N°. 9298
Eersfe Blad
Ds Blonde Tronwen van Dteiritl
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
Kennisgeving.
Kennisgeving.
W a a r s c h ii w i n g.
FEUILLETON.
UITGEVER: H|§f C. ROELANTS.
Bericht.
OFFICIEEL.
SCHOUW
NIEUW LEVEN.
Abonnementsprijs voor Schiedam, per kwartaal f O 90
a- omliggendo plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nommcrs- 0 02
BUREAU: ROTERSTRAAT TO, Tclcplioon \o. 1S3.
Advertentieprijs: van 15 gewone regels met inbe
grip van eene Courant. f O 52
Iedere gewone regel meer- 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Wegens liet Paasch feest zal de
Schiedatnsche Courant ïlaandag
d let verschijnen.
De Burgemeester van Schiedam,
Biengt by doze ter kennis \an de ingezetenen:
Dat het kohier voor de Peisoneele belasting No
3 dezor gemeente, over het dienstjaar 1807, door
den heer directeur dei directe belastingen te Rottei-
dain op den löden April 1807 executoir verklaard,
op beden aan den ontvangei der directe belastingen,
ter invordering is ov ei gemaakt.
Vooits woidt bij deze liennncid, dat een ieder ver
plicht is, zijnen aanslag op den bij den wet bepaalden
voct te voldoen; alsmede dat heden de teimyn van
~es toeken ingaat, binnen welken de reclames tegen
dezen aanslag behooren te worden ingediend.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het be-
hooit, den 17den Apnl 1S97.
Be Burgemeester voornoemd,
VERSTEEG
Kleinhandel in sterken drank.
Burgemeester en VVetuoüders van Schiedam,
brengen, ingevolge art. 5 der wet tot legeling van
den kleinhandel iu sterken drank en tot beteugeling
van openbare dronkenschap, staatsllad no. 118 van
1885), ter openbare kennis, dat bij hen de vol
gende verzoekschriften zijn ingekomen om vergunning
tot verkoop van sterken drank m het klein
lo. van W. G. JONGSTEN voor het huis aan de
Nieuwe Sluisstraat no. 7
2o. van P. J. ROMEIN voor het huis aan de Lange
Eerksiraat no. 80.
Salli ed am, den lOden April 1897.
Burgemeester e» Wethouders voornoemd
VERSTEEG.
De secretaris
VERNÈDE.
over de wateringen en heinslootcn
In liet Oud- en ISIeuw-west-
frankeland.
Burgemeester en wethouders van Schiedam,
Gezien art 8 der verordening op het reinigen en
op de gevorderde breedte en diepte houden van de
Roman van
Eotemia gravin von Adlersfeld—Ballestrem.
17)
Zij haalde nogmaals verachtelijk de schouders op.
Hier luistert niemand, zeide zij rustig maar laten
we voortgaanik heb over den toestand dikwijls
nagedacht, gelijk gij ziet ik was steeds de ver
trouwde mijns vaders bij zijne politieke bemoeiingen
en overigens moet wel ieder aan nevengedachten
denken bij deze zonderlinge wijze van strijdvoeren.
Wij voeren geen strijd, Christine, verbeterde de
jonker. Wij zijn neutraal onder bescherming van
den keizer.
Van wien gij u gaarne zoudt losmaken, omdat
u eene aansluiting bij de Zweden gewenscht voor
komt, voleindigde Christine.
Volstrekt niet, gij zijt siechts half achter de
waarheid, bracht Frans Albrecht hiertegen in,
terwijl hij in vuur geraaktedat wij met Oxen-
stierna onderhandelen, hebt gij wel geraden, maar
de gerekte onderhandelingen beoogen slechts de
Zweden buiten de deur te houden, totdat het er
vreedzamer uitziet in bet Dmtsche rijk.
Zoo, zeide Christine ademloos, wien moet dan
uwe verstandige politiek bedreigen, den keizer of
Neen, God lof, ik acht mij gelukkig ditdoorge-
wateringen en hemsiooten in bet Oud- en Nieuw-
west-frankel.snd binnen genoemde gemeente, \an den
lOden Mei 1881;
Brengen ter kennis van de cigenaais van hnde-
iijen, huizen en eivon 111 ppnoelud Pi mkeUnd, dat op
Maandag den 'uien Mei 1897, des voonniddigs ten neg< n
ure, eene SCHOUW zal gedieven vvoidon over boven
bedoelde vateringen en lieinslooten.
