A0. 1896.
ondag 10 en IVIaandag 11
Mei.
N°. 9042
Eerste Blad.
KENNISGEVING.
"Vijftigste Jaargang.
Verschijnt dagel ks, uitgezonderd Dinsdag.
UIT GEY TT ODÉ.
Oproeping in activiteit van mili
ciens-verlofgangers.
Binnenlandsche Berichten.
f 1.85.
- 2.50.
- 0.10.
BVKGjt.ll: BOTËB8TKA1T ÏO.
Advertentieprijs: van 110 gewone regels met
inbegnp van eene Couinntj 1.10.
Iedere gewone legel meer- 0.10.
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
Abonnementsprijs, per kwartaal
Franco per post, door het geheele Rijk
Afzonderlijke nommers
De Bukgemeesteh van Schiedam,
Gelet op de circulaire van den heer Commissaris
der Koningin in de provincie Zuid-Holland van den
30sten April 1896, A, no. 1150 (2e AM.) Provinciaal
Had no. 24, ter vervolge op die van den 21sten
dierzelfde maand, A, no. '1045 (2e Afd.) Provinciaal
Had no 21
Biengt bij dezen ter kennis van de belangheb
benden een van het Depaitemeut van Ooi log ont
vangen afschrift van een erratum, luidende als volgt
Opkomst onder de wapenen voor her
halingsoefeningen van miliciens-
verlofgangers der Compag
nieën Hospitaal-soldaten.
JEllPATVM:
In den staat behoorende bij de Beschikking van
den Minister van Ooi log d.d. 17 Apul 1896, Vilde
Afd no 45, opgenomen in de Staatscourant van
Dinsdag 21 April 1896, no. 93, zijn de twee boven
ste nerolades tusscben de 1ste en 2de kolom riet
juist gesteld, waardoor ten onrechte is vermeld be
trekkelijk de Compagnieën Hospitaal-soldaten, dat
daaibij de mihtieplichtigen der lichtingen van 1892
en 1893 in wcrkelijken dienst moeten worden opge
roepen
Bij die compagnieën belmoren allee de militie-
plichtigen der lichting van 1S93 in werkelijken dienst
te vvoiden geroep-n.
Be Secretaris-Oeneraal van het Departement
van Oorlog,
(get) KRAMER.
's-Gravenhage, den 30sten April 1896.
Voor eensluidend afschrift,
De Secretaris-Oeneraal van het Departement
van Oorlog
(get) KRAMER,
üe burgemeester voornoemd,
VERSTEEG.
Schiedam, den 9den Mei 1896.
Schiedam, 9 Mei 1896.
Eindigden wij ons vorig overzicht met den
toestand in de Zuidafrikaansche republiek,
er is deze week weinig voorgevallen, dat
meer de aandacht verdient, dan hetgeen thans
over de Boeren wordt gesproken en hoe er
over hen wordt geoordeeld. En dan trekt
het in de eerste plaats de aandacht, dat in
het Engelsche parlement het punt Zuid-Afrika
is ter tafel gebracht. Daar was het radicale
parlementslid, de heer Labouchère, die den
minister Chamberlain verzocht mede te dee-
len, wat de regeering wel van plan is te
doen met de bekende Chartered Company,
daar thans de medeplichtigheid van de direc
teuren dezer inrichting aan de samenzwe
ring tegen de Transvaalsche republiek duide
lijk is gebleken. Deze vraag viel den heer
Chamberlain, wiens houding, gelijk nu genoeg
bekend is, in de Transvaalsche aangelegen
heden ver van onberispelijk, om geen sterker
woord te gebruiken, mag heeten, wel wat
onverwacht op het lijf. De heer Labouchère,
die dit waarschijnlijk wel bemerkte, dacht
zekerswat in 't vat is, verzuurt niet", en
zeide, dat hij zijn vraag maar niet herhalen
zou, maar haar zeker zou doen, als hetgeen
het Parlement over Zuid-Afiika werd ver- j
handeid, hem geen licht bi acht. Eu aan debat
over deze aangelegenheid zal het wel niet
ontbreken, want het gaat in het Engelsche
parlement als in elke andere wetgevende
vergadering wordt er in de regeering een
kwetsbaar punt ontdekt, dadelijk is de oppo
sitie er bij om daarop haar aanvallen te
richten. Dit bleek op een feestmaal, waar de
gewezen minister Harcourt naar Engelsch
gebruik een toespraak hield. De telegrammen
over de Transvaalsche gebeurtenissen, die
thans zijn openbaargemaakt, en waarvan
president Kruger er nog verscheidene moet
in handen hebben, gaven den heer Harcourt
aanleiding zijn hart te luchten. Hij noemde
deze telegrammen een donkere vlek ep den
Engelschen naam, en hij was er van over
tuigd, dat de regeering maatregelen zou
nemen om zich van de beschuldiging te zui
veren, dat zij eigenlijk medeplichtig was aan
hetgeen daar ta lande in hoi afgidoopes-jaar
was voorbereid en op den eersten dag van
1896 zoo leelijk was in het water'gevallen.
