BINNENLAND.
Staten-Generaal.
STADSNIEUWS.
tekst van haar antwoord op de nota van Cham
berlain openbaar gemaakt. Zij handhaaft daarin
het standpunt, dat zij Engeland's suzereiniteit
over Transvaal niet kan erkeanen, sedert de
conventie van *1884 geldt, aangezien de rechts
kracht van de inleiding op de Pretoriasche
conventie van 1881 opgehouden heeft.
Prof. Dr. J. J. Prins, f
Te Leiden is gisteren overleden de oud-hoog
leeraar aan de Universiteit aldaar dr. J. J. Prins.
Johannes Jacobus Prins werd 9 October 1814
te Langerzwaag geboren, studeerde en promo
veerde in de gojgeleerdheid aan de universiteit
te Leiden en werd in 1838 predikant te Eem-
nes Binnendijk, in 1840 te Alkmaar en in *1843
te Rotterdam. Den lOn September *1855 weid
hij benoemd tot hoogleetnar te Leiden. In 1884
trad voor hem het emeritaat als zoodanig in.
Hij schreef verschillende weiken op theolo
gisch gebied, terwijl verschillende leerredenen
van zijne hand het licht zagen.
De overledene was ridder in de orde van den
Nederl. Leeuw en ruim 40 jaren lid van het
provinciaal college van toezicht op de kerkelijke
administratie der hervormden in Zuid-Holland.
Inlinldlgingsfecsten.
De hoofdcommissie voor België, voor het aan
bieden van een nationaal huldeblijk aan II. M.
de Koniugin-Regentes, heeft aan de hoofdcom
missie in Nederland afgezonden de som van
4347.95 frank, zijnde het totaal van het voor
dat doel ingezamelde geld van Nederlanders in
België vertoevende, verdeeld als volgtuit
Brussel fr. 2472.30, uit Antwerpen fr. 10G6.05,
uit Gent fr. 350.75, uit Brugge en Ostende
fr. 258.85 uit Luik fr. 200.
Molenaarsbond.
In een gisteren te Utrecht onder leiding van
den heer Horsman, uit Krimpen a/d. Lek, ge
houden bijeenkomst van Nederlandsche graan-,
schors- en pel molenaars, bijgewoond door een
dertigtal molenaars, werd besloten tot de op
richting van een Algemeenen Nederlandscheu
Molenaarsbond.
Bij de daarop gevolgde behandeling der con
cept-statuten, waarop de koninklijke goedkeuring
zal worden gevraagd, bleek, dat als zetel van
den hond Utrecht is gekozen, terwijl als doel
worJt aangegeven, door alle gepaste middelen
verbetering te brengen in de positie der mole
naars en hunne belangen te behartigen, welk
doel men zal trachten te bereiken door samen
werking en door het oprichten van afdeelingen
van den Bond door geheel Nederland.
Het Bondsbestuur zal worden gekozen door
de afgevaardigden der afdeelingen.
De gewone audiënties van de ministers van
Koloniën en van Maiine op Viijdag 27 en die
van den minister van Birmeulandsclie Zaken op
Zaterdag 28 Mei a. s. zullen niet plaats hebben.
Het congres van «Maatschappelijk Belang"
wordt gehouden te Haarlem 10 Augustus en
de algemeene vergadering den daaropvolgenden
dag. Sprekers zijn dr. D. Boicb, di. Binnerts,
de lieeren Rutte, S. van der Heyde en liet
Kamerlid Srneenge.
Op Zondag 29 Mei wordt te Amsterdam in
het Hótel de France, Kalverstiaat 122, de 32e
jaarlijksche bondsvergadering gehouden van den
Alg. Ned. Typografenbond.
OVERSCIHE, 25 Mei. Bij de gisterenavond
alhier gehouden aanbesteding van het in orde brengen
van het terrein op een weiland aan den Rotter-
damschen Rijweg, waar de feestelijkheden voor een
groot deel zullen plaats hebben, waren de laagste
inschrijvers de heeren M. C. de Bruyn en P. Lange-
vcld alhier.
OVERSCIHE, 25 Mei. De jaarlijksche processie
nit deze gemeente naar het graf der Gorkumsche
martelaren ta Brielle zal, evenals in vorige jaren,
gelijk met die uit Delftshaven vertrekken en wel op
Woensdag 15 Juni a.s.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Woensdag 23 Mei.
(Per telegraaf.)
