51 jaargang. Vrijdag 11 Februari 1898. N°. 9549. Eersle BiacL DEVLUCHT. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. FEUILLETON^ UITGEVER: II. J. C. ROELANTS. BUITENLAND. Abonnementsprijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 omliggende plaatsen, p. kwart. - X.05 franco per post, p. kwartaal. - 1.30 Afzonderlijke nommers- 0.02 BUREAUS BOTE2SSTE5AAT Tclcplioon Vo. 12.1. AcrETiTESTrEPniJSvan 1—5 gewone regels met inbe grip van eene Courantf 0.52 Iedere gewone regel meer- 0.10 Bij abonnement wordt korting verleend. Algemeen overzicht. Schiedam, 10 Februari '98. Het proces-ZoIa. 't Is eigenaardig zooals men in liet proces tegen Zola en de Aurora het der verdediging moeilijk maakt. Niet om de wetsovertreding, waarvoor Zola, VtiugliEU en Perreux thans voor de assisen terechtstaan, maar omdat hun ver dediging telkens en telkens weer raakt aan de zaak-Dreyfus en het gewijsde van 1894. Den eersten dag van het proces reeds klonk uit den mond van den president de aanmaning tot de beklaagden en hun raadsliedenom alleen te spreken over de te laste gelegde feiten, niet over de zaak-Dreyfus. Daarenboven wordt eerbied geëischt voor het gewijsde van 1894 als iets onaantastbaars. En zie, gedurende de debatten doen zich de zonderlingste tegenspraken voor. Wanneer mr. Labori een vraag wil gesteld zien. die de schose jugée" van '94 raakt, dan weigert de president die vraag te doen. Maar over het gewijsde van 1898, dat van den tweeden krijgsraad, wordt vrijuit gesproken. Als een der advocaten van de beklaagden of een der getuigen een woord ten gunste van Dreyfus gaat spreken, wordt het Hof angstig en maakt er zoo gauw mogelijk een eind aan door ieder dieper-ingaan op de quaestie te ver hinderen, ieder bewijs te weigeren en de grenzen der dagvaarding streng te handhaven. Maar wanneer generaal Mercier, de oud minister van oorlog, en generaal de BoisdeDfre, de chef van den gencralen staf, met al de autoriteit van hun hooge positie en met ver heffing van stem verklaren, dat Dreyfus schuldig is, dat zij dat voor waar houden omdathij veroordeeld is, dan laat men hem vrijuit spreken, dan laat men zelfs toe dat de publieke tribune die woorden toejuicht. Zou het hier ook soms wezen Thut nichts, der Judo tvird verbannt Parijs lijdt onder een nare nachtmerrie, liet zenuwgestel van Parijs is geschokt; Dreyfus, Esterhazy, Zola, aan niets anders denkt het, van niets anders spreekt het. Terwijl den eersten dag der terechtzitting men in de ge rechtszaal Zola toejuichte, dreigde de menigte op straat hem. in het water te werpen. Het is of geheel Parijs het hoofd heeft verloren. Gisteren was het erger dan een der vorige dagen. Een ontzaglijke menigte was reeds vroeg op de been en in de couloirs van het Paleis van Justitie ging het, zoodra de deuren geopend waren, al zeer rumoerig toe. Dringend en stootend, duwend en schuivend vult de menigte de voor haar bestemde ruimte. DOOR IDA BOY-ED. 27) Mevrouw, dierbare meesteres I sToen ik uw brief had gelezen, greep liet verlangen mij aan bij u te mogen zijn, uw hand met kussen te overdekken en te zwijgen. Ik ben niet bij u en ik mag niet zwijgen. vlntegendeel, ik moet uw aandacht vragen voor een reeks gebeurtenissen, waaiin zonder u niet kan worden beslist. Gisteren nog schenen die gebeurtenissen mij van zooveel belang, en terwijl ik te midden er van leefde scheen tegelijk de afstand tusschen Venetié en Trebbin kleiner te worden, want ik ver beeldde mij, dat ik gewichtige dingen voor u doorleefde. Maar heden na uw brief schijnt mij alles zoo overbodig, zoo vormelijk toe, zoo van ondergeschikten aard, in vergelijking met al de nameloos gelukkige stemmingen, waar van uw brief spreekt. «De noodzakelijkheid dwingt mij een lompen indruk te maken, wanneer ik nu over zaken spreek en den naam Liingwitz neerschrijf. Laat ik het maar terstond zeggende man is ontmaskerd, door mij en voor mij nog alleen «Eer ik daarover rapporteer, moet ik u echter nog om versehooning vragen dat ik mijn berichten uit Dolbatsch slechts van een In de gangen wordt heftig gevochten tusschen advocaten en republikeinsche