Dat is zoo de fatsoenlijke vorm »ik ben over
tuigd, dat de regeering zich zal kunnen zuive
ren van de beschuldigingen", hetgeen eigen
lijk wil zeggen »ik ben overtuigd, dat de
regeering van alles heeft geweten," en de
oppositie is zeer in haar schik, dat zij de
regeering den voet dwars kan zetten.
Ondertusscheu zit de tegenpartij niet stil.
't Komt er voor de Chartered Company op
aan, dat ze zich zelf zooveel mogelijk schoon-
wascht, en de Transvalere in het slechtste
licht plaatst. En middelen om naar dit doel
te streven heeft de Company en ze betaalt
dagbladen en die schelden de razen op de
Transvalere, dat het een aard heeft.
Gisteren heeft de minister Chamberlain in
het Lagerhuis het woord gevoerd over de
Transvaalsche zaken. Hij heeft lang en breed
gesproken, op de rede van den heer Harcourt
gezinspeeld en groote woorden gebruikt, om
den indruk daarvan te verzwakken. De minis
ter verklaarde verder, dat hij geenszins de
tolk wenschte te zijn van de grieven, die de
zoogenoemde Uitlanders in Transvaal opperen,
maar wel moet hij de juistheid van sommige
daarvan erkennen. Om deze en andere bezwa
ren uit den weg te ruimen, zou hij gaarne
persoonlijk met president Kruger hebbeD be
raadslaagd. Een uitnoodiging om naar Enge
land te komen is aan den president gedaan,
nadat twee vrienden van dezen hadden ver
zekerd, dat Kruger niet anders wenschte dan
een persoonlijk overleg met den Engelschen
minister. Maar daarna heeft Kruger aanzijn
overkomst zulke voorwaarden verbonden, dat
de regeering die niet kon aannemen. Wij
hebben nooit aanspraak gemaakt op het recht
ons te mengen in de zaken van de Transvaal,
maar wij verlangen het recht ons te laten ver
tegenwoordigen en vriendschappelijke raad-
j gevingen te verstrekken aan Kruger." Tot
zooier de minister; zijn laatste zinsnede
is kostelijkEngeland zou zich niet men
gen in de zaken van Transvaal, alsof er
niet iets bestond, dat geschiedenis heet, waar
van elke bladzijde het tegendeel bewijst van
het door den minister beweerde. En wat die
raadgevingen aan Kruger betreft, in 1853
zei keizer Nicolaas van Rusland met niet
geringe mate van hoogheid ïhet Huis Roma
noff behoeft de raadgevingen van keizer Na
poleon niet" met evenveel, met meer recht
kan de president van de Transvaalsche repu
bliek, de Boer Paul Kruger zeggen tot de
Engelsche Lords en minderen »ik wil van
uw raad niet gediend zijn, noch ik, noch mijn
volk."
En de directeur van de Chartered Com
pany, de veel besproken Rhodes, die de sa
menzwering tegen Transvaal heeft ontwor
pen en vooi bereid, van dezen zegt de heer
c. a Libera, in ju, hij zal wol misslagon be
gaan hebben, maar wij moeten de groote
diensten, die bij vroeger heeft bewezen, niet
uit het oog verliezen. «Zonder mannen als
Rhodes zou de Engelsche geschiedenis heel
wat armer zijn geweest en het Engelsche
gebied heel wat kleiner. Rhodes is de stichter
van de Chartered Company, die, al werd ze
ook van haar macht beroofd, toch altijd een
grooten invloed zou hebben."
Men ziet, van de Engelsche regeering
heeft Rhodes niet veel te duchten. Als pio
nier der beschaving krijgt hij misschien
nog een ridderkruis op den koop toe.
