51""5 jaargang. Zondag 9 en Maandag 10 Januari 1898. N°. 9521. Ticeedè Blad Een Dierentemster. FEUILLETON. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. UITGEVER: H. J. C. ROELANTS. TV ationale MiIit:ie. EENÏüISGEYINGt. Kennisgeving. Bouwmaterialen, DA B O Y - E D. AsoHHSMBNTSPEijg voor Schiedam, per kwartaal 1 f O.90 omliggende plaatsen, p. kwart - 1.05 franco per post, p. kwartaal. - 1.30 Afzonderlijke comtnere- 0.02 BUREAUBOTEUSTBA tT 70, Telepkoon ]Vo. 123. Advertentieprijs: van 1—5 gewone regels met inbe grip van cene Conrantf 0.52 Iedere gewone regel meer- 0.10 Bij abonnement wordt korting verleend. Burgemeester en wethouders van Schiedam brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de militieraad in liet 2de district van Zuid-Holland, voor deze gemeente, op Donderdag 20 Januari aanstaande, des voormiddags ten tO'/j ure, zijne tweede sitting zal honden te ROTTERDAM, in het Oude-Mannenhuis aan de Hoogstraat aldaaren brengen voorts in herinnering artikel 92 der wet betrekkelijk de Nationale Militie van 19 Augustus 18G1 staatsblad no. 72), laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 April 1802 staatsblad no. 50), luidende In de tweede zitting van den militieraad wordt uit spraak gedaan omtrent alle in de eerste zitting niet afgedane zaken en omtretit hen, die als PLAATSVER VANGER of NOMMER VER WISSELAAR verlangen op te treden. De loteling, omtrent wien de militieraad in zijne eerste zitting reeds uitspraak, heeft gedaan, behoeft NIET in de tweede zitting te verschijnen. Zij herinneren mitsdien den lotelingenvoor de lichting van 1897, die verlangen mochten zich voor den dienst der nationale militie te doen vervangen, dat zij voor gemelden militieraad ten bepaalden dage en ure moeten verschijnen, ten einde hunnen plaatsvervanger of nom- merverwissalaar te doen onderzoeken. En is hiervan afkondiging geschied, waar het be hoort, deu Ssten -lauuari 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemdj VERSTEEG. De secretaris YERNÈDE. Burgemeester en Wethouders van Schiedam, Voldoende aan het bepaalde in art. 56 der verordening op de brandweer binnen die ge meente; Brengen ter openbare kennis, dat bij hun besluit van den 30sten December j.l., tot onder- brandmeester bij tie bediening der brandkranen van de waterleiding is benoemd: N. VAN DER SLUiJS, vroeger onder-brandmeester bij de sedert het vorige jaar buiten dienst gestelde spuit no. 9, Schiedam, 8 Januari 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, VERSTEEG. Do Secretaris VERNÈDE. Burgemeester en Wethouders van Schiedam zijn voornemens op Donderdag 20 Januari a.s.» des namiddags ten 2 ure, ten raadhuize aldaar in het openbaar aan te besteden de levering van Eenige weken geleden was in Brussel de alge meene opmerkzaamheid gevestigd op eene adellijke dierentemster, gravin Mercedes de Vesius, die in het ctrcus-Wnlf optrad, dat eiken avond stampvol wa«, Tout Br axel les moest het schouwspel 2ten van eene gravin, die roet vier krachtige leeuwen werkte, en geen leeuwen die met opium of iets dergelijks zóó bedwelmd waren dat zij te suf waren om te kijken, maar dieren in het volle bezit hunner verschrikkelijke vermogens. Wat het optreden der dierentemsler nog ^interessanter" maakte, was, dat zij eenige dagen te voren door een der woud koningen .tamelijk 2waar was gewond, zoodat zij, trots de waarschuwing van den dokter, met nog in het verband zittend been in de kooi ging om voorstellingen te geven. AI kon zij dan ook de dieren niet ai de kunsten laten verrichten die zij gewoonlijk met hen uithaalde, toch bleef zij een bange tien minuten onder hen doorbrengen. De Brusselsche correspondent van een der buiten- landsche bladen was in de gelegenheid een persoon lijk onderhoud met gravin De Vesius te hebben en deelt daarvan het volgende mede: ®Een kwartier na de voorstelling stond ik tegen over "de dierentemster. Haar mooie, sterke lichaams bouw was onzichtbaar onder een "witte pelsmantel. Dit het volstrekt niet schoone gelaat, thans niet meer door een masker bedekt, zooals de gravin als Keien, Trottoirbanden, Straatklin kers, Hartlgrauw, Houtwaren en IJzorcn Voorwerpen ten behoeve der gemeente wet ken. Het bestek is a f 0.25 vetkrijgbaar ter ge meente-secretarie en ligt, met de teekening