garden. Tal van officieren zijn verschenen nm ge tuigenis te komen afleggen Esterhazy, Ravarv, d'Onnescheville, Vallecalle enz. Het publiek juicht hen toe. «Leve het leger 1" roept men. Zola en zijn vrienden komen door een zij ingang ongemerkt binnen het gebouw. Men ver haalt elkaar, aan welk een furie de beroemde schrijver den vorigen dag i« blootgesteld ge weest; ook hoe hij bij zijn thuiskomst een prachtigen bloemruiker vond, hem door een dame gezonden. Andere officieren verschijnen De Boisdefire, Gonse, Mercier, Du Paty tie Clam. Onder het publiek wordt levendig besproken de correspondentie tusschen Gonse en Picquard, gepubliceerd in de Aurora, en een zeer vriend schappelijk schrijven van generaal Davoust hertog van Auerstadt, aan kolonel Du Paty de Clain. Als de zitting geopend is, komen eerst aan de orde de aan mevrouw Dreyfus te stellen vragen. Labori wil haar meening weten over Zola's goede trouw wat betreft zijn beschuldi gingen tegen den eersten krijgsraad. De president weigert cenige vraag te stellen, die het proces-Dreyfus raakt. Labori zegt conclusion te zullen stellen. Clémenceau vraagt het Ilofacte te nemen van het feit, dat getuigen, die later gehoord moeten worden, zich in de zaal bevinden, met narne generaal De Boisdefire en kolonel Du Paty. Labori stelt nu zijn conclusion, waarin hij protesteert tegen de houding van den president tegenover de verklaringen van mevrouw Dreyfus. Na een verdere verklaring van Labori over aan de jury-leden toegezonden brochures en de verklaring van dr. Socquet, waarvoor wij naar onze telegrammen van gisteren verwijzen, wordt generaal de Boisdefire als getuige gehoord. Labori wijst er hem met nadruk op, dat hij verantwoordelijk ambtenaar is en voor de justitie zich niet kan beroepen op ambtsgeheim. Boisdeft're's verklaring komt hierop neer. Zijn moening is dat het staatsgeheim met het ambts geheim samenvalt. »Ik heb den meeslen eerbied voor de justitie, dat bevestig ik ten stelligste voor de gezworenen, maar voor mij is het staatsgeheim, dat men mij vraagt te onthullen, ambtsgeheim". Hij zegt, dat hij niet weet of Picquard betrekkingen onderhield met de ge sluierde dame. Hij weet niet hoe het stuk dat Esterhazy ter hand is gesteld uit het ministerie is gekomen. Labori vraagt welk denkbeeld den geest van Picquard dan bezighield en in de war bracht? De generaal zegt dat hij niet kan antwoorden zonder te spreken over de zaak-Dreyfus. Op de vraag van Labori betreflende de be schuldigingen tegen Picquard ingebracht, zegt hij dat deze betrekking hebben op dienstzaken, voornamelijk wegens de mededeeling der brie ven van generaal Gonse. kort beleefd briefje vergezeld deed gaan. Ik kon niet anders. Het was mij of ik iedere aanspraak op u bad verloren, of ik toch niets anders was dan een loontrekkend dienaar, dio ver van u afstaat en even weinig te ver trouwen is als de vele anderen, die u reeds bedrogen of teleurgesteld of alleen maar ver veeld hebben. Overal in alle zalen en vertrek ken van Dolbatsch, zag ik naast uw portret dat van mijnheer de la Fiémoire. En voort durend was het, of die ontzagwekkende man met zijn trotschen blik er nog was en mij verbood, met vereering aan n te denken. Zoodoende begon ik de uren te tellen en heimwee te krijgen naar Trebbin. Toen ik vertrok, juichte mijn hait. «Gaarne zou ik dag en nacht zijn door gereisd. Maar ik had iets te Berlijn te doen het had betrekking op mijnheer von Langwitz. «Dat ik bij het eerste nazien der boeken deze in orde had bevonden, schreef ik reeds. Ieder kwartaal had vader Amtrup met zijn fijn damesschrift er onder gezet«Aecoord bevon den. «Amtrup". De oude heer met den sl>m- men glimlach op zijn gelaat, zijn tallooze rimpeltjes, die als een netwerk door zijn trek ken zijn geweven, zijn sneeuwwitte bakke baardjes en zijn verscheiden malen om den hals gewonden halsdoek stemt mij steeds tot eerbied. Ik zou hem niet gaarne zeggen, dat zijn inspectie van de boeken mij niet betrouw baar voorkomt; het zou hem gekrenkt hebben vnt als hij zoo zijn loep over de courant of een bladzijde schuift om te lezen, dan kan men zien dat hij