*sM s 51"° jaargang. N°. 9589. Tweede Blad. Woensdag 30 Maart 1898. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. UITGEVER: H. J. C. EOELANTS. UIT BE PERS. BINNENLAND. 'I, if K Abonnementsprijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05 franco por post, p. kwartaal. - 1.30 Afzonderlijke nommers- 0.02 BUISHAU: B0TERITBAAT 7©, Telejil.oon Wo. 123. ADTOTtTENTrEPR!js van 1—5 gewone regels met inbe grip van eene Courant0.52 Iedere gewone regel meer0.10 Bij abonnement wordt korting verleend. Leerplicht. Do Standaard berekent in het laatste artikel dat de voorgestelde leerplicht zeker 7 a 8 miliioen zal kosten. Wil de Regeering dit op het njksbudget brengen, dan behoeven de gemeenten noch hot vrije onderwijs te klagen. Maar bedoelt do Regeering met haar verklaring In de memorie van toelichting dat zij voornemens zou zijn het subsidie voor de vrije school alleen zóóveel te verhoogert, als de aangekondigde traktomentsregelirjg de traktementen boven het tegenwoordig peil zou opzetten, «dan natuurlijk zou het wetsontwerp op een ruine'iqor de bijzondere .scholen neerkomen, en een actie in liet blad behooien wakker te roepen, die .voor de actie van 1878 noch in uitgebreidheid noch in dooizettenden ernst onderdeed. Op dit punt echter kan natuurlijk geen beslissing vallon, alvorens de regeering zich in haar Memorie van Antwoord nader zal fiebben verklaard. Het blad verklaart den leerplicht in .den aange boden vorm, voor zich onaannemelijk, omdat hij bier strekt tot een inmenging der overheid in de opvoeding van alle kinderen des iands, en dat op een wijze, die de ouders van zelfstandige opvoeders verlaagt tot gedwongen uitvoerde) s van de opvoe dende inlichting van de overheid. De Statui. meent dal het getal 15,000 genoemd door de regeering om het aantal kinderen aan te geven dat nu verwaarloosd wordt, en bij den leet- pliclit onderwijs zou ontvangen, ongeflatteerd, stellig daalt het tot 12,000 over zes jaar, en gemiddeld éen en een goleelte van eon kind per jaar per gemeente. Dit cijfer nu rechtvaardigt h. i. aller minst zoo krassen maatregel. De regeering had zich dan nu ook moeten bepalen tot tegi ngaan van het ernstiger intermitleerend schoolverzuim. Een Jiederlanusch journalist te Parijs. Wij ontleenden in ons blad van Zaterdag avond een en ander aan het Vaderland omtrent de behandeling van een Nederlandsch journalist, correspondent van een onzer bladen aangedaan. Wat men toen reeds kon gissen is gebleken waarheid te zijn; de bettokken journalist is de heer mr. H. Louis Israels, conespondent van het Handelsblad te Parijs. Dit blad deelt thans iri een zeer belangwekkend hoofdartikel de toedracht der zaak mede, die hierop neerkomt. Den 23sten Ftbruari, op den avond van den dag dat net pioces-Zola geëindigd was, ontving mr. H. Louis Israels, correspondent van het Handelsblad te Parijs, een uitnoodiging om 25 Februari bij den heer De Stuers, den Nederlandschen gezao|. te komen. De heer De Stuers deelde hem mede, dat reeds een week geleden thiiiislei Ilanotaux zich beklaagd had over de houding der vreemde correspondenten en dat Woensdag de Fransche minister den naam van den IVeer I-raëis had genoemd, ais een dergenen tot wiens uitzet ting uit Frankrijk was besloten. De heer Hanotaux had woorden aangehaald uit het Handelsblad. De gezant deelde ze mede aan den heer Israels, die dadelijk opmerkte dat eenige daarvan nooit in het blad gebezigd zijn, terwjjl geen der andere iu zijn particulieie correspondentie uit Parijs vootkwam! De heer De Stuers kon over de juistheid der citaten niet oordeelen. Hij leende het Handelsblad der laatste toeken met. De Nederlandsche gezant vet klaarde vervol gens dat de Fransche regeering zeer verstoord was over de houding van het Nederlandsche publiek over de opvoering van het tooneel- stuk Dreyfus over de vele betoogingen ten gunste van Zola over de houding der pets En dat zij daarom besloten had die maat regelen te nemen, welke tot haar beschikking stonden. De gezant zeide verder, dat de heer Hanotaux de zaak dubbel evnstg'had gevonden, omdat de heer Israels te* ^rechtsgeleerd adviseur van de legatie was," c/i als zoodanig in ofticieele aanraking kon komen met de ambtenaren van het ministerie van buitenlandsche zaken. De