51*'e jaargang.
Zondag 22 en Maandag 23 Augustus 1897.
N°. 9403.
Eerste Blacl.
lieer EEI SCHOOLREISJE.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
FmJÏLLETOlSr.
DE SCHIPBREUKELINGEN.
UITGEVER: H. J. C. IIOELANTS.
UIT DE PEES.
ABONNESrairrspjujs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nommers- 0.02
BUREAU: BOTERSTsSA AT ïO, Teleplioon IVo. 123.
Advertrntietoijs van 15 gewone regels met inbe
grip van ccnc Courantf 0.52
Iedere gewono regel meer- 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
fHnHUKWAHcjn«ro*2mia!rzujge3>
{Ingezonden.)
Dinsdagavond heerschte er een buitengewone
drukte op het plein voor en aan den ingang
van het station. Als onze stad een inkwar
tiering verwacht had, kon de toeloop van
mensehen niet grooter geweest zijn.
Het gestoom en gestamp van den trein,
die om kwartier over achten het station bin
nenkwam, werd overstemd door een langgerekt
en krachtig hoera van meer dan honderd
Hinderen, verlangend naar ouders, broers of
zusters, om hun mee te deelen al het moois
op dien dag gezien, van al het heerlijke op
dien dag genoten.
Want ruim honderd leerlingen van de Eerste
Openb. Kostel. School hadden dien dag, onder
geleide van eenige hunner onderwijzers, een
uitstapje naar Den Haag en Scheveningen
gemaakt.
Het plan was niet zoo maar in eens opge
komen al weken lang was er voor dat doel
gespaard. Een plattegrond van den weg, die in
Den Haag* gevolgd zou worden, was op het
schoolbord gemaakt, verklaard en nageteekend
de historische herinneringen aan gebouwen en
gedenk teekenen verbonden, waren in een les
besproken of nog eens opgefrischt, en zoo, toe
gerust met de kennis van wat er merkwaar
digs te zien was, en in de verwachting dat er
nog wel wat anders zou gezien en genoten
worden, vertrok het gezelschap onder veel
bekijks natuurlijk naar de residentie, de
onderwijzers in de overtuiging, dat hun moeite
zou beloond worden met schitterend succes
als het weer wilde meehelpen. En dat deed
het 1
In Den Haag ging het, niet altjjd langs den
kortsten weg om de drukste punten te mijden,
naar het Plein, waar allen in rijen om het
standbeeld van den grooten Zwijger geschaard
werden. Die meent, dat kinderen altijd half
of verkeerd zien, zou bij zoo'n gelegenheid vaak
van het tegendeel zich kunnen overtuigen
soms worden vragen gedaan, die door de on
derwijzers 't allerminst verwacht werden. De
laatsten leeren ook wel eens van hun leer
lingen. Een guitige jongen begreep niet,
waarom het noodig was, op een Nederlandseh
monument een Latijnsch opschrift te plaatsen.
Zoo zijn ze, onze Hollandsche jongens!
Toen naar het Binnenhof, na nog eens een
blik geslagen te hebben op de regeerings-
gebouwen aan de rechterzijde van het stand
beeld en hier zagen wij, dat de plattegrond
niet vruchteloos was behandeldvelen wisten
terstond de gebouwen van elkaar te onder
scheiden links Justitie, daarnaast 't Hoog
gerechtshof en vervolgens Koloniën enz. Ook
toen eens van den bepaalden weg moest afge-
Door J. C. Biernatzki.
24)
Dominee Hold, bij wien juist tegenovergestelde
wenschen door het verkeer met de vreemdelingen,
door de opwindende gesprekken, door de hernieuwing
van zijn geestelijk leven, gewekt waren geworden
en die vaker dan anders thans verlangend over de
golven heenstaarde, die hem van het vaste land
en van het geestelijke en politieke leven daar
scheidde, verraste Godber in zijn droomen.
Zij waren weldra in een gesprek gewikkeld over
datgene, wat ieder op zijne wijze het naast aan
het hart lag: het vertrek van de vreemdelingen.
sGe zult ons", vroeg Hold, «thans wel verlaten
«Neen, neen", riep Godber heftig, nik verlaat
mijn geboortegrond niet."