er trotsch op is dat nog te kunnenen wat de verdienste der loep is, De minister belastte Picquard met een zen ding hij was niet in ongenade gevallen, doch hij werd door een idee (ivo gekweld. Ten slotte zegt generaal I!oi«deflre, dat de onbescheidenheden door anderen begaan, ook door majoor Paufien St. Maurol, ook gestraft zijn, de laatste met 30 dagen arrest, terwijl de majoor geschrapt is uit de lijst der candi- daten voor het Legioen van Eer. «De officieren van de genenden staf, die zoo heftig worden aangevallen, zijn brave lieden, die hun geheel en plicht doen en slechts één zorg hebben bet belang van bet vaderland Deze verklaring van den generaal werd leven dig toegejuicht. Groote beweging wekt ook onder het publiek deze woorden «Men beeft kolonel Picquard de opdracht ge geven om alles te doen om meer zekerheid te krijgen in zijn verdenking jegens Esterhazy, inaar wegens de verkregen resultaten hebben wij hem verzocht zich verder niet met de zaak in te laten. Voor mij is de schuld van Dreyfus zeker. Mijn overtuiging is in dit opzicht onwankelbaar en zij is gegrond op de feiten van het proces en op liet vonnis, waaraan ik mij onderwerp met den eerbeid dien de geheele wereld aan een vonnis verschuldigd is .Er zijn bovendien andere [citm vóór cn na de uil- spraak aan het licht gekomen die mijn vol strekte overtuiging nog versterken Mr. Labori stelt conclusion omtrent de vra gen, waarop generaal de Boisdefiie had ge weigerd te antwoorden. Thans wordt opgeroepen generaal Gor.se, die weigert te antwoorden. Een heftig incident ontstaat naar aanleiding van Labori's vraag, welk stuk Esterhazy aan generaal Billot had overhandigd. Gonse antwoordtsik weiger te antwoor den op alle vragen, die men mij stelt," waar aan bij de scherpe opmerking toevoegt »Mr. Labori tracht rnij in een valstrik te lokken." Labori spreekt daarover den generaal krachtig toe. Ilij verzoekt den advocaat-generaal om bescherming. Maar deze doet niets. Daarop herhaalt Labori zijn verzoek uit naam der geheele balie, hetgeen de aanwezige advocaten steunen door »Ja 1 Ja 1" te roepen. Een hevig rumoer ontstaat, daar het publiek zich in de zaak mengt. De voorzitter laat hierop de zaal ontruimen. Toen de zitting werd hervat, nam generaal Gonse zijn plaats in. De advocaat-generaal nam daarop het woord »IIet Hof zal mij veroorlooven een paar zeer korte opmerkingen te maken. De getuige heeft daareven ongetwijfeld meer gezegd dan hij be doelde, Het bewijs daarvoor is voor mij de bereidwilligheid, waarmede generaal Gonse ge hoor heeft gegeven aan de roepstem der ver dedigers. 2 Wat rnjj betreft, ik heb gemeend niet te schrijft hij toe aan zijn oogen. Ouk zijn ge heugen speelt hem reeds parten. Onlangs heeft zij zelfs Christiaan VI[ en Frederik VIII met elkaar verward en nog eenige andere Fredenk's en Christiaan's, en ilc weet nog altijd niet goed welk koninklijk huwelijk dooi den kamerheer Amtrup werd bijgewoond. Moeder Amtrup klaagt erg over het afnemende gezicht en geheugen van haar man omdat bij haar andere zintuigen verzwakken, ver beeldt zij zich flinker te zijn. Met haar luiste rend voorovergebogen hootd en haar dikwijls dikke voeten strompelt zij rond door het huis en verkeert voortdurend in zorg, hoe het gaan zal, «als zij ook begint oud te worden." «Dat ik raet dit aandoenlijk, aartsvaderlijk paar niet over mijn verdenking sprak, zult u begrijpen. sik zat menigen nacht te rekenen. Naast mij lagen de quitanties, die Jens Aardorp te Tondern had uitgeschrev >n over zooveel last tarwe, rogge <=n haver, die hij van den heer Von Langwiu, rentmeester, voor rekening van het landgoed Tiebbin had gekocht. Zij sloten precies met dt opgaven in de boeken. Ik be keek ook het grappige schrift van Jens Aar dorp, dat nog altijd geleek op het schrift van vroegere quitanties van Aardorp, waarvan er een menigte van vóór Langwitz' tijd in het archief zijn te vinden. Jens Aardorp heeft ook nog steeds dezelfde quitanties, waarop in ouder- wetsche letters staat Jens Aardoip, handel in graan, hout en landbouwproducten. Ton dern". De nieuwere quitanties schenen wat gladder en witter