50s<e jaargang.
Zondag 24 en Maandag 25 Januari 1897.
N°. 9227.
Tweede Blad
R
f
FEUILLETON.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
UITGEVER: H. J. C. IiOELANTS.
Bericht.
BülTENLAm
BINNENLAND.
21
UIT DE OUDE DOOS.
(Slot.)
'ii
vfc
il
JUF
Abonnementsprijs, per kwartaal
Franco per post
Afzonderlijke nommers
f 0.90
- 1.30
0 02
BUREAUBOTERSTRAAT JO, Telephoon ISo. 123.
Advertentieprijs: van 1—5 gewone regels met inbe
grip van ecnc Courantf 0.52
Iedere gewone regel meer- 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Men wordt beleefd verzocht, ten
einde tijdverlies te voorkomen, alles
wat de Redactie van de Schiedam-
tche Courant betreft b.v. correspon
denties, ingezonden stukken, berichten
én*., te adresseeren
Aan de Redactie.
Daarentegen wordt men uitgenoo-
digd opgave van abonnementen, adver-
tentlën, klachten over bezorging enz.
te adresseeren
Aan de Administratie.
Gemengde Mededecllngcn.
Gisteren was er belangrijk nieuws omtrent
de werkstaking te Hamburg. De werkgevers-
bond had namely k met algemeene stemmen
het voorstel der werkstakers verworpendaar
de aanneming afstuitte op den eisch der laat-
sten om de reeds door andere bezette plaatsen
weder door de vroeger benoemde werklieden
te doen innemen.
Thans wordt uit Hamburg bericht: De sta
kende dokwerkers en zeelieden richtten een
schrijven aan den werkgeversbond, waarin zij
verklaren dat de vertegenwoordigers der werk
lieden niet in opdracht hadden, liet ontslag
van alle nieuwe werklieden te vorderen. De
bedoeling was dat zij er alleen op zouden wij
zen, dat liet in het algemeen belang van Ham
burg was, de werklieden van builen te bewe
gen tot terugkeer naar hun woonplaats. De
quaestie zou buiten de punten van bespreking
kunnen blijven, als de werkgevers geen vreemde
werklieden meer laten overkomen en beloven
de stakers niet te massregeln.
In het schrijven wordt erkend, dat de mis
standen niet in enkele dagen zijn te verhelpen
echter wordt de meening uitgesproken, dat
men reeds in enkele dagen liet eens zou kun
nen worden over de loonquaestie en d_ regeling
van den werktijd, en den werkgevers wordt
verzocht, onmiddellijk vóór de hervatting van
den arbeid met de werklieden hierover in
onderhandeling te treden. De vertegenwoordi
gers der werklieden zijn overtuigd, dat de werk
lieden eenparig zullen weigeren het werk te
hervatten als niet vooraf over deze quaestie
onderhandeld wordt. Zij verzoeken dat een com
missie uit de werkgevers met de vertegen
woordigers der werklieden zal beraadslagen
over den weg om tot vrede te komen.
Het Lagerhuis heeft geen «vergunning" maar
dat neemt niet weg dat er heel wat sterke
drank wordt geconsumeerd. Een teetotaler, sir
Wilfrid Dawson, vestigde daarop de aandacht
van den attorney-general, en deze moest erken
nen dat de verkoop van sterken drank in het
Lagerhuis in strijd is met de wet. Hij had
daarom met den minister van binnenlandsche
zaken overlegd, wat hun onder deze omstandig
heden te doen stond en het scheen hun de
beste oplossing, dat er een wetje werd aan
genomen, waarbij de bestaande «Licensing
and Excise Laws" niet geldig worden verklaard
voor de beide Huizen van het Parlement.
Een der leden vroeg of hij in dien tussehen-
tijd geen borreltje meer kon krijgen aan het
buffet, maar ontving daarop'geen antwoord.
Omtient de pest iu Britsch-Indië wordt uit
Bombay geseind Het vertrek van schepen met
pelgrims uit Bombay en Kurrachee is verholen.
Te Kurrachee zijn 543 pestgevallen voorgeko
men, waarvan 478 met doodelijken afloop. De
pest is ook uitgebroken te Tauna, Satara en in
het binnenland van Sindh.
