51' jaargang, FiZaterdag 1, Zondag 2 en Maandag 3 Januari 1898.
N°. 9515.
Tweede Blad.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
FEUILLETON.
Een Nieuwjaarskaartje.
UITGEVER: H. J. C ROELANTS.
NIEUWJAAR.
De dooden van 1897.
JlBOhnembntspbijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke npmmers- 0.02
BURliM: BOTERSTRAAT ÏO, Telepl.oon So. 123.
Advertentieprijs van 15 gewone regels met inbe
grip van ecne Courantf 0.52
Iedere gewone regel meer- 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Sedert enkele uren zijn wij weder een
nieuwen kringloop begonnen.
De fictieve scheiding tusschen '97 en '98 is
voltrokken. Aan de eene zijde der lijn ligt het
oude, aan de andere het nieuwe jaareen zich
langzamerhand tot kern vormende bast, en een
wazig, onbestemd verschiet.
Wat achter ons ligt begint zich scherper af
te teekenen, wij worden niet meer verhinderd
het bosch te zien door de hoornen; de belijning
vóór ons ontbreekt nog; er zijn dichte nevelen
om de bergtoppen.
Luid schalt de kreetle roi est mort, vive
le roi!
Een oud jaar geeft te denken, een nieuw
niet minderde herinnering van het voorbij
gegane is teederder, innigerde gedachte aan
het toekomstige hoopvoller.
Als een oud man ziet de jongeling terug op
hetgeen achter hem ligt, als een jongeling de
grijsaard naar wat vóór hem is.
Wat is voor onze maatschappij, voor onze
omgeving, voor ons zeiven het oude jaar ge
weest
Nog kunnen wij de balans niet opmaken,
maar reeds begint de evenaar dicht bij het
huisje te schommelen.
Wat zal het nieuwe jaar zijn wat zal het
doen vorderen, hoever achteruit doen treden
Dit ligt in de onbekende verte.
Straks zal in het levensboek de rekening
worden opgemaakt.
Aan credit- en debet-zijde zal zijn geboekt.
Dan zal de rekening worden afgesloten.
Dan zal 1898 staan, waar 1897 nog gisteren
stond.
sllnida", sprak professor Robert Hempel tot zijg
jong, hef vrouwtje, terwijl hij zijn overjas dicht
knoopte, «HulJa, je weet Jat ik met de feest
dagen niet graag op reis bon. Maar (lira nocessitas,
d. w. z. ik moe t. Ik heb mijn vacantiedagen
tusschen Kerstmis en Nieuwjaar noodig om eens
te snuffelen in het middeleeuwse!) archief te B.
Met nieuwjaarsdag ben ik evenwel weer thuis."
«Nu, zoo lang als in het voorjaar blijf je in
ieder geval niet weg," antwoordde zijn vrouw, ter
wijl zij hem teeder aanzag.
In het voorjaar had de professor n.l. een stu
diereis naar Italië gemaakt en had haar, met wie
hij sedeit anderhalf jaar door het huwelijk was
verbonden, alleen thuis gelaten. Dat komt bij pro
fessoren zoo wel eens voor, en bij andere men-
schen ook.
«En dan nog iets", hernam de professor. «Je
weet, dat de menschen elkaar om dezen tijd met
kaartjes om de ooren gooien. Een dwaze gewoon
te I Tijd-, kracht- en geldveiknoeiing, anders met."
«En dan die arme brievenbestellers," viel zijn
vrouw hem bij.
«Juist", ging de professor voort. «Maar men
kan er zicli niet aan onttrekken, zonder dezen of
genen te beleedigen. Zorg jij er dus voor en be
antwoord eenvoudig de kaartjes die inkomen. Uit
eigen beweging zend ik er geen. Ik handel alleen
defensief."
«Goed, Robert. Dat zal nog een weinig den tijd
helpen verdrijven. De meeste zuilen evenwel eerst
op Nieuwjaarsdag komen."
«Dat denk ik ook, maar ik kom eerst tegen den
avond terug. Geef mij nu nog een kus."
Na een innig afscheid richtte de professor zijn
schreden naar het station.
Nieuwjaarsdag.
Professor Hempel had woord gehouden. Navol-
brachten arbeid zat de flinke, opgewekte man, in
de kracht zijns leven, in den middagsnehrein, die
hem naar zijn lief vrouwtje bracht.
Het is goed eens een scheidingsstreep te
kunnen zetten, ook al is die slechts fictief.
Het moreel profijt ervan ontbreekt niet.
