52S$aargang.
Vrijdag 13 Mei 1898.
N°. 9625.
Eerste Blad
CUBA LIBRE.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
uitgeverT h. j. c. roelants.
Kennisgeving.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Amumroar Schiedam, pe* kwartaal f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
n franco per post, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nommers- 0.02
BI®EAUBOTERSTRAAf TO. Telephoon Wo. 133.
AovBRTEtrrrBPEUsvan 15 gewone regels met inbe
grip van ecne Courantf 0.52
Iedere gewone regel meer- 0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Inrichtingen, welke gevaar, schade oi
hinder kunnen veroorzaken.
Burgmeester en wethouders van Schiedam,
Gezien het verzoek van de firma WIJNMALEN EN
JIAUSMAN te Rotterdam, om lergumnng tot oprichting
van een fabriek tot het vervaardigen en polijsten van
kunstmarmer in het pa.id aan den Buitenhavenweg
alhier, 110. 90, kadaster sectie L no. 202, en plaatsing
daaun van een petroleummotor van 4 paardenkracht
Gelet op de bepalingen der Hinderwet;
Doe» te weten
dat voormeld verzoek met de bijlagen op de secre
tarie der gemeente is ter visie gelegd
dat op Donderdag den 2Csten Mei a s., des na
middags ten 2 ure, ten raadhuize gelegenheid zal
worden gegeven om bezwaren tegen het toestaan van
dat verzoek in te brengen en die mondeling of schrif
telijk toe te lichten; en
dat gedurende drie dagenvóór het tijdstip hierboven
genoemd, op de secretarie der gemeente, van de
schiifturen, die ter zake mochten zijn ingekomen,
kennis kan worden genomen.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het be
hoort, den 12den Mei 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
VERSTEEG.
De Secretaris
VERNEDE.
Algemeen ovcrzleht.
Schiedam, 12 Mei '98.
De Spaansche vloot, die in de Antillen ver
wacht werd, is naar Cadix teruggekeerd.
Dit feit brengt een volkomen omkeer in de
plannen der Amerikaansche regeering, maar
of dit een verandering ten faveure der Ame
rikanen zal wezen, schijnt nog twijfelachtig.
Er zijn er die verwachten dat de oorlog nu
spoediger ten einde zal kunnen gebracht wor
den. De Vereenigde Staten hebben thans de
handen vrij om Cuba, zoo noodig ook Porto-
Rico, te veroveren, en dan zal Spanje er wel
genoeg van hebben.
Maar anderen, die zich beter rekenschap
geven van de toekomstige gebeurtenissen, zien
in dat de terugkeer der Spaansche vloot naar
Cadix juist beteekent: verlenging van den oorlog.
Volgens hun opvatting toch begrijpt Spanje
dat het onmogelijk Cuba en Porto-Rico kan
behouden, en concentreert het al zijn krachten
op zijn macht te1 ee. Het neemt dus ten op-
DOOR
THEODOR DUIMCHEN.
16)
Möbius was toch eenigszins ernstig geworden,
ofschoon hij alleen met een schertswoord had ge
antwoord op don Pancho's bezorgdheid. Het »A Dios
don Adolfo, naar ik hoop tot weerziens", van den
waard klonk hem nog in de ooren toen hij voor
het huis van don Eusebio aankwam
Het viel hem toch we! zwaar niet af te stijgen,
en de bedienden, die toesnelden ona zijn paard aan
to nemen, toonden door hun verbaasde gezichten
hoe verwonderd zij waren dat het niet geschiedde.
Ook don Eusebio was zeer verbaasd toen hem
eenige «ogenblikken later werd geboodschapt dat
de doctor er geweest was, en hem met zijn groeten
liet mededeelen dat te Havanna alles was afgedaan
volgens afspraak.
Nog meer verwonderd echter was donna Barbara,
die van echter de gordijnen eener bovenkamer
Möbius verbaasd nakeek toen hij Wegreed.
Begrepen de scherpzinnige oude heer en ziin
dochter wat ham er bezwaar in deed zien zoo
dikwijls te komen Den volgenden morgen kwam
reeds zeer vroeg een der bedienden van Pacheco
naar Las Caobas galoppeeren en berichtte dat het
don Eusebio zeer had gespeten, den doctor gisteren
niet, te hebben gesproken, en dat hij hem verzocht,
zichte der Amerikaansche plannen tegen Cuba
en Porto-Rico een zuiver defensieve houding
aan.
Spanje zou daardoor den oorlog op de lange
baan trachten te schuiven.
Intusschen is het thans zeker dat de Ameri
kaansche expeditie naar Cuba vertrekt. Over
de plannen der regeering te Washington echter
blijven de meest uiteenloopende mededeelingen
de ronde doen.
