A0. 1896
ondag 2 en Maandag 3 Augustus.
N°. 9101.
Eerste Blad.
Vijftigste Jaargang.
?erschi|nt dagel ks, uitgezonderd Dinsdag,
UITGEY E
R: J. ODÉ.
Binnenlandsche Berichten.
GOURJINT.
Abonnementsprijs, per kwartaal
Franco per post, door het gehecle Rijk
Afzonderlijke nommers
Schiedam, 1 Augustus 18D6.
De laatste afleveringen van het belangrijke
werk »De Geschiedenis van Nederland in
■onzen tijd" door J. A. de Bruyne, bevatten
■een hoofdstuk, getiteld »De stoffelijke wel
vaart", en wel over de jaren 1849 tot '72.
De dood van den minister Thorbecke, het
voorgoed verbreken van de eenheid onder
4e oude liberale partij van 1848, het aan
breken van een nieuweren tijd, zijn voor den
•schrijver omstandigheden geweest, die hem
tot een terugblik nopen, en het is een genot
nan zijne bekwame hand, de dagen, die reeds
lang achter ons liggen, als het ware nog eens
door te leven.
Verschillende oorzaken, zegt de schrijver,
liebben er toe geleid, dat de jaren 1850 tot
1870 als een tijd van bloei en vooruitgang
op stoffelijk gebied kunnen beschouwd wor
den. De persoonlijke en staatkundige vrijheid,
in 1848 gewonnen en bevestigd, de jeugdige
aandrift en opgewektheid, in dat jaar in 't
leven geroepen, moest ook op ander gebied
scheppend en bevruchtend werken, ook op
ander gebied jonge krachten aantrekken en
den ondernemingsgeest doen ontwaken. Er
kwam een einde aan dat stelsel, dat vooral
•onder Willem I, met hoe goede bedoelingen
ook toegepast, doodend voor de vrije ont
wikkeling der krachten werkte. Banden die de
nijverheid drukten, werden losgemaakt, hin
derpalen verwijderd, krukken weggeworpen.
De scheepvaartwetten, de vrijzinnige wijzi
gingen in onze tarieven gebracht, de afschaf-
iing van zoovele accijnzen, de ontwikkeling
der veikeersmiddelen, dat alles moest de
productie ten goede komen, met vele andere
omstandigheden, die wij in de volgende
bladzijden zullen vermelden.
Er werkten ook meer algemeene oorzaken
mede, gelijk trouwens te verwachten is,
waar de gemeenschap tusschen de verschil
lende volkeren voortdurend grooter wordt,
en de prijzen meer en meer door de wereld
markt beheerscht gaan worden. Ook in an
dere landen brak het vrijhandelsstelsel zich
baan. Engeland ging tot dat stelsel over,
schafte zijne graanwetten af en hief ten
slotte ook zijne akte van navigatie opFrank
rijk sloot zich bij de beweging aan door zijn
verdrag met Engeland van 1860, en zag zich
weldra door andere staten gevolgd. Interna
tionale belemmeringen werden weggenomen
door afkoop van Sondtol, Stadetol en Schelde-
tol, nieuwe verkeersmiddelen in 't leven ge
roepen en in 1869 het kanaal van Suez ge
opend. De groote goudontdekkingen in Cali-
fornië en Australië vermeerderden den gelds-
voorraad en deden alle prijzen stjjgen, zeer
in 't voordeel van landbouw, handel en nij
verheid.
f 1.85.
- 2.50.
- 0.10.
B D K K A I' BOT
KK8TKAAT 70.
Advertentieprijs van 110 gewone regels me
inbegrip van eene Courantiji).
Iedere gewone regel meer0.10.
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
el was in dien tijd niet alles licht en
zonneschijnwel ontbrak het niet aan de
schaduwzijden zoowel hier als elders. De
hooge prijzen der levensmiddelen waren een
bezwaar voor degenen die van een vast in
komen moesten leveu, en ook voor de arbei
dende klasse, die een grooter deel van haar
inkomen aan levensbehoeften moest beste
den. Armoede bleef er steeds heerschen;de
wet van 1854 kon die evenmin wegnemen
als de wijziging welke zij in 1870 onderging;
de groot-industrie bracht ook de nadeelen
van het fabrieksarbeidersproletariaat met
zich, die meer en meer de aandacht gingen
trekken, vooral de toestand der fabrieks
kinderen. Reeds bij missive van den 30sten
September 1863 no. 239 (6de afd. nijverheid)
van den minister van binnenlandsche zaken
werd eene commssie belast met het onder
zoek naar den toestand der kinderen in fa
brieken arbeidende.