Bij de voortgezette beraadslagingen over het wets
ontwerp betrekkelijk den persoonlijken dienst
plicht bestreed de heer S c h a e p in a n de rede
van de heeren Pijttersen en Troelstra, die er geen
rekening mee houden z. i. hoe een wet moet werken
onder het volk. De scheiding tusschen Kerk en Staat,
zooals zij voorstelden, kan geen enkel kerkgenoot
schap, dat op zijn vrijheden prijs stelt, gedoogen.
Hij ontkent dat de Paus deze dwaugwetten tegen de
geestelijkheid in Frankrijk heeft goedgekeurd. Op
het gesprokene door den heer Troelstra is van toe
passing het rijmpje: wie dikwijls in den spiegel ziet
enz. Hij komt op tegen de beschuldigingen van dien
afgevaardigde tegen de Katholieke Kerk. Voorts ver
dedigt spreker de vrijstellingen. De sedert eeuwen
bestaande opvoeding der geestelijken kan niet gepaard
gaan met verblijf in de kazerne. Hun leven en opvoe
ding wordt daardoor onmogelijk. Vrijstellingen wor
den niet gevorderd voor een klein deel volk, maar
voor het geheele Katholieke Nederland.
Hij vraagt of de vrijstellingen blijvend zullen zijn?
Zonder handhaving der ontheffingen, dus bij aan
neming van het amendemcnt-Troelstra, is de wet
veroordeeld als onvaderlandslievend en onnationaal.
Het verzet zal dan zwijgen, maar onbreekbaar zijn
van alles wat Katholiek denkt.
De heer Hesselink van Suchtclcn advi
seert alleen de bestaande vrijstellingen te handhaven
en zal stemmen tegen de amendementen die de vrij
stellingen geheel willen opheffen.
De heer Ven Kempen juicht de voorgestelde
milde uitbreiding der ontheffingen toe.
De heer V c e g e n s zegt dat de Commissie van Rap
porteurs de vrijstellingen niet strijdig acht met het
beginsel van scheiding van Kerk en Staat en met
de Grondwet. Eenparig adviseert de Commissie tegen
de amendementen Troelstra en Pijttersen. Door het
wegvallen der ontheffingen wordt het nationaal
karakter aan het leger ontnomen.
De heer De Visser verdedigt de vrijstellingen
voor geestelijken als overeenstemmende met het ka
rakter der natie en met het oog op de waardigheid
van het ambt.
De heer Van G i 1 s o is voor deze vrijstellingen
als een plicht der ware verdraagzaamheid.
De heer W i 11 i n g e vreest van het gestelde
criterium voor vrijstelling van kostwinners onge
lijkmatige toepassing.
De heer Van Alphen dringt namens zijn poli
tieke vrienden er op aan om de ontheffing van kost
winners aan eenige regelen te binden.
De Minister van Binncnlandsche Zaken
betoogt dat opheffing der vrijstellingen niet valt
in het kader van het ontwerp. Het staatsbelang wordt
geschaad door een groot deel des volks op gods
dienstig gebied geweld aan te doeD. De Regecring
zal ook bij latere herziening de ontheffing der
geestelijken handhaven. De vrijstellingen zijn niet
ongrondwettig. Studenten die willen dienen, kannen
dit doen; men is niet verplicht ontheffing te vragen.
üok van meening dat voorzien in eigen onderhoud
de maatstaf van vrijstelling van kostwinners moet
zijn, vraagt de Regeering ongewijzigde goedkeuring
der ontheffingen. Tegen vrijstelling van brocdersdia-
conen heeft de Minister geen overwegend bezwaar.
De heer Troelstra erkent de rechten der kerk
genootschappen, mits ze zich niet verzetten tegen
de rechten en do verplichtingen van den Staat. Waar
de heer Schaepman sprakoverijdelheidderSoc.-üem.
partij, roept spreker dien afgevaardigde toehor-
ziet u zelf. Diens verklaring dat bij het wegvallen
der ontheffingen hot verzet van de Katholieken zwij
gend, maar onverbreekbaar zal zijn, acht bij ernstig
in den mond van een priester en voorganger der
Kath. arbeiders-vereenigingeD. Dit prediken van ver
zet zal Spreker zich later herinneren. Hij ontkent
dat de R.-K. kerk steeds haar goederen tot leniging
der noodon bezigt.