Volgens den een zou president Mc Kinley
besloten hebben een grooten slag te slaan en
Cuba en Porto-Rico tegelijk aan te vallen.
Daarmede stemt overeen het bericht, dat
admiraal Sampson bevel heeft gekregen beide
eilanden aan te grijpen.
Van andere zijde daarentegen verluidt dat
Amerika het alleen op Cuba heeft gemunt,
terwijl weer in een ander telegram verzekerd
wordt dat de troepen die te Tampa zijn, allen
naar Porto-Rico bestemd zijn.
Kalm afwachten is dus ook hier de boodschap.
Van nieuwe krijgsdaden, hetzij in de Carai-
bische Zee, hetzij in het Verre Oosten wordt
niets vernomen.
Omtrent admiraal Dewey en den staat van
zaken te Manilla weet men nietsop Cuba gor
den de Spanjaarden zich ten strijde, en in de
Vereenigde Staten gaat men voort de expeditie
voor Cuba uit te rusten.
Voortdurend ondervindt de regeering te
"Washington nog krachtigen steun. Nu weer
heeft een der groote New-Yorksche kooplieden,
de heer Delmont, de regeering aangeboden een
oorlogsschip te doen bouwen, uitrusten en
equipeeren.
De ondernemers van de Californische spoor
wegen hebben vier millioen dollars bijeenge
bracht voor het bouwen van een kruiser.
Bovendien beschikt de schatkist voorloopig
nog over 180 millioen dollars in goud en 50
millioen in papier.
Volgens de New- York Herald wenscht gene
raal Woodford, de gewezen gezant te Madrid,
gouverneur van New-York te worden, maar
Mc Kinley wenscht hem voor de diplomatie
te behouden.
Roosveit, die weer in actieven dienst is ge
treden, is als ondersecretaris van mat ine ver
vangen door door Benn-Allen.
Over den toestand in Spanje valt alleen te
vermelden, dat gisteren te Logrono een vrou-
wenoproer heeft gewoed. De winkels werden
geplunderd, de waren in de Ebro gegooid.
Toen de staat van beleg afgekondigd was en
door de cavalerie een charge gemaakt werd,
hielden de vrouwen, met bijlen gewapend, de
ruiterij tegen.
Het is trouwens bekend dat bij alle onlusten
in Spanje de vrouwen een zeer energieke rol
vervullen.
Een bericht aan de Globe als zou te Algeciras
een Spaansche torpedoboot in de lucht zijn
gevlogen, schijnt ongegrond te zijn. Althans
wanneer hij het schikken kon, hedenmiddag bij hem
op Marianao te komen eten.
De docter kon het schikken.
Don Eusebio en donna Barbara ontvingen hem
met vriendelijke verwijten.
»Wij hadden u bepaald verwacht," zeide zij.
«Wij hadden u veel te vertellen," voegde haar
vader er bij en de tegenwerping van den doctor,
dat bet toch wel wat laat was geweest en dat hij
ook bang was indringerig te schijnen wanneer hij
ieder voorwendsel gebruikte om een bezoek te
maken, werd door den ouden heer bestreden met
de woorden«Maar, beste doctor, wat ik u bidden
mag, u is bier tehuis. Wij hadden u juist een
hoogst verblijdende tijding liever reeds gisteren
dan heden medegedeeld. Wij hebben berichten van
mijn zoon."
«De vrede moet verzekerd zijn," voegde Barbara
er aan toe. «Rodriguez leeft; hij zal spoedig bij
ons zijn."
«Heeft hij geschreven?" vroeg Möbius.
Don Eusebio glimlachte.
«Neen, het is veel romantischer. Gistermorgen
kwam een vreemde ruiter door het dorp; hij kwam
uit het binnenland en was zeer bestoven. Onze
oude Manue! zat juist aan de deur, en de ruiter
riep hem toe. «Is dat het huis van Pacheco?"
En toen de oude dat bevestigd bad, zeide hij
«Don Rodriguez iaat groetenhet wordt vrede en
hij zelf komt."
Het werd een zeer vroolijke tafelzij bleven
met hun drieën alleen en de sneeuwwitte Manuel
bediende. Men sprak zeer open met elkaar. Barbara
juichte dat zij nu haar grooton broeder zou terug
krijgen, den broeder aan wien zij reeds als kind
van acht jaar met dweepende liefde gehecht was,
nocli te Algeciras, noch te Gibraltar weet tr.en
er iets van.
Te New-York liep gisteren het gerucht dat
de Spaansche admiraal Montejo met zijn twee
zoons te Manilla vermoord is. De Amerikanen
kunnen hiervoor niet aansprakelijk worden
gesteld, haast men zich in de Vereenigde Staten
te verklaren, daar zij niet meester zijn van
Manilla.
