s
518'e jaargang.
Vrijdag 28 Januari 1898.
N°. 9537.
Eerste Blad
DE VLUCHT?
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
„De armen hebt gij altijd met u".
FEUILLETON.
UITGEVER: H. J. C. ROELANTS.
BUITElSLAm
Aboxxeitesmprijs toot Schiedam, per kwartaal f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nommers- 0.02
BUREAU t BOTEBSTRAAT PO. Tclophoon Xo. 123.
ADvnRTKjfTrarwjs: van 1—5 gewone regels mot inbe
grip van ceue Courantf 0.53
Iedere gewone regel meer0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Men heeft gisteren onder »Uit de Pers" in
dit blad kunnen lezen hetgeen Onze Kring
schreef naar aanleiding van de versierings
plannen, die bij onze burgerij en bij die van
andere gemeenten bestaan met het oog op de
aanstaande Inhuldigingsfeesten onzer Koningin.
En veel was er in die woorden, wat ons
van harte aantrok.
Ook wij zouden niets zoozeer afkeurenswaard
achten dan een vertoon van luister, waar dat
in meer of mindere mate boven de krachten
ging-
Wie zegtgaarne zou ik bijdragen, doch ik
kan niets geven, voor diens woord hebben
wij eerbied.
Met ons gelooven wij de hoofdcommissie en
eik buurtcomité dezer stad.
Van een aanslaan in een soort hoofdeiijken
omslag om de kosten der straatversiering te
dekken, naar gevelbreedte of huurwaarde, ge
lijk te Amsterdam, zal hier dan ook allerminst
sprake zijn.
Wij zouden voor het denkbeeld van Onze
Kring, om, in plaats van geld uit te geven voor
eerepoorten en illimunatie, iets blijvends, een
stichting voor zwakke kinderen, een gasthuis
voor ouden van dagen in het leven te roepen,
veel voelen, indien er kans was, dat een
eenigszins voldoende som bijeengebracht zou wor
den, wanneer voor zoodanig doel geld gevraagd
werd. Doch die is er niet. Voor een huldeblijk
aan de Regentes, werd een zeven honderd
gulden hier ter stede vergaard; nog geen
droppel in den emmer, indien men dit geld
voor een blijvende stichting wil besteden.
Doch er is een middenweg, en dien zouden
wij ingeslagen willen zien.
Daar is ook buiten een «Wilhelminafonds",
een d Wilhelminagasthuis", stichtingen die hoe
schoon ook, niet tot stand te brengen zullen zijn,
indien men met de werkelijkheid rekening
houdt, nog zooveel, wat waimer aanbeveling
verdient dan eerepoorten en feestmasten in
overdreven getal.
Waarom wil men niet hier een bloembed
aanleggen met monumentaal middenstuk, daar
een beeld plaatsen?
In andere steden kan men zien, hoe met betrek
kelijk geringe middelen tot stand kwam, wat
het gansche jaar het oog aangenaam is en ver
lustigt.
Er zijn buurten, die als het ware op derge
lijk huldebetoon aangewezen zijn en wier be
woners dunkt ons de geaardheid moeten bezitten
daarvoor wat te voelen.
Leent zich de Singel in de omgeving van
het Emmapark niet uitnemend voor dergelijke
opfleuring, is niet in de Plantage in deze rich
ting wat te d oen
Natuurlijk zijn er straten, waar van blij-
noon
IDA BOY-ED.
15)
We! werd haar onaangename gemoedstoestand
een weinig verlicht doordat Madame mère haar
niet kapittelde en baar verstaanbaar voor oogen
hield, wat zij zelf reeds onverbiddelijk genoeg
zwijgend zeide. Want ditmaal was Madame mère
voldaan over haar nieuwen beambte, omdat de
jonge Felix Dahiland haar opgesmukt, met een
hoogen officier en zelfs een prins op den achter
grond was voorgesteld.
Conradine leefde met deze vrouw samen om te
voorkomen dat deze, zonder toezicht den naam
de la Fiémoire door haar gebrekkige beschaving
en gemis aan tact zou compromitteeren. Zij ver
droeg den last, dien zij op zich had genomen, met
brandend innerlijk ongeduld en met volkomen
niteilijk bedwang. Zij was er steeds op uit de be
jaarde dame voor haar ondergeschikten en haar
bekenden hoog te houden, en vóór alles had zij
daardoor bemerkt dat Madame mere zich zelf zeer
hoog voelde. Uit het feit, dat Conradine altijd
notitie van haar nam, leidde zij b ar recht op
moederlijk gezag af, en geloofde zij in vollen ern»t,
dat zij voor Conradine ean moeder was. Zij was
huishoudster geweest bij den ouden heer de la
vende versiering geen sprake kan zijn. Op
den Langen Achterweg legt men geen bloembed
aan of op den Korten Dam. Men sticht daar geen
fontein, men plaatst er geen beeld.
Daar kan de aloude t<v-: -ri dennegroen,
van poort en mast blijven, daai kan de lange,
golvende lijn dei typische avondverlichting
komen, daar is het terrein voor een feestdos,
zooals die lange tientallen jaren is geweest en
zal blijven.
Wij zouden niet gaarne Onze Kring volgen,
waar het blad elk feestbetoon wil doen bestaan
in het zamelen van geld voor een blijvende
stichting.
Het aanvaarden der regeering onzer jonge
Koningin is in onze oogen een feit, waarbij
het past ook op andere, zelfs in de eerste
plaats op andere wijze uiting te geven van
ingenomenheid daarmedeen zeer goed kan
men zich daarbij hoeden voor misplaatste over
drijving of opgeschroefd vertoon. Daaraan doen
ook wij niet mede.
Maar wij willen de vlaggen zien wappc-en,
en wij willen onze gevels verlichten, en wij
willen het sparregroen zien aan de huizen
overal, en wij willen de eerepoorten zien opge
richt, waar dat luister zal geven.
«Want de armen hebt gij altijd met u, maar
mij hebt gij niet altijd."
Het Koninklijke woord voor bijna 2000 jaren
gesproken, worde ook in deze dagen wel over
dacht.
Er zijn perioden, waarop het niet alleen ge
oorloofd maar noodig is, eens een oogenblik af
te laten aan het denken aan de nooden, die
in deze maatschappij bestaan.
Waar bovenstaand woord op de lippen ge
nomen werd door Hem, die met oneindig mede-
doogen de nooden der armen aanschouwde en
lenigde, daar zij het ons geoorloofd het hier
over te nemen.
De discipelen betreurden "net verlies der
kostelijke zalf, maar de Meester zelf laakte het
niet, dat het kostbare vocht niet ten bate der
armen verkocht werd.
Wij vinden het loffelijk en plicht zich het
lot der zwakken aan te trekken, altijd en overal
Doch soms is het geoorloofd ook daarvan
af te zien. En wanneer straks onze Vorstinne
de teugeis van het bewind in handen zal nemen,
dan vinden wij een korte wijle daartoe de
vrijheid.
Danwillen wij een oogenblik aan niets
anders denken, dan dat de laatste Koningstelg
op den alouden Troon gaat zetelen, dan willen
wij op eerlijke en oprechte wijze ons gevoel
uiten, ons gevoel van dankbaarheid, van groote
dankbaarheid, omdat wij in ons kleine landje
zoo gelukkig zijn onder een Bewind, dat niet
vervuild is jn verrot als in zoovele landen om
ons, dan willen wij in onze Vorstinne zien
de draagster van onze aloude privilegiën, van
',\eid van denken en geweten.
ïromoire, die graag met het toen mooie en flinke
meisje een kleine amourette had willen beginnen.
Maar hij had berekenden tegenstand gevonden, en
merkwaardigerwijze rekende zij zich nu nog dat
verzet, hetzij uit berekenende slimheid hetzij uit
een natuurlijk zedelijksheidsgevoel voortgesproten,
als een groot bewijs barer deugd toe, en voelde
zij zich verheven boven alle menscheiijke zwak
heden en zonden.
llaar tegenstand bezorgde haar de hand van
den ouden heer en een behoorlijk inkomen als
weduwe. De zoon was niet bijster gesticht over
bet late huwelijk van zijn vader, maar ten slotte
liet het hem vrij koud.
Hij behoorde tot die naturen, die hun mede-
mensvhen gaarne naar hun eigen zin hun geluk
laten zoeken.
Eerst toen ook hij was gestorven, trad Conradine
in nadere betrekking tot haar, die zij nauwelijks
kendetrots en piëteit hadden haar bewogen
met baar samen te leven. Eigenlijk was ook dat
besluit indertijd in een opwelling genomen, toen
haar ziel, van smart vervuld, een daad zocht
waardoor zij den doode nog kon eeren en hem een
offer brengen.
Tegen den avond verstoorde Jaspersen haar
zwijgend gepeins. Hij was bij Felix Dahiland ge
weest en wilde nu rapport doen.
Jaspersan was een grootebreedgeschouderde
Fries. Zijn blonde, eenigszins peper- en zoutgo-
kieurde haren bedekten in dichte massa zijn
groolen, eivormigen schedel. Zijn lang, frisch gelaat
scheen nog ianger door de rossig-grijze baardstrook
langs de ooren. Met zijn zeer lichte blauwe oogen
keek hij zijn meesteres strak Ban, meer onderzoe»
Mogen wij voor dat alles de armen niet één
oogenblik vergeten?
En is het noodig hen zelfs geheel te vergeten,
ook al sticht men geen trotsch gebouw, met,
gelijk het Ulrechtsch Dagblad wil, in den
gevel »Op den dag der inhuldiging van H. M.
Koningin Wilhelmina, als regeerencle Koningin
der Nederlandenwerd deze stichting door
Roningstrouwe burgers tot blijvend aanden
ken aan Haren naam toegewijd" Wie zich
Oranjefeesten van vroeger herinnert, weet dat
nimmer de armen vergeten werden.
Maar boven hun lot staat dat éóne oogenblik
ten minste de gedachteHulde en eere onzer
Koninginn.'voor Haar vieren wij feest, voor
Haar klinke ons lied, voor Haar wappere het
dundoek, voor haar branden de lichtreien
Zij L ve
Algemeen ©verzicht,
Schiedam, 27 Januari '98.
De oud-mini - ter Yves Guyot bespreekt in de
Siècle fe verklaring, door Von Bulow over de
zaak-Dreyfus in de begrootingscommissie van
den Di.itsclien Rijksdag afgelegd.
Guyot doet dit in den vorm van een open
brief aan Ilanotaux, die ook in het Icabinet-
Dupuy, ten tijde van het proces-Dreyfus, de
leiding in handen had der buitenlandsche aan
gelegenheden.
De oud-minister herinnert aan Méüne's
woorden»Wat wij verdedigen is de goede
naam van Frankrijk in den vreemde". En dan
vraagt hij HanotauxiWat komt er terecht
van Fiankrijk's goeden naam, wanneer uw
collega te Berlijn, de staatssecretaris Von Biilow,
u antwoordt en aan de geheele wereld die
gij niet tot zwijgen kunt brengen zegt, dat
de Fransehe regeering zichzelf dwingt een bare.-
landgenooten voor een verrader te houden, die
het niet is geweest.
«Gij zijt het niet, die zult antwoorden, dat
deze verklaring van een Duitscher niet mede-
telt. Zulk een taal zoudt ge niet kunnen voe-
reD, want gij weet dat het niet de gewoonte
is, dat een regeering haar spionnen dekt
Een geheel andere praemisse dan die de
Eclair, zooals wij in onze vorige uitgave mede
deelden, aanneemt.
«De iaatsten (de spionnen n gaat Guyot
dan voort, «handelen op eigen risico. Worden
zij betrapt, des te erger voor hendan moeten
zij zich maar niet laten snappen. In geen enkel
land zou de regeering zich om hunnentwille
bloot geven op gevaar af, dat haar verklaring
wordt gelogenstraft."
Guyot laat nog als zijn meening doorschemeren,
dat Hanotaux tijdens het proces-Dreyfus een
memorie voor eigen gebruik over die aalge
legenheid heeft opgesteld, en hij noodigl den
minister uit, die memorie te publiceeren.
Zelf heeft Guyot een brochure uitg» geven,
getiteld: La Revision du proces Dreyfus (De
kend, dan juist wel onderdanig. Hij was gekleed
in bruine, eenvoudige livreidie hem als een
maskerade-kostuum stond. Aan zijn kolossale ge
stalte zou een boerenkiel of een visschers-pijjekker
beter hebben gestaan.
Jaspersen had acht jaar geleden eens het leven
der jonge vrouw van zijn meester gered, toen haar
paard op den ho! ging. Sedert liet de la Fremoire
Conradine niet rijden of varen of reizen dan be
geleid door den trouwen reus, die het sedert den
dood zijns meesters als zijn speciaal recht be
schouwde, met de waakzaamheid van een voogd
op zijn meesteres te letten en zich strikt verant-
wooidelijk te voelen voor haar veiligheid.
Toen hij binnentrad, zuchtte Comadine gelaten,
ïllier is de quitantie", zeide hij,
Conradine nam die en ging rechtop zitten, maar
vroeg niets.
Nu had zij vroeger eens gezegd Wij moeten
er toch altijd opletten, Jasperson, op welke wijze
de menscben je pogen uit te hooren. Iemand, die
ja met aandrang wil uithooren, diens karakter kan
geen vertrouwen wekken, vooral niet wanneer het
iemand is, die boven je staat."
sDie jonge mijnheer heeft mij niets gevraagd,
niet eens hoe lang ik hier dien", rapporteerde hij
daarom in zijn ruw, Sleeswijkscb dialect.
Conradine zag boos op van de quitantie; de
handteekening nFeiis. Dahiland" had zij als een
interessant document zitten bekijken.
«Waar denk je aan, Jasperson 1 Het spreekt van
zelf, dat iemand als mijnheer Dahiland je niet
tracht uit te hooren", zeide zij bits.
Jasperson knipoogde even en keek toen zijn mees
teres nog onderzoekender en strakker in het gelaat.
herziening van het proces-Dreyfus), die ook net
«geheime stuk" bevat.
Ook de andere Fransehe bladen gaan de
verklaring van Von Bulow niet onopgemerkt
voorbij.
Wij willen eenige meeningen vermelden.
De Aurore schrijft «Deze verklaringen zijn
een beslist antwoord op de leugens van den
generalen staf... Wat blijft er over van de
beweringen van Billot en Méline na deze
kategorische taal De waarheid breekt door.
Wij zijn misleid geworden."
De Gaulois zou wel eenige beteekenis hechten
aan ton Bulow's verklaring, wanneer niet
Duitschland tot op zekere hoogte in de zaak
betrokken was. Het blad vervolgt«Wanneer
ik zeg, dat Duitschland er in betrokken is,
dan waag ik mij op zwak ijs, want de regeering
heeft den vreemden staat niet genoemd
Misschien is het wel Oostenrijk."
Wat niet wegneemt, dat Duitschland als het
ware met den vinger wordt aangewezen door
het spreken over Dreyfus' reizen naar den Elzas
en naar Duitschland. Ook heeft de regeering
in de Kamer nooit tegengesproken, wanneer
Duitschland werd genoemd.
De Echo de Paris meent dat het Dreyfus-
syndicaat voor zijn nederlaag in het Palais
Bourbon schadeloos is gesteld in Duitschland.
vliet was te denken dat mijnheer Von Bulow
niet kon zeggen, dat Duitschland er spionnen
in Frankrijk op na houdt."
De Soleil vraagt«Wat gaan den koning
van Pruisen onze inwendige aangelegenheden
aan? Met welk recht grijpt Von Bulow in?
De Pruisen doen wat in hun vermogen is,
om ons te verzwakken en te bekladden. De
zaak-Dreyfus is een hunner middelen, waarvan
zij met machiavellistische behendigheid gebruik
maakt. Na de verklaringen van den staats
secretaris Von Btilow ten gunste van Dreyfus
mag men volstrekt geen twijfel meer koesteren.
De Joden zijn in Frankrijk dc voorhoede eener
invasie."
Op gelijke wijze schelden Petit Journal,
Intransigeant en Libre Parole op de Duitschers
en de Joden.
De radicale Rappel en Radical zwijgen,
evenals de Matin.
Men weet dat Emile Zola over de honderd
personen heeft genoemd, die hij wenscht te
doen hooren als getuigen, wanneer hij voorde
jury terechtstaat.
Bovendien verlangt hij overlegging der dos
siers van het proces-Dreyfus en het proces-
Esterhazy.
Dat de regeering aan dezen Iaatsten wensch
gehoor zal geven, is hoogst onwaarschijnlijk. En
van het getuigenverhoor zal ook wel niet veel
terechtkomen.
Art. 270 van het Wetb. van Strafv. zegt
nl.«De voorzitter zal mogen afwijzen al wat
«Hij heeft iets over zich van een gevangen-
bewnaider", dacht zij, bepaald boos,
Den volgenden morgen, toen Felix, stralend van
moed en blijdschap, zich bij Conradine de la Fre
moire vervoegde, vond hij een vrouw met koelheid
en verveling op het gelaat, en hoorde hij een
kouden, zakelijken toon. Hij had dat voor zichzelf
gewenscht; want hij wilde noch goedheid noch
vertrouwen cadeau krijgenhij wilde het verdienen.
Maar toch was het voor hem zóo hard en on
verwacht, dat hij verbleekte en zijn stem trilde.
Allengs, terwijl zij samen zaten te werken, ver
anderde Conradine evenwel. Zij word weer vroolijk
en vertrouwelijk. Dat hij haar uiteenzettingen zoo
gemakkelijk en vlug volgde, beviel haar. «Hij kan
ten slotte toch wel iets." Dat hij terstond thuis
was in de boeken, die haar altijd door de rijen
van cijfers den schrikom het hart hadden doen slaan,
sprak voor hem van zelf, maar imponeerde haar,
die niet kon rekenen. sllij schijnt een handig en
begaafd man te zijn."
Tot nog toe waren haar rontmeeste u, directeurs
en inspecteurs altijd landbouwers vin beioep en
van lage afkomst geweest, die in beschaving en
manieren sterk bij Felix afstaken, sldoe prettig is
dat voor mij, voortaan te doen te hebben met
iemand van goeden huize."
En Zij haastte zich hem te vertellen, dat zijn
werk eigenlijk alleen was de commercieele zijde
van het bedrijf na te gaan, en dat hij daarop wel
spoedig een goeden blik zou krijgen. Adriaan von
Collas zou hem daarenboven zeker helpen bij het
verwerven van eenige theoretische kennis.
Wordt vervolgd.)