In het Lagerhuis zeide Lord Hamilton, de
minister voor Indië:
In September is de epidemie te Bombay het
eerst als pest erkend, en den 2n October zijn
krachtige maatregelen tot beteugeling der ziekte
bevolen. In November scheen de epidemie af
te nemenmaar sedert 1 December is zij
erger geworden, en in den loop dier maand
heeft zij ziel) naar Kurrachee verbreid. Poona
wordt thans verdacht besmet te zijn; behalve
te Poona heerseht de ziekte nog nergens buiten
Bombay in epidemischen vorm; te Kurrachee
zijn slechts enkele sporadische gevallen voor
gekomen onder de vluchtelingen. In deze twee
steden zijn alle maatregelen genomen om een
verspreiding der ziekte tegen te gaan. Opalle-
iqnen worden de passagiers onderzochtindien
zij op het spoor gaan om aan de groote stations
af te stappen, worden zij aangehouden als zij ver
dacht worden bevonden. Om te beletten dat
de pelgrims de epidemie overbrengen naar de
Roode Zee, zullen van af 1 Feb. geen schepen
met pelgrims uit Bombay en Kurrachee ver
trekken. De gouverneur van Bombay seint,
dat men zich moet hoeden voor alarmeerende
overdreven berichten. Tot dusver zijn slechts
vier Europeanen aan de pest gestorven.
Omtrent de cholera verklaarde de vice-
minister Russell in het Lagerhuis, dat de
resultaten van de maatregelen die te Plymouth
zijn genomen om te beletten dat de cholera
er werd ingevoerd door de stoomboot Nubia,
het bewijs hebben geleverd dat Engeland gelijk
had om niet zijn toevlucht te nemen tot
quarantaine.
Kardinaal Bianchi is hedenochtend overleden.
Bij wijze van gerucht wordt gemeld, dat Rus
land het voornemen koestert, bij zijn artillerie
nieuwe Fransche snelvurende kanonnen te
voegen. De aanschaffing daarvan wordt op onge
veer 85 milüoen roebel geschat.
Omtrent de Transvaalsche emigranten-wet
zeide de heer Chamberlain in het Lagerhuis:
Wij hebben aan de Transvaalsche regeering
een mededeeling gericht over de vreemdelin
genwet, maar de corrospondentie is nog niet
volledig, Zoodra dat het geval is, zulten de
stukken openbaar gemaakt worden.
DELFT, 22 Januari. De beginselverklaring die in
de liberale lricsvereeniging Burgerplicht alhier zal
behandeld worden, luidt als volgt:
„De kiesverceniging Burgerplicht te Delft, zoowel
voor de tegenwoordige als voor de aanstaande kie
zers de beginselen willende aangeven, welke haar
bij de a. s. verkiezingen tot leidraad zullen strekken
Overwegende, dat niet. mag gestreefd worden naar
vertegenwoordiging van bepaalde klassen of bijzon
dere belangen, doch eendraebtig samengaan van alle
vrijzinnigen iu het boofdkiesdistriet Delft moet wor
den bevorderd
Erkent met volle overtuiging de noodzakelijkheid
van
I. Het handhaven onzer constitntioneelc instel
lingen en de verdere ontwikkeling daarvan binnen
der grondwet.
II. De bevordering van de verstandelijke en zede
lijke vorming van alle staatsburgers, zoowel door
het van overheidswege verstrekken van hooger,
middelbaar-, lager-, herhalings-, vak- en ambachts-
onderwijs, als door bet invoeren van leerplicht.
III. Het tot stand komen van wettelijke voor
schriften, waardoor sociale rechtvaardigheid betracht
wordt en de economisch zwakken worden gesteund.
IV. Het behoud van de vrijheid van handelsver
keer, alsmede het nemen van krachtige maatregelen
in het belang van den landbouw en de verdere
ontwikkeling van de welvaart der koloniën.
V. Een beleidvol beheer der staatsfinanciën, opdat
waar geldelijke hulp van den staat in het belang
van sociale hervormingen noodig is, deze zonder
opdrijving van belastingen verschaft zal kunnen
worden. Daaraan worde zooveel noodig gepaard
verdere hervorming van het belastingwezen tot
verwezenlijking van den eisch van belasting naar
draagkracht. Mocht de regeling van de fmaneiccle
verhouding tusschcn rijk cn gemeenten niet meer
door de tegenwoordige Tweede Kamer worden tot
stand gebracht, dan zal hierin allereerst moeten
worden voorzien.