Er wordt weer gesproken van de tusschen-
komst van Europa in het geschil tusschen den
Don en den Yankee.
De diplomaten zouden weer aan 't overleg
gen zijn hoe Spanje er toe te brengen dat het
't nuttelooze van verderen weerstand inziet. De
voorwaarden voor het tot stand komen van de
vrede zouden dan zijn afstand van Cuba en
betaling eener oorlogsschatting door Spanje,
terwijl Amerika als waarborg Manilla zou bezet
houden.
Evenwel, Amerika heeft Manilla nog niet
bezet, hetgeen voor de vreemdelingen aldaar
zeer onaangenaam is. Men leeft er in zorg en
onrust.
Tusschen Duitschland en Engeland schijnt
intusschen van gedachten te zijn gewisseld
over de mogelijkheid om, indien de omstandig
heden dit dringend vorderen, Engelsche en
Duitsche marine-soldaten te Manilla aau land
te zetten.
Dit zou geschieden om de Duitschers en
Engelschen en de overige vreemdelingen die
onder bescherming van beide staten zijn gesteld,
te beschermen in lijf en goed.
Duitschland heeft dan ook reeds vier oorlogs
schepen van het Oost-Aziatische eskader bevel
gegeven naar Manilla te gaan maar men schijnt
overeengekomen te zijn met de ontscheping van
troepen te wachten totdat in de buurt van
Manilla beslissende gevechten zijn geleverd,
Voorloopig zou men dan alleen Europeanen,
die gevaar mochten loopen, aan boord nemen.
In Spanje ziet men in dit plannetje een wel
doordacht middel, dat Duitschland aanwendt
om, door het zenden van Duitsche schepen en
de bedreiging met ontscheping van Duitsche
marine-soldaten, iedere mogelijke afspraak tus
schen de Vereenigde Staten omtrent het bezit
der Philippijnen reeds bij voorbaat te doen mis
lukken.
Duitschland zal vermoedelijk na den oorlog
ook nog een klein appeltje te schillen hebben
met de regeering te Washington. Men zegt
dat het, wanneer de oorlog afgeloopen is, een
vergoeding zal eischen voor de schade, die
Duitsche bewoners der Phillippijnen door de
Amerikaansche granaten geleden hebben.
Geen enkel bericht over den toestand in
Italië, dat over de onlusten spreekt, wordt
door de censuur doorgelaten. Waar dus een
telegram van gisteravond uit Rome zegt, dat
de orde in geen enkele provincie verstoord is,
en over wien zij nu met zóó warme bewondering
sprak, dat Mobius zich hoe vreemd het ook
klinkt op een gevoel betrapte dat veel op
jaloerschheid geleek.
En bij die gedachte sloot zich een andere aan
waarom was hij zoo van harte verheugd met die
beiden Wie weetmisschien had hij daarloe
allerminst redenwie kon zeggen iioe zijn ver
houding tot ben in de toekomst zou zijn. Beter
kon zij niet worden dan zij nu was. En hoe de
thuis verwachte zoon en erfgenaam zich zou ge
dragen jegens hem, den vreemdeling, den loon
trekkende» ondergeschikte, dat was in ieder geval
zeer twijfelachtig.
Maar hij had geen tijd die kleinmoedige ge
dachten lang voort te zetten.
«Wie weet," riep don Eusebio uit, «of op dit
oogenblik de vrede wellicht niet reeds geteekend
is, en wij vrij zijn, vrij ten minste om de menschen
met wie wij omgaan, te kiezen zonder lade voor
zichtigheid."
Daarmede werd op Moreno gedoeld, dat voelde
Mobius, ook zonder dat het gezegd werd. En het
stemde hem weer vrool ijker.
En met don Fiancesco kwam hem ook diens
knecht en de gebeurtenis van den vorigen avond
m do gedachte. Hij vertelde die lachend en was
zeer verbaasd dat vader en dochter niet meelachten.
Donna Barbara verzocht hem op bijna angstigen
toon op zijn hoede te zijn, en toen zij later de
beide heeren onder een kop koffie en oen sigaar
een oogenblik alleen had gelaten, kwam don
Eusebio nogmaals op de zaak terug.
sik wilde zooeven mijn dochter niet nog bezorg
der maken dan zij reeds is, waarde doctor; maar
ik verzoek u ook dringend toch vooral voorzichtig
moet dit bericht onder voorbehoud worden
opgenomen.