Tegenover dit oordeel staat dat van den
schrijver der verleden week besproken bro
chure, van den heer Jorissen, die aangaande
Rhodes zegt«geen man heeft in de laatste
jaren zooveel gedaan om de beide Boeren
republieken van Engeland te vervreemden
dan juist hij, Rhodes.
Het slot van de bedoelde brochure is merk
waardig. Het handelt over de zoogenaamde
grieven der uitlanders en over de middelen, die
door den Engelschen minister Chamberlain tot
herstel voorgeslagen zijn. De schrijver zegt uit
den aard der zaak hier kort te kunnen zijn. Hij
onthoudt zich natuurlijk met een vreemdeling
zaken van binnenlandseh bestuur te behande
len. Bovendien is 't niet nieuw, wat de minister
op dit stuk levert. Het is een zwakke nagalm
van het manifest der National Union. De grie
ven der uitlanders noemt de schrijver schijn
wat een onzin b.v. om te klagen over onvrij
heid van drukpers en vergadering! De vrij
heid van spreken, van drukken, ik mag bijna
zeggen van lasteren door de drukpers, de vrij
heid van meetings te beleggen, waar politieke
waanzin en onnoozele grootspraak 't hoogste
woord voerden, heeft Johannesburg tot een
Zuidafrikaansch Abdera gemaaktEn wat is
eigenlijk de zaak? Gij zijt in een hinderlaag
gevallen en hebt den kostelijken inval gehad:
wensclien naar verbetering van het nog altoos
meer of minder patriarchaal regeëidngsbeleid
«grievances der uitlanders" te doopen. Wat
gij grieven der uitlanders gelieft te doopen,
zijn de wensclien, misschien ook van mij,
misschien van honderd anderen in de repu
bliek, wensclien naar hervorming, die wjj
verstandig genoeg zijn om te weten, dat niet
i» eens kunnen komen. Daar is b.v. het kies
recht. Het heeft van uw land, dat zich gaaine
aan het hoofd der beschaving stelt, 60 jaren
genomen, om daar op afdoende wijze toe te
komen. Het afschaffen van begunstiging van
een of anderen staatsgodsdienst, hoe lang nam
het Engeland om de «Catholic or Jewish
disabilities" af te schaffen En dat alle3
moet in de Z.-A. republiek zoo in eens ver
anderen. De groote fout, door de zoogenaamde
Reformers gemaakt, is deze, dat zij de be
schaafde en ontwikkelde kern der bevolking
in de republiek van zich hebben afgestooten
door hun aanmatiging en dat zij de Boeren 200
verbitterd hebben, dat z'j uaar geen voorstel
len van hervorming willen luisteren. De pre
sident dacht, naar hij zelf verklaard heeft,
sedert maanden en maanden over nuttige
hervormingen na. Maar de kuiperijen en de
toon van de pers hielden hem terug. En nu
eischt men dingen van hem op een manier,
die deze lieden in hun eigen land met de
strafwet in aanraking zou brengen.
De brochure eindigt met een aanhaling van
Chamberlain, die verklaaide, dat in de zaak
der uitlanders het recht ten slotte zegevieren
moest. Juist, «Justice will be done" 1 Ja, maar
«justice"De wetgevende vergadering van
ons volk zal de regeering bijstaan om langs
constitutioneelen weg, vrijwillig en zelfstan
dig, te doen wat noodig is.
SCHIEDAM, 9 Mei 1896.
Gisteren en heden waren eenige Rotter-
damsche bootwerkers op het Hootd alhier
bezig teneinde van onze bootwerkers d^ ver
zekering te verkrijgen dat, mochten hier
booten, voor Rotterdam bestemd, komen om
te lossen, zij dit niet zouden doen dan op
voorwaarde dat het vroeger geldende loon
daarvoor zou worden uitbetaald.
De gevoelens daaromtrent waren eens
luidend, in geen geval zouden zij voor minder
loon werkenenkelen waren zelfs van mee-
ning dat voor exceptioneele gevallen het
dubbele loon moest worden betaald, omdat,
zoodra de booten weer in Rotterdam terecht
konden, zij Schiedam voorbijstoomen.
Den Rotterdammers werd er een grief
van gemaakt dat zij zooveel granen voor
Schiedamsche firma's bestemd te Rotterdam
losten,
De Rotterdammers noodigden daarop onza
bootwerkers uit lid van den Bootwerkers-
bond te worden; deden zij dat, dan durlde
men de toezegging doen dat geen schop graan