EERSTE KAMER.
Bij de behandeling der suppletoire Begrooting
van Binnenlandsche Zaken bestreed de beer Van
Nispeu van Pannerden het stelsel van afmaking ter
beteugeling van mond-en klauwzeer, en gaf dc voor
keur aan inenting en insluiting. In elk geval dient
de afmaking stelselmatiger te geschieden.
De heer Bultman daarentegen juichte krachtige
maatregelen toe in het belang van, den veehandel
en beval den minister aan op dien weg voort te
gaan.
De minister van Binnenlandsche Zaken verdedigde
zijn gedragslijn als de meest doeltreffende. Op bet
oogenblik is de toestand verbeterendde minister
hoopte dat in Februari de ziekte zonder buitenge
wone maatregelen aanmerkelijk zal verminderen, en
geloofde dat tegen den weidetijd weer de afmaking
zal kunnen geschieden bij de eerste gevallen. Door
zieken is onmogelijk tenzij bij internationaal verdrag
wordt vastgesteld, dat wegens mond- en klauwzeer
de invoer niet is verboden. EeD andere regeling van
schadevergoeding, zoodat de indirecte schade ver
goed wordt, is niet mogelijk. Het ontwerp werd
goedgekeurd.
Bij hoofdstuk V voor 1897 betoogde de heer
Zinnicq Bergman de noodzakelijkheid van de her
ziening der Schutterijwet in zake de sehutterlijke
tucht.
Na de regeling der werkzaamheden, waarbij be
sloten wordt niet voor Maandag te vergaderen,
krijgt de beer Yerkcycn het woord. Deze meent, dat
er meer behoefte bestond aan een museum voor
natuurlijke historie dan aan een tnineralogisch mu
seum te Groningen.
Spreker zou het een ramp voor de wetenschap
achten wanneer niet tijdig in die behoefte wordt
voorzien.
De heer Boneval Fanre moet betreuren hetgeen
de minister heeft gedaan in zake het Ethnograpisch
Museum. Ernstig bezwaar heeft hij tegen de schrap
ping van dat museum van de lijst van het hooger
onderwijs.
De heer Van Tienhoven dringt aan op de instelling
van een doctoraat in het oud-vaderlandsch recht met
het oog op dc studenten uit Zuid-Afrika.
Hij hoopt, dat dit zal kunnen geschieden bij par-
tieele herziening' Verder bespreekt hij de gewenschte
veranderingen in de Staatscourant.
De heer Alberda van Ekenstein dringt aan op
verbetering van de positie van den onderwijzer, het
stichten van een weduwen en weezenfonds voor deze
en invoering van vak- en herhalingsonderwijs.
De heer Melvill van Lijnden verdedigt wat de
gemeente Utrecht voor liet Hooger onderwijs deed.
De heer Bultman wenseht herziening der regle
menten op de paardenkeuring.
De heer Bcrgsma wil éénheid van spelling.
De heer Geertsema dringt aan op quarantaine
maatregelen voor Indische schepen, met het oog op
de pest.
De Minister van Binnenlandsche Zaken zegt nog
fi'
i
■f
En toeii was in het stuk geschrevon, dat men
door de onderteekening zich verklaarde te onder
wei pen aan de door hoofdlieden ta bepalen straf
bij nalatigheid in de betaling. De bedoelde hand-
teekeningen zijn nog bij hel stuk bewaard.
Ziedaar een tweetal geder.kteekenen van de onder
linge hulpvaardigheid van de leden van het gilde,
die nog bij de huidige corporatie van kiacht zijn
gebleven, en nu moge men zeggen, dat giften van
4 of 6 stuivers geen groote opoffering vertegen
woordigden, het geldt hier een vereeniging van
weiklieien, die in tijden van drukte in den handel
wel een behoorlijk weekgeld zullen gemaakt hebben,
maar die toch in de sedert veiloopen jaren, wel
meerdere tijden van bitteren werknood zullen ge
kend hebben, waarin deze giften een giooteroffer
van hunne gezinnen vertegenwoordigden dan de
misschien veel grootere gift van een rijkgezegende.