Op een interruptie van den heer Schaepman dat
dit een onbeschaamdheid is, repliceert de heer Troel
stra. Hij wijzigt zijn amendement aldus dat impera
tief iu de wet wordt geschreven dat een kostwinner
ontheffing veikrijgt wanneer zonder zijn aanwezig
heid het gezin niet in zijn onderhoud kan voorzien.
De heer Van de Velde heeft verlof verkregen
om aan de Regecring inlichtingen te vragen over
hetgeen tot verbetering van den toestand van het
boezemwater van Delfland is gedaan.
Onder het Kamerverslag van gisteren staat „Dc
zitting duurt voort." Deze woorden hadden moeten
vervallen, daar na dc rede van den heer Van Bylandt
de Kamer verdaagd werd tot heden.
Persoonlijke dienstplicht.
Door de Regeering is bij Nota van Wijziging
voorgesteld aan art. 7 van het gewijzigd ontwerp
van wet een tweede zinsnede toe te voegen luidende
als volgt
„Na het in werking treden der tegenwoordige
wet worden de artt. 116 en 117 der wet betrekke
lijk de nationale militie niet toegepast op lotclingen,
behoorende tot de lichting van 1898."
Deze bepaling wordt voorgesteld opdat bedoelde
lotclingen niet achterstaan bij hunne medelotelingcn
van dezelfde lichting, want, terwijl de lotclingen die
vóór 1 September 1898 krachtens detweedezinsnedo
van art. 117 dor wet betrekkelijk de nationale militie
aan de beurt van oproeping kwamen of komen, inge
volge art. 69 dier wet bevoogd waren of zijn om zich
in dienst te doen vervangen, zouden zij die nil ge
noemden datum ter inlijving zouden zijn op te roepen,
de gelegenheid hiertoe missen.
Verkiezing Gemeenteraad.
De officieele uitslag der gisteren gehouden
stemming voor een lid van den gemeenteraad
beantwoordt, ook wat de cijfers betreft, vol
komen aan den reeds gisteren door ods mede-
gedeelden offlcieuzen uitslag.
f Leerplicht.
Voor een klein publiek, voor het meerendeei
samengesteld uit onderwijzers en schoolautori-
teiten (geen enkele onderwijzeres was in de
zaal aanwezig 1) sprak gisteravond mr. H. Pb.
de Kanter, uit Haailetn, over «Leerplicht".
De vergadering, die belegd was door de atd.
Schiedam van Volksonderwijs," van hetN. O.G.
en den Boud van Ned. Ond., werd gepresideerd
door den heer J. W. J. van Hat wegen den
Breerns, die met een korte toespraak de bij
eenkomst opende en het wooid gaf aan den
spieker van dezen avond.
De heer Dc Kanter begon met te wijzen op
het belangrijke van deze materie, waartegen door
geen der partijen in beginsel meer bezwaar wordt
gemaakt.
Over 't principe kan spr. das kort zijn. Driepunten
zijn cr tc bespreken: lo. Is het een staatsbelang?
2o. Heeft de Staat dc bevoegdheid dezen plicht op
te leggen 3o. Bestaat er voor den Staat noodzake
lijkheid om dien plicht op te leggen
Het staatsbelang. Spr. vraagt welk belang grootcr
is voor den Staat dan liet geluk der bevolking,
welke ellende dieper dan onkunde. Daartoe wijst hij
cr op dat van dc gevangenen in 1894 b.v. 20 pet.
niet lezen of schrijven konden. Wij geven millioenen
uit voor het onderwijs, zegt spr., maar die millioenen
rendeereu niet
Is de Staat bevoegd? Het Burgerlijk Wetboek
van 1838 legt den ouders den plicht op hun kinderen
tc onderhouden en op tc voeden. Dit op wordt door
vele ouders vergeten, 't Stond in de wet, maar men
hield er de ouders niet aan. Toch was de bevoegd
heid van den Staat daarin reeds uitgesproken.
Trouwens, van die bevoegdheid is door den Staat
reeds meer dan eens gebruik gemaakt, o.a. in ver
schillende artt. B. W. en in het Wb. v. Sr. van 1886.
Men wil nu de bevoegdheid van den Staat zoo
gebruiken dat men de ouders niet alleen dwingt om
iets te doen, maar ook om iets niet na te laten, nl.
onderwijs tc doen genieten.