heer De Stuers had uit eigen beweging getracht de ernstige gevolgen eener expuPie voor den heer Israëls te voorkomen en deelde dezen mede, dat daartoe de conditiën waren lo. dat hij zijn ontslag zou nemen als advocaat aan het gezantschap; 2o. dat hij en het Handelsblad hun scherpen toon zouden verzachten. De heer Israëls echter wilde geen ontslag vragen, omdat hij daarvoor geen motie! wist te viuden; eindelijk stemde hij er in toe als mo tief aan (e nemen «dat hij als journalist vrij wilde zijn en als Nederlander zijn regeering niet in moeilijkheden wilde brengen." Echter werd er op gewezen, dat hij, vóór hij zijn ont slagaanvrage inzond te Amsterdam met de hoofd redactie wilde raadplegen. Den volgenden dag, 26 Febr., bracht hij den heer De Stuers de verzameling Handelsbladen met een brief waarin hij o. ni. meedeelde den volgenden ochtend tot overleg naar Holland te vertrekken. «Daar uit dat overleg zeer wel kan volgen dat wij in het belang der conrant het beter vinden, dat ik opboude om mede te werken in welk geval er zeker geen bezwaar zal be staan, dat ik, geen journalist meer zijnde, ah advocaat der legatie werkzaam blijf heb ik gemeend deze zijde der kwestie tot na de be spreking te moeten laten ruiten." 's Avonds schreef de gezant dat deze brie! in strijd was met de conclusies van het onder houd. Vóór zijn vertrek moest de heer Israëls een schriftelijk verzoek tot ontslag indiene. De heer Israëls antwoordde, dat hij stellig veiklaard had niet onmiddellijk te kunnen be slissen, dat hij daarvoor eerst naar Amsterdam moest. Toen de heer Israëls 28 Febr. te Amsterdam kwam. wist hij, noch zijn directie, dat hij reeds veroordeeld was geweest, vóór zijn onderhoud met den gezant, vóór deze van da Handels bladen inzage nam. Dnectie noch hoofdredactie wilde hooren van het aanbod van hun correspondent om ontslag te nemen, ten einde het blad onaangenaam heden te besparen. Maandag 1 Maart ging de directeur-hoofd redacteur van liet Handelsblad te 's Gravenhage met den heer Israëls op audiëntie bij den Minister van Buitenlandsche zaken, den heer de Beaufort. liet belangrijkste van dat onder houd is het volgende Zoowel de directeur als de heer Israëls ver klaarden den minister dat zij alles vermijden wilden wat de regeering zelfs in kleine moeie- lijkheden kon brengen... dat nu ook de minister het beter achtte dat de heer Israels zijn ontslag zou vragen, daar Z. Exc. de be trekking van advocaat der legatie met die van journalist niet wel vereenigbaar achtte de heer Israëls zijn ontslag zou aanvragen als advocaat der legatie »ter wille van aigerneene Nederlandsche belangen". dat de heer I-raèls Zondag 6 Maart naar Parijs zou teruggaan en hiervan den gezant zou kennis geven in een brief, houdende aan vrage om eervol ontslag. De gezant had den minister dus niet mee gedeeld, dat hij minister Hanotaux beloofd had binnen 24 uur een einde te maken aan de be trekking van den heer Israëls tot de legatie. 2 Maart verzond mr. Israels eeu den vorigen dag geschreven brief aan den gezant, waarin hij hem onder meer vroeg, hem te willen ontslaan als advocaat van het gezantschap daar het hem uit diens vei klaringen gebleken was, dat zijn cotre-pondemies in het Hbld. over liet proces-ZNa eenige gevoeligheid gewekt hadden bij de Fiansche regeering, en daar hij alles wilde vermijden, waardoor uit zijn vrijheid van schrijven overeenkomstig ons Nederlandse!) begrip in het vervolg voor onze regeering eenige moeilijkheid zou kunnen ontstaan. Op dezen brief, die 3 Maart te Parijs kwam, is nooit geantwoord, maar 6 Maart te Parijs komende, vond de correspondent een brief van den gezant gedateerd 2S Februari, maar in een enreloppe, waarop 4 Maart gestempeld staat, waarin hem zijn ontslag gegeven werd. Het was aan de directie vau het Handelsblad, aldus gaat dit blad voort, zoowel als aan den heer Israëls onmogelijk zich gedwee neder te leggen bij zulk een ootslagverleening. Zelts volgens de zachtste uitlegging heeft zij het karakter van een bestraffing, welke ons onduldbaar voorkomt daar ze volkomen onver diend is en geheel in strijd met onze oud- Nederlandsche begrippen van vrijheid van ge- dachtenuiting. Wij beproefden echter nog al het mogelijke, dat met de eer van den lieer Israëls bestaan baar was, om te maken dat de geantidateerde brief van den heer De Stuers door dezen werd ingetrokken. Onze correspondent kon echter niet als smee- keling den gezant naderen en stelde daarom zijn ontslagaanvrage ter beschikking van onzen minister van buitenlandsche zaken te 'sHage, opdat wel mocht uitkomen, dat bij zachtmoe dig en toegevend te weric wilde gaan, ah Ne derlander, terwille van het algemeen nationaal belang, maar niet namens de Fiansche tegee- ring wilde worden gestraft door onzen gezant. De lieer De Beaufort meende blijkbaar dal de zaak uitsluitend behoorde bij onzen gezant te Parijs en liet de behandeling er van dus aan den heer De Stuers over. En op 's heeren hraëls verzoek aan den gezant om met intrekking van zijn brief van 28 Februari die eerst 4 Maart \erzonden was nog gunstig te beschikken op zijn aan vrage om ontslag van 1 Maart, ontving de heer hraëls alleen de volgende mededeeling «Daar ik vermoed dat u mij wenscht te spreken, laat ik u weten dat u mij morgen om 11 uur zult aantreffen." Maar nu was ten laatste het geduld van den heer Israëls evenals het onze uit. en naar wij vermoeden zal het met dat van onze lezers eveneens zijn De lieer hraëls verklaarde den gezaut aan zijn aanvraag om eervol ontslag niets toe te voegen te hebben, en dat, zoolang de brief van 28 Februari, waarbij hij ontslagen werd, niet ingetrokken was, een ontmoeting van hem met den gezant slechts onaangenaam en een brou van nieuw misverstand zou zijn. Den 24sten Maart ontving mr. hraëls een ongeteekenden brief van liet gezantschap, waarin Ridder de Stuers den heer hraëls herinnei t hetgeen hij hem 25 Febr. heelt meegedeeld, onder meer dat minister Hanotaux de aandacht van den gezant had gevestigd op den scherp hekelenden toon, waarop de Nederlandsche pers in het algemeen, en het Amsterdamiche 1 lge- meene Handelsblad in het bijzonder i.i den laatsten tijd, Fransche toestanden heeft beoor deeld dat dit feit een nog ernstiger karakter li ad aangenomen door de omstandigheid, dat de Parijsche correspondent van dat blad tevens als rechtsgeleerd adviseur aan Harer Mejesteits ge zantschap verbonden was dat de gezant had bewerkt dat mr. Israels' uitzetting uit het land werd opgeschort dat wat echter de positie van advocaat bij Harer Majesteit's gezantschap betreft, het Harer Majesteit's gezant bepaald onmogelijk had toe geschenen den lieer Israëls daarin te handhaven, na de vertoogen door den minister van buiten landsche zaken op dit punt in het midden gebracht; eu wel om redenen van internationale welvoegelijkheid, op grond van het onweder- sprokelijk juiste beginsel, dat aan bet gezant schap niet kan verbonden blijven een man, die in algemeen bekende betrekking staat tot een dagblad, dat de regeering van het land, waar het gezantschap gevestigd is, vinnig besti ijdt." Hierop volgt de bewering dat mr. Israëls beloofd zou hebben onmiddellijk zijn ontslag te nemen, en dan de verklaring: »H,trer Majesteits gezant, die deze afwijking «van hetgeen was vastgesteld moest alkeuren, «omdat hij dienzelfden dag in staat moeM wezen «den Franschen minister van buitenlandsche «zaken de mededeeling te doen, dat de heer «Israels opgehouden had tot Haier Majesteits »Gezant«chap in betrekking te staan richtte souder dagteekening van 28 Februari een brief stot den heer Israëls, waarbij diens bewuste 30 titel werd ingetrokken. «Ridder de Stuers had den heer Israëls dui delijk uitgelegd, dat hij wel de opschorting van «zijn expulsie als journalist had verkregen, doch «dat hij na de vertoogen van den minister van «buitenlandsche zaken, omtrent zijne verliou- «ding tot de legatie vertoogen, waartegen «bij geen vrijheid kon vinden met dien minister «in discusL te treden hem niet langer in «zijne betrekking tot het gezantschap kon hand- «haven, al mocht hij er ook toe overgaan zijne «positie vau dagbladcoriespondent op te geven, In zijn besluit zegt het Ilbd. onder meer: Uit dit merkwaardig schrijven van eert Neder- lantlseh gezant, die kloek en ernstig behoort op te treden voor de belangen van Hr. Ms. onderdanen in den vreemde, blijkt, dat de ver klaring van den gezant «dat hij geen vrijheid kon vinden met den Franscheri miuister in discussie te treden over de verhouding van den heer Israëis tot de legatie," het afdoende be wijs is van de kloeke en fiere manier, waarop ridder De Stuers zijn plicht tegenover Neder landers in Parijs vervult, daar hij zonder voor afgaand eigen onderzoek den advocaat zijner legatie veroordeelde op gezag van een Fransehen minister, die geen Hollandsch kent en wij weten niet door wien is ingelicht. Wij zullen morgen mededeelen wat hij tot den Franschen minister had behooren te zeg- gpn, indien hij. niet als hoveling van een bui tenlandsche regeering en als executeur van hare bevelen, maar als kloek Hollander, die als ge zant zijn land en landgenouten te beschermen heelt, wèl «de vrijheid had kunnen vinden r.et den Franschen minister in discussie te treden." Levensverzekering. Eenige jaren geleden is een Staatscommissie ingesteld tot het ontwerpen van een wet regelende het levensverzekeringsbedrijf. De voorstellen dier commissie zijn, in de Deeetn- ber-vergadering der «Vereeniging voor Levens verzekering" door den heer dr. S. R. J. van Scheiichaven, te Amsterdam, nauwkeurig na gegaan in een voordracht, eindigende met eenige con- clusiën. Over deze conclusion is de vorige week, in een te Amsterdam gehouden vergadering der genoemde Vereeniging, uitvoerig beraadslaagd. He Verzekeringsbode deelt omtrent den uit slag mede, dat drie der conclusiën van dr. Van Scheviehaven, na eenige kleine veranderingen, met algemeene (26) stemmen werden aange nomen, zoodat de Vereeniging als hare meening heeft uitgesproken: lo. het wetsontwerp, aangeboden aan EL M. de Koningin, vanwege de commissie, belast enz., wat zijn algemeene strekking betreft, behoort te worden afgekeurd 2o. elk afzonderlijk «bureau van levensver zekering", ingericht in den geest van het inge diende wetsontwerp, met of zonder commissie, in liet nadeel is zoowel van verzekerden als verzekeraars 3o. het wenschelijk is, dat alle vragen die aan de maatschappijen van levensverzekering ter beantwoording zullen worden voorgelegd, bij de wet worden vastgesteld. De bespreking van de verdere conclusiën werd wegens tijdgebrek uitgesteld tot eene volgende vergadering, die daartoe zal gehouden worden op Woensdag 30 Maart a. s. Onderwijzers in Znid-üolland. De Vereeniging tot opleiding van onderwij zers en onderwijzeressen in Zuid-Holland zal dit jaar hare vergadering houden op Zaterdag 9 April alhier in het sociëteitsgebouw van de Diergaarde. De heer G. J. Ligthart, hoofd eener school te 's-Gravenhage, zal inleiden het onder werp Hoe kan er op kweek- en normaalscholen rekening mee gehouden worden, dat de leer lingen kunnen worden geroepen als leiders bij schoolwandelingen onderwijs te geven naar aanleiding van hetgeen zich in de omgeving bevindt Stellingen. a. Bij de school wandeling, in 't algemeen ■jij het onderwijs in de kennis der omgeving, blijkt het telkens dat het den onderwijzers aan voldoende kennis ontbreekt, om de waar nemingen hunner leerlingen te leiden. b. Deze kennis moet voor een deel op kweek en normaalscholen worden aangebracht en wel bij verschillende vakkeu. c. Ten behoeve van dit doel kan de inhoud der leerboeken wat veranderd worden. Beter is het echter, wanneer de kweekelingen onder leiding hunner onderwijzers de vereischte ken nis opdoen in de werkelijkheid. Mevrouw M. Ypes-Speet, van Amsterdam, zal eene lezing houden over: De uitspraak van de NsderlsmHehe taal. Voor de verkiezing van 2 bestuursleden zijn de volgende voordrachten opgemaakt: a. de heeren J. Biemond, te Maassluis, P. Boezaardt, te Asperen en W. Korteweg, te IJsel monde b. de heeren P. van Gent, te Delft, G. Japikse, te Leiden en R, J. Kortmulder, te Rotterdam. H. M. de Koningin zal, naar uit goede bron vernomen wordt, in de tweede helft van Sep tember de gemeenten Monster, 's-Gravenzande, Naaldwijk en Wateringen bezoeken. Ook in Zwitserland heeft zich een comité van Nederlanders gevormd voor het nationaal huldeblijk aan F, M. de Koningin-Regentes. De Minister van Finantiën maakt bekend, dat op 26 dezer bij de betaalmeesters in kas wasf 2,286,038.25 en dat op denzelfden dag door de Nederlandsche Bank, ingevolge art. 11 bis van haar octrooi, aan 's lands kas een voorschot was verstrekt ten bedrage van 2,505,751.38Vd

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 5