52"" jaargang.
Zondag 8 en Maandag 9 Mei 1898.
N°. 9621.
Tweede Blad,
FEUILLETON.
DE APPELS VAN St. JAN.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
UITGEVER: H. J. C. ROELANTS.
Uit officieele Ibron.
Gerst
Rogge
Maïs
17700 last
11800 b
10800 b
totaal
42800 last.
ABOWfEMïjrrsPRUi voor Schiedam, per kwartaal f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. 1.03
franco per post, p. kwartaal. - 1.39
Afzonderlijke nommera- 0.02
BUREAU: ROTEU8TRAAT fO, Telephoon Ho. 123.
Abvbetehtibpbks: ran 1—5 gewono regels met inbe
grip van eene Courantf 0.52
Iedere gewone regel meer- 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
ii.
Wanneer wij onze beschouwingen omtrent
het Verslag over 1897 van de Kamer van
Koophandel alhier vervolgen, clan constateeren
wij allereerst, dat vrijwel het opwekkendst uit
het gansche verslag de woorden klinken aan
den graanhandel gewijd.
Wij lezen daar hoe de niet geringe verliezen
in het voorjaar geleden »ruimsehoots" werden
hersteld in de latere maanden.
Een koopman is steeds geneigd tot zeker
soort pessimisme, zoodat de bekentenis, dat de
verliezen ruimschoots gedekt zijn, niet van be-
teekenis ontbloot is.
De aanvoer van granen bedroeg in lasten
afgerond
1896 1897
16300 last
10100
11700
■41300 last.
In elk dor drie soorten valt dus een kleine
teruggang aan te wijzenverband houdend
met de verminderde spiritusproductie.
Nog in relatie met onze hoofdindustrie staat
de veehandel. Reeds hadden wij gelegen
heid aan te stippen, dat deze in 1897 van
weinig beteekenis was, omdat er niet veel vee
was opgezet. Het mond- en klauwzeer speelde
de vetweiders parten, ook al kon de vetmesterij
met voordeel geschieden wegens de lage spoe-
lingprijzen.
De overige industrieën hier ter stede uitge
oefend gaven ons geen aanleiding tot het maken
van opmerkingen. Slechts maken wij met leed
wezen melding van het minder floreeren der
kaarsenfabriek «Apollo" in het afgeloopen
jaar. Het best blijkt de weinig geanimeerde
toestand uit de inkrimping van het personeel.
Waren er in 1896 werkzaam 318 mannen en
314 vrouwen, samen 632 personen, in 1897
waren deze getallen respectievelijk 282 en 233,
in totaal 515 personen.
Niet ongunstig is de toestand der andere
nijverheidsbedrijvenmet blijdschap mag de
vermeerdering in getal worden geconstateerd-
Welk doel het echter heeft in het verslag
enkele ondernemingen met name te noemen, is
ons niet recht duidelijk geworden. Bij de brande
rijen volgt men evenmin dit mogen wij het eens
noemen personeele stelsel. Hij wiens zaak
kwijnt, kan er weinig op gesteld zijn, dat dit
in een openbaar geschrift wordt gepubliceerd,
terwijl het constateeren in zulk een geschrift
van bloei eener particuliere onderneming steeds
zal doen denken aan reclame, die hier minder
op haar plaats is. Daarbij komt nog, dat men
bij de opgave omtrent den staat van deze onder
nemingen altijd afhankelijk blijft van de opgaven
der ondernemers zeiven, die uit den aard der
zaak door een ietwat getinte bril kijken.
Uit een tabellarisch overzicht der binnen
deze gemeente aanwezige fabrieken, met ver
melding der capaciteit van de gebezigde kracht
werktuigen, zien wijdat in 1896 gebezigd werden
van
JJEAN RAMKAtJ.
JSaar het Fransch.
Er verliepen daarna weken, maanden, jaren.
Emmeline werd groot. Het werd een mooi meisje
met slanke taillo, fijne handen waarmede de jongelui
Zondagmiddags na de kerk gaarne dansten.