Zeker is het dat, mogen de hooge brood
prijzen ook al de uitbarsting verhaast hebben,
de onlusten een beslist revolutionnair karakter
droegen. Dit blijkt uit het plan volgens hetwelk
de oproerlingen o. a. te Milaan te werk gingen,
en ook de gisting onder de Italianen in Zwitser
land die naar hun vaderland trekken, spreekt
van een algemeen heerschenden geest van
verzet.
De regeering heeft evenwel haar maatregelen
genomen om de benden, die uit Zwitserland
komen, den toegang in Italië te beletten.
Een Zwitserseh toerist beschrijft in de Ga-
zette do Lausanne den toestand op Zater
dag 1.1. te Milaan, waarvan het volgende, be
treffende een botsing in de Turijnsche straat,
een goed denkbeeld geeft. Na verhaald te hebben
hoe oproerlingen en soldaten elkaar te gemoet
trokken, de eersten kisten met steenen vulden
en winkels binnendrongen om van de daken
pannen te werpen, waarbij de soldaten zich
volkomen rustig hielden, in afwachting van
bevelen, gaat de schrijver aldus voort;
De toestand verergert. De neervallende pan
nen treffen soldaten en burgers. Een jongen van
twaalf jaar krijgt er een op het hoofd en valt
badende in zijn bloed, dat op het trottoir afgudst.
De soldaten nemen hem op. Een welgekleede
dame leunt tegen den muureen dunne straal
bloed vloeit uit hare borst op haar japonzij
dreigt te bezwijmen. Twee soldaten vatten haar
onder de armen en brengen haar weg.
Een kar nadert, met keien beladen. Een
vijftigtal jonge lieden bestormen haar, werpen
de steenen op den boulevard en werpen de
kar om. Het is een oorverdoovend rumoer.
Nu rukken de troepen [voetvolk en lanciers]
aan. De lanciers in den draf, met gevelde lansen,
chargeeren. De onder de menigte talrijke vrou
wen schreeuwen als bezetenen. Revolverschoten
knallen. De infanterie komt op hare beurt in
beweging. De nieuwsgierigen waaronder
ik zelf vluchten in de zijstraten. Maar ik hoor
geschreeuw en geweerschotenhet is blijk
baar ernst.
Op goed geluk tijg ik elders heen, om te
zien wat er in de andere wijken plaats heeft.
Te vier uren komt een stoomtram op de Via
Yittoria aan. Een schare van duizend werklieden
en nog een duizend straatjongens ik heb er
nooit zooveel en meer uitgeslapenen bij elkaar
gezien werpen zich op den trein, houden
dien aan, en werpen de wagens om, welke
beginnen te branden.
Het 47e regiment infanterie daagt op en drijft
de oproerlingen terug, terwijl een piket brand
weer de vlammen bluscht. De troepen worden
met steenen en pannen bestookteen soldaat
sfort gewond neder. De colonne ontplooit zich
en het vuur begint. Verscheiden mannen vallen.
En nu gaat er een woest, afgrijslijk gekrijsch
op, een helsch rumoer.
te zijn. Don Francesco's knecht Pablo Pablon
wordt hij algemeen genoemd om zijn reuzenge
stalte - ken ik. Hij is een zeer berucht sujet
hij heeft met de insurgenten gevochten, werd ge
vangen genomen, begenadigd omdat hij zijn mak
kers verraadde, later evenwei gepakt ais iid van
een brutale bende, die een tijdlang geheel Havanna
schrik heeft aangejaagd en die op klaarlichten dag,
met het mes in de vuist, da menschen op straat
aanviel om ze te berooven. Hij schijnt zich intus
schen ook toen weer ten koste van anderen gered
te hebben; want weinige maanden later verscheen
hij weer als Francesco's knecht. Het stemt tot
nadenken dat de neet van den gouverneur, don
plaatsvervanger van onzen koning, zich van zulk
een werktuig bedient," voegde de oude heer er bij.
«Maar mijn hemel", zei Mobius, «wat zou hij
tegen mij in den zin hebben Ik heb don Fran
cesco eenige malen in gezelschap ontmoet, en hij
is mij inderdaad van harte onsympathiek; ik ben
ook overtuigd dat die afkeer wederzïjdsch is, maar
dat is toch geen voldoende reden om hem in staat
te achten tot misdadige oogmerken tegen mij. Wat
heeft hij van mij te vreezen! Ik kan hem noch in
rang noch in positie benadeelenik sta hem ner
gens in den weg."
«Staat u hem nergens in den weg?" herhaalde
don Eusebio langzaam en met eigenaardigen nadruk.
«Misschien denkt hij daarover verstandiger dan
Hij brak bot af, want juist kwam zijn
dochter terug, en hij voegde er nog slechts aan
toe; «Verlaat u er op, onze waarschuwing is niet
overbodig. Houd uw oogen goed open."
(Wordt vervolgd