I DE vLuCHTT 51"'e jaargang. Woensdag 16 Februari 1898. N°. 9553. FEUILLETON. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. UITGEVER: H. J. C. ROELANTS. BUITENLAND. S*É M: Abonnzheïtspsijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 omliggende plaatsen, p. kwart -1.05 franco per post, p. kwartaal. - 1.30 Afzonderlijke nommers- o.Gè BUREAUBOTEBSTBAAT ÏO, Telepfioon Xo. 123. Advertentieprijs: van 15 gewone regels met inbe grip van eene Courantf 0.52 Iedere gewone regel meero.lO Bij abonnement wordt korting verleend. Algemeen overzicht. Schiedam, 15 Februari '98. Het proccs-ZoIa. Wij gelooven, dat de vrienden van Dreyfus gisteren een heel eind gevorderd zijn. De gansche zitting is in hun voordeel geweest, van demonstratiën tegen Zola en de zijnen was weinig sprake Picquard werd niet uitgejouwd Bertiilon, de groote man van de echtheid van het borderel van Dreyfus was verward in zijn uitingen en maakte zich bij alle aanwezigen belachelijk. Om half een werd de zitting van het Hof geopend. Prins Henri van Orleans, die een oogenblik getracht had in de rechtzaal door te dringen, was niet toegelatenhet gewone gehoor, advo caten, officieren, journalisten en vele dames, was aanwezig. De president van het Hof nam onmiddellijk het woord. De zaak was deze: Jaurès, de socialistische afgevaardigde, had in zijn rede van Zaterdag beweerd, dat Esterhazy, toen hij het facsimile van het bekende borderel in de Matin afgedrukt had gezien, zou uitgeroepen hebbenIk ben verloren. Een zekere mijnheer Papillaud van de Libre Parole zou dit gehoord hebben. Thans echter ontkende deze dat in een brief aan den president, doch ondar.ks deze ontkenning hield Zola's advocaat, Labori, vol, dat de heer Papil laud zich aldus uitgelaten had en hij maakte zich sterk om hem dit te bewijzen. Ongelukkig was de heer Papillaud niet aanwezig. Hij had betrekkelijk weinig wil van zijn brief. Tusschen het debat over deze aangelegen heid door vroeg mr. Labori het woord voor een persoonlijk feit. Gelijk den lezers bekend is had men n.l. zich niet ontzien om te trachten Labori in een ongunstig daglicht te stellen door het mede- deelea van verschillende teiten den bekwamen verdediger persoonlijk betreflende. Men zeide, dat hij geen Franschman was, althans ge naturaliseerd was geworden, dat zijne vrouw eene jodin was en zijn vader een Duitscher. Schitterend, en niet zonder grooten indruk te maken wist echter Labori deze lage ver dachtmakingen, die natuurlijk aan de zaak zelve eigenlijk niets afdeden, van zich af te slaan. Slechts met enkele feiten wilde hij er op antwoorden. Ik hen Franschman, zeide hij, ge boren uit Fransche ouders, en dus niet ge naturaliseerd. Mijne vrouw is niet van Joodsche afkomst, zij is zelfs geen Duitsche, maar Russi sche haar vader, de heer Packman, is Rus sisch senator. Mijn eigen vader, vervolgde de heer Labori, is een Elzasser. In den oorlog van 1870 heeft hij den veldtocht medegemaaktthans is hij inspecteur der Westerspoorwegen te Reims. Sedert zeven jaar draagt hij het Legioen van Eer. Niemand minder dan generaal Gonse heeft hem zijne benoeming medegedeeld en heeft hem er geluk mede gewenscht. Thans kunt gij, hoor IDA BOY-ED. 31) «Adriaan is buiten zichzelf van grappigen nijd en hartelijke blijdschap. Hij had liever gehad dat die goudmijn op zijn grond had gelegen, maar bij gunt mij de voldoening, indien het iets wordt, dat mijn veiblijf op Trebbin niet nutteloos is geweest. «Zondagmorgen ben ik te voet naar het kerkhof gegaanna al do stoffige dagen op reis was mij dat een behoefte. De jasmijn bloeit thans, en de gansche atmosfeer ruikt naar aardbeien. De wind gonsde vroolijk en de weiden bloeiden er ligt een roeden glans over als van mahoniehout; dat komt door de bloemkolven der wilde zuring. »Ik kwam veel te vroeg en liep rond tus schen do grafheuvels, die zich verdringen om de lompe kerk met haar vierkanten toren. Als een bijzonderheid viel mij op, dat de grafheuvels hier zeer hoog en smal zijn. Boven op