Zij glimlachLe nog evenals vroeger tegen iedoreen
zonder er bij te denken en als zij langs velden
en wegen iemand ontmoette, riep deze haar altijd
een: «Gelukkige dag, Emmelinetoe. Maar als
Emmeline langs den blonden Valentin kwam glim
lachte zij niet, want zij was tot in haar ziel be-
leedigd geworden door het scepticisme en den spot
van den kleinen klompenmaker. Zij wende haar
hoofd van hem af om hem niet te zien en te groeien,
waarover haar oude geliefde erg treurig was, want
hij beminde haar meer dan ooit. Hoe dikwijls
wachtte hij haar niet op bij de wegen die zij
226 krachtwerktuigen met 1629V» paarde-
krachten, en in 1897, 230 krachtwerktuigen
met 1500 paardekraehten.
Voor wij d i e rubriek orider de oogen zien,
welke naar wij hopen in een niet al te ver
verwijderde toekomst een van Schiedam's hoofd
bronnen van bestaan zal gaan uitmaken, n.l.
de scheepvaart, behandelen wij nog eerst enkele
kleinere rubrieken, alleereerst de kolen
handel. '5
In deze branche schijnt een niet onaanzienlijk
transito-verkeer te bestaan, hetwelk in het
vorige jaar belangrijk toenam. Was bet ge-
heele aantal hier geloste M3 in 1897 14872
tegen 15731 in 1896, voor andere plaatsen in
het binnenland was hiervan 35 °/0 bestemd,
tegen 21 van het aangevoerde in 1896.
Ook al ging door den tragen gang der Schie-
damsehe industrie, misschien ook door het toe
nemend gebruik van gasmotoren, de aanvoer
dus achteruit, de handel floreerde iets beter.
Ook de houthandel ging vooruit.
Werd in 1896 aangevoerd per zeeschip 20433
M>, in dit jaar was dit cijfer 27330 M3, terwijl
ongeveer 42 0/0 van liet voor rekening van niet
hier wonende importeurs gelost zijnde, alhier
werd opgevlot. -
'ver de visscherij is het verslag kort.
Deze tak U.n bedrijf schijnt hier maar niette
willen bloeien de resultaten blijven zeer on
gunstig; slechts de zahnvisscherij kan ongeveer
hare uitgaven door de inkomsten dekken, wat
stellig niet voldoende mag genoemd worden.
Tusschen de visscherij" en de «scheep
vaart" in verdwaald vindt men in het Verslag
van de K. v, K. een enkel woord over den
«winkelstand. Of de opmerkingen hierover
niet het best zouden behooren onder liet Alge
meen Overzicht, vooral ook omdat zij, niet door
cijfers gestaafd, het karakter dragen van een
overzichtje, zouden wij niet durven ontkennen.
Echter, zooveel mogelijk de volgorde van het
Verslag volgende, die o. i. niet zonder nut
nog eenigszins zou gewijzigd kunnen worden,
bespreken wij hier deze belangrijke rubriek,
die in het Verslag slechts 9Vs regel in beslag
neemt, ofschoon wij reeds dankbaar ook deze
geringe vooruitgang constateeren, daar het
vorige Verslag 5 regels voldoende achtte.
Toch gelooven wij, dat een uitvoeriger be
schouwing, indien men ten minste in een jaar
verslag van de K. v. K. een resumé van het
winkelbedrijf wil opnemenniet misplaatst
zou zijn, vooral omdat dit bedrijf te Schie
dam in een eigenaardigen toestand verkeert.
Niettemin is er ook in het korte verslagje eeuig
belangrijk materiaal te vinden, hetwelk ons tot
enkele opmerkingen aanleiding geeft.
Wij laten hier hetgeen er over den winkel
stand in de heide laatste jaren gezegd werd,
volgende belangstellende lezer zal dan reeds
onmiddellijk zelf voelen, wat tot onze opmer
king aanleiding gaf.