in het papier te zijn uitge vallen. En op zekeren avond, toen ik ze voor moeten voldoen nan hel verzoek van mr. Labori". De deken der advocaten verklaarde hierop te vertrouwen, dat liet Hot een ander inzicht zal volgen. Ilij hoopte dat generaal Gonse, wan neer hij weder het woord nam. anders zou spreken, »wal ik u, als deken der orde van advocaten, namens die orde verzoek." Generaal Gonse verklaarde dat li ij inderdaad meer had gezegd dan hij bedoelde, waarmede de deken en ook mr. Labori genoegen namen. Het incident was daarmede afgeloopen. Daarop zette Gonse de beteekenis zijner brieven aan Piquard uiteen. «Picquard had mij mondeling als schrijver van liet borderel majoor Esterhazy aangewe zen. Ik heb hem toen gezegd dat ilij, indien hij een verrader op het spoor was, licht moest brengen en de officieren opsporen die liet compromitteerende stuk hadden kunnen af geven. In dezen gepst moest hij de waarheid opsporen. Ik zeide hem voorzichtig te zijn, want ik wilde Esterhazy gevangen doen nemen. Ik heb den kolonel niet gemachtigd mijn brieven bekend te maken." Over deze verklaring ontstond levendige discussie. Kolonel Gribelin, archivaris van het ministerie van oorlog, verklaart mr. Lebois op het bureau van kolonel Picquard heeft ge/.ien. Twee dossiers lagen op deri lessenaar, het cene over post duiven, het andere in oen enveloppe gesloten. Dat was een geheim dossier. Mr. Lebois, wordt met dezen getuige geconfronteerd en verklaart diens getuigenis voor onjuist. Kolonel Gribelin bezweert de waarheid zijner verklaring. Mr. Leblois herinnert er aan, dat de getuige reeds tweemaal overtuigd is van onjuistheid in zijn verklaringen te zijnen opzichte. Gribelin houdt zijn verklaring staande. Mr. Leblois toont aan dat Gribclin's getuige nis onjuist is, omdat hij op dat tijdstip niet te Parijs was. Men heeft trouwens reeds twee verschillende data opgegeven over zijn bezoek op Picquard's bureau. Die data zullen te vinden zijn in de dossiers van de minister van oorlog. Hij vraagt overlegging der akten betreffende zijn verklaring in de disciplinaire enquête over Picquard. Mr. Labori eisclit met nadruk overlegging der stukken. Mr. Clémenceau constateert dat een der beide getuigen heeft gelogen hun verklaringen zijn tegenstrijdig. De advocaat-generaal verklaart dat het Hof behoort te beslissen of de stukken in quacstione belmoren te worden overgelegd. Clémenceau zegt, dat de advocaat-generaal hem niet heeft geantwoord. Men dient te w ten, welke der twee getuigen gelogen heeft. Labori stelt conclusion om de stukken ter tafel te brengen. Het verschijnen van den oud-minister van oorlog Mercier om gehoord te worden, wekt de honderdste maal wanhopig aanstaarde, trok plotseling iets mijn aandacht. «Rekeningen en quitanties dragen gewoon lijk onderaan in kleine letters de firma, waar zij gedrukt zijn. Op alle oudere quitanties stond dan ook de naam van den drukker te Tondern, ook nog op de eerste, die Langwitz van Aardorp had ontvangen. Toen ontbrak die firma echter opeens. Ik legde de eene quitantie op de anderede nieuwere waren iets korter, zóóveel dat er juist niet een papier- schaar een strookje kon zijn afgeknipt, om de firma te verwijderen. «Mijn hart bonsde van opwindinghet zweet stond mij op het voorhoofd. Met tril lende handen onderzocht ik stuk voor stuk. Steeds hetzelfde resultaat. Ik stond voor een raadsel en vreesde het nooit te kunnen oplossen. «Daar ik de papieren bij mij kon houdon, om ze in het archief te leggen, maar de boeken moest teruggeven, daar hij ze verder behoort bij te houden, wijdde ik daaraan eerst mijn aandacht. «En opeens ontdekte ik iets, dat zoo brutaal en zoo geslepen tevens was, dat ik mijn oogen niet vertrouwde, mevrouw, voor wie de boekhouding met haar technische uitdruk kingen een onbekend terrein is, of in ieder geval een waarop u ongaaine en onzeker u beweegt, u zult misschien niet volkomen be grijpen wat Langwitz waagde te doen. Zeker zult u niet begrijpen, hoe vader Amtrup het twee jaar lang, ik zelf het niet dadelijk zag. Wordt vervolgd.) i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 1