Prins Freflerit te Mcrlanfa.
50"e jaargang.
Oinsdag 2 aart 1897.
N°. 9258.
OM EENE PINT MELK
FEXJILLETOIST.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
uitgever" h. j. c. roelants.
BUITENLAND.
•\v-
SGHIEOA
1 0.90
- 1.30
- 0.02
BUREAUBOXERSTRAAT 70, Tcleplioon No. 133.
Advertentieprijsvac 15 gewone regels met inbe
grip van eene Courantf 0.32
Iedere gewone regel meer 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Abonnementsprijs, per kwartaal
Franco per post
Afzonderlijke nommers.
Het was gisteren 100 jaren geleden, dat
Willem Carel Frederik, prins van Oranje, als
zoon van den verdreven laatsten stadhouder,
prins Willem V te Berlijn werd geboren, waar
toen ter tijd zijne moeder, de dochter des Prui-
sischen konings Frederik Willem II vertoefde.
Prins Frederik heeft geen wonder in dien
tirjd een veelbewogen jeu),d gehad. In bal
lingschap geboren, moest hij, nog geen tien
jaren oud, reeds vluchten met zijn beschermers,
van de plaats weg, waar hem gastvrijheid werd
verleend.
Onder de hoede der beroemde Koningin
Louise, voor Napoleon's geweldigen arm wij
kende, was men genoopt Berlijn te verlaten,
om in het rustiger Stettin beter tijden af te
wachten.
In 1813, tegelijk met 's Prinsen boezem
vriend, den lateren Duitsclien keizer Wilhelm
I, door den Koning van Pruisen tot officier
benoemd, streed hij met bekwaamheid en moed
tegen de Fransche legers, o.a. bij Bautzen en
bij Leipzig.
Gedurende dezen veldtocht bereikte dePiins
voor Erfurt het gerucht van Nederlands herstel
der onafhankelijkheid, waarop de Prins zich
naar zijn vaderland spoedde. Toen hij hier
aankwam, waren reeds enkele steden van het
Fransche juk verlost. Aan de ontzetting van
Deventer, Grave, Koevorden en andere steden
nam hij ijverig deel en was tegenwoordig, kort
na de inhuldiging van Koning Willem I als sou-
verein vorst, bij het bombardement van Naarden.
Na de aftreding van Napoleon stond Prins
Frederik zijnen broeder, den Koning ijverig ter
zijde in het organiseeren van het landsbestuur,
totdat in 1815, gedurende de 100-dagige re
geering van Napoleon het land den Prins weder
als legeraanvoerder opeischte. Hoe de Prins bij
Hal aan het hoofd stond van een troepenafdee-
ling der geünieerde mogendheden, hoe hij daar
door een verzuim van Engelsche zijde, zeer tegen
zijn wil, gelijk dezer dagen opnieuw bleek, tot
werkeloosheid gedoemd was, terwijl niet ver van
hem te Waterloo, de kanonnen in den grooten
slag donderden, zal velen bekend zijn.
Na Napoleons tweede ballingschap gedurende
het 15-jarige tijdvak van kalmte, heeft Prins
Frederik zich vooral toegelegd op de zedelijke
en maatschappelijke ontwikkeling van ons land
en de verbetering van ons krijgswezen.
Novelle van Paul Eüdel.
2)
III,
Het ging al te mooihelaas dat kon niet lang
zoo duren. Op een morgen, komende aan de rue
de la Victoire, ontdekte ik tot mijne verbazing,
dat eene som van tien duizend Irancs uit mijn
kas verdwenen was. Ik was er toch zeer zeker
van den vorigen dag bij het verlaten van het
bureau alles in ede achter gelaten te hebben. Ik
nam een voor een al mijn kasbriefjes, ik onder
zocht met de meeste zorg mijne borderellen, ik
telde alles nog eens weder over, mijne optellingen
waren juist, mijne borderellen in orde. De tien dui
zend franken ontbraken echter niettemin aan de kas.
Niemand anders toch dan ik had de sleutel, uit
gezonderd mijnheer Conrad Knlitn, de oudste broeder
en bet slot was onaangeroerd, geen enkel spoor
van geweld, niets dat de minste poging tot. in
braak aanduidde. Het was onverklaarbaar.
Mijn eerste beweging was om dadelijk naar
mijnheer Kaiim te gaan; maar eene gedachte hield
mij terug, die mij rillingen over den rug deed
gaan als men mij eens niet geloofde!
Mijn patroons wisten evenvvel, dat ik er niet toe
in staat was de som mij toe te eigenen.