Wordende bij deze ïedoi, dien zulks mocht aan
gaan, gewaarschuwd, te zorgen, dat aan het bij de
bovenaangehaalde verordening voorgesclircvene alsdan
behooilyk voldaan zij.
Eu opdat niemand loeivr.n onwetendheid zoude kun
nen voorwonden, zal deze vvoidon afgekondigd waar
het behoort.
Schiedam, den 17den April 1897.
Burgemeester en wethouders van Schiedam,
VERSTEEG.
De Secretaris,
VERNÈDE.
Lente, lieve jonge lente, welkom hierIs
er een menscli, die niet de Geuren en vensters
van zijn woning ontsluit, om u dankbaar in
te halen Is er een mensch, die niet wat van zijn
stroefheid en deftigheid laat varen, als gij hem
vroolijk tegenlacht Kan een menschenharfc
doodsch blijven, waar gij van leven tintelt
Uw groenende boomen, uw bloeiende velden,
uw lachende luchten, uw jubelende vogelen-
schaar, zij verkondigen in eindelooze harmonie,
in zalige verrukking de winter is voorbij, de
lente is gekomen, mensch, laat er lente zijn
ook in uw hart
Wat zijt gij nieuwAlsof wij pas voor de
eerste maal ons verkwikten aan uw jonge fijne
blaadjes, uw geel-groen dons, zóó nieuwAlsof
't niet sinds menschenheugenis zoo was ge
weest, en lang daarvoor, alsof niet ieder volgend
jaar 't zelfde ons brengen zal toch, altijd
nieuw. Zonderling dat wij menschen, die vaak
aan 't oude zoo hangen met heel ons hart, u
zoo liefhebben omdat gij zoo nieuw zijt.
Wat zijt gij licht en dartel 't Is of uw
knopjes coquetteeren met de zon, of gij in
louter behaagzucht de oude wereld eens wilt
opschikken, om haar te laten zien hoe lief zij
nog zijn kan in 'tfrissche kleedje, dat gij voor
haar weefdet. En wij menschen, die zoo gesteld
zijn op ons stemmig fatsoen, wij die zoo somber
gebukt gaan onder onze zorgen en bezorgdheden,
wij zonderling alweer wij hebben het
hart niet u te beschuldigen van wuftheid en
oppervlakkigheid, wij hebben u juist om uw
dartelheid en zorgeloosheid zoo lief.
Wat zijt gij moedig! Als'tu niet gold, maar
een der onzen, wij zouden half in afgunst, half
in waanwijsheid van overmoed spreken. Alsof
zet te hebben, dat het de keizer niet is, riep de
jonker. De overweging of het niet voordeeiiger is
ons bij de Zweden aan te sluiten, is de vraag
van den dag geworden, maar hot woord aan onzen
keizer gegeven, willen wij niet breken.
Wie aldus door bedriegelijke onderhandelingen
om den tuin geleid wordt, is
De koning van Zweden. Wij kunnen hem onze
grenzen niet laten binnentrekken, want hij zou
dat land verwoesten, en tegen zijne ovei macht te
strijden ware eene dwaasheid, die aan waanzin
grenst; voordat Tilly ons met zijn leger zou ter
hulp gesneld zijn, zouden wij reeds lang vernietigd
wezen.
O, het is om te vertwijfelen, dit Janusmasker,
waartoe men ons dwingt, maar ik zelf zie geen
anderen uitweg, geen andere redding. De Hemel
licht ons niet voor hoe zal dit alles nog ein
digen! Ware Gustaaf Adolf maar wat verder naar
het Zuiden voortgerukt, dan zouden wij de onder
handelingen roet hem eenvoudig kunnen afbreken,
maar hij wil ons tot den strijd dwingen, dat is
duidelijk.
Christine had met gespannen aandacht naar
hem geluisteid.
En hebt gij een goeden onderhandelaar met de
Zweden? vroeg zij, toen Frans Albrechtgeéindigd
had.
Neen, het mankeert ons aan een geschikt per
soon, die eenigszins legen Oxenstierna opgewassen
is, antwoordde hij.
Toen trad Christine op haren man toe en legde
hare hand op zijnen arm.
