl.zy haar hond
uitliet, op den Verlengden Binnenweg een
man heeft ontmoet, die in gestnlte geheel
overeenkomt met den haar vertoonden ver
dachte. Pertinent durft zij echter niet ver
klaren, dat het Van Berkel geweest is, om
dat zij den man niet nauwkeurig genoeg
heeft opgenomen. Dat Van Berkel een zeer
levendige herinnering heeft behouden van
alles wat op den bewusten avond gebeurd-
moet zijn, blijkt hieruit, dat hij wist te ver
tellen, dat het in den avond van den 18den
November een weinig vroor, waarom hy bij
liet naar huis gaan zijn kraag had opgezet.
Of deze nog onbestemde, halve aanwijzingen
voor het bewijsmateriaal in deze zaak van
eenig belang zijn, zal de tijd moeten leeren.
De collecte voor den gewapenden dienst
in Nederland, gisteren te 's-Gravenhage ge
houden, heeft ongeveer f1100 opgebracht
In de Boekhorststraat te 's-Hage werd
gisterochtend het 10-jarig zoontje van den
heer B., door de tram over het been gereden.
Het kind werd naar het gesticht Bronove
vervoerd en zal waarschijnlijk het verwonde
lichaamsdeel moeten missen.
De heer M. Rutgers, arts te Leiden, lijdt
aan de gevolgen eener infectie van een der
vingers der rechterhand, waardoor een ont
steking in de okselholte en aan den borst-
wand, benevens algemeene bloedvergiftiging,
ontstaan is. De infectie heeft plaats gehad by
de behandeling van een zijner patiënten. Hg
wordt in het Hópitai Wallon verpleegd.
Een aangekondigde lezing te Haarlem is
in het water gevallen, doordat een «grappen
maker" namens het bestuur den spreker af-
getelegrapheerd had.
Gelukkig, dat een feit als dit zeldzaam is,
want er is niets tegen te doen, en 't is doo-