Nooit, zoolang ik aan de kas was, was de minste
onregelmatigheid in mijne boeken ontdekt. Maar,
eindelijk, voor de onmogelijkheid staande de ver-
In 1830 bij den z. Belgischen opstand
was, tosn zachtheid niet langer bleek te baten,
Prins Frederik het, die alles re tide en voor
bereidde wat een aanval betrof. tan het opper
bevel echter over de troepen deed hij afstand
ten behoeve van den Kroonprins, den, lateren
Koning Willem II. Gelijk men weet, heeft
echter noch de toewijding van den één nog van
den ander, de scheuring in het rijk vermogen
te voorkomen.
De naam van den edelen Prins, die een
uiterst groot gevoel van plichtsbesef had, is
nog steeds in dankbare herinnering in Neder
land door tal zijner werken, die wij niet hier
behoeven te memoreeren.
Van dit gevoel van dankbaarheid hebben gis
teren eenige landgenooten blijk gegeven, toen
zij zoowel te 's-Gravenhage als te Leiden de
nagedachtenis des Prinsen hebben geëerd.
In eerstgenoemde plaats beeft dit als volgt
plaats gehad
In den vroegen ochtend, te 8 ure, begaf de
commissie, tot welke o. a. behoorden de heeren
F. de Bas, oud kolonel, mr. W. K. F. P. graaf
van Bijlandt, lid der Tweede Kamer, jhr, mr.
T. A. J, van Asch van Wijck, lid der Eerste
Kamer, oud-gouverneur van Suriname en J. D.
Dïetz, zich naar het Plein 1813 om een eenvou
dige hulde te brengen bij het monument, opge
richt ter herdenking van Neerlands onafhanke
lijkheid, tot herkrijging waarvan prins Frederik
zoo krachtig heeft meegewerkt.
Aan den voet van het gedenkteeken werd
een groote lauwerkrans nedergelegd met linten
in de nationale en oranjekleuren, waarop de
data 179728 Februari1897 waren vermeld.
Bovendien werden nog een zevental lauwer
kransen op de treden van het monument ge
legd. Daarmede eindigde de stille huldebetoo-
ging-
Te Delft heeft de huldiging weder een eenigs-
zins ander karakter gedragen.
Ten 1 uur gistermiddag heeft de militaire
attaché bij het Duitsche gezantschap, de 4e-
luitenant bij het 15e lanciers, F. van Uckro,
zich naar de Prinsenstad begeven om zich te
kwijten van de opdracht om namens het
Koninklijk Pruisisch 15e infanterie-regiment
Prins Frederik der Nederlanden" een krans
te leggen op het graf van den prins in den
koninklijken grafkelder.
De heer Von Uckro was in groot tenue en
door een bediende vergezeld.
dwijning van de tien duizend franken te verklaren,
wat zouden zij dan denken En als ik in de war
raakte, beefde, zou mijn angst de beschuldiging tegen
mij niet. versterken 1 Men beweert dat alleen de
schuldigen beven. Helaas! meestal is het tegendeel
eerder de waarheid. In ieder geval, schuldig of
met, ik was verantwoordelijk en mijne positie
was er niet minder veiloren om.
Ik inalte mijn brein af om een middel te vinden ten
einde mij er uit te i edden, maar te vergeefs. En ter
wijl ik zoo leed, moest ik de cliënten antwoorden, de
beambten van de andere bureaux toelachen en
mijne orders aan^de kasjongens geven.
In mijne verwarring, was er eene gedachte die
mij niet losliet, waarvan de brandende letters mij
voortdurend voor de oogen dansten, en wel, dat
ik tegen zes uur, zooals alle dagen voorde heeren
gebroeders Kaüm moest verschijnen, en de ver
dwijning van de tien duizend franken bekennen
Maar waar ze te vinden waar ze te halen
Ik kon ze toch niet uit mijn zak nemen Daarbij,
ik had ze niet. Telkens als ik eenig geld gespaard
had, kocht ik gauw iets van waardeen mijn
geheele bezit was niet meer dan 5 of 6 duizend
franken, en dan nog't Is waar, dat ik wel gauw ge
legenheid zou hebben de lest er bij te verdienen
Maar dan beroofde ik mij zeiven in één oogenbhk
van alles wat ik bezat. En God wist. wat die 5
of 0 duizend (ranken aan werk en spaarzaamheid
voor mij vertegenwoordigden. Om 'teven! de
hoofdzaak was dat de tien duizend franken 's avonds
om zes uur niet ontbraken. Het misverstand zou zich
zonder twijfel van zelf ophelderen, en vervolgens
zou ik mijn geld terug nemen, ik zou het voor
schot, dat men mij gegeven zou hebben terugbe
talen, en met de schrik zouden wij vrijgekomen
De krans was van grooten omvang, de bin
nenrand van violetten, de buitenrand van oranje
kelken, en lag aan beide zijden op een palmtak.