Zend mij naar het Zweedsehe leger, zeide zij
aan deze boomen nooit een ouder geslacht van
elfen-groene blAren bad gehangen, zijt gij hier
in liet volle bewustzijn van uw goed recht met
uw piepjong gioeu gekomen, en als hadt gij
reeds ei varing van alle jaargetijden, hebt
gij uw teere bloesems al geopend, terwijl
de nachtvorst nog zijn scepter zwaait. "Wij
menschen zouden van elkander zoo iets niet
dulden, foeiWij trachten immers nog aan de
jeugd eeibied in te prenten voor alles wal oud
is en geijkt. Wat de vaderen hadden en deden
en zeiden, dat was schoon, dat was goed.
Maar het jongere geslacht van thans dat
matigt zich aan een eigen oordeel te hebben
en eigen wegen te gaan, als waren er nooit
ouderen en wijzeren geweestdat durft maar
alles, alsof er geen gevaren bestonden, terwijl
wij, dank zij onze voorzichtigheid, nog altijd
den toestand van vroegere tijden vrijwel onge
schonden hebben weten te handhaven. Al die
vooitvarendheid Zonderling nog eens, wij
dood-voorziclitige menschen, die zoo'n heiligen
afkeer hebben van jeugdigen overmoed, wij
/ouden u, lieve lente, wel willen vooitjagen
om nog spoediger uw knoppen te ontplooien
tot volle bladerpracht.
Wat u zoo dierbaar maakt in onze oogen,
wat ons hart zoo hoog doet kloppen van
blijdschap en verrukking, als wij u zien na
deren 't Is uw leven, uw frisch, gezond, nieuw
leven. Dat hebben wij allen zonder onder
scheid lief.
En toch
Daar was eens een koning, zoo luidt een
aardig sprookje, die een grooten, schoonen
lusthof bezat. Daar stonden woudreuzen als
nergens elders, met ondoordringbaar looverdak.
Op zekeren dag zond de koning zijn dienaren,
de boschgeesten, daarheen, met de opdracht
den lusthof zorguldig te onderhouden. Vol
verlangen togen zij heen, en ter plaatse ge
komen kende hunne verrukking over hun
nieuwe taak geen grenzen. Zij wipten in de
boomen, zij sprongen op de blfiren, zij poetsten
en boenden en veegden totdat er geen stofje
meer op boom en blad te zien was en alles
blonk in onnatuurlijken glans. Toen klapten
zij van genoegen in de handen, zich spitsend
op den lof, dien hun koninklijke meester hun
toezwaaien zou.
Maar zie, de zomer ging voorbij en de herfst
kwam in het land en toonde ook de sporen
van zijn verblijf in den schoonen lusthof. Geel
en rood en violet kleurde hij de eens zoo
groene bl-aren. Gansch verslagen aanschouwden
zacht, maar beslist. Neen, voegde zij er bij, neen,
gij moet niet denken, dat ik het verstand vet loren
heb ik spreek in vollen ernst. Zie, ik was met
vader gedurende langen tijd in Stockholm
ik versta de Zweedsehe taal, ik ken den kanselier,
ik ken den koning Oxenstierna heeft altijd gezegd,
dat er aan mij een diplomaat verloren was gegaan
en ware het niet het beste mij te zenden, het
eenvoudigste, en waar daarenboven het minst
aandacht op behoefde te vallen Kunt gij niet
zeggen dat ik naar Uhnenried ben afgereisd.
Laat mij dat alles eens kalm overwegen, ant
woordde de jonker, reeds half overtuigd, uw voor
slag is in alle geval het overwegen waard. Maai
de gevaren, de ontberingen, waaraan gij zult bloot
staan, Christine, kan ik dat alies wel met mijn
geweten verantwoorden?
Gij kunt dat, riep zij levendig. Wij leven in
eenen buitengewonen tijd, die ook buitengewone
dingen veroorlooft. En bovendien, vrouwenhanden
kunnen fijnere mazen knoopen dan mannenhanden,
en ik geloof dat ge een goed geknoopt net noodig
hebt, dat niet al te gemakkelijk scheurt.
De jonker begon nu in allen ernst Christines
plan te overwegen, dat in elk geval niet ai te
avontuurlijk was, daar in die tijden zeer veel door
vrouwen verward en ontward werd. Nog op den-
zelden dag deed hij den keurvorst den voorslag,
en het resultaat der geheime conferentie was, dat
Christine van Ulmemied den volgenden dag in
alle vroegte onder voldoende bedekking te paard
naar Leipzig reed, waar het kwartier van den
koning van Zweden was.