1 8 9 O.
De winkelstand hier tor stede bleef zich,
niettegenstaande de nabijheid Ier groote, na
burige gemeente, handhaven. De welingerichte
en goed voorziene magazijnen en winkels bleven
de concurrentie met die plaats, en het schijnt
niet zonder succes, volhouden.
16 9 7.
Deze (de winkelstand) bleef vrijwel in den
zelfden toestand als in voorgaande jaren. Niet-
moest passeeron, om hot linnen naar de klanten
te brengen? Maar als Emmeline hem van verre
zag aankomen, ging zij altijd langs zijpaden, of zij
had eenen welgestelde» boerenjongen bij zich, niet
wien zij over geheimzinnige dingen sprak, die Va
lentin niet hooren kon. Bovendien begon zij rijk te
worden.
De wever vermeerderde haar verdiensten elk jaar
met vijf francs. Zij droeg Zondags prachtige japon
nen en op haar twintigste jaar kon ze een vol
komen uitzet en misschien nog een bruidschat van
honderd goudstukken hebben. Ze werd dus eene
mooie partij. Valentin was en bleef daarentegen arm.
De zaken van zijnen oom gingen niet vooiuit.
Wel beloofde hij zijn neef dat deze na zijn dood
den ezel, het huisje en de gereedschappen zou
krijgen, maar nu kreeg hij nog altijd slechts dte appels
van den derden boom links van do beek. En elk
jaar bracht de boom minder op. De boom was al
honderd jaar oud en was zeer uitgeput. Elk voor
jaar bedekte hij zich met prachtige bloemen, die
veel voor de toekomst beloofden, maar de April-
vorst doodde ze en van de vruchten viel de helft
in den greppel of werd een prooi van de horzels.
Wat Valentiu ook aan den boom deed, die zijn
fortuin uitmaakte, het hielp niets. Hij begoot hem
met het heiliga water uit de naburige grot bij
tegenstaande de nabijheid van de Rotterdamschc
magazijnen zou de winkelstand alhier zich een
grootcrcn bloei kunnen verzekeren, indien het
koopend publiek alhier zich bij voorkeur in de
Sohiedamsche winkels van het noodige voorzag;
hierdoor zouden onze magazijnen in staat zijn
meer met den tijd mede te gaan.
Uiterlijk staan de meeste van deze bij die in
andere plaatsen van gelijke grootte ten achter.
Op twee wonde plekken wordt hier de vinger
gelegd ten eerste op de concurrentie der Rot-
terdamsche magazijnen, ten tweede op het
niet-met-den-tijcl-niedegaan en het achterstaan-
bij - andere - plaatsen-van-gelijke-grootte onzer
winkels.
Het verslag van 1897 houden wij voor meer
overeenkomstig de waarheid dan dat van 1896,
en wij loven het uitermate, dat een officieel
lichaam als de K. v. K. het belangrijke bedrijf
van den winkelstand met iets .neer belang
stelling beschouwt.
Als wij van 1896 lezen, dat onze welinge
richte en goed voorziene magazijnen niet zonder
succes de concurrentie met Rotterdam bleven
volhouden, dan wil het ons voorkomen, dat de
leden der Kamer noch oog hadden voor de
eischen gesteld aan een welingerichten winkel,
noch voor de talrijke wagenladingen van allerlei
artikelen, die toch zeker niet ten voordeele
onzer neringdoenden hier uit Rotterdam worden
ingevoerd.
Met ongemeen meer sympathie, zij het ook
met droefenis, lazen wij wat 1897 de Kamer
inspireerde.
"Waartoe ook een ongewenschte verblindheid
en struisvogelpolitiek?
Het is, zooals de Kamer zegtonze magazijnen
staan natuurlijk enkele uitzonderingen ten
-ede erbuiten gelaten, maar die dan ook weinig
reden tot klagen hebben ten achter bij die
in andere plaatsen.
De oorzaak?
Het is de quaestie van de kip en bet ei.