dei- ijzerwerken, aan de stadstimmervverf op werk dagen ter inzage. Mevrouw Ida Boy-Ed, de alom bekende en gevierde Duitsche novelliste, van wier hand ook het nieuwe feuilleton is, waarmede in ons eerstvolgend nummer een aanvang zal worden gemaakt, geeft in een der Duitsche tijdschrif ten de volgende schets van haar eigen leven. Wanneer men mij vraagt of ik Hamburg. Lubeek of Bremen mijn vaderstad noem, clan moet ik steeds een antwoord geven, dat in de hoogste mate onbegrijpelijk schijnt, n.l. twee steden. Iti mijn vaderland bestaat van oudsher een reeks van politiek-geographische zonderling heden, en een van die kleine en bijzonder vermakelijke curiositeiten maakten de nElbtnar- schen". de sVierlande" genaamd, uit met het stadje Bergedorf, mijn geboorteplaats. Reeds in den ouden tijd, toen de Hanse steden de beheerscheressen der wereld waren, bezaten Lubeck en Hamburg gemeenschappelijk deze jlande" en het stadje. Het wapen van Bergedorf en ook de vroeger postzegels, die thans een kostbaar artikel voor verzamelaars zijn vertoonde den halven Lubeekschon adelaar en anderzijds de drie Hamburgsche kasteelen. Het eene jaar werden wij door Ham burg, het volgende door Lubeck geregeerd. Op die wijze behoorden wij tot twee steden, tot dat in 1865 Lubeck zijn aandeel aan Hamburg verkocht en mijn vader naar Lubeck verhuisde. Ik was nog slechts een klein meisje, maai de indrukken onzer jeugd prenten zich te diep in onzen geest dan dat zij ooit kunnen uitge wist worden: de groote doorbraak van den dijk, waardoor de »marschen" overstroomd en de huizen onder water gezet werden zoodat wij, kinderen, 's nachts naar den zolder moesten worden gebrachtde kalme kanalen tusschen groene dijken de Hollandsche schepen met de bemanning, die op zomeravonden zulke zwaar moedige liederen aanhiefde sluizen met haar bruisende watervalletjes of haar natte houten wanden, door welker spleten het saamgeperste water sijpelde onze tochtjes per rijtuig, waarbij wij op breede veersehouwen over de vele vaarten moesten worden gebracht dat alles schonk voedsel aan de phantasie. En te Lubeck was wederom het water de vriend van mijn innerlijk, eenzaam kinderleven de Trave stroomde voorbij het oude patriciërs huis, dat wij bewoonden bij iederen Ooster- storm zag ik haar wassen, en ik zag haar bij den stormvloed van 1872 de geheele gelijk- gewoonhjk bij de voorstellingen draagt, bliksemden mij een paar zwarte oogen van fascineerende uit- weiking tegen de sterkste wapens yan deze merkwaardigste aller dierentemster. Zij vertelde mij dat zij in Berlijn voorstellingen had gegeven en eerst bevreesd was geweest daar als Francaise niet te best te zullen worden ont vangen, maar juist het tegendeel was het geval geweest. Nu waren onder anderen Genève en Londen aan de beurt. Te Londen moesten in het Royal Aquarium twee voorstellingen daags worden gegeven. »Dat beteekont niets, mijnheer", verklaarde de dierentemster, »als ik na de voorstelling maat niet altijd zulk een ontzettenden last van migraine had. Want stel u voor, dat mijn gansche denken, al mijn geestkracht, zich in mijne oogen moet concentreeren. Ik heb de dieren dan alleen in mijn macht, als ik ze kan hypnotiseeren. U zult waar schijnlijk al eens bemerkt hebben, dat het brullen soms plotseling ophoudtde leeuw ligt dan onder het bedwang van mijne oogen. Mijn taak is dan het zwaarste, wanneer ze alle vier bij elkaar zijn, want dan moet ze allen tegelijk met den blik in bedwang houdpn." lis u nooit bang geweest «Nooit. Er is voor mi) slechts ééfie almacht dat is de wil; met mijn wil heb ik tot nu toe alles doorgezet. U weet welke mooie dieren ik bezit't zijn geen menagerie-exemplaren, maar direct geïmporteerde. Zooals ik ze van een kapitein te Liverpool heb overgenomen ben ik onmiddellijk met de dressuur begonnen. De mannetjesleeuw komt uit Indiaeen dierentuin heeft mij al 25000 frs. voor mijn «Czaar" geboden. Ik zal wel besluiten vloersche verdieping overstroomen zoodat de levensmiddelen per schuit aan het balkon van de eerste etage werden afgeleverd. Ik zag het bedrijvige leven van den handel, het kalme bestaan der kleine schippers, dat mij zoo ro mantisch toescheen, zooals zij woonden, sliepen, kookten in hun eenige kleine kajuit. En ook thans dwaalt mijn blik uit het ven ster van mijn studeerkamer over de flikkerende watervlakte, aan welks oever mijn tuin ligt. Ik ben dus in den volsten zin van het woord van »de waterkant". Aan mijn lezers de be slissing of er innerlijke samenhang is op te merken tusschen het karakter van mijn Nooi'd- duitsch vaderland en de kleur van mijn stijl en mijn levensbeschouwing ik zelf meen dat torband waar te nemen. Maar ook mijn geboortig-zijn uit eert Ilanse- stad spreekt uit mij. De eigenaardige omstandig heden, waarin wij leven, hebben in oris een groot aantal gebreken en deugden gekweekt. Wij hebben geen hof en geen bureaucratie wij leven in. vrijen, schoon wellicht ook te onbeperkten, burgertrots, zonder ons voor iemand te buigen, tedere familiekring, iedere coterie voelt zich innerlijk ver boven de anderen verhevendezen hebben ineer geld, genen grooter kennisdezen hebben de liefhebberij, om in stedelijke betrekkingen te willen schit teren, genen beroemen er zich op daar niets om te geven; deze familie is ouder, die heeft minder vooroordeelan, en zoo voorts. De overzeesche betrekking bijna iedere familie zendt een of anderen nabestaande den Oceaan over verschaffen den blik een ruim veld. Dat is een groote, fiere, vrije trek der Hanseaten. Maar naast die grootheid, die fier heid staat ook kleinheid en eughartigbeid. Vooringenomenheid tegen alles, wat van buiten komt, gebrek aan belangstelling in kunst en letteren maken het verkeer onaangenaam. Die wisseling van omhoog-streven en neerzinken heeft, als iedere kracht door beweging, bijzon dere gevolgen. Het kan geen toeval zijn, dat de Hanse-steden, en Lubeck vooral, Duitschland zoo menigen man van beteekenis hebben geschonken. Wie geboren en opgevoed is in de levensver houdingen der Hanse-steden, kan slechts moei lijk. en dan nog steeds met een gevoel van ge- krenkten trots, aan andere gewennen. Ik ken een aardig gedeelte van de wereld, want iederjaar reis ik geruirnen tijd ik ken tamelijk wel alle maatschappelijke kringen, hoog en laag, want wie zich in een engen kring beweegt, ziet ten laatste geen menschen meer, hij ziet alleen typen maar ik heb nog geen toestanden leeren kennen, die mij op den duur aange namer toeleken dan onze Hanseatische toe standen. Mijn op zeer jeugdigen leeftijd gesloten huwe lijk met Karl J. Boy, het hoofd eener oude Lubecksehe firma, had hetgeen zeer natuur lijk was mijn geestelijke ontwikkeling in den eersten tijd zeer belemmerdhoe kan een vrouw, die vier kleine kinderen heeft, aan literatuur en verstandelijke vorming denken? Toen evenwel dreef mijn talent mij metonbe- moeten hem van de hand te doen, want hij draagt mij een doodelijken haat toe. Negen litteekens van zijn beten heb ik op mijn lichaam. U heeft wel gezien hoe onaangenaam hij gestemd is als ik de kooi binnentreed of haar verlaat. Ik veel alleen eenige hartklopping als ik uit de kooi ga zelfs als ik zonder elk wapen, op den bodem der kooi liggend, de dieren slechts met de hand, de oogen en de stem regeer, heb ik nooit een aanval van vrees. Maar het verlaten van de kooi is niet alles. Zijn dwingen en verlangen naar mij als ik er buiten ben is niet gemaakt, maar bittere ernst. En toch ziet ge dat ook hij zich buigt onder mijn biik en mij gehoorzaamt." »Ziet u de dieren overdag wel eens Voedert u ze zelve ook sNooit, ze mogen mij eerst zien als ik de kooi betreed. Jk mag nooit eenige goedmoedigheid jegens hen toonen. Mijn tegenwoordige wonde heb ik te danken aan de omstandigheid dat ik op dien avond eenigszins minder energiek was. 't Publiek gelooft algemeen, dat het aanzetten en ranselen der dieren slechts een onnoodige theatrale vertooning is. En toch is 't niets anders dan een eisch van zelfbehoud, want ieder oogenblik moet de leeuw zijn minderheid gevoelen. Lt vermijd evenwei alle hulpmiddelen om de dieren van te voren aan mij te binden. U ziet, ik draag geen wapens en werp dikwijls ook nog de zweep en de ijzeren staaf weg. Maar niettegen staande de leeuwen elk mijner woorden verstaan, moeten zij toch telkens geslagen wordon." j>En uw masker?" sja, dat masker, dat heeft eene eigenaar dige geschiedenis. Velen denken dat het slechts dwingbare macht, om mij te uiten. Een munt' van vooroordccleu viel er bij beide families tc boven te komen, want mijn eigen \ader, een man van groote