De streek, waardoor men thans in een korte
de boscligoosten zijn vernielingswerk. Wat zou
de koning zeggen, ah hij zijn hof terug
zag? Gelukkig wist een bijzonder wijze liosrh-
goost raad. Men zou gioene verf maken en met
fijne penseelen de blaren tot hun vorige frisch-
lieid terugroepen. Het voorstel werd aange
nomen. Sinds hun eerste komst in den hof
was er zoo giooto bedrijvigheid niet gezien.
Zij streken en kladden en wreven, totdat
alles weer groen was, groener dan ooit te
voren. Voldaan over hun arbeid, schoon min
der uitgelaten vroolijk dan voorheen, wachtten
zij af de dingen, die komen zouden.
Helaas, er kwam iets vreeselijks. Een eerste
najaarsstorm, die de boomen deed zwiepen en
de takken dooreen schudde. En tot aller ont
zetting lieten de blaren los en vielen ritselend
in wanorde op den doorweekten grond. Wan
hoop onder de boschgeesten. In zak en asclie
zaten zij neer. Toen, van hun vorigen aan
voerder, een nieuw plan, veelomvattend, tijd-
roovend maar afdoend. Alle bürcn moesten
weer aan de takken worden vastgelijmd. En
daar ging men aan 't wei k met somberen
ernst. Zij plakten en kleefden en lijmden, tot
dat alle blaren weer netjes aan de takjes
zatpn, zoo onberispelijk in 't gelid, alsof zij
goed-gedrilde schutters waren. Maar 't zag er
anders uit dan vroeger.
En daarop kwam 't eind van liun lijdens
geschiedenis. Een gudsende regen stroomde
dagen lang van den donkeren hemel, de lijm
liet los, al hun arbeid was vergeefsch geweest,
en tot overmaat van ellende bleken de blüren
gescheurd en verlept. Toen besloten zij den
koning verslag te gaan doen van hun slecht
beheer, een droevig-zvvijgende stoet, met han
gende hoofden.
Maar de koning hoorde hun jammerklachten
met stillen glimlach aan, en beval hun gereed
te zijn, om andermaal naar den lusthof te ver
trekken. Dat geschiedde in de volgende lente,
en had er een wonder plaats gehad?
daar lagen nog de oude blaren op den grond,
nu bijna onkenbaar, zoo waren zij verweerd,
maar boven hun hoofden, in de boomen, aan
do takken, daar waren nieuwe blaadjes ge
komen, zachte, donzige blaadjes, liclit-groene
en bruine blaadjes, en zij schaamden zich over
hun werk van den vorigen herfst, en zij varen
wijzere boschgeesten.
In de menschenwereld is ook zoo'n lusthof, dat
is de lusthof van het politieke en maatschappe
lijke leven, lach niet, vaarde lezer, een lusthof
voor elk, die oogen heeft, om er het rijke, altijd
spanne tijds heen spoort, was toen ter tijde zeer
moeielijk te passeeren, want de wegen waren
buitengewoon slecht en daarenboven door allerlei
gepeupel bevolkt, dat het onmiddellijke gevolg is
van lange en zware krijgsperiodes.
Om deze reden was dan ook een in brand staand
gehucht geen zeldzaam verschijnsel op haren tocht,
en Christine kromp ondanks haren grooten, persoon
lijken moed dikwijls van schrik ineen, als zij
een huis moest voorbijgaan, waaruit de vlammen
hoog opsloegen en waarbij in lompen gehulde,
wilde gestalten begeerig de rijke reizigster aan
staarden, die zij zonder twijfel zouden aangevallen
hebben, wanneer haar gevolg niet zoo talrijk was
geweest. Met den teugel van haar paard in de
linkerhand, hare pistolen in de rechter gereed
houdende, reed zij hare tot de tanden bewapende
dienaren vooruit, de lippen vast op elkaar druk
kend wanneer eenig onverwacht en verschrikkelijk
schouwspel haar deed sidderen.
Meiszen rechts latende liggen, bereikte zij na
een straffen rit ongedeerd Grimma, rustte daar
eenige oogenblikken uit en reed over de grenzen,
zonder Leipzig echter aan te doen.
ïusschen deze plaats en Dessau wemelde het
reeds an Zweedsehe troepen, doch hier kon Chris
tine genakkehjker den grooten weg passeeren door
hare bekendheid met de Zweedsehe taal eindelijk,
toen de nacht reeds ingevallen was, bereikte zij
doodelijk vermoeid het koninklijke legerkamp,
eindelijk zag zij boven de tent van den koning de
zoozeer verlangde blauw-gele standaard wap
peren in den nachtwind.
Wordt vervolgd.)