De voorname bronnen van volkswelvaart
worden achtereenvolgens door den schrijver
behandeld. Velen zullen bij de lezing daarvun
vreemd opzien, als zrj van toestanden lezen,
van wier bestaan ze geen flauw vermoeden
hadden. Zoo onder anderen als de schrijver
in korte trekken de geschiedenis onzer vis-
scherijen behandelt. Daarover lezen we:
Niet alleen aan het land, maar ook aan
het water heeft Nederland zijne welvaart te
danken. Naast de veeteelt is de visscherjj
steeds voor de Nederlanders eene bron van
rijkdom geweest. In de achttiende eeuw was
zij, vooral na de oorlogen met Engeland en
Frankrijk, die haar veel afbreuk deden, in
verval geraakt, en had tevergeefs hulp ge
zocht bij allerlei beschermende maatregelen,
verbodsbepalingen en hooge premiën, door de
gewesten verleend. In den Frauschen tijd was
zij bijna geheel en al te gronde gegaan. Als
aan zoovele takken van nijverheid had Willem
I ook aan haar zijne zorgen gewijd en al
de beschermende maatregelen en verbods
bepalingen van vroeger tijd hersteld en ver-
eenigd in de wet van den 12den Maart 1818
(SM. no. 15), terwijl op ruime schaal pre
miën aan de verschillende soorten van vissche-
i'jjen werden uitgekeerd. Het stelsel van
protectionisme en monopolie in de visscherijen
bloeide nog in volle kracht in het begin van
het door ons behandelde tijdperk, ongeveer
1850.
»Er waren", zegt de geschiedschrijver der
Nederlandsche visscherijen, mr. Beaujon, »nict
minder dan drie monopoliën in de Groote
Visscherij", n.l. dat van de haring te visschen
en te kaken, de visscherij beperkende tot
schepen, die aan bepaalde vereischten volde
den (van een kiel en razeilen voorzien) en tot
den tijd van den 24sten Juni tot den lsten
Januari. De visch mocht alleen naar Neder
landsche havens gebracht worden, en visch,
vaten en vischtuig waren aan eene verplichte
en strenge keur onderworpen2o. dat, waar
bij het tehuis brengen van visch in het begin
van het seizoen gemonopoliseerd werd in han
den van de Vereeniging van de Haringjagertj,
daar het gedurende jaagtijd aan de buizen
verboden was anders dan met volle lading
terug te keeren3o, dat van den verkoop,
waardoor de Vereeniging van Zoutharingvis-
scherijen, gedurende het geheele seizoen hoe
veelheid en prijs van de haring, op de markt
te brengeD, regelde. Alleen de scheepseige
naars, die lid van deze vereeniging waren,
ontvingen premiën. Evenzoo werd ook het
steuren of het met zout bestrooien van de
haring, die bestemd was gerookt te worden,
tot een monopolie gemaakt, invoer van haring
verboden of door hooge rechten zoogoed als
onmogelijk gemaakt, en allerlei soorten van
visscherijen aangemoedigd door premiën.
De ondervinding had evenwel meer en
meer bewezen, dat de groote visscherij, niet
tegenstaande al die besehei ming, bleef kwij-
"•en en achteruitging, daarentegen de weinig
of niet beschermde takken van visscherij het
meest bloeiden. Toen dan ook aan het bescher
mend stelsel in ons land langzamerhand een
einde werd gemaakt, werd het verlangen meer
en meer dringend om ook aan de visscherijen
hare vrijheid te hergeven. Het eerst werden de
premiën verminderd. Het bedrag van onge
veer f 200,000, daarvoor 's jaars benoodigd,
werd bij de begrooting voor 1851 met een
tiende verminderd, en het amendement van
Wiritgens om het op het vroeger bedrag
terug te brengen, in den nacht van den
2isten December 1850 met 45 tegen 16 stem
men verworpen. Overeenkomstig dit votum
had de vermindering plaats bij Koninklijk
Besluit van den 27sten Februari 1851 (S/ll.
no. 52). Bij besluit van den lOden Januari
1852 werd de vermindering tot 25 en bij dat
van den 5den Januari '1853 tot 50 procent
gebracht. Bij besluit van den 29sten Januari
1853 (Stil. no. 8) werd de kustvisscherij ge
heel en al vrijgemaakt, en het verbod van
schrobnetvisscherij in den winter opgeheven.