Hebben aldus da instellingen door de werklieden
gemaakt de jaren getrotseerd, hoezeer de daaraan
verleende bevestiging van het gemeentebestuur
moest vervallen, minder goed bestand tegen den
tand des tijds zijn de voorrechten gebleken, die
aan het gilde waren geschonken mot de bedoeling
liet zooveel mogelijk weik te verzekeren. Het ware
dwaasheid den tijd te willen terug dringen. Wat in
den lijd van zeilvaart en trekschuit bruikbaar was,
is niet langer bruikbaar in den tijd van stoom
en telegraaf; er bestonden zelfs bepalingen, die
naar onzen maatstaf gemeten, de persoonlijke vrij
heid van handelen der kooplieden aantasttenzulke
bepalingen moesten natuurlijk vallen, jammer slechts
dat hun verval tevens de handhaving van enkele
goede regelen moeielijk of onmogelijk maakte.
Uit een extract uit de resolutieén van Schout
But'gemeesteren en Schepenen van 6 April 1780
blijkt, dat de toenmalige Commissaris Quirinus
Burgerhout zich had beklaagd, dat sommige schip
pers weigerachtig werden, te betalen een boete
van 10 ets., bij ampliatie op den gildebrief be
paald, indien iemand dragers deed aanluiden, voor
lossing van een vaartuig, vooidat dit vaartuig op
de plaats, waar gelost zoude worden, gereed lag,
zoodat de dragers zonder gewerkt te hebben te
rugkeerden. En wat besliste het stadsbestuur op
deze klaclu Den Commissaris werd kortweg op
gedragen geen meteis noch dragers voor de los
sing van zulk een vaartuig te geven alvorens de
boete zoude ziju voldaan dit was gelijk aan
een vei bod om te lossen, want het lossen zonder
het gilde was verboden. Dat zulk een verbod ge
handhaafd werd bewijst een Publicatie van de
Municipaiiteit der stad Schiedam van 30 Mei 1799
waarbij werd bepaald, dat «ter voorkoming van
fraudes aan de stads-penningmaat schippers of
voerlieden, of andere personen, die eenig zakgoed
in de stad aanbrengen, zullen gehouden en ver
plicht zijn, alvorens te mogen doen ontlossen, aan
den Commissaris der zakkedragers op te geven de
quantiteit der goederen, welke zijlieden in derzelve
vaar- of voertuig zijn hebbende, en wien heizelven
moet worden afgeleverd van welke aangifte dooi
den gemeldden Commissaris een behoorlijk bewijs
zal worden terhand gesteld, zullende diegenen,
welke zonder die opgave gedaan, en zoodanig be
wijs ontvangen te hebben, toelaat dat eenige goe
deren uit deszelfs vaar- of voertuig worden ontlost,
verbeuren een boete van vijf en-twintig gulden."
Deze bepaling moest strekken om de zakkedragers
in staat te stellen te voldoen aan de hun opge
legde verpligting, alle fraudes tegen de Stads-pen
ningmaat ta verhinderen.
Naar aanleiding van deze verpligting verzochten
de zakkedragers in October 1800 aan tie Munici
paiiteit een order te willen vaststellen op het
werk aan de toen nieuw opengestelde koornmarkt,
de tegenwoordige koopmansbeurs, waar toen naar
uit het betreffende verzoekschrift blijkt, kleinere
partijen graan, per wagen of schuit werden aan
gebracht, en niet op monster verkocht, maar ge
heel in zakken op de koornmarkt werden opgesteld
en van daar natuurlijk onmiddelijk weder vervoerd
moesten worden. Bij hun verzoekschrift voegden
de zakkedragers een ontwerp-regelement. Werke
lijk bepaalde de Municipaiiteit bij besluit van 9
October 1800, het 6de der Bataafsche vrijheid,
zooals het extract-besluit vermeldt, een reglement
op de koornmarkt, geheel in overeenstemming met
het ingezonden ontwerp regiement, waarin bepaald
werd, dat Donderdags-avonds vier dragers zouden
worden aangesraakt ten dienste van de koornmarkt
op den volgenden dag, en waarin het loon voor
alle daar voorkomen! werk tot in kleine bijzon
derheden werd bepaald, zoo zelfs, dat schippers
of voerlieden, die zelve hun graan weder vervoer
den, dit niet zeive in de schuit of op den wagen
mocliten brengen doch dit werk den zakkedragers
tegen vast loon moesten overlaten. Men zoude
haast meenet), dat men in het 6de jaar der Ba
taafsche vrijheid toch niet zoo vrij was als thans.