de heuvels groeit een ware wildernis van bloemen. En er is geen steen of krans of geen houten bordje, waarnaast niet een treurwilg of een ardere struik is geplant. Zoo kan men en hoe ze geweigerd eindigde de heer Labori, over de goede trouw van onze tegenstanders oordeelen hen ant woorden doe ik in het vervolg niet meer. Was het wonder, dat er luide toejuichingen weerklonken en dat hij van alle zijden werd gelukgewenscht Thans kwam het verhoor van Bertiilon, den directeur van den anthropometrischen dienst, die de echtheid van het borderel-Dreyfus had staande gehouden. Men zal zich herinneren, dat deze getuige met meer vertoon dan kracht beweerd had te kunnen bewijzen, dat het gewichtige document inderdaad van Dreyfus was, mits men hem de oorspronkelijke stukken gaf. Hij zou dan de gt heele zaak voor het Hof demonstreeren. Maar en hier komt de eigenaardige positie van de regeering weer even om den hoek gluren de regeering had geweigerd de stuk ken, die Bertiilon noodig had, af te geven. De heer Bertiilon scheen dit juist te vinden, «zij zijn mijn eigendom niet", merkte hij op. Zoo heel gemakkelijk lieten Zola's advocaten hem echter niet los. «Zoudt ge ons eens willen mededeelen, in welke termen gij de bewuste stukken gevraagd hebt zijn 7" Hetzelfde antwoord«Ik heb er mij reken schap van gegeven, dat ze niet mij behoorden, maar aan het miuisterie van oorlog." Mr. Clemenceau merkte zeer terecht op, dat de heer Bertiilon derhalve niet aan zijn hiërar chieke chefs gevraagd had om ze over te leggen en derhalve het Hof maar wat had voorge logen. Of Bertiilon al volhield, dat hij bij langer nadenken gemeend had oe stukken niet te moeten aanvragen, dat hielp hem weinig. De miserabele indruk, dien zijne woorden gemaakt hadden, was niet meer weg te nemen. Al sterker werden Bertiilon de duimschroe ven aangelegdtoen men hem zijn demonstratie die hij beloofd had, niet kon laten doen, moest men hem schaakmat zetten. En dat gelukte vol komen. Er was voor Bertiilon geen uitkomen meer aan. De heer Labori g.if namelijk den juryleden een overzicht van de woorden door Bertiilon gesproken in den krijgsraad die Ester hazy vrijsprak, en welke woorden hierop neer kwamen, dat Esterhazy het borderel niet kon geschreven hebben. Aan den getuige zeiven vraagt de advocaat of zijne voorstelling juist is. Het eenige wat Ber tiilon hier tegen meent te moeten inbrengen is, dat hij hier over de geheime zitting geen mededeelingen kan doen. Toen kwam de advocaat Clemenceau met een handig kruisverhoor. «Hebt ge niet gezegd, dat ge kondt aan- toonen, dat Dreyfus het borderel had geschre ven Welnu toon dat dan aan, en wij zullen ons gewonnen geven". Het borderel is niet van Esterhazy, verder antwoord ik niet", zegt de heer Bertiilon. Labori vraagt hem voor het oog van geheel Europa uit te leggen, waarop hij zijn betoog gegrond heeft om den krijgsraad aan te toonen, dat het borderel van Dreyfus afkomstig was. slechts met moeite daar rondklauteren en de namen lezen. «Op een grauwen zandsteen las ik den naam Fretje Amtrup, i Corintben 13 8. Phoebe's gestorven moeder «De grafheuvel was dicht omgeven van lila irissen, en er bloeide alles op wat maar bloeien kan. Da treurwilg liet haar fijne, groene twijgen diep over den steen neerhangen de wind zwaaide de liclit-bewegelijke takken heen en weder. «Ik stond nog in gepeins, toen Phoebe naderde. Zij had Imar lichtblauw kleed hong opgenomen en liep voorzichtig tusschen de graven door, want de dauw lag nog over het gras. En in haar linkerhand hield zij een ruiker sleutelbloemen. «Is u weer terug vroeg zij mij verheugd toeknikkend. «Adriaan verlangt zoo naar u, dat ik mij er werkelijk over geërgerd heb. Wij zijn ook zoo lang met z'n tweeën ge weest hij en ik." «Maar mijnheer von Langwitz is er toch ook," merkte ik op, denkende aan uw be zorgdheid. «En waarlijk zij bloosde weer. «Mijnheer von Langwitz is toch niet jong. zoo ils wij, bedoel ik om te lachen en vroo lijk te zijn En dat wil men toch ook