1 Tiriora aan tel HcMpier.
51"° jaargang.
Woensdag 1 September 1897.
IN0. 9411.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
FEUILLETON".
UITGEVER: H. J. C. EOELANTS.
KONINGINNEDAG.
SCHIEDAM's GYMNASIUM.
ir.
AsosnEirssTSPRiJB voor Schiedam, per kwartaal f 0 90
it it omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
tt franco per post, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nomraerso.02
BUREAUBOAERSTRAAT tO, Tclepltoon Wo. 123.
AnvEnTEjrriErRijs: van X5 gewone regels met inbe
grip van ecne Courantf 0.52
Iedere gewone regel meer- 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Heden verjaart onze Koninginne, en ;ian hare
voeten leggen wij neer onze hulde.
Onze hulde aan de laatste Koningstelg, straks
geroepen zelfstandig de teugels van het bewind
in Hare handen te nemen, nu nog veilig zich
voelende onder de trouwe vleugelen harer
Hooge Moeder.
Ons volk voelt zich gelukkig met zijn Ko
ningskind, en blijde en vol verknochtheid klinkt
uit het hart der trouwe onderdanen het lied
Haar ter eere, en vroolijk wapperen de vlag
gen, en plechtig klinkt het Wilhelmus, het
aloude lied, het Oranjelied bij uitstek.
Bij de jongste tochten der beide Koninginnen
werd het weer duidelijkzoo gaarne schaart
zich ons volk om Haren Troon, zoo gaarne en
zoo eenvoudig van hart.
Zij kennen ons Koningskind en Hare moeder,
en zij leven met Haar mede en zij voelen, dat
het Haar verheugt, ah zij die ongedwongen
verknochtheid toonen, en zij zijn blijde om die
vreugde der Vorstinnen.
Het heden spelt veel goeds voor de toekomst
en van geen bange zorgen zal er sprake zijn,
omdat de rijen zich nauw sluiten om Haren
Zetel, omdat er is een besliste wil voor het
wei-leven onzer Koninginne.
Onze eerbiedige groet op dezen dag; ons
kort, eenvoudig woord tot innige hulde
De bronnen, die ons de geschiedenis der
Latijnsche School zouden kunnen doen kennen,
vloeien niet overvloedig, en tot het einde der
vorige eeuw is er zooals wij zagen tot van de
oprichting af voor zooverre ons hij een
onderzoek bleek slechts weinig bekend.
Al hebben wij dan ook niet veel bronnen
gedurende de latere eeuwen, dankbaar aan
vaarden wij dat, hetwelk nog te vinden is,
en hetwelk voornamelijk bestaat uit oude jaar
boekjes onzer stad, uit de Verslagen over den
toestand der gemeente, sedert het midden dezer
eeuw bevolen, en uit aanteekeningen van parti
culieren.
Onder deze laatste zijn wel van het grootste
belang, die welke door onzen vroegeren conrector
dr. W. G. van der Weerd zijn samengesteld
Naar
Balduin Mólliiausen.
Hoofdstuk I.
Hat Michiganmeer lag daar stil. In zijn blauwe
golven weerspiegelden de hemel en enkele wolk
kopjes. Ver deed de reeds laag bij den horizon
staande zon de schaduwen van den hoogen oever
met do zomergroene boomen vooruit vallen. In
het Oosten smolt de majestueuze watervlakte met
den hemel te zamenin het Noorden en Zuiden,
door bochten en inhammen sloten zich de liefe
lijkste kleurschakeeringen aan elkaar om eindelijk
aan het gezichtseinder als in een droom weg te
smelten.
Hier en daar een zeil, slechts weinig opgebold
door den nauwelijks waarneembaren luchtstroom.
Dichter bij het strand zeldzaam gevormde cano's,
waarin bruine en met vederen versierde gestalten,
bereid om de scherpe speer of pijl hun buit in
de diepte na te werpen.
Verscheiden kleine vuren, op groots afstanden
van elkaar, dicht aan den oever wezen de woon
plaatsen aan van de Schippewa-visschers. Anders
in den geheeten omtrek nergens eenig teeken van
kvennoch blokhuizen, noch een of andere uit
gebreide nederzetting. Slechts een wit schitterende
vuurtoren op een uitspringende landtong ontnam
aan deze duizendjarige wildernis in zekeren zin
met de grootste zorg en welke mij met de
meeste welwillendheid werden verstrekt, waar
uit ik het een en ander heb kunnen putten
voor deze beschrijving. Eerst uit het einde dei-
vorige eeuw komen eenigc berichten tot ons,
die ons in staat stollen een eenigszins door
loopend verhaal te geven.
In het jaar '1782 toen de heer Joannes van
Laer rector was en het curatorium gevormd
werd door den burgemeester Mr. C. J. Bos-
schaart, den pensionaris Mr. W. Jager en Ds.
.T. van Eyk, werd besloten de «publique pro
motie" der leerlingen voortaan slechts eensin
het jaar te doen houden, terwijl dit vroeger
twee malen 's jaars geschiedde, nl. in den winter
en in den zomer. Vermoedelijk was het geringe
getal leerlingen de reden dezer inkrimping.
Wanneer wij zien hoe in hetzelfde jaar de
duur der vacanties werd vastgesteld, dan merken
wij op, boe toen de jongelui niet te klagen
hadden over gebrek aan vrijheid, immers be
paald werd «dat er 's winters rnet Kerstmis
drie weken, met Paaschen veertien dagen, op
Pinxteren agt dagen, op Scbiedamsche kermis"
(die toen iets eerder viel), ragt dagen, en in de
maand Augustus na gehouden promotie vijf
weken vacantie zouden worden gehouden."
Twaalf weken te zamen dus, zooveel als thans
een student zich permitteert.
Het kan nauwelijks verbazing wekken, dat
waar het tractement voor den rector toegelegd
niet meer bedroeg dan 050 guldens benevens
vrije woning, een bedrag ook voor die tijden
nogal schraal, dat er van andere zijde eenige
emolumenten bij moesten komen. Zoo zien wij
dan ook in 1795 bepaald, dat de curatoren be
sloten dat «alle de discipelen, die deze school in
het vervolg zullen komen frequenteeren, gehou
den zullen zijn hunne namen bij den Rector inte-
tekenen en daar bij te betaalen ieder drie
guldens ten voordeele van den Rector."
Groot was echter ook deze tegemoetkoming
niet, bij 17 leerlingen, zooals in deze jareu de
school ongeveer telde, kan men gemakkelijk
de berekenig maken.
De opvolger van den toenmaligen rector, de
beer Cornelius Camphuizen in 1799 benoemd,
meende dan ook, dat alvorens hij besloot op
het aangeboden salaris, dat ondertrsschen met
f25 als «extraordinair douceur voor iederen
leerling, welke van buyten de stad bij den Rec
tor, buyten en behalvcn het Onderwijs, de
kost en inwoning genieten, eu alzoo aan liet
oogmerk van deze inrichting tot voordeel der
stad en Burgerij zal beantwoorden" en hoewel
haar oorspronkelijk karakter een blinde klip had
den bouw noodig gemaakt. Al was over dag de
lichtere kleur van het water boven de gevaarlijke
ondiepte voldoende om de schippers te waarschuwen
bij nacht en ontijd was een met de meeste nauw
keurigheid onderhouden seinvuur noodig.
Ongeveer dertig schreden van den toren verwij
derd en vriendelijk overschaduwd door boomen en
struiken, verhief zich een eveneens wit geschilderd
en slechts van balken en planken opgetrokken huis.
Een stal voor tweo paarden en twee koeien,
verder een uitgestrekte moestuin vormden het ver
blijf van den vuurtorenwachter.
Het was een aangename woning, in het bijzonder
voor een man als de oude Cartridge, welke het
grootste deel van zijn leven als sergeant aan de
grenzen van bet Indianengebied had doorgebracht
en ter belooning voor een langjarigen, raoeiolijken
dienst met dezen post en een behoorlijk pensioen
was beloond.
Gehuwd was de oude Cartridge nooit geweest;
aan dit bezwaar bad hij getracht tegemoet te
komen door eene verweesde dochter zijner zuster
aan te nemen, die zijne kleine huishouding be
stierde.
Als veertienjarig meisje was Charitas bij hem
gekomen, een kind nog schier met een door ont
bering geteekend gelaat, groote blauwe oogen,
slanke ledematen en angstige, bijna onbeholpen
bewegingen. Na vijf jaren samenzijn met hem was
uit het krachtig opgroeiende kind een jonkvrouw
geworden, bij wier aanblik menigeen het betreurde,
dat zooveel schoonheid in de diepste afzondering
zonder bewondering rijpte en weder zou verwelken.
Wat Charitas van baren oom leerde, strekte
er f100 uitgetrokken was «uyt Stads Cassa ten
einde daar uit eene remuneratie te weden, voor
het Lectoraat in Hollandsch onderwijs, en zoo
danig eenen tak van wetenschappen, als waartoe
de nieuw beroepen Rector meest geschiet werd
geoordeeld" de nieuw benoemde heer Camp
huizen besloot dan ook eerst eens te trachten,
voor hij zijn lucratief rectoraat te Breda liet
varen, naar salarisverhoogmg te streven, wat
hem in zooverre gelukte, dat hij voor zijn
lectoraat «Een honderd en vijftig guldens jaar
lijks" kreeg, waarop hij over kwam.
Nu over ('-én nacht ijs was men, ook van
de andere zijde, niet gegaan. De heer Camp
huizen, die al vroeger no, 1 op de voordracht
van curatoren had gestaan, maar die toen
met het lot tegen den heer Jan ten Brink te
Harderwijk, die echter bedankte, was gevallen,
was een bekwaam man, die de Latijnsche
school bijna dertig jaren diende.
Ik zeide over één nacht ijs was men niet
gegaan, en mij dunkt niet ten onrechte, want
wordt er thans slechts eene oproeping gedaan
per advertentie van sollicitanten, toen ter tijde
had dat meer voeten in de aard. Aan curatoren
werd n.l. verzocht om ten spoedigste aan de
Municipaliteit opgave te doen van al diegenen
onder de liefhebbers «die zij daartoe bek waam
en geschikt zullen oordeelen, te gelijk met
behoorlijke ouvertures van de informatien bij
hun ten aanzien van alle dezelve Personen
ingenomen, ten einde die Vergadering alzoo
in staat te stellen tot liet doen van eene keuze
ter vervulling van het gemRectoraatals
mede om op te geeven de middelen, welke
door hen het meest geschikt geoordeeld wor
den, om ten nutte van deeze Stad en het
algemeen, de lust tot Studie en wetenschappen
optewekkenen verder ter approbatie aan die
Vergadering voor te dragen, hoe de Werk
zaamheden van den aantestellen Rector, in
evenredigheid van derzelver meerdere of min
dere extensiezouden beliooren te worden
geremunereerd."
Men ziet het, onze overgrootvaders waren
wat breedsprakig van wege hunne soliditeit.
Vijftig gulden was dus het tractement van
den heer Camphuijzen opgeslagen, maar men
meene niet, dat hij die verhooging zonder eenige
werkzaamheid zijnerzijds verkreegneen
onze vaderen wisten wat zij voor hun mooie
Caroliguldens konden vragen.
Wat wij vooral aan de Engelsche universi
teiten kennen als Universety Extension, dat
werd hier aan de Latijnsche school ingesteld.
zich niet ver uit boven een matige kunst van lezen
en schrijven, vooral daar deze uit zijn soldaten
leven nevens een aangeboren afkeer van alle hoogere
wetenschap een steik geteekemie voorliefde voor
bedwelmende dranken had meegebracht. Des te
opmerkzamer trachtte zij daarom de haar omrin
gende, nog maagdelijke natuur hare geheimen af
te luisteren.
Was zij ook slank en krachtig opgegroeid, de
aangeboien liefelijkheid harer bewegingen, de hel
dere stem en de wijze, waarop zij hare melodieuze
liederen zong, gaven haar iets echt vrouwelijks.
Aan den lachenden voorjaarshemel scheen zij den
helderen blik harer oogen ontleend te hebben, aan
de spiegelgladde zee de vertrouwelijke kalmte,
waarmede zij het oerwoud diep doorzwierf. Op die
dagen, waarop Cartridge aan zijnen schandelijken
hartstocht van drinken had botgevieid, bewees zij,
dat het voorbeeld van het vlugge eekhorentje niet
zonder invloed op haar gebleven was, want met
de behendigheid van zulk een diertje klom zij bij
het vallen van den avond wel tienmaal den vuur
toren op om de lampen aan te steken en er zorg
vuldig op te passen, dat hun waarschuwend schijnsel
ver over het meer schitterde.
Bij den grooten afstand zelfs van de meest nabij
zijnde nederzettingen, beperkte haar verkeer zich
bijna uitsluitend tot de in de omliggende wouden
wonende inboorlingen. Met hen stond ze op een
vriendschappelijken voet en liet gelukte haar ge
makkelijk onder hunne vrouwen bijstand te vinden
voor de verzorging van den tuin. Ook wild en
visch betrok zij van hen in grooten overvloed, en
wat voorts nog noodig was om te voorzien in hun
levenebehoefte werd van de telkens passeerende
Bepaald werd, dat de nieuwe rector «vooreen
ieder, in liet een of ander, mede door hen"
(curatoren) «te bepalen tak, in de Nederduit-
sche taal eenige leasen zoude geven."
Stellig een uiterst liberaal en ruim besluit!
Den lGden Januari 1800 had de eerste
«avondvoordracht", zou men nu te Amsterdam
7.eggen, plaats, cn wel over «de Geograpliisehc
Historiekunde".
Ik kan, daar er van de jaren 1800 tot
'1825, toen Camphuijzen in hoogen ouderdom
overleed weinig merkwaardigs te melden valt,
hiel- gevoegelijk een enkel woord tusschen
lasschen over het door de leerlingen betaalde
schoolgeld.
In 1799 werd dit voor de «twee onderste
Classen" vastgesteld op G en voor de «drie
bovenste" op 7 gulden «in 't vierde jaars", een
bedrag ook voor die tijden niet hoogeerst in
1811 werd het minerval gesteld voor de drie
laagste klassen op f 11.50, terwijl de drie
hoogste (men schijnt dus toen ter tijde zes
klassen gehad te hebben) f 12.50 zouden be
talen, terwijl daarentegen het bestaande vuur-
geld ad f 7, en het prijzengeld ad f 1-4 's jaars
kwam te ver 'allen.
Vermeld zij hier ook nog, hoe sedert 1818 tot
aan de stichting van het gymnasium de rector
door een lector in de wiskundige vakken werd
ter zijde gestaan, welke functie achtereenvol
gens bekleed werd door de hoeren J. Rodi, D.
G. Kramer, J. Steynis en dr. N. DL Kam.
Wij hebben gezien, dat de rector Camphuy.
zen in 1828 overleed in zijn plaats werd op
dezelfde bezoldiging en emolumenten, zonder
voordracht van Curatoren benoemd Mr. G. C.
Brillenburg, conrector te Breda.
Als ee:q kalm vlietend beekje voortstrooraend,
liep, zonder dat er iets bijzonders voorviel,
liet rectoraat van den heer Brillenburg eenige
tientallen jaren voort.
Om der merkvvaardigheidsvville vermeld ik
hier slechts, hoe in 1834 een zekere M.
de Wolff tot de academische lessen werd be
vorderd, van wien ik vind opgeteekend, dat
«niettegenstaande hij drie jaren van de vijf,
die hij op de school geweest was, in 't veld
had doorgobragt om zijn vaderland tegen het
muitend België te verdedigen en de regten des
Konings te handhaven, hij echter zijne tus-
schenuren en den overigen tijd zoo goed be
steed had, dat hij met grooten lof promo
veerde".
Wanneer toen, wat vrij zeker is, de jonge
lui op denzelfden leeftijd als thans op het gym-
stoomschepen naar den vuurtoren ovorgezonden,
zoo vaak zij door een roode signaalvlag den wonsch
daartoe te kennen gaf of haalde zij bij kalm weder
zelve van daar in een door de Indiaansche vrouwen
pijlsnel voortgeroeid vaartuigje van huiden gemaakt.
Op de stoomschepen vocht men er bij wijze van
spreken om het schoone meisje van den vuurtoren
te mogen te gemoet roeien en voor do nauwkeu
rige vervulling van hare wenscben met een vrien-
dehjken blik uit een paar oogen beioond te worden,
geiijk er moeielijk ooit helderder en trotscher van
een cano zich m het blauwe water van het Michi
ganmeer weei spiegelden.
En zoo zoude Charitas, ondanks hare afzonde
ring een naar hare begrippen volkomen gelukkig
leven hebben geleid, ware zij niet telkens door
de slechte gewoonte van den ouden Cartridge
bedroefd geworden. Want zij kon niet beletten,
dat bij, om zijn pensioen te halen elke maand
drie dagen voor zijn reis naar de nabijzijndste sta,d
besteedde en van daar terugkeerend zooveel bran
dewijn met zich meebracht, als zeker voldoende
was geweest om een half dozijn gewone vuurtoren
wachter gedurende vier weken een krachtigen
morgen- en avonddronk te verschaffen.
De derde dag van zijnen fouragetocht, gelijk
Cartridge zich op militaire wijze uitdrukte, neigde
zich ten einde en het uur was niet ver meer,
waarin lnj met oen lustig hoera in galop uit den
engen boschweg voor de deur van den vuurtoren
pleegde te rijden.
(Wordt vervolgd.)