Dergelijke bepalingen schijnen toen echter niemand
bijzonder gehinderd te hebben uit verschillende
nog bewaard gebleven stukken uit het laatst dei-
vorige en het begin dezer eeuw, blijkt dat telkens,
wanneer de zakkedragers verzet ondervonden tegen
eenig loon, door hunne hoofdlieden voor zeker
werk bepaald, zij eenvoudig aan schout en sche
penen of Municipaiiteit de vaststelling van dit loon
verzochten en verkregen.
Deze verhouding tot het gemeentebestuur heeft
bestaan tot 1 April 1830; de rijkswet liet toen
niet langer plaats voor het hebben van een ver
eeniging van stads dragers tot het verplicht d«en
dragen van granen en kolen. Het gemeentebestuur
had nog aan de regeering verzocht de vereeniging
van zakkedragers als zoodanig te mogen behouden,
waarop bij Konk. besiuit van 31 Decbr. N° 88
werd tekennen gegeven, «dat een verpligt gebruik
van werklieden van het werken van voorz. goede
ren niet kan toegelaten worden." Tocli handhaaf
den Burgemeester en Wethouders dit verplieht-
gïbruik tot 1 April 1830, omdat dit volgons de
uitdrukking in de desbetreffende extract-resolutieén
noodig was voor het toezicht op het sluis-brug-
diep- en marktgeld volgens de toen bestaande ver
ordening, die met 1 April we? J vervangen door
een ordonnantie op sluis- brug- en diepgeld.
De zakkedragers hielden dus op stadsambtenaren
te zijn, zooals zij vroeger feitelijk waren, immers
herhaaldelijk werd hun opgedragen het toezicht
op de betalingen. Behalve dit toezicht werden nog
andere diensten door de oude stadsbesturen opge
legd, en bij resolutieén bepaald welke diensten
het gilde bij brand, ijsbreken of onge -kken zoude
presteeren. Alle voorrechten die eerst het gilde,
later de corporatie van zakkedragers had genoten,
waren bij dat besluit gevalknnog korten tijd
bleef de handel voortgaan in de praktijk te doen,
alsof de oude toestand nog bestond, doch spoedig
begrepen enkele handelaars, dat door de afschaffing
der verplichting tot het gebruiken der corporatie, de
mogelijkheid ontstond om de loonen te drukken, door
buiten de corporatie zich van werkkrachten te
voorzienen de leden moesten en moeten nog
ernstig genoeg gevoelen, dat de bevoorrechtte
stelling van vroeger vervallen is.
Niettemin is da corporatie aan de opvatting van
haar taak getrouw gebleven, aan de vroeger op
gelegde, thans vrijwillig aanvaardde verplichtingen.
Nog steeds zijn bijna alle zakkedragers leden
van de brandweer, en toen bij den stormvloed
in den nacht van 23 op 24 December '94 gevaar
ontstond voor den dijk aan de Hoofdstraat, waren
binnen het uur, na de eerste oproeping 28 man
met gereedschappen op de plaats des gevaars,
niettegenstaande allen uit den slaap moesten ge
haald worden.
Ook in de loonberekening is de corporatie ge
trouw gebleven aan den ouden regel, dat niemand
hooger loon mag vorderen, dan door de hoofdlieden
volgens de reglementaire bepalingen is berekend.
Zoo is dan deze corporatie, ofschoon de oudste
der Schiedamsche instellingen met betrekking tot
handel on nijverheid, wel verre van verouderd
te zijn, nog altijd van groot nut voor den Schie-
damschen handel, die door haar bestaan bevrijd
blijft van overdreven eischen in de helaaste
weinig voorkomende tijden van drukte.
tW
Jl' V
>1»