Preede zijden linten in de Pruisische en Oranje
kleuren waren aan den krans gehecht, terwijl
op een wit zijden lint de volgende opdracht
was te lezen: »Das Regiment Piins Friedrich
der Niederlande (2tes Westphalisches) Mo. 15
selnem hoehverehrten hochseligen Chef zum
lOO-jlihrigen Geburtstage".
In de Nieuwe Kerk te Delft werd de heer
"VoA Ukro ontvangen door den burgemeester,
de heer F. M. de Vries van Heijst, bewaarder
van den koninklijken grafkelder, met wien
hij daarin afdaalde om zich vitn zjjn opdracht
te kwijten, die van zooveel piëteit voor de
nagedachtenis van prins Frederik getuigt.
Langs telegrafischen weg had de heer De
Vries van Heijst uit Italië de uitnoodiging ont
vangen van H. K. II. de prinses Von Wied, om
twee bloemkransen op de kist waarin het stoffe
lijk overschot van haar vader rust, neer te
leggen, aan welk verzoek gisterochtend door
genoemden heer voldaan is.
Waardig is dus in kalme plechtigheid de
herinneringsdag gevierd.
Algemeen overzicht.
Schiedam, 1 Maart '97.
De Kretenzische quaestie.
Het ware wellicht beter, op dit oogenblik
te spreken niet van een »Kretenzisehe,'' maar
van een sGrieksche" quaestie. Immers, de be
langen van Kreta zelf en de toekomst van het
eiland zijn vrij wel op den achtergrond geraakt,
en op den voorgrond staat thans de vraag
Zal Griekenland zich alsnog naar den wenscli
der mogendheden voegen en, zoo niet, zal het
dan daartoe worden gedwongen en op welke
wijze
Want, moge er ook al overeenstemming
tusschen de regeeringen bestaan wat betreft
de toekomstige bestuursinrichting van Kreta,
over de eventueele dwangmaatregelen, tegen
Griekenland te nemen, is men het bij lange
nog niet eens. Het merkwaardige is, dat een
nieuwe groepeering is gevormd, waarbij Rus
land en Duitschiand, gesteund door Oostenrijk
en Frankrijk, staan tegenover Eugeland en
Italië, die minder geneigd zijn tot krachtige
maatregelen tegenover Griekenland. De Duitsche
bladeu begroeten die groepeering met ingeno
menheid, maar blijven toch een innige toena
dering tot Frankrijk onmogelijk achten.
Intusschen heeft de collectieve nota der
mogendheden de Grieksche regeering bereikt,
en heeft deze een bedenktijd van vier dagen
gevraagd en gekregen.
Of de Grieksche regeering nu zal eindigen
met toegeven, is nog bezwaarlijk te voorzien.
De Times deelt mede, dat Delyannis, zoowei
als koning George, besloten zijn de troepen
niet terug te roepen en niet te zullen rusten
vóór Kreta met Griekenland vereenigd zij
terwijl uit Konstantinopel bericht wordt, dat
Griekenland zich tevreden zou stellen meteen
beheer over Kreta als dat van Oostenrijk over
Bosnië. De Grieksche zaakgelastigde te Londen,
Metaxas, spreekt bovendien het gerucht, als
zou de Koning van plan zijn toe te geven,
beslist tegen. En de Figaro noemt het telegram
van koning George naar St. Petersburg, waarin
hij zijn voornemen zou geuit hebben om af
stand te doen van den troon, een verdichtsel,
Waartoe de Grieksche regeering dus ten
laatste zal besluiten, is niet te zeggen, want
de openbare rneening in Griekenland blijft tot
verzet geneigd. En ook in de Kamer bestaat
een krachtige partij, die van geen wijken wil
weten.
De oorlogstoerustingen worden intusschen
voortgezet. Reeds 18,000 man der reserven van
1892 en 1893 hebben zich aangemeld, en ook
de reserven van 1890 en 1891 zijn thans onder
de wapenen geroepen. Toch wil Griekenland
geenszins de vijandelijkheden tegen Turkije be
ginnen, en het is niet voornemens de Macedo
nische quaestie op te rakelen. Ook loochent het
eenige verslandhouding met Bulgarije in dit
opzicht. Maar voor de intriges der geheime
comité's kan zelfs de Grieksche regeenng niet
instaan.
De katholieke aartsbisschop te Athene heeft
de tusschenkomst van den Paus ingeroepen ten
gunste der Kretenzische Christenen.
De Europeesche pers heeft belangrijke arti
kels gewijd aan het Russische communiqué,
waarin men eerst eenig gevaar meende te zien
voor de overeenstemming der mogendheden.