Bestaat de noodzakelijkheid Het is toch dwang, en
daarvan houden de Nederlanders niet. Er moet dus
wel groote noodzakelijkheid bestaan. Spr. stelt de
vraag of dc gelden uitgegeven voor onderwijs ren-
deeren. Hij gelooft bet niet, en zelfs niet wanneer
dit ontwerp wet zou worden, omdat het gebrek schuilt
iu het onderwijs zelf. Wil men zien of het onderwijs
vrucht draagt, dan moet men zien wat er b. v. op
15 17-jarigen leeftijd van over is. Men heeft de
proef genomen met miliciens, maar de regeering is
er mede uitgescheiden; spr. gelooft eigenlijk uit
schaamte. Er waren arrondissementen, waar 37 °'0
der miliciens niet lezen of schrijven konden. Dat
waren de slachtoffers van het ontbreken van zorg
der regeering of het onderwijs wel werd bijgewoond
en later onderhouden.
De hoofdoorzaak van dit verschijnsel is het tweeerlei
soort van schoolverzuim a het volstrekte school
verzuim, waar in het geheel geen school wordt be
zocht; b. het betrekkelijke schoolverzuim, waar het
onderwijs niet trouw wordt bijgewoond.
Er zijn zeker 14 a 15000 kinderen van 6 tot 12
jaar, die door strafbaar verzuim der ouders de school
niet bezoeken. Door dat aantal is een wet gebillijkt,
waarvan de anderen geen hinder hebben. Anders
door de betrekkelijke schoolverzuimen waar nog geen
betrouwbare statistiek van bestaat. De minister Bor-
gesius beeft nu drie distrieten genomen, Utrecht
Meersen en Hoogeveen, waar hij de cijfers kreeg
van 8, 11 en 16 pet.
Spr. wijst op het voor de hand liggend verschil
tusschen stad en land, dat zijn oorzaak vindt in den
veldarbeid. Ook hierin is weer verschil tusschen
zuivel- en zuivere landbouwdistricten, 't Ergste is
het in de laatste. In November is het daar propvol
in de scholen, in Januari, Februari begint de uittocht,
en in dezen tijd van het jaar is de school leeg. Op
humoristische wijze licht spr. dit uit eigen ervaring
toe, maar met ernst betoogt hij daarna dat de trouwe
schoolbczockers opgeofferd worden aan de school-
verzuimers, daar zij iu bun onderwijs worden opge
houden. Of wel de onderwijzer gaat met hen door,
maar dan kunnen dc anderen niet volgen.
Dat er dus noodzakelijkheid bestaat, aebt spr.
onbetwist.
Overgaande tot het ingediende ontwerp vraagt
spr.Wat zullen wij daartoe zeggen 7 Luid jubelen
of bet zwart maken Geen van beide. Men kan ver
schillende blikken er op werpenmen kan spreken
van de kosten, van schoeisel, kleeding, voedsel der
kinderen, men kan van meer of minder spreken. Maar
spr. wil bet beschouwen uit het oogpunt der ver-
eeniging „Volksonderwijs en zijn verleden. Tien jaren
geleden heeft „Volksonderwijs" een ontwerp opge
steld, en bij een vergelijking blijkt dat het beginsel
van het ontwerp-Borgesius hetzelfde, de techniek
beter is dan dat van „Volksonderwijs," maar dat
het ontwerp der regeering leemten heeft, waarop
„Volksonderwijs" zou kunnen wijzen.
Het beginsel, lo. Alleen dc verplichting tot onder
wijs legt het ontwerp op, niet dwang tot staats
onderwijs.
2o. .'et ontwerp gaat er van uit, dat waar sociale
toestanden niet te dwingen zijn, vrijstellingen moeten
worden verleend.
3o, Het ontwerp neemt aan dat er waarlijk niet
altijd strafbare onwil bestaat. Daarom wordt er eerst
gestraft wanneer dio onwil gebleken is
Van dit alles is ook in het ontwerp van „Volks
onderwijs" uitgegaan.
De techniek. De techniek in het ontwerp-Borgesius
is beter. Die kan ook beter van den minister ver
wacht worden dan van de vereeniging „Volksonder
wijs".
De leemten. Die te bespreken is het voornaamst'*
doel van den avond.
Voor niet alle leemten heeft spr. hart, b.v. voor
den eisch van sommigen dio leerplicht willen alleen
wanneer de Staat ook voor schoeisel, kleeding en
voedsel zorgt. Mèt den minister acht spr. dit niet
noodzakelijk. Daarvoor zou een wijziging der armen
wet noodig zijn, want al wat aan voedsel of kleeren
wordt uitgereikt, draagt nü den stempel van 'icdec-
ling met al de gevolgen daar van, zelfs van e inhou
ding van het kiesrecht. Maar ook zou daardoor de
philanthropic gedood worden, en spr. is overtuigd
dat waar behoefte aan schoeisel, voedsel enz. be
staat, de philanthropic daarin zal voorzien.