«En Idaita blijft hier?" was de verwonderde
wedervraag.
«Ik weet het niet", antwoordde Godber zachtjes
en op onzekeren toon.
«Je weet het niet?" en daarbij zag dominee
Hold den jongeling die zwijgend en met neerge
slagen oog voor hem bleef staan, onderzoekend aan.
«Je weet het niet Godber, heb je je zeiven,
heb je den rechten weg wedergevonden en toen
Godber nog steeds niet antwoordde, ging hij leven
dig voort«ja stellig, je kunt in de groote stad
niet gelukkig worden met zijn druk leven, onder
menschen, die met iedere traan, welke in het oog
weken worden, werd dit dadelijk door ecnigen
opgemerkt, bewerende dat we verkeerd liepen
op die opmerking werd natuurlijk door ons
gewacht, alvorens er anderen aandachtig op
te maken, die daarop niet hadden gelet.
Op het Binnenhof werd een poosje verwijld;
Ridderzaal, gedenksteen voor Oldenbarneteld,
gebouwen voor Eerste en Tweede Kamer wer
den opgemerkt, niet zonder een herinnering
aan wat daarover in de school was gesproken.
Langs het standbeeld van Willem II en de
Gevangenpoort ging de weg naar het Ko
ninklijk Paleis in het Noordeinde, met het
ruiterstandbeeld van den eersten onzer Oranjes.
Het kleine plein voor het Paleis leverde een
eigenaardig gezicht op, zoo met die lange rijen
kinderen, defileerende om het mooiste onzer
monumenten. Zoo dachten zeker ook tal van
menschen, die niet konden nalaten eenige
oogenblikken dat schouwspel aan te zien. Wat
mij betreft, het genot, dat ik had, werd niet
verhoogd door een gezelschap Engelsche toe
risten, die natuurlijk met volmaakte onver
schilligheid Baedeker's beschrijvingen op de
plaats zelve «onderzochten". Die aardige groep
jes om zich heen zagen ze nietdaar stond
ook niets van in Baedeker.
En nu naar het Bosch
Iloevelen waren er nog nooit in een heuseu
bosch geweest, en daar liepen de herten zoo
maar rond, wel niet tusschen de boomen, maar
toch op een groot veld, nog grooter dan een
weiland aan den Rotterdamscher. Dijk. Men
moet de opmerkingen en vragen hooren om te
beseffen, of er veel nieuws gezien wordt, om
te begrijpen, dat op zoo'n dag indrukken wor
den opgedaan, waarvan de waarde niet licht
overschat kan worden.
Daar we hier vroeger aankwamen dan we
hadden verwacht, kon de wandeling in het
Bosch wat grooter worden; vooral het oude
gedeelte trok de aandacht. Ik weet niet of het
geoorloofd is, maar we weken wel eens van
het pad af en gingen dan over «ongebaande
wegen" zooals een het noemde door
laagten en over hoogten. Of dit al een
begin van duinen was "Wel neen, die komen
straks.
En luide stegen de jubeltonen omhoog
hier, in het Bosch, behoefde de lust om zijn
vreugde uit te galmen, niet beperkt te worden.
Allerlei liederen werden gezongen, met luiden,
krachtigen nagalm soms, dat de wandelaars
van den hoofdweg tusschen de boomen kwamen
om den troep een poosje na te staren. De
marsch van de Schiedamsche schutterij klonk
daar in het Haagsche Bosch niet minder op
wekkend dan in de straten van onze goede
stad.
Daar we op ons programma ook Plein 13
hadden geplaatst, ging men niet juist langs
den kortsten weg naar Scheveningen. Maar
wat nood! Niemand zag er tegen op, straks
zouden we immers in de Boschjes komen. Of
kinderen oog voor natuurschoon hebben? "Van
de onze zou men het niet verwachten, ze zijn
opwelt, spotten. Jij met je eenvoudig karakter
zoudt je onaangenaam moeten voelen in hunne
schitterende kringen. Voor den zoon der Hallig is
slechts deze de bodem, waar zijn leven kan gedijen,
nergens anders kan het hem welgaan.
«En Idalia De neiging, die zij voor je heeft, is
slechts veroorzaakt door de dankbaarheid, is het
gevolg van de ongewone eenzaamheid en een
vulling van ledige uren, hoogstens eene opwelling
van hartstochtelijke gevoelens, die zij wisselt als
hare modekleederen."
Godber kreeg bij deze woorden een kleur van
schaamte, en dominee Hold, die dit bemerkte, nam
zijne hand en zeïde
«Het krenkt je trots, dat ik je dit zeg; het doet
mij leed, dat een ander van je weet, dat je meer
hebt willen gelden dan je geldt. Maar het zou je
trots nog meer hebben moeten krenken dit aan
hare zijde eerst dan te leeren, wanneer geen terug
treden meer mogelijk, wanneer ja door een onver
breekbaren band in den tooverkring van hare
schittering waart gebonden en je voor je zeiven
slechts een schaduwbeeld zoudt zijn. Het is niet
jou schuld, dat je vertrouwd hebt in hare zoete
woorden en in haar vleiende wïjzo van doenhet
is veeleer een eer voor je, dat je daardoor kondt
bedrogen worden. Daarom, Godber, en omdat ik het
mij zeiven beloofde, toen je mij met je reddings
boot aan mijne echtgenoote en aan mijn kind te-
luggaaft, heb ik mij tot je aangetrokken gevoeld
en verzoek ik om je gansche vertrouwen. Ik zal het
niet beschamen, zoolang ik het oogenblik gedenk,
toen jij en je makkers hun reddenden roep deden
weerklinken over de golven, die mijn hoofd reeds
omspoelden."
in dit opzicht niet veel gewend. Hebben ze 't
niet, dan moeten we 't hun te zien geven. En
hier kwamen ze op schilderachtige plekjes, die
niet nalieten op velen indruk te maken. Op
het hoogste punt van een duinpad gekomen,
hadden we soms treffend schoone gezichten op
het met bosch bewassen heuvelachtig terrein. En
uitroepen: hè, kijk eens, hoe mooi! zeggen
genoeg. Dan wordt er iets gevoeld. Daar trilden
bij velen snaren, van welker bestaan zij mis
schien nooit eenig vermoeden hadden, maar
die hun nu een ongekend gevoel van genot
moest geven. Was de weg door de stad leer
zaam, die er buiten was genotvol.
't Werd tijd om te rusten. En de Bataafsche
boer ziet graag veel menschen in zijn tuin.
Hier werd dan ook een halfuur vertoefd.
Maar veel tijd hadden we nietScheveningen
moest het leeuwenaandeel van onzen tijd heb
ben, en daarom, aangetreden weer, en voort,
langs de schoone waterpartij op den Scheve-
ningschen weg af. Wat kon het jolig toegaan,
als het eerst langzaam, maar spoedig in vollen
draf, met luid geschater, een steil pad afging
Tegen een uur kwamen we in het dorp aan,
de Duinstraat door, het duin op, nog eenige
passen en daar lag ze voor ons, de zee
En zij liet niet na haar machtigen invloed
te oefenen op die jeugdige, voor indrukken
zoo vatbare kinderzielenToen zij van de
eerste verbazing bekomen waren, kwamen de
tongen los. En geen wonder, hoogstens een
tiontal had vroeger de zee wel eens gezien,
maar honderd paren oogen verloren daar, voor
't eerst in hun leven, hun blikken in een
eindeloos perspectief.
Nu ging het langs Zeerust naar de Gedenk
naald. Wie er het eerst zou zijnEn dat ging
op een draven! Nog even op den vuurtoren
gewezen, aan de andere zijde een gezicht op
het visschersdorp, half in vogelvlucht, en toen
in galop het duin af en nog eens op en af,
tot hieraan vooreerst een eind moest gemaakt
worden. En toen snaar ik zou te uitvoerig
worden, wilde ik ook dit strandgenot beschrij
ven in weinig woorden kan ik het samenvatten
wilt er te genieten valt, is genoten, met volle
teugen. Of het middagmaal ook smaakte
De uren aan het strand gaan snel voorbij,
veel sneller dan in de stad, en dat bleek ook
nu weer. Te vroeg naar aller meening moesten
we weg en toch 't was al haast zeven
uur. Dus spoed gemaakt, de tram wacht niet.
Kwart over zevenen verlieten we Scheve
ningen en een uur later kwamen we het station
te Schiedam binnen. En nu waren ze óok
verheugd. Blij uit, blij thuis.
Zij hadden gespaard en goed gespaard, maar
nog niet genoeg; zij begrepen wel, dat er een
tekort te dekken viel.
Aan allen, die ons daarin hielpen, onzen en
der kinderen hartelijken dank.
Het is een verblijdende gedachte voor ons,
bij onze medeburgers steun te kunnen vinden
Godber wederstreefde niet langereen blik, waar
in de glanzende dauw van een da..kbaren traan
parelde, en een krachtige, warme handdruk deden
den predikant weten, dat de terughouding, die
Godber altijd tegenover hem had gehad, voor esn
nadering des harten geweken was.
«Laat haar heengaan!" riep dominee Hold.
«Scheid, wat reeds lang gescheiden is en wat van
elkaar afstaat zoover als het Noorden van het
Zuiden."
De predikant vertrouwde meer op de toekomst
dan Godber, want slechts deze kende zijn gewe
tensonrust in den vollen omvang. Slechts een schijn
bare kracht deed bem het b, luit nemen om Idala
nog in een laatste onderhouu te sprpkon. De grond
van zijn zwakheid lag dieper dan in de smart
over een onbeantwoorde liefde, want dan was
hem de terugkeer tot een volle geestesvrijheid ge
makkelijk geweest, daar hij thans gereed stond de
kluisters te slaken, die hem tot nog toe van zijn
geluk hadden teruggehouden en dat zelfs door het
vuur van zijn nieuwen hartstocht dikwijls als een
vriendelijke ster had doorgeschenen. Doch ook al
was zijne liefde voor Idalia voortaan voor hem
niets meer dan een droom, ook al kon hij ver
geten dat hij om harentwille het schip had ver
laten, welks roer hem was toevertrouwd geweest,
zoude hij ook kunnen vergeten, dat hij zijn gelofte
jegens Maria ontrouw was geworden En ook al
mocht deze hem vergiffenis schenken, zoude hij
zich dat zelve ook kunnen doen?
Slechts zoolang hij nog kon hopen haar te be
zitten, voor wie hij zooveel had opgeofferd, had
dit offer voor hem nog een lichtzijde, had het
een altaar, waarop het gebracht was; thans nu
in de moeielijke (aak, bij het jonge geslacht
de overtuiging op te wekken, dat zijn wereld
niet doodloopt in sloppen en stegen, maar dat
er, voor ieder, breede .straten met ruime pleinen
zijn, dat er ook voor hen, kinderen van min-
gegoeden, bloemen groeien, wier geur ook hen
kan bereiken, dat ook voor hen daar buiten
heerlijke panorama's eti vergezichten zijn. die
het oog bekoren en een wellust scheppen, te
voren nooit gedroomd dat de zee een ieder
haar frisschen, verkwikkenden adem toezendt,
die een wijle aan haar oevers toel't.
Samenwerking te zien ter bereiking van dit
heerlijke doel is een heuglijk verschijnsel.
De heer Stoffel.
De Nederlander (vooruitstr.) bespreekt naar aan
leiding van een interview, die een suithourder" van
de Schiedamsche Courant had met den heer J Stoffel
lid van de Tweede Kamer voor Deventer, enkele
doar den heer Stoffel gedme uitlatingen.
De Nederlander zegt hot volgende, in den aan
hef zinspelende op de zondsrlijke sommeer-methode
van het blad van Troelstra Voorwaarts:
Indien wij de Voorwaarts redigeerden zouden
wij boven dit stukje zetten Mtjnheerrrl
en den beer Stoffel sommeeren te vei klaren, of de
Schiedamsche Courant van 16 Aug, zijne woorden
jui«t weel gaf door hem te_ laten zeggen, dat ode
liberale unionisten en radicalen «knoeien" door
een deel der verantwoordelijkheid (voor het lot
der individuen) te leggen op den Staat.
Daar echter het Deventersche Kamei lid van deze
wijze om tot verantwoording te worden geroepen
wel allengs den brui zal gaan geven, en wij ook
zelf liever niet zoo hoog vliegen, zullen wij ons
bepalen tot het maken van een paar opmerkingen.
Da heer Stoffel behoort tot de Volkspartij, naar
hij aan den uithooider der «Schiedamsche" mes-
deelde ontstaan uit den Bond voor Algemeen Iiies-
en Stemrecht en vroeger haar hoofdkwartier heb
bende in Friesland, thans in Deventer.
Hot beginsel dier partij is, voigens hem«ieder
moet op zichzelven steunen, niet op den Staat,
maar deze moet aan ieder zijn deel van de natuur
gaven verschaffen, opdat hij dien steun in zich
zelven vinden kan." Maar de liberale unionisten
en radicalen «knoeien" door neen deel der verant
woordelijkheid te leggen op den Staat." »Of men
is voor zichzelf verantwoordelijk óf men is het
niet."
Wij begrijpen dezen aanval op de radicalen (om
ons aan dezen naam te houden) niet best, wijl
de heer Stoffel, schoon ieder voor zichzelf willende
laten zorgen, tóch b. v. eischt «leerplicht" en
bepaling van een minimum loon en maximum
arbeidsduur in overbeids-bestekken," en den oud-
hberalen verwijt dat zij «dan bezitloozen de mid
delen onthouden om voor zichzelf te zoigen."
Staatszorg wil hij dus wel, maar geen staats-
vcrantxvoordelijhhcid. Is dit niet spelen met woor
den Als de Staat voor die dingen moet zorgen
heeft hij toch, dunkt ons, ook de verantwoording
dat de individuen ze krijgen en tot hun nut kunnen
aanwenden? Waarlijk, wij begrijpen het vreeselijke
hij zelf op het punt stond het doelloos te maken,
viel het op zijn hart terug als een duistere, zware
wolk, waardoor geen straal van het morgenrood
kon heenbreken om den komenden dag ts ver
lichten. Slechts dat eene, wat het tegenwoordige
van hem eischte, de scheiding van Io'aiia stond
hem helder voor den geestde toekomst was hem
overigens nacht en duisternis.
«Je zult met je vader vertrekken zeide Godber
den volgenden morgen tot Idalia op een toon, die
slechts een bevestigend antwoord scheen te ver-
ondersteilen.
Idalia begon te beven. Was het hare laatste
opwelling van liefde voor den jongeling, was het
de plotselinge aanwezigheid van de sedert lang
verbeide beslissing, waardoor zij zoo hevig werd
aangedaan
Zij was niet in staat om onmiddellijk een ant
woord te geven. Zij dacht na over een antwoord,
dat hem zoo weinig mogelijk kon krenken en toch
elke hoop moest afsnijden, en zooals het gewoon
lijk in dergelijke gevaiien gaat, zij verwondde hem
juist door haar antwoord zoo diep mogelijk.
«Hoeveel dank ben ik je wel schuldig, Godber,
zonder jou had ik mijn geboortestad, waarnaar
ik zoo verlang, nimmer wedergezien. Nimmer,"
en daarbij greep zij zijne hand en drukte die innig,
«nimmer zal ik vergaten, hoe je mij bent nage
sprongen in de kokende zee. Nimmer zal mijn
dankbaarheid, nimmer zullen mijn wensehea voor
je geluk eindigen En niet waar wij hebben een
vrit lijk, liefelijk spel met elkander gespeeld op
dit eiland, waaraan ik altijd gaarne zal gedachtig
zijn als aan eene in het leven zoo zeldzaam voor
komende, kinderlijke idylle." Wordt vervolgd.)