Als, zeggen onze huismoeders, als wij hier
maar beter terecht konden, behoefden wij niet
naar Rotterdam te gaan als, zeggen de winke^
liers, als de dames en ook de heeren hier maar
koopen wilden, konden wij beter gesorteerd
zijn, meer omzetten en goedkooper leveren.
Het is een eirkelredeneering, die geen uit
komst schijnt te bieden.
Toch moet die gevonden worden.
En allereerst moet de verbetering komen
van de zijde onzer kooplustigen. Er zijn tal van
artikelen hier ter stede even goed te verkrijgen,
die men nu van elders betrekt. Men wipt zoo
graag even naar Rotterdam, waar men op de
Blaak zoo gezellig kan wandelen, men vindt zoo
gemakkelijk een middel om dat aardige tochtje
goed te praten, wantmen haalt zijn reis
er immers gemakkelijk uit.
Zie, of dat nu altijd waar is, willen wij niet
zoo grifweg toegeven.
Wij zouden zoo gaarne zien, dat allereerst
getracht werd in Schiedam te koop te gaan,
en mislukte dat hier, eerst dan elders te gaan
kijken. Uit den aard blijven er nog in voldoend
aantal artikelen over, die men hier niet in zoo
groote keuze vindt, b. v. luxe-artikelen, dat voor-
ïoopig de uitstapjes naar Rotterdam die wij
vooral dan afkeuren, wanneer zij ten koste
van onzen winkelstand geschieden, toch nog
niet behoeven opgegeven te worden.
Wij hebben op ditzelfde aambeeld al aan-
Lourdes en sloeg geen enkel geheimzinnig middel
over.
In de beste jaren leverde de boom hem twee of
driehonderd appels op, heigeen hem een inkomen
van ongeveer zeven en een halvon frank bezorgde.
Wat hem echter het meest ontmoedigde, was dat
bijna alle boomen in den omtrek met appels bela
den waren. Emmeline zelf bad er een voor haar
huis, waarvan de takken bijna onder het gewicht
der appels bezweken. Zou de mooie Béarnaise wer
kelijk, zooals zij vroeger beweerde, een middel weten,
dat maakte dat do boom weer vruchten kon voort
brengen.
Valentin begon berouw te krijgen. Men kon te
Bordeaux niet alles weten. Er zijn misschien dingen,
die de wijzen niet weten en de onnoozelen web Ook
hij begon bijgeloovig te worden.
Eens, toen hij meende een leverziekte te hebben,
liet hij zich de handen opleggen dooreen kind dat
zes oudere broers had. Deze behandeling is zeer
gewoon in Béarne en in geheel Gasconje. En Va
lentin verwonderde zich er niet meer over, dat hij
genas en begon zelfs wroeging te gevoelen, dat hij
Emmeüne zoo bespet had. Ia, er bestonden zeker
geheimo middelen om veel appels aan den boom
te doen groeien. En Emmeline wist die! Ach had
hij haar vroeger maar niet bespot, dau zou hij nu
houdend gesmeed wij hebben al allerlei plannen
ontworpen om paal eti perk te stellen, aan de on
gemotiveerde manie om le Rotterdam te koopen,
waar dit onnoodig is maar een afdoend middel
aan de harid doen kunnen wij nog niet. Slechts
door telkens tot onze stadgenooten eene aan
sporing te richten gelijk wij ook nu weder doen
liopen wij op den langen duur iets te bereiken.
Vóór alles stelle men zichzelven den eisch wat
wij hier kunnen krijgen, nimmer van elders.
Maar aan den anderen kant willen wij hier
nog eens onderstrepen de woorden, door de
K. v. K,, een lichaam, dat men moeilijk van
vooringenomenheid kan verdenken, gesproken
over het «niet met den tijd medegaan" en
het »in uiterlijk achterstaan" bij magazijn
houders in steden van gelijke grootte. Tegen
Rotterdam kunnen wij natuurlijk niet op, maar
wol kan hier ter stede iets meer gedaan
worden dan thans.
Men zal begrijpen, dat wij onze opmerkingen
niet maken uit bedilzucht, maar slechts uit
waarachtige belangstelling in de stad onzer
inwoning; die geeft ons daartoe de vrijmoedig
heid, zij het niet zonder eenigen schroom.
Onze winkels gaan niet met hun tijd inede,
dit blijkt reeds onmiddellijk wanneer men door
onze voornaamste winkelstraat wandelt. Ver
gelijkt men deze met steden van gelijke grootte,
of kleinere zelfs, met Zutphen, met Deventer,
met Zwolle enz. enz,, vanwaar de inwoners
ook wel naar Arnhem en Amsterdam gaan om
een en ander te koopen, dan valt het onmid
dellijk in het oog, hoe stiefmoederlijk bedeeld
Schiedam is.
Wie in Schiedam is ingegroeid, merkt dat
minder op, maar wie hier van buiten af komt,
heeft daar oog voor.
Zeker, er zijn magazijnen, met hun tijd
meegaanddie behoeven wij hier niet te
noemenmaar over het algemeen is onze
neringdoende zich te weinig bewust van de
wetenschap, dat de wijze waarop hij zijn waren
te koop biedt, van groolen invloed is op zijn
omzet. Laten onze winkeliers zich eens afvragen
en dan eens eerlijk beantwoorden de vraag of
de wijze, waarop zij b.v. in den hoogtijd van hun
nering, met den St. Nicolaastijd, wel al dat
gene doen, wat zij zouden kunnen, orn hun
verschillende artikelen op aangename wijze
aan te bieden.
Wij hebben daarover wel eens winkeliers
gesproken, en dan werd ons geantwoord«dat
geelt toch niets", maar, hebbei wij geant
woord «probeer het althans, en houd vol, wij
gelooven, dat het wel iets geeft."
Wij herhalen nog eens, wij achten ons niet
geroepen om lessen uit te deelen aan onze
neringdoenden, maar wij zouden toch zoo graag
zien, dat er eens wat meer energie kwam, dat
het klagen eens plaats maakte voor i n-
spanning van krachten.
Met weinig kosten is hier en daar iets te
doen wat meer verlichting, wat smaakvoller
etaleering; de benauwde ruitjes van zestien in
een raam door een spiegelruit verwisseld, dat
is toch de heele wereld niet, en de renfe van liet
geringe uitgezette kapitaal zou niet uitblijven.
Vooral wat voorkomendheid ook!
Wij wanhopen er nog niet aan, dat het vol
gend jaar het Verslag van de K. v. K. over den
winkelstand met deze woorden kan aanvangen
«In het uiterlijk onzer winkels kwam hier en
misschien rijk zijn 1 Ja, rijk en nog bemind Hij
noemde zichzelf een domoor, een ezel en sloeg zich
berouwvol op de borst.
Eens in I' voorjaar, toen hij treurig naar de
rijpe appelen in zijn boom staarde er waren
er net vijf en twintig zag Valentin een mooi
meisje op straat loopen. Zij was groot en bruin en
had een paar prachtigen oogen in haar mooi ge
zichtje.
Zij zag Valentin onder den boom, doorwaadde
de beek en zeide glimlachend en licht blozend Dag,
Valentin, wilt ge "tie de maat nemen voor eeri
paar klompen.
Het was Emmeline. De klcmpenmaker beefde van
ontroering. Hij verbleekte en keek naar den grond
terwijl hij aan het verleden dacht.
Waarom kwam zij terug Zeker om hem te
bespotten, zij wilde zich zeker vermaken met zijn
lijden.
Hij stond op het punt haar te zeggen Juffrouw
Emmeline, gij zijt erg wreed 1
Maar hij kon niet spreken, want hij zag een
blooton voet die uit een sandaal stak, Zgn handen
beefden.
Welnu wil je me de maat nemen vroeg Em
meline, die ongeduldig werd.
De klompenmaker nam een stuk hout en haastte