wel eens. En en ik weet toch niet waarom dat Bertiilon hem de ge- Bertillon zegt, dat hij do documenten om dit bewijs te leveren niet meer in handen heeft. Labori vraagt, of het borderel geschreven was met loopende hand of met nageschreven woorden. Bertiilon»Het is mij onmogelijk te ant woorden." De president stelt dezelfde vraag, maar krijgt geen antwoord. Clemenceau vraagt den advocaat-generaal den getuige tot antwoord te verplichten, doch het O. M. verroert geen lid. Bertiilon zegt, dat hij noch »ja" noch »neen" kan antwoorden. Eindelijk verzoekt Labori der jury het zwijgen van den getuige goed in gedachten te houden. Meer en meer kwam de heer Bertiilon in het gedrang. Ten slotte werd hem de vraag gesteld, of, wanneer hij nog eens in een derge lijke zaak als deze als expert moest optreden, hij zich van hetzelfde stelsel zou bedienen. «Daar kan ik mij niet over uitlaten", was het eenige antwoord. Een gemompel ontstond. «Mijnheer Bertiilon", zeide toen de president, die het malle figuur, dat deze getuige maakte, verdroot, »u kunt gerust antwoorden, deze vraag heeft met de zaakDreyfus niets te maken." Maar Bertiilon was doof aan dat oor sik heb niets te zeggen*'. Toen stond Labori op en op Bertiilon wijzend «Mijne heeren, leden van de jury, daar hebt gij de zaak Dreyfus. Deze getuige was de voor naamste expert; op zijn verklaring werd Drey fus veroordeeld," Een hevig rumoer ontstond, Bertiilon trok zich terug onder eene vijandige demonstratie van het publiek. Een neef van Bertiilon, de afgevaardigde Hubbard werd alsnu opgeroepen. Deze verklaarde, heele borderel-historie indertijd had uitgelegd, maar dat hij er weinig van gesnapt had. Nu, nat laat zich verstaan, als ten minste de heer Bertiilon even helder in zijn betoog was als gisteren. Een gelijksoortige verklaring legde Yves Guyot af; bovendien vertelde deze ge tuige nog, hoe Bertiilon hem eens verteld had, dat het borderel-Dreyfus links schuin was ge schreven, terwijl Dreyfus toch rechts schuin schreef. Over de zaak-Esterhazy noemde de heer Guyot een parodie van justitie. Hoogge plaatste personen uit het buitenland hadden hem geschreven, dat zij er mee lachten. Er was geen enkel aanklager geweest, alleen ver dedigers. De heer Teyssonnières, een schriftkundige, wordt nu gehoord. Deze legde een getuigenis af vol van geheimzinnige verhalen, waaraan men wel zal doen niet te veel geloof te hechten. Hij meende dat het schrift van het borderel opzet telijk was verdraaid om het te doen gelijken op dat van Esterhazyook beweerde hij, dat men zou beproefd hebben hem om te koopen ten gunste van Dreyfus. Wij waarschuwden er reeds voor, dat men met dezen getuige voorzichtig moet wezen, het tante Conradine hem heeft gestuurd en hem nog hier laat, nu u er toch is." «Er is geen twijfel mogelijk, dat Phoebe niet onbevangen blijft, wanneer mijnheer Von Langwitz veischijnt of besproken wordt. Maar dat Phoebe verliefd op hem zou zijn, kan ik mij volstrekt niet voorstellen. Haar oogon s hitteren te veel als een andere naam wordt genoemd, dien zij ook het meest in den mond heeft. «Nu legde Phoebe de bloemen die zij had meegebracht tusschen de andere die daar reeds, door haar hand geplant, bloeiden. Toen stond zij stil bij het graf, met de hand even op den steen ieunend. «Ik zal mama nog een nieuwe soort rozen brengen, die ik zelf heb gekweekt. Mama hield bijzonder van rozen, vooral van witte." ver telde zij. «Mijn hemel ik was verlegen! Ik klein zielig mensch, ik werd verlegen 1 Ik dacht dat deze moeder, die nooit de echtgerioote van baron von Grabowski was geworden, een wezen was, waarover men niet sprak, dat men zwijgend beweent, in stilte liefheeft en hoog houdt. Ik dacht dat daar wonden waren geslagen, waaraan men niet raakte. «Heeft u uw moeder gekend", vroeg ik weifelend. Phoebe zag nog altijd neer op de kleine bloemenwildernis, en nu hier, dan daar ver wijderde zij bukkend een verwelkt blaadje, een bleek n.l. dat de vroegere minister Trarieux hem eens van een straf had doen vrijstellen, die zijn carrière anders zou gebroken hebben. Een aardige discussie ontstond bij het ver hoor van den volgenden getuige, den heer Charavey, eveneens schriftkundige. Deze begon met te weigeren op de vragen der verdediging te antwoorden. Mr. Labori voeg hem toc-n of hij een man zou veroordeelen enkel op een schriftkundig onder zoek De voorzitter weigert deze vraag te stellen. Mr. Labori protesteert en zegt tot den voor zitter «Als gij ons soms dadelijk wilt vrij spreken?... Ik wensch niets liever". De voorzitter machtigt daarop den heer Charavey te spreken. De getuige verklaart eindelijk dat hij nooit iemand zou veroordeelen enkel op een schrift- vergelijking zonder moreele bewijzen. De deskundige Pelletier verklaart dat het schrift van het borderel natuurlijk is. Hij zal zijn rapport voorlezen, maar de voorzitter valt hem in de rede. Mr, Labori protesteert opnieuw. De voorzitter machtigt daarop den deskundige zijn rapport te resumeeren. Uit de verklaring van deze getuige volgt dat in het borderel banale punten van overeen komst zijn, maar niets het recht geeft om het stuk aan den een of den ander (Dreyfus of Esterhazy) toe te schrijven. Toen het tegen het einde van de zitting liep, deed Zola's advocaat, indien wij onze telegrammen gelooven mogen, een wel wat overmoedigen uitval, die hierom echter waarde heeft, omdat hij den indruk der zitting geheel weergeeft en die zeer vergeeflijk is, na al het gesar van de zijde van het Hof. De deskundigen Gobert, Couard en Bellerni verscholen zich achter het beroepsgeheim en weigerden getuigenis af te leggen. Toen riep Labori uit«Het origineel borderel is geheel overeenkomstig het facsimile, dat zeg ik u," en toen er tegen deze woorden geprotesteerd werd vervolgde hij«Gij kunt protesteeren, zooveel ge wilt, mij hindert het niet." Om bijna vijf uur werd de zitting opgeheven. De zevende dag was gunstig geweest om de waarheid aan het licht te doen komen. Wij deelden gisteren mede, dat de minister van oorlog, generaal Billot, in de Fransche Kamer zoude gezegd hebben, dat Dreyfus recht vaardig en loyaal was veroordeeld. Van te meer belang was dit woord loyaal, omdat de minister vroeger steeds van tuellig had ge sproken. Het Journal Official, dat het stenographiscbe verslag der Kamerzitting bevat, bevestigt even wel die uitdrukking niet. Als altijd staat hier wettig. Toch is het bijna niet aan te nemen, dat een groot aantal bekwame verslaggevers den minister hebben misverstaan, en niet onwaar schijnlijk is het, dat generaal Billot nog eens ter dege zijn corrigeerende hand over liet ver slag der Kamerzitting heeft laten gaan. rups, eon uitgebloeide bloem, waaruit ik zag, dat zij met het waakzaam oog eener tuinierster haar tuintje nakeek, terwijl zij met mij sprak. «Ach neen. Mijn moeder stiei f, toen ik slechts eon paar weken otid was. Zij was ge lukkig geweest, zó) gelukkig, dat grootmoeder het nog niet kan begrijpen. Zij heeft mijn vader zoo lief gehad en is alleen uit verlangen naar hem gestorven. Het is treurig dat zij niet bij elkaar rusten. Maar papa behoorde zeker in den grafkelder der Grabowski's dat moest nu eonmaai. Zoo ook dat hij niet met mnma mocht trouwen. Hij zou dan het majoraat hebben verlorendat was het familie recht. Mijn moeder wilde met hem honger lijden en armoede verduren. Zij verteerde van vprlangen naar papa, die ver weg was om met zijn familie te ondei handelen zij was toteer en kon die opwinding niet verdragen. Ach, tante Conradine was toen nog geen tien jaar anders zou zij mijn moeder Tiebbin hebben gegeven, en alles zou in orde geweest zijn, Mijn arme papa heeft het majoraat toch niet lang meer gehadhij stierf zes jaar later. Ik kan mij dat voorstellen hij moest haar volgen, die hij zoo innig had liefgehad. Ik zou ook niet meer alleen op de wereld willen leven, wanneer hetgeen ik het meest lief had ver dwenen was. Wordl vervolgd.) -t N i. r\ t J SJ ft UaT l'Utt

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 1