Een andere grief is de vrees dat men zich zooveel
men wil zal verschuilen achter vrijstellingen. Spr.
herhaalt dat vrijstellingen noodig zijn omdat men de
sociale toestanden niet kan dwingen.
Vooral voor „gemoedsbezwaren" vreest men, Spr.
echter meent dat de minister hier zeer goed heeft
gezien. Men kan, men mag gemoedsbezwaren niet
loochenen. Er zijn weliswaar geveinsde gemoedsbe
zwaren maar, daartegen heeft dc minister zeer goed
gewaakt.
Een derde grief, waarvoor spr. meer voelt, is dat
men zegt: Het loopt in de war; de onderwijzers en
de schoolopzieners kunnen het niet meer af. Voor de
onderwijzers vreest spr. niet; geen goed hoofd die
ook lot nu toe niet absentie-lijsten hield. Maar de
arrondissements-sohoolopzieners kunnenhet werkelijk
niet af. De practijk treedt hier in strijd met het ont
werp. De schoolopziener moet de ouders bij verzuim
aanschrijven, en eerst wanneer dit niet baat, do ge
meentelijke besturen. Dit is de omgekeerde weg
Wie heeft invloed op de menschen? Niet desehoo:
opziener, maar de gemeentelijke autoriteiten die de
menschen kennen. „Volksonderwijs" liet ook juist in
zijn ontwerp den schoolopziener eerst voor den straf
rechter optreden. Evenzoo is het ook met de com
missie in de steden; spr. zou willen,, wijkcommissies".
Ook het „aanplakken" van nalatige ouders acht
spr. verkeerd.
Er is echter nog een grootcr grief. De minister
laat het bij leerplicht tot het 13de jaar. Men krijgt
dan gedaan dat het kind blijft op de school tot het
13de jaar, maar voor den jongen werkman wordt
van het 13de tot het 17de jaar niets gedaan. Van
1806 reeds staat in onze onderwijswetgeving het
herhalingsonderwijs. Toch durft de minister in zijn
Mem. v. Toel. zeggen dat hij verplicht herhalings
onderwijs niet in zijn ontwerp heeft opgenomen,
omdat het herhalingsonderwijs niet georganiseerd is.
net herhalingsonderwijs miste ook zijn beteekenis,
zegt spr. Het was meestal inhalingsonderwijs. Men
heeft den werklieden nog eens geleerd wat zij
vroeger leerden, jaar men deed cr dan iets bij
voor hun vak. De werkende stand heeft, ondanks
Thorbecke's goede bedoelingen, niets aan het middel-
oaar onderwijs, aan de burgeravondscholen. Zoo gaat
het ook met landbouwonderwijs, dat do 15-jarige
jongeas niet kunnen volgen omdat zij het vroeger
geleerde vergeten hebben. Daarom is cr noodig ver
plicht herhalingsonderwijs.
„Volksonderwijs" heeft gevraagd een artikel, waarbij
heihalrags-onderwijs zal worden georganiseerd bij
plaatselijke verordeningen, Gedeputeerde Staten en
den arrondisscments-schoolopziener gehoord. Daar
mede Btemt spr. geheel in. Laat dc minister, die
voor invoering van zijn ontwerp 3 jaar noodig acht,
de gemeente ook eens 3 jaar geven voor die or
ganisatie.
Moeten wij evenwel om deze ernstige grief het
ontwerp van de hand wijzen? Spr. brengt hulde aan
den minister die den moed heeft gehad om dit ont
werp voor de Kamer te brengen. Het ontwerp komt
ook op een eigenaardig punt in ons staatsleven. Het
kan zijn dat het de wet is, die de kroon zet op al
wal de Regentes voor ons land heeft gedaan; maar
het kan ook zijn dat bet een der eerste wetten is,
waaraan de jonge Koningin door Hare handteekening
sanctie verleend. Het zal dan een profetie zijn voor
de regeering der Vorstin, die het daarin zal uitspreken
dat Zij wil dat Haar volk niet in onwetendheid ver-
keere.
Hiermede eindigde spr. zijn met warmte
uitgesproken betoog dat levendige toej'uiching
oogstte.
Na een korte pauze gaf hierