'h
51"° jaargang.
Zondag 16 en Maandag 17 Januari 1898.
N°. 9527.
Eerste Blad
DE VLUCHT.
c
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen,
FEUILLETON.
x
UITGEVER: H. J. C. ROELANTS.
GEMEENTE-ONDERNEMINGEN.
BINNENLAND.
W
hb
84
ëk'
Jlboxsehentsprijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nommers- 0.02
«TRE.irBOTERSTR.1.4T Telepiioon Xo. 123.
Ad y v ut estie r auswn 15 gewone Tegels met inbe
grip van eeue Courantf 0.53
Iedere gewone regel (kt- 0.10
Bij abonnement wordt koru>.g verleend.
ii.
Wordt liet beheer van gemeentelijke onder
nemingen onmogelijk, indien de gemeenten het
vooischrift van Mini-der Borgesius opvolgen, om
alle ontvangsten en uitgaven van de onderne
mingen, die in eigen exploitatie bij baar zijn,
in de begrootingen en rekeningen op te nemen,
gelijk reeds geschiedt met andere gemeentelijke
eigendommen
Reeds hebben wij terloops tegenover prof.
Treub de onmogelijkheid ontkend, en wel om
de eenvoudige reden dat de praktijk in deze
niet aan prof Treub's zijde staat.
In verschillende gemeenten, wij noemen De
venter en Utrecht, wordt metterdaad geen enkel
nadeel ondervonden door het reeds sedert jaren
volgen van den thans eerst door een Minister
als wettelijk bevolen weg.
Met eerstgenoemde gemeente zijn wij vrij
wel bekend, en indertijd hebben wij ter andere
plaatse het heilzame van het daar gevolgde
systeem zeer uitvoerig uiteengezet, omdat het
onmiskenbaar aanbevelenswaard was boven de
beheerswijze in andere gemeenten, waar eene
controle, voor wie niet de macht heeft om
zich alle noodige staten te laten overleggen,
ten eenenmale buitengesloten is. Wij bedoelen
hier natuurlijk met controle geen dwarskijkerij,
maar een letten op de belangen der gemeen
schap, gelijk den ingezetene, die daartoe de
roeping heeft of wien dit tot taak is gesteld,
past.
Wij maken ons b. v. sterk, dat het getal
ingezetenen, dat weet wat hier tot op 1/3 ct.
de kostende prijs van een M* gas is, daarbij
gelet op de grond- en bedrijfskapitalen der
gasfabriek, de leverantie van gas aan de ge
meente zelve voor de straatverlichting enz. enz.,
zeer gering is.
En juist om tot de oplossing van dergelijke
vragen te kunnen komen, om te kunnen be
slissen, of verlaging of verhooging van den prijs
van het gas niet alleen een wenschelijkheid,
maar ook een eisch der rechtvaardigheid is,
en een daad van goed koopmanschap, juist
daartoe achten wij de bewuste aanschrijving
goed.
Met een enkel woord willen wij hier het
z.g. npotjesstelsel" nader bespreken, in verband
met het juist te voren gezegde.
Wij gevoelen vooral hierom voor dit systeem
weinig, omdat het de controle niet alleen tot
slechts zeer weinigen beperkt, maar ook, omdat
wij het niet achten het systeem eens deugde-
lijken ondernemers, en als zoodanig moeten wij
de gemeente beschouwen, waar het beheer
harer bezittingen een privaat-rechtelijk karakter
draagt.
Men mist, bij de toepassing van het spotjes-
DOOR
IDA BOY-ED.
6)
Thans viel hom in, wat hij wel eens gelezen
had van de standvastigheid en onverschillige hou-
dtng van ter dood veroordeelden. Nu kon hij dat
alles begrijpen. Waar geen ontkomen mogelijk is,
is ook het verzet gebroken. Zelfs de vertwijfeling
houit op. Hij beproefde zich voor te stellen, hoe
het gegaan zou zijn, als hij gedurende de laatste
dagen eenige verdienste had gehad of een betrek
king had gevonden. Het ware wellicht slechts een
vertraging van het noodlot geweest. En bovendien,
te leven, alleen om niet te sterven neen, daartoe
wiste hij de brutaliteit. Ilij voelde, dat naast de
zekerheid te moeten verhongeren of bedelen, als
er geen wonder geschiedde, er nog iets anders
was, dat hem het leven tot een last maakte.
Hij kwam zich voor als iemand, die geen grond
onder de voeten heeft. Hij zou oen rijk, groot man
willen zijn, alle kennis bezittende die in den tegen-
Woordigen tijd door aanleg en studie verworven
kan worden, om zich met zijn geld de edelste
genietingen des levens te verschaffen en met steeds
geopende handen weldadigheid te kunnen betrachten.
Of wel, hij had een arbeider willen zijn, die den
hamer zwaait, een man die hard en noest moet
^beiden voor zijn brood, aan wien geen hinderlijke
stelsel" een klaar overzicht over de cijfers. Bij
een systeem van concessie zal de concessionaris
die altijd op naasting verdacht moet wezen,
juist zooveel afschrijven voor waardeverlies
zijner eigendommen, voor schulddelging en voor
tal van andere zaken, al- noodig en geoorloofd
is; niet meer en niet minder. Zijn balans zal
zoo zuiver zijn als dit kan. Nu beeft de ge
meente helaas zeer weinig aan een uitnemend
beheer van een concessionaris, maar dit mag
haar toch niet beletten, bij eigen exploitatie
zoodanig beheer te volgen als goed voorbeeld,
en slechts zooveel te brengen ten laste van
het tegenwoordig geslacht en het navolgende,
als een juiste verdeeling van lasten toestaat.
Wel is het geen gebiedende eisch der nood
zakelijkheid, maar de ervaring leert toch, dat
juist bij het ïpotjesstelsel" eer dan bij elk
ander sy-teem van beheer, de harmonie tus-
schen uitgaven en inkomsten verbroken wordt,
vooral waar buitengewone uitgaven van niet te
grooten omvang te doen zijn.
Er is dan gevaar dat men het opgezamelde
kapitaal in eens aanwendt in plaats van de
rente der aan te gane schuld benevens de del
ging van een gedeelte daarvan telken jare op
de begrooting te brengen. En nu zeggen wij
nitt, dat dit euvel zich hier ter stede voor
doet, daartoe weten wij, ook al door gemis
eener behoorlijke toelichting bij de open
bare begrootingsslukken, te weinig van de
Schiedarnsche fabiiek maar bet gevaar be
staat, en daarop komt bet aan. De practijk
heeft dit, meer dan wenschelijk was, bewezen.
Echter is dit geheele betoog over het »pol-
jesstelsel" van zeer ondergeschikten aard, en
met des Ministers circulaire staat hel slechts
in zeer verwijderd verband. De lezer lette er
dan ook wel op, ook met het oog op een twee
tal ingezonden stukken deze week in de Schie
darnsche Courant opgenomen, dat de bedoeling
dezer artikelen niet is ze te verwateren tot
eene beoordeeling van plaatselijke toestanden.
Na deze uitweiding zij het geoorloofd verder
te gaan.
Waar de practijk de doorslaande bewijzen
heeft geleverd dat gemeentelijke ondernemingen
als een gasfabriek, van een koopmansstandpunt
gerekend, uitnemend zijn beheerd geworden op
de door prof. Treub gehekelde wijze, daar maakt
het een vrij eo.nisch effect den heer Treub met
bezwaren van praetischen aard te zien voor
den dag komen.
Vooral met den toekomstigen gemeente-ont
vanger heeft prof. Treub diep medelijden hij
stelt hem reeds voor als een »veelarrnige
poliep." Gemeente-ontvangers, die de heer Treub
tot nog toe ontmoette, hadden hem sevenvvel
nooit eenige gelijkenis met zulk een zeemonster
doen zien."
Wij weten niet of de heer Treub den nu
onlangs overleden gemeente-ontvanger van De
venter gekend heeft, den conscientieuzen, plichts-
betrachtenden man, die, zou men den heer Treub
tradities van maatschappelijke vooroordeelen kleven,
dien geen aesthetische behoeften kwellen, een man
ruw van geest en smaak, met het recht zijn vuisten
te gebruiken wanneer men hem te na komt, met
de zware, heerlijke moeheid na lichamelijken arbeid,
Felix meende dat er slechts twee standen be
hoorden te zijndan keerden misschien orde en
vrede op aarde terug. Hij zelf behoorde tot geen
stand. En gelijk hem verging hst duizenden en
tienduizenden: met zorg opgevoed, met goede
manieren, met alle behoeften, die goede smaak en
pijnlijke reinheid scheppen, welonderricht, maar
zonder de middelen om te leven zooals hij gewoon
was, gedrongen in een beroep, dat blootstond aan
alle kwade toevallen, zonder het vermogen, ja zelfs
zonder de lichamelijke macht om eenvoudig af te
dalen tot de klasse der arbeiders.
Aan den wil daartoe ontbrak het bij Felix niet.
Hij wenschte vurig een proletariér te zijn en al de
ballast van zijn opvoeding van zich te kunnen
werpen.
Toen hij zijn hart eens had uitgestort bij zijn
kostbaas, een fabrieksarbeider, had deze hem uitge
lachen. Ten slotte was ook dat een beroep waarhij
men van de piek af moest hebben gediend. En
bovendien voelde Felix maar a! te duidelijk, dat hij
door de jaren van ontbering en te lang werken de
kracht verloren had, die hij op vierentwintigjarigen
leeftijd nog behoorde te bezitten.
Van al de verschrikkelijke waarnemingen, die hij
in de laatste weken had gedaan, was deze wel de
wreedste, dat iemand, die arbeiden wil, om zoo te
zeggen alleen langs een voorgeschreven route
arbeid kan zoeken, en dat bovendien nog de zede
lijke wil een totaal waardelooze factor is, die zijn
mogen gelooven, volgens het aldaar gevolgde
systeem van beheer van gemeentelijke onder
nemingen (daarbij heeft Deventer zeer veel
rentegevende eigendommen, als boerderijen cnz.j
wel erg spolieperig" er uit moet gezien hebben.
Wij kunnen gelukkig den heer Treub ver
zekeren, zoo hij dezen overleden ambtenaar
persoonlijk niet mocht gekend hebben, dat deze
man volstrekt niet »eenige gelijkenis met zulk
eer, zeemonster deed zien". De practijk geeft ook
bier weer het beste er. snelste antwoord.
Trouwens, wij vinden, dat prof. Treub, bij
zijn jongsten veldtocht, wel erg met studeer-
kamerluehl is doortrokken, al voelt hij dat zelf
niet. Het zou jammer zijn als zijn terugtied
uit het praclische leven hem tot uitvinder van
theoretische bezwaren bad gemaakt, die hij
NB. nog als practi=ehe wil voorstellen.
Immers, mocht er ook al in een enkele zeer
groote gemeente wat veel van een gemeente
ontvanger gevergd wordenwat belet daar
sub-ontvangers of geagreèerde klerken aan te
stellen, die onder da verantwoordelijkheid van
den ontvanger zei ven werken en hem ver
vangen waar dit noodig is
Ook al kent de gemeentewet deze species
van het genus ontvanger niet, bezwaar vloeit
uit het creëeren daarvan niet voort. En het
is ook al weer de practijk geweest, die deze
nuttige species in het leven riep.
Trouwens hoe had het anders gekund 1
Prof. Treub zal toch ook wel toegeven, dat,
stel Amsterdam had, gelijk Londen, vijf millioen
inwoners, één gemeente-ontvanger niet meer
suffvsant zou zijn, om zijn ambt naar behooren
waar te nemen. De tijd zou zelfs den man ont
breken om het vereisehte getal handteekeningen
te zetten. Ook zonder ministerieele aanschrij
ving zoude men immers dan reeds moeten ko
men tot het geven van eenige handen en armen
aan den met werk overstelpten ambtenaar, al
zou men die armen niet van poliepen kunnen of
willen afhakken.
Gelijk wij reeds boven zeiden wij gelooven,
dat prof. Treub bezwaren heeft gevonden, om
dat hij de noodzakelijkheid van des Ministers
aanschrijving, speciaal met het oog op Am
sterdam niet noodig achtte.
En daar kunnen wij in komen. Waar het
beheer goed is, is er geen reden tot verande
ring maar niet overal is het goed.
Toch gelooven wij, dat er uit de circulaire
van den Minister vrij groote, zij het al niet on
overkomelijke bezwaren kunnen voortvloeien.
Bij gasfabrieken, waterleidingen enz. kan men
algemeene posten voor steenkolen, salarissen
enz. op de begrooting brengen, doch hoe moet
liet gaan, waar de gemeente zelve eene spaar
bank of bank van leening exploiteert.
Brengt men slechts de resultaten van het
gevoerde beheer op de begrooting, dan wordt
er niet voldaan aan het ministerieele voorschrift,
en wil men post voor post boeken, dan gelooven
wij stellig, dat binnenkort voor deze beide soort
bezitter nog tot eere noch tot verdienste wordt
aangerekend. Want wat baatte hem al zijn willen
en streven, wanneer hij geen arbeid vond
Dat waren alle zeer naïeve beschouwingen, in
haar eenvoudigheid louter voortgesproten uit zijn
eigen ongeluk.
Wanneer hij vroeger in de bladen las, dat jonge
menschen, door den nood gedreven, zich opgehangen
of verdronken hadden, dan dacht hij altijd min
achtend, dat hun de ware zedelijke kracht had
ontbroken. Nu ondervond hij zelf, dat men ver
teerd kan worden èn door het verlangen naar
arbeid èn door den honger tevens.
Misschien had hij ook in al de droeve jaren, die
hij zoo jammerlijk had doorleefd, langzamerhand
zijn moed opgebruikt, zoodat thans, nu hij dien
vooral noodig had, hij geen moed meer had. Hij
dacht daarover niet na. Hij maakte nog eens de
balans van zijn leven op en vroeg zich af of hem
wel eenige smart, eenige zorg, eenige teleurstelling
bespaaard was gebleven, Neen, geen enkele.
Robby likte hem bescheiden de hand de hond
was het zwijgende wachten moede.
De aanraking van dien warmen tong deed Felix
opschrikken. Hij had in zijn binnenste reeds afscheid
genomen van de wereldhet oude dier was het
eenige levende wezen in zijn nabijheid. En tegelijk
ook het eenige wezen, dat nog iets van hem ver
langde.
Hij stond haastig op en stak de lamp aan. De
armoedigheid van de kamer werd nu verlichtFelix
liet de rolgordijnen van grijs zakkenlinnen neer,
opdat geen onbescheiden blik van buiten zon zien
wat hij ging doen.
Het ijzeren bed met het weinige beddegoed, de
instellingen van wesro de gemeente gedreven
de dood-lHok zul geluid worden.
Zelfs nog afge/ien tan de ontzaggelijke uit
gebreidheid, die eetie begroeting, op de/e wijze
ingericht, zou krijgen, en bet gemis aan be
hoorlijk overzicht, vragen vrij of het gewensclit
of zelfs geoorloofd kan zijn om publiekelijk
bekend te maken door middel van e'ne begroo
ting wie iets en wat iemand als >1 pandje" achter
de schuine deur bracht of daarvan loste of
wie iets en wat iemand op zijn spaarbankboekje
heeft staan,
Misschien overschatten wij hier de bezwaren,
eu zal er een middel te vinden zijn om die te
ondervangenblijkt echter de bedoeling des
Ministers die te zijn. welke men hem in de
dagbladen toedicht, dan gelooven wij, dat
moeilijk een uitweg zal zijn aan te wijzen.
Een troost is er nog. en wel een zeer merk
waardige: de juiste formule van 's Ministers
aanschrijving is ondanks al het geschrijf er
over nog niet bekend, zoodrt zei Is de secretaris
van Dordrecht en prof, Treub reeds verschil
hebben over dit cardinale punt of de begrooting
moet bevatten eene specifieke opgave van
alle uitgaven en inkomsten.
liet laatste woord is derhalve in deze zaak
nog niet gesproken.
Bij onze beschouwing hebben wij zooveel
mogelijk vermeden den nadruk te leggen op
het legale standpunt, omdat wij dit van eenig-
zins ondergeschikten aard achten wij zijn zelfs
uitgegaan van de praemisse, dat het doel van
den heer Borgesius geen ander is geweest,
dan om de gemeente, waar zij ais exploitante
optreedt, te dwingen tot het voeren van een
zoo zuiver mogelijk en vooral van een door
zichtig beheer, en dat des Ministers exegese
van de Gemeentewet hem daartoe de macht gaf.
Slechts deze praemisse beantwoordt aan de
eisch en der practijk en leidt niet tot zijwegen,
als waarop prof. Treub zich begaf.
Of zij de juiste is kan alleen de Minister
zelf beantwoorden.
Do Kroningsfeesten.
Uit Den Haag wordt ons geschreven
De wensch, kenbaar gemaakt door de Konin
ginnen aan de Hoven der vreemde vorsten (.be
halve familieleden) noch speciale gezantschappen
de inhuldigingsfeesten zullen bijwonen, schijnt
in verband te staan met de overweging, dat bij
een eventueel binnen niet te lang tijdsverloop
te sluiten huwelijk der Koningin, bijzondere
buitenlandsehe vertegenwoordiging door per
sonen van vorsteüjken bloede of gezanten niet
uilgesloten mag zijn en dergelijke ontvangst
twee malen achtereen in een betrekkelijk korte
spanne tiids niet gewenscht voorkwam. Zóó
wordt gemompeld.
Ongetwijfeld zal de niet aanwezigheid van
hooge personages uit den vreemde niet bevor
deren de overkomst van speciale dagblad-corres-
kleine ijzeren kachel en de blikken koffiepot er op,
de tafel en de rieten stoel, ja zelfs de spijkers in
den wand hoorden aan zijn kostbaas. Ilij zelf bezat
niets meer dan het pak kleeren, dat hij droeg,
den ring aan zijn vinger en den geladen revolver
van zijn vader.
De ring, een oud erfstuk in zijn familie, zou
met hem in het graf gaan. De verzoeking, om
hem van de hand te doen, was nauwelijks hij hem
opgekomen. Want de zekerheid moest zich wel
aan hem opdringen, dan wanneer de opbrengst
van den ring was opgeteerd, zijn toestand dezelfde
zou zijn gebleven. En het was hem een phan-
tastisclie genoegdoening, zich met dezen ring aan
den vinger nog altijd te voelen als iemand van
goede familie, als iemand die niet heeft gewacht
tot de diepe armzaligheid van een bedelaar, maar
trotsch en vastberaden is heengegaan van de tafel
des levens, voordat de laatste bete broods is op
gegeten.
Robby zag het kwispelstaartend aan, hoe zijn
meester in de kamer heen en weer liep. Ilij ver
wachtte voor zichzelf eenig resultaat van dat
geloop misschien iets te drinken of te eten.
De kleine lamp walmdemet de merkwaardige
oplettendheid, die de mensch op het gewichtigste
oogenblik kan hebben voor de onbelangrijkste
dingen, zag Felix het en draaide haar langzaam
neer. Toen nam hij een photographic uit den zak
en hield die boven de vlam. Maar deze was niet
kiachtig genoeg om liet dikke stuk in brand te
steken toch verdween het geiaat der blonde Loro
langzaam achter een donkere roetvlek.
{Wordt vervolgd.)
f
t;>
>t
1
«j
1 O
J. w
Rn
tëu i"
f j iHf1