Vooral de Engelsche bladen zijn er blijk
baar niet erg door gesticht, en inderdaad
schijnt het doel van liet Russische stuk wel
geweest te zijn de Engelsche regeering te
dwingen haar dralende houding te laten varen.
En dit doel is blijkbaar bereikter is overeen
stemming gekomen op de basis der voorstellen
van Rusland en van lord Salisbury.
Aan den laatsten vooral schx'ijft de heer
Curzon de verkiegen eenstemmigheid toe. In
een redevoering in de United Club verklaarde
hij, dat de mogendheden voor Kreta verant
woordelijk waren en geen inmenging konden
dulden van eenig land, hoe edel ook zijn ge
voelens waren. Indien de mogendheden de in-
surgenten niet beschoten hadden, zouden de
ontscheepte manschappen wellicht gedwongen
zijn tot een smadelijken terugtocht opdeschepen.
zijn. Ik zou ten minste mijne betrekking be
houden. Ja, er moest niet geaarzeld worden, daar
kwam het nu slechts op aan. Maar ik had geen
oogenblik te verliezen. Ik verzocht een boekhou
der mij aan de kas te vervangen en te zeggen,
indien er naar mij werd gevraagd, dat ik ge
dwongen was voor een hoogst belangrijke zaak uit
te gaan, maar dat ik niet langer dan een uur uil
zou blijven.
In vliegende haast sprong ik in een rijtuig en
liet mij naar de beurs brengen waar ik kans had
den agent te vinden dien ik met mijne zaken had
belast. Gelukkig had ik de ontvangbewijzen van
mijn waarden bij mijzonder dat, zou het eene
vertraging van een half uur hebben gegeven,
dat wil zeggen, dat alles misschien verloren was
geweest. Toen ik mijne zaken afgedaan had, liet
ik mij bij mijn vriend brengen, van wie ik dacht
dat hij mij het noodige voorschot zou geven. Ik
vond hem thuis, hij gaf mij zonder bezwaar de
fondsen en het hart van een zwaren^ last be
vrijd, riep ik den koetsier toe:
Rue de Ia Victoirezoo gauw mogelijkNu
ik het geld had, had ik nog slechts één vrees, dat
men iets gedurende mijne afwezigheid, gemerkt
zou hebben.
Hoewel het nooit gebeurde dat mijnheer Kalim
mij in den loop van den dag mijne kas vroeg na
te zien, zou het toch door een toeval, door eene
onvoorziene omstandigheid kunnen gebeuien, dat
hij het juist dien dag opzettelijk gedaan had.
Heeft mijnheer ICalim niet naar mij gevraagd
zoide ik tot den kantoorjongen terwijl ik uit het
rijtuig sprong.
Neen, mijnheer antwoordde de jongen geheel
verbaasd mij zoo verstrooid te zien.
Ik haalde weer vrij adem, en de deur van het bu
reau achter mij sluitende, opende ik de kas en
deed er de tienduizend franken in.
Zooals gewoonlijk mijn kas om zes uur opge
maakt hebbende, bracht ik het borderel naar
mijnheer Conrad Kalim die er nauwelijks naar
om zag en het mij teruggaf zeggendeu'tisgoed,"
Natuurlijk was de slag te lievig geweest dan
dat ik er den terugslag niet van op het gelaat
droeg. Toen ik thuis kwam, was mijne vrouw
verschrikt door de verandering mijner trekken, door
de beving van mijne stem. Je hebt iets, zeide zij mij.
Ik bad een mooi voornemen om alles te
verbergen, gemaakt maar voor den verontrusten
blik van mijne vrouw, hield ik 't niet vol en be
kende ik, zonder mij verder te verdedigen, de
angsten welke ik bad doorgestaan.
Ik was bang, dat Madeleine inij zou beknoiren, dat
zij mij mijne overhaasting zou verwijten, waardoor
ik, en zij met mij, afstand had gedaan van het
geen wij bezaten, om een tekort te dekken waar
van ik de schuld niet droeg, en zoo vrijwillig in
het water geworpen te hebben do vrucht van
zooveel zorg en nachtwaken, terwijl de ware
schuldige er misschien hier of daar mooi weer
van speelde.
Maar het lieve schepseltje aarzeide geen oogen
blik, en mij omhelzende, zeide zij:
Je hebt goed gedaan jo hebt als een eerlijk
man gehandeld, je zult later zien, alles zal zich
ophelderen en wij krijgen ons geld terug. Voor
het overige, wanneer er nu eens niets van terecht
zal komen en de tienduizend franken verloren zijn,
welnu dan vangen wij weder van voien af aan
en stellen onze mooie plannen nog wat uit, dat
is alles. Wordt vervolgd.)