In 1854 werd eene koninklijke commissie
benoemd om te onderzoeken of alle wetten
en bepalingen betreffende de zeevisscherij
konden worden opgeheven of dat het wensche-
lijk was nog enkele te behouden. Deze com
missie, samengesteld uit vier leden, gekozen
uit de Gedeputeerde Staten van Zuid- en van
Noord-Holland, van welke prof. Buys secretaris
was, bracht den 29sten September 1854 een
zeer belangrijk rapport uit, waarin zij zich
voor het stelsel van vrijheid verklaarde. In
1856 werd intusschen een einde gemaakt aan
de uitbetaling van premiën, terwijl nog andere
maatregelen het stelsel van vrijheid voorbe
reidden, totdat ten slotte in 1857 de wet van
den 13den Juni 1857 (Stil. no. 86) tot stand
kwam, waarbij aan het beschermend stelsel
der wet van 1818 voorgoed een einde werd
gemaakt, terwijl bij de wet van den 23sten
December 1859 (SM. no. 136), de invoer
rechten op visch werden afgeschaft.
n toen af herleefde onze visscherij. Nu
kwam de gelegenheid tot verbeteringen, die
vroeger door allerlei beperkende maatiegelen
onmogelijk waren gemaakt. Het vischnet van
hennep werd door het vischnet van katoen,
dat veel lichter was en dus grooter kon ge
maakt worden, vervangen. In 1857 werden
door een scheepseigenaar, den heer A. E.
Maas van Seheveningen, de eerste katoenen
haringnetten uit Lowestoft ingevoerd. Dezelfde
liet in 1866 den eersten logger bouwen naar
een model van Boulogne, en weldra wer
den de meeste hoekers en sloepen door log
gers en kotters vervangen. Ook de inrichting
der visscherij zelf onderging groote verande
ringen en aan de monopoliën der haringjagerij
en haringreederij kwam een einde. Natuurlijk
ging die verandering niet op eens; er kwam
eerst nog een tijd van overgang: oude \oor-
oordeelen waren bij velen nog te diep inge
roest; de Hollaridsche haring moest zich eerst
eene nieuwe markt in het buitenland zoeken;
de officieele, ofschoon facultatief geworden
haringkeur deed meer kwaad dan goed, daar
de conti öle nooit scherp genoeg gemaakt kon
worden om te beletten, dat mindere qualiteit
onder een beter rijksmerk werd ingesmokkeld;
maar na de eerste tien jaren vinden wij eene
zeer snelle toeneming, gelijk de statistiek
duidelijk aantoont. In de jaren 1856,'57,'58
bedroeg liet aantal kielschepen b(j de Noord-
zee-haringvisscherij in gebruik resp. 82, 91,
95, in de jaren 1870, '71 en '72 120, 122
en 108; bet aantal bonischepen in de eerste
147, 157, 175, in de laatste 189, 200 en
208; het aantal tonnen gekaakte haring
door kielschepen aangevoerd in de eerste
35,924, 21,924 en 16,940, in de laatste
/0,868, 77,897 en 60,442, door bootschepen
in de eerste 106, 210, 548, in de laatste 4,130,
21,544 on 22,248 het aantal duizenden steur-
haring met kielschepen aangevoerd in de
eerste niets, in de tweede 5,265, 5,366 en
1,655, met bomschepeu in de eerste 36,295,
29,803 en 24,969, in de laatste 59,025, 86,699
en 39,350de uitvoer van tonnen gekaakte
haring bedroeg in 1858 17,140 (in '56 en
'57 niets), daarentegen in 1870, '71 en'72
•9,435, 48,43 en 46,839, het aantal dui
zenden bokking in de eerste drie jaren
33,099, 28,001 en 30,919, n de laatste:
59,032, 84,176 en 67,916. Natuurlijk moet
rekening gehouden worden met gunstige en
ongunstige jaren, tot welke laatste 1872 be
hoorde.
SCHIEDAM, 1 Augustus 1896.
Ter gelegenheid van den ie jaardag van
H. M. de Koningin-Regentes zal morgenna-