«Vergetende hetgeen achter is, en strekkende
mij tot hetgeen voor mij is": het oude woord
geeft nieuwe kracht.
Nieuwe kracht aan den mensch in de veel
zijdigheid van zijn bestaan.
Aan anderen zij het bij uitstek de geestelijke
beteeken is van den dag van lieden te schetsen
wij denken hier aan de meer rnaterieele.
Niet omdat wij die hooger stellen, maar
omdat wij die niet te verwaarloozeu achten,
omdat zij met de eerste in harmonisch verband
staat.
Het nieuwe jaar is een jaar van gewicht
voor ons Vaderland, van groot gewicht.
Straks zal onze Koninginne gehuldigd worden
in de Hoofdstad des Lands.
Een plechtigheid van diepe beteekenis. van nog
niet te waardeeren zin.
Daar zal een oude rekening worden alge-
sloten met een batig slot, door het beleid der
Koninklijke Moeder gekweekt, daar zal een dik
boek worden aangelegd, dat eerst in de verre,
verre toekomst moge worden gesloten.
Zij beiden Vorstinnen heil
Onze naaste omgeving, de stad onzer inwo
ning was '97 niet weldadig. Toch wij hopen
ons niet te vergissen ondanks veel ramp
spoed meenen wij een ster van hope te zien
flonkeren.
De oude energie is niet gedoofd maar smeult
voort straks komt wellicht de vlam.
Dat ieder het zijne bijdrage tot nieuwen op
bloei onzer stad, tot welzijn van medeburger
en eigen ik.
Wij wanhopen niet aan Schiedam er is een
tijd geweest van verslapping het zou eng
hartig zijn het te loochenen die tijd zij
voorbij.
Reeds kwam er hier en daar nieuw leven
Juist sloeg het half zeven, toen hij thuis was,
«Mijn vrouw is zeker in de huiskamer?" vroeg
hij aan de meid.
«Mevrouw is naar bed gegaan," klonk het ant
woord op eenigszin*' scherpen toon
«Naar bed?"
«Ten minste, mevrouw is naar de slaapkamer
gegaan,"
«Scheelt mijn vrouw iets?" vroeg nu de professor.
«Mevrouw is een half uur geleden naar haar kamer
gegaan. Zij gaf plotseling een schreeuw, en toen
ik in de huiskamer kwam vragen of mevrouw mij
geroepen had, liep zij mij voorbij naar haar slaap
kamer en deed de deur op slot."
Met groote spiongon snelde de professor de trap
op, naar de slaapkamer.
«Hulda!" riep hij«Ik ben thuis gekomen.
Scheelt je iels?
Ailes bleef stil.
ïHuida," klonk het nu dringender, «om Gods
wil, wat beteekent dat?"
Hij luisteide. Geen antwoord. Alleen meende
hij een ondeidrukt snikken te hooren.
«Kun je niet open doen, of wil je niet, Hulda
vioeg hij met trillende slem. Geen antwoord
Nu herinnerde de professor zicli dat er nog een
andere deur naar de slaapkamer was. Er stond
een vvaschiafel voor, maar die werd gemakkelijk
op zij geschoven.
Een gestalle in het bed had zich een oogenblik
opgericht, llulda's kopje was even zichtbaar ge
worden.
«Hulda, Hulda! Wat is er gebeurd?" De be
zorgde echtgenoot snelde naar het bed en wilde
zijn jonge vrouw omarmen, maar deze bad zich
in een deken gewikkeld en verborg het gelaat in
de kussens. Bij zijn aanraking keerde zij hem den
rug toe.
De professor trachtte een barer handen te vatten,
maar ook dit mislukte.
«Hulda, spreek toch! Ben je ziek? Za! ik om
den dokter sturen? Ja, dat zal het beste zijn."
Nu kwam er beweging in de vormiooze massa,
en uit de diepte der kussens klonk een huilerige stem
«Ik ben niet ziek; ik ben" oen paar snik
ken «ongelukkig."
Heftiger snikken. Toen weer alles stil,
«Ongelukkig?" riep haarman verbaasd uit. «Wie
heeft mijn Hulda dan wat gedaan?"
reeds werden nieuwe industrieën gesticht, dank
zij energieke mannen.
Op hen rust voor een goed deel de toekomst.
Zij 1898 onze stad een goed jaar.
Tot onze lezers een enkel woord in het bij
zonder.
Een jaar lang hebben zij ons gevolgd met
minder of meerder belangstelling.
Daarop blijven wij rekenen, liefst in klim
mende mate.
Want slechts bij belangstelling is onze taak
mogelijk.
Veel hebben wij natuurlijk in één jaar nog
niet voor onze lezers kunnen zijn. Slechts een
band van vele jaren zal het vertrouwen en de
hartelijkheid kweeken, die noodig zijn.
In het afgeloopen jaar brachten wij onder
scheiden dingen ter sprakemisschien is hier
en daar een sciierp en onliefderijk woord ge
vallen dat geschiedde zonder opzet.
Het is altijd ons bedoelen geweest om op te
bouwen, niet om af te brekenvan persoon
lijkheden, die het hoofd warm maken en het
hart koud, hebben wij ons steeds willen spenen.
Dat bet ons gelukt moge zijn!
Met groote dankbaarheid zien wij op den
zoo ontzaggelijk ruimer geworden kring van onze
lezers; wij hebben de vrijmoedigheid genomen
er uit te lezen, dat ons blad voor velen een
huisvriend geworden is.
Een bescheiden huisvriend, het zij zooHet
blij ve zoo
En thans den lezer heil
Gedurende liet jaar 1897 zijn de volgende
personen overleden, wier dood wij in deze lijst
meenen te moeten vermelden.
II. K. 11. Wilhelmina Maria Sophia Louise,
groothertogin van Saksen Weimar, geb. prinses
der Nederlanden.
«Ja lluida!" kïonk het nu op beslisten toon. «Het
staat jo mooi, mij je lluida te noemen!"
«Wat iieb ik dan wel gedaan in mijn afwezig-
beid
«Juist je afwezigheid I" En op eens richtte de
gestalte zich in liet bed op cn riep haar man met
declamatorisch gebaar toe:
«Ik iveet nu hoe je middeieeuwsclie archieven
er uitzien! O, ik arme, bedrogen vrouw!" En
uitgeput zonk ze weer in de kussens terug.
«Hulda, je maakt mij razendriep de professor
wanhopig uit.
Maar zij ging op uitdagenden toon voort
«Neem je liefje maar, dat je in Itaiie voor je
vrouw hebt uitgegeven De arme Hulda zal wel
weten te sterven
En met deze woorden wierp zij haar man een
visitekaartje toe, waarop deze in sierlijke letters las
ücmctriov Antinoos Chrtsto-Pappadopnuhs.
Maar, Hulda", zei hij kalm, «luie kan die naam
je nu zoo opwinden. Dat is die jonge Griek, dien
ik op dê boot van Napels naar Livorno ontmoette,
en die mij troostte toen ik zoo zeeziek was."
«Je hadt geen troost noodig", riep Hulda uit.
«Je hadt haar immers?"
«Haar vroeg de professor. «Wat voor h a ar?"
«Keer het kaartje van je Griekschen vriend dan
maar eens om. Hij zal wel een Turk zijn geweest,
jij jij Mormoon 1"
De professor keerde het kaaitje om en las:
«Herinnert u zich mij nog? Ik denk nog dik
wijls aan u en uw iieve vrouw, aan wie u mijn
groeten wel wil overbrengen. Uw reisgenoot op de
Trinakria van Napels naar Livorno."
De professor had deze woorden haidop gelezen.
«Daar hebben we nu de pret!" riep hij thans
uit, liet kaartje op den grond latende vallen. «Dat
heb je nu van die ellendige nieuwjaarskaaitjes
Wat brengt die nieuw-Grieksche papagaai me nu
een onheil leweeg
Dat klonk zoo echt ais de toorn van een man
met een rein geweten, dat zijn vrouw, meer door
den toon van zijo stem dan door de beteekenis der
woorden getroffen, tiaar snikken staakte, tiaar hoofd
ophits f en haar man in Siet gelaat zag.
«lluida," ging deze voort, «je bent eigenlijk een
stout, klein muisje, dat zich uitkleedt en in bed
kruipt, omdat het ondeugend is geweest. Ja, kijk
mij maar met groote oogen aan. De schuldige ben
Z. D. IJ. Ti ins Albrecht van YValileck-Py'rmont.
Mr, J. Heemskerk Az., minister van staat.
Mr. A. J. Swnrt, lid van den Raad van State,
oud-president van de beide hooge gerechtshoven
in Ned. Indië.
Mr. II. A. des Amorie van der Hoeven, lid
van den Raad van State.
A. C. Wertheim, lid der Eerste Kamer.
Jhr. Mr. .1. G. Th. Eeelaerts van Blokland,
lid en gewezen voorzitter der Tweede Kamer.
Mi'. W. J. Roijaards van der Ham, lid der
Tweede Kamer.
Mr. .T. W. J. baron de Vos van Steen wijk,
oud-lid der Tweede Kamer.
I. Zijp Kz.. liil der Tweede Kamer.
Mr. A. P. de Lange, lid der Tweede Kamer.
M. Jhr. J. W. van der Biesen, oud-lid van de
Tweede Kamer.
Mr. C. A. van der Kemp, oud-lid van Gede
puteerde Staten van Zuid-Holland.
II. P. .1. Hennus. luitenant-generaal.
J. II. Kromhout, gep. luitenant-generaal.
L. P. van der Beek, gep. luitenant-generaal.
A. L. 1'. A. Grisart, gep. generaal-majoor
der cavalerie.
J. A. Besior, gep. generaal-majoor van den
generalen staf.
G. P. Booms, gep. generaal-majoor.
G. B. Th. Wiggers van Kerchem, gep. ge
neraal-majoor van liet Indische leger,
G. E. Uldenbeek, gep. v'ice-admiraal.
W. C. Klis, gep. schout-bij-naclit,
Mr. J. G. Kist, president van den Hoogen
Raad der Nederlanden.
Mr. C. \V. E. Vaillant, oud-pres ident van het
gerechtshof te Amsterdam.
Mr. S. Wildschut, raadsheer in liet gerechts
hof to Amsterdam.
L. II. J. J. Mazel, oud-hoofdingenieur van
's rijkswaterstaat.
L. A. Reuvens, oud-hoofdinspecteur van 's rijks
waterstaat.
J. F. Metzelaar, oud-ingenieur, architect voo;
de gevangenissen en rechtsgebouvven.
S. \Y. Joseplius Jitta, voorzitter der Kanaal
maatschappij.
Jhr. mr, dr. A. D. van Riemsdijk, voorzitter
van het Muntcollege, tevens inspecteur en es
sayeur-generaal.
jij, niet ik. Dat ellendige kaartje had je vertrouwen
in je man geen oogenblik aan 't wankelen mogen
brengen.
«Die Atheensche papagaai heeft doodeenvoudig
twee indrukken, die hij op zijn reis heeft opge
daan, met elkaar verward. Op da Trinakria deelde
hij met mij een hut. Toen den volgenden dag alle
reizigers bij mooi weer op het dek zaten of lagen,
was ik hem te vervelend, daar ik nog niet geheel
wel was. Hij heeft zich toen gevoegd bij een jong
paartje, dat zijn huwelijksreis maakte. Met hen
heeft tiij een druk gesprek gevoerd en ook, evenais
later met mij, van kaartjes gewisseld. Later heeft
hij zijn twee reisgenooten met elkaar verward;
mijn naam is hein door mijn htstoitsclio onder
zoekingen misschien beter bijgebleven dan de naam
van dien jonggetrouwden heer, een landeigenaar
in Pommereu, Zoodoende heeft hij gedacht dat ik
getrouwd was met de vrouw van zijn anderen
reisgenoot."
»0f", merkte Hulda op, die haar verdriet en
haar wantrouwen op eens vergeten was, «of mis
schien heeft hij ook wel het kaartje in de ver
keerde enveloppe gestoken. Dat ik daaraan niet
dadelijk heb gedacht!"
Bij die woorden bloosde zij diep, en opnieuw
sprongen haar de tranen in de oogen. Maar nu
ivaren het tranen van oprecht beiouw.
Daaiom ook vie! het den professor niet moeilijk
zijn vrouw te vergeven. Hij boog zicli over haal
been, en volgde nauwkeurig de gouden levensregel
van Ovidius op: »Oscula da flenti! kus uw
vveenende vrouw!"
Hulda wilde later het kaartje van mijnheer
Demetrios Antinoos Christo Pappadopouios ver
scheuren. Maar haai' man verhinderde dit.
«Wij zullen dit kaartje bij onze souvenirs voegen,"
zeide hij, «en ieder van ons za! het recht hebben
het den ander onder de oogen te houden, als er
weer eens zoo'n Otheilo-bui opkomt."
«Neen, dat gebeurt niet weer," zei zijn viouw,
haar armen om zijn hais slaande.
En het gobeurde ook niet weer. Maar de afkeer
tegen nieuwjaaiskaartjes is in liet huis van pro
fessor Hompel zóó toegenomon, dat zelfs principieel
de door anderen gezonden kaartjes niet meer wor
den beantwoord.