geestesgaven, ove rigens hoogst vrijzinnig, was mijn sterkste tegenstander. Later begreep ik hem hij had zijn meest geliefd kind de smart eener neder laag willen besparen en dacht: «Wanneer zij werkelijk iets kan, zet zij het toch door."' Of ik werkelijk iets kan," is een vraag die altijd met angstigen twijfel in mij zal op rijzen zoolang ik leef. Maar doorgezet heb ik het. Een jaar lang heb ik te Berlijn als journaliste geleefd, en toen leerde ik in weinige maanden het leven beter kennen dan een dame in een der Hanse-steden in tal van jaren zou kunnen. Strijd is steeds een harde leerschool, waarbij over en weer de wapens kletteren, maar hij heeft ook zijn nuttige zijde, en wie zijn strijd vrij en zuiver heeft volstreden, mag zich ver heugen in een waarlijk harmonisch leven. Dat is nu zestien jaar geleden zestien jaren van onvermoeiden arbeid, waarvan vieren twintig declon novellen en romans het bewijs leveren. Ik schep er vermaak in. ze zoo op een rij in mijn boekenkast tc zien staan en daarbij te bedenken welk een groot aantal vertalingen van mijn werken in het Italiaansch, Zweedsch, Noorsch, Deensch, Nederlandsch, L'oolsch, En- gelsch en Spaansch zijn verschenen dikwijls achter mijn rug, stcelsgewijze. Bestolen te wor den is het lot van Duitsche schrijvers. De Duit sche couranten in Amerika drukken ook alles van mij over; zoo ben ik daar zeer bekend geworden zonder er ooit een cent honorarium voor gezien te hebben. Dat literaire arbeid zeer goed kan samengaan met de vervulling van moederlijke plichten, heb ik ook ervaren. Het komt mij voor dat myn kinderen tevreden zijn met wat ik voor hen geweest ben en nog bende innigste vriendschap verbindt ons sedert zij groot zijn geworden. Ik weet niet of alle moeders dat zouden kunnen zeggen. Jong blijven en de jeugd begrijpen - dat is het geheele geheim van opvoeding van kinderen. Met April ben ik vier en veertig jaar geweest, maar ik voel in mij zekere onverwoestelijke jeugd misschien is het scheppende phantasie hoe het zjj, ik voel mij alleen onder jonge menschen in mijn element. Mijn eenige dochter woont na een kort huwelhk bij onsmijn oudste zoon is luitenant der marine; de tweede is luitenant der artillerie, terwijl de derde nog verschillende zeereizen maakt om later, naar wij hopen, in de zaak zijn vader op te volgen. Wanneer een vrouw in het openbaar optreedt, zij het ook indirect als schrijfster, dan is haar leven veelzijdiger dan dat van andere vrouwe". Men leert meer menschen kennenmen heeft en behoeft ook meer vrijheid van beweging. Men doet meel" slechte, maar ook meer goede ervaringen op. De diepste wonden hebben mij ondankbaarheid geslagen die ik voor de ver schrikkelijkste zonde houd, omdat zij uit een ruw hart voortkomt, en Dante laat daarom ook de ondankbaren branden in de diepste diepte reclame is, en toch wordt bet misschien op een goeden dag nog mijn ongeluk. Ik ben de geschei den vrouw van eon man, die mijn groot vermogen heeft verkwist, en draag een der aanzienlijkste namen van Frankrijk. Ik heb altijd voorliefde voor wilde dieren gehad en tijdens mijn huwelijk ben ik menigmaal met mijn kamenier naar de menagerie van Pezon geweest om wilde dieren te bestndeeren. Toen mijn familie van mijn voor nemen hoorde, deed zij alle moeite dit le ver hinderen. Men wist zelfs een gereebtteijke bepaling te verkrijgen, dat ik bot recht op mijn kind zou verliezen, wanneer ik als leeuwentemster optrad. Dit besluit werd mij vóór de eerste voorstelling te Parijs medegedeeld. Kort en goed besloot ik een masker te dragen. Dat masker hinderde mij evenwel. Als ik de leeuw van de drie leeuwinnen heb gescheiden, mis ik door het masker mijn vrijen blik en daaraan heb ik ook de wonde te danken, mij door den leeuw toegebracht. Maar ik trotseer het gevaar, als ik mijn dochter maar mag behouden." »En gevoelt gij u werkelijk thuis in uw beroep, gravin V' ïlk ken geen heerlijker. Het gevaar trekt mij aan. En als ik het overwonnen heb, heb ik een gevoel van triutnf. Ik ben fataliste; mijn noodlot is mij voorgeschreven. En ik ben van meening dat het een veel waardiger dood is als het offer van den koning des wouds te vallen dan dat mij op straat door een vallende dakpan het hoofd wordt verpletterd."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 5