i°. 1896.
Zondag 28 eri. iVfeandag 29 iuni.
r->
9076.
Eerste Blad.
ij f t i g- s t Jaargang.
ARBEID.
Verschijnt dageiij%
IJ 1 T G V,
i-.^ezondsrd Dinsdag
J. O D ft.
U i D rich t etü
Abonnementsprijs, per kwartaal
Franco per post, door het geheele Rijk
Afzonderlijke nummers
f 1.85.
- 2.50.
- 0.10.
IB 1' A i' a B
SCHOUW over wegen, voetpaden
en kunstwerken.
Burgemeester en wethouders tan
Schiedam.
Voldoende aan het bepaalde bij art. 6 van het
reglement op de wegen en voetpaden n .deze
provincie
Brengen het volgende proces-verbaal door
aanplakking ter kennis van belanghebbenden
Op heden den 24sten Juni '1800 zes en negentig
Is door den ondergeteekende, JOHANNES ZOET
MULDER, directeur der gemeentewerken te
Schiedam, als daaitos gemachtigd door heeren
burgemeester en wethourteis van Schiedam, bij
hun diesluit van den vierden Juni daaraanvonr-
gaande. ter voldoening aan het voorschrift vervat
in art. 6 van het reglement op de wegen en
voptpaden in de provincie Zuid-Holland, opneming
gedaan van de niet onder beheer van eenig polder-
of waterschapsbestuur staande wegen, voetpaden
en kunstwerken, gelegen binnen het grondgebied
YCI', de,, gpcicepte Sahiedfn. ,e;y diumndo
hoofdverbinding tussi'hen de verschillende be
bouwde gemepiitekonunen.
Daarbij is gebleken, dat de hooge Schieland-
soiie zeedijk, op den legger van de wegen en voet
paden der gemeente Schiedam vei meld ondervolg-
nummer 5, en de Deifkindsche Maasdijk, ^p dien
legger vooikomende onder volgnummer '15, in
voldoenden staat van onderhoud verhoeren.
De directeur der gemeentewerken,
J. M. A. ZOETMULDER.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
hehoort, den 27sten Juni '1890.
Burgemeester en wethouders voornoemd
VERSTEEG.
Be secretaris
VERNÈDE.
In een tijd als den onzen is het noodzake
lijk, over de meest principieele kwesties van
persoonlijk, maatschappelijk en staatkundig
leven kalm logisch na te denken. Dat is
altijd wel een noodzakelijkheid, maar in vele
perioden kan men, indien de aandrang tot
zelf-denken ontbreekt, volstaan met het over
nemen en innemen der door anderen ge
prepareerde ideeën men kan daarmee vol
staan, wanneer zulk een periode een dorre
bewegiuglooze is, ol een. waarin een groote
gedachte de opperheerschappij heeft. Nu
daarentegen, wij leveu in een periode zonder
een dier beide karakteristieken, een periode
van onrust, onzekerheid. Zeer velen weten
niet wat te denken of te doen, en houden
zich dan óf angstig vast aan de gedachten,
die in een vroegere periode golden, óf blijven
rusteloos heeu en weer slingeren. Daarom
is liet nu absoluut noodzakelijk, onafwijsbaar
noodzakelijk, na te denken over alles en alles,
geen anderen maatstaf gebruikend dan het
koele gezond verstand en liet eerlijke ge
zonde gevoel, niets anders willend dan waar
heid, waarheid tegenover anderen, maar
bovenal tegenover zichzelf. Eerst dan kan
men zichzelf in de mogelijkheid brengen-,
zich rustig te gevoelen in de wanorde en
'onrust van 'onze dagen, en met kalm zelf
bewustzijn de omstandigheden en de ont
wikkeling der omstandigheden te volgen',
wetend wat ze beduiden, en wetend wat zijn
eigen plaats en zijn eigen arbeid moeien
wezen.
Dit geldt vooral bij liet optrede nvan
nieuwe denkbeelden en nieuwe eischen, en
bij het naderen van nieuwe verhoudingen en
nieuwe toestanden. Want dan zullen zij, dlq
hun opvattingen en meerlingen lompweg
overnamen van anderen zonder persoonlijk
nadenken, voor dat nieuwe geen geprepa
reerd oqrdeei vinden en niet weten wat of hoe,
en daaidoor komen tot een onberedeneerd
verwerpen van al dat nieuwe, of, wat nok
mogelijk is en voorkomt, zij zullen blinde
lings zich overgeven aan dat nieuwe, voelende
het noodzakelijke er van, maar niet lii.staat
het te beoordeeteri.
Zoo js het in onzen tijd met liet groote
vraagstuk van den aibeid. Tot nu toe heeft
men algemeen den arbeid beschouwd als
koopwaar, die men bij veel aanbod laag kocht,
bij weinig aanbod hoog. Een handelsartikel
was arbeid in de voorstelling der meeste
menschen, materieele zoowel als intellectu-
eele aibeid. En zoolang het aanbod van ar
beid voorlduiend bleef toenemen, zoodat dat
«handelsartikel" hoe langer hoe goedkooper
werd, was er geen enkele oorzaak om deze
voorstelling te veranderen, integendeel de
handhaving er van was zeer voordeelig en
winstgevend iedere daling van den arbeids-
prijs was winst voor den arbeidkooper. Nu
zijn wel overal in de wereld werkstakingen
bezig den arbeidsprijs voor nog diepere daling
te behoeden, maar al wat hiermee bereikt
wordt zijn concessies en geen meeuing- of
voorstellingsveranderingen. Afdoende ver
beteringen kunnen eerst komen, nadat alge
meen een andere meer ware opvatting van
«arbeid" is doorgedrongen.
Wat de verhouding van kapitaal en arbeid
betreft, liet is toch een niet te weerspreken
feit, dat noch het kapitaal buiten den arbeid
noch de arbeid buiten het kapitaal kan.
Ieder op zich zelf genomen is waardeloos.
Eerst door samenwerking, door gemeenschap
pelijk optreden verkrijgen beide waarde. De
kwaliteit van den arbeid is doorgaans beslis
send voor het meerdere of mindere praestee-
ren van het kapitaal, en niet de kwantiteit
van het kapitaal. Waarom moet nu, bij
zoo algeheele afhankelijkheid van elkaar, de
eene factor zich ver boven den anderen ver
heven achten Nu behoeft men kapitaal en
arbeid ook weer niet gelijk te stellen, dat
kan ook niet, want zij verrichten totaal ver
schillende werkingen. Maar wel moet men de
**i i-3 T 53 .3 A T 70.
waarde van die beide werkingen erkennen,
zoo wei de waarde van de functies door het ka
pitaal als de waarde van do functies door
Jen aibeul verricht. En dat is het juist, wat
men niet doet door arbeid als handelsartikel
te beschouwen. Arbeid en kapitaal zijn de
twee, beide even onmisbate en van elkaar
geheel afhankelijke, samenwerkende elemen
ten van een der belangrijkste factoren van
het maatschappelijk leven. Doordat te erken
nen komt men er toe, den arbeid den com
pagnon van liet kapitaal te naken, zooals
wij liet vroeger reed-, formuleerden.
Deze opvatting steunt niet alleen op een
logische verklaring van de verhouding tus-
schen kapitaal en ai beid, maar vloeit ook
logisch voort uit een eenvoudig nadenken
over do verhouding der maatschappelijke
posities onderling en de vei houding van den
mensch tot zijn maatschappelijke positie.
De maatschappelijke positie van een mensch
wordt voor OT/io. buiten zijn wil en wensch
"•por hem bpriist door de maatschappelijke
positie rijner ouders. Ongevraagd geboren
woult men ook ongevraagd in een bepaalde
maatschappelijke klasse ondergebiacht. Een
enkele mag eens door buitengewoon gunstige
omstandigheden en buiterigevvorien aanleg
vól- boven die klasse zich opwerken, als regel
geldt toch het zooeven genoemde. Deze wet
vooi al moet bij een denken over bet bespro
ken onderwerp niet uit bet oog worden ver
loren, want dan komt men tot de grootste
onbillijkheden en onrechtvaardigheden, flet
is zelfs niet minder dan plicht, van deze wet
uit te gaan, want anders kan men niet tot
een logische beschouwing komen, bij gebrek
aan een waar uitgangspunt. De eerste
gevolgtrekking, hieruit te maken, is dezedat
het een maatschappelijke noodzakelijkheid is,
in de klasse, waarin men door zijn geboorte
wordt opgenomen, te blijven leven. Het is
daarom een grenzenlooze onrechtvaardigheid,
iemand minder te ac en dan zich zelf, alleen
omdat, hij geboren is (en dus ook zijn leven
doorbrengt) in een klasse, die men lager aclit
dan de klasse, waarin men zelf (door zijn
geboorte is opgenomen. Slechts dan mag
men iemand beneden zich achten, indien hij
de door de maatschappelijke noodzakelijkheid
hem opgelegde functies slecht vervult: een
slecht officier staat lager dan een goed metse
laar. Met andere woordenniet de maat
schappelijke positie beslist over de maat
schappelijke waarde van een mensch, maar
de wijze waarop die wordt bekleed. Deze
hoogst eenvoudige stelling is niet anders dan
een logische conclusie, afgeleid uit een hoogst
eenvoudige waarneming. En toch zijn er
slechts weinigen, die zoo meenen en daar
naar handelen. De verklaring daarvan ligt
alweer in de hoogst ongezonde maatschap
pelijke toestanden, die de menschen tot ver
keerde denkbeelden en opvattingen brengen,
Advertentieprijs van 1—10 jro me regels m»t
inbegrip van eene Courant1.10.
Iedere gewone regel meer- 0.10.
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
welke zij niet aan hun eenvoudig gezond
verstand toetsen.
Gaan wij logisch verder redeneeren, dan
komen wij dus lot deze nieuwe gevolgtrek
king: dat de verhouding der maatschappelijke
posities niet mag beoordeeld worden naar de
nieeningen en opvattingen over liet booger
of lager eener maatschappelijke klasse, maar
alleen naar de waarde barer functies in
liet maat-chappelijke leven. Eu dan komt
men opnieuw tot de erkenning, dat iedere
maatschappelijke positie een eigen functie
heeft, .samenhangende inet de andere en
daarvan geheel afhankelijk, dat alleen
door samenwerking de verschillende posities
iets kunnen praesteeren en waard zijn. De
waarde eener positie voor ceu andere steunt
dus op de onmisbaarheid voor elkander. Hoe
beter en nauwgezetter éene positie hare
functies verricht, hoe beter en nauwgezetter
ook de anderen die er van afbangen bare
functies verrichten kunnen. Met andere
woorden: alle maatschappelijke posities heb
ben gehjKe waarde, als -zijnde alie gelijkelijk
onmisbaar voor liet maatschappelijke leven
als geheel. En nu moge voor de eene positie
meer intellect dan voor de audere noodig zijn,
of meer lichaamskracht,of wat ook. In liet maat
schappelijk leven wordt haar gelijke waarde
door haar gelijke onmisbaarheid bepaald.
Indien men slechts den moed heeft, deze
eenvoudige logische conclusies in al haar con
sequenties te aanvaarden, dan komt men van
zelf tot een rechtvaardige en juiste erkenning
van zijn eigen verhouding tot de verschillende
maatschappelijke klassen.
Niet alleen heeft dus arbeid een gelijke
waarde als kapitaal, maar hebben ook alle
maatschappelijke posities gelijke waarde, tegen
over het maatschappelijk leven. Dit erken
nende, zal men de functies van alle kapitaal
en allen arbeid naar recht en billijkheid waar-
deeren, en zoodoende komen tot een logische
ware beschouwing van de beteekenis der
verschillende menscbengroepen in de maat
schappij.
Het verschil in waarde tusschen de men
schen ligt alleen in hun beteekenis als per
soon. Daarover een ander maal.
SCHIEDAM, 27 Juni 18!)C.
Iets over den loop van Schiedam's
bevolking.
Onze stad wijkt ten aanzien van den loop
der bevolking sterk af van den regel. Terwijl
de toename in Nederland jaarlijks ongeveer
'13 o, die van Rotterdam ongeveer 33 °/oo
bedraagt, was zij van '1882—1896 in Schie
dam gemiddeld slechts 7 °-'0o-
De volgende cijfers omtrent Schiedam zul
len sommigen behing inboezementer verge
lijking voegen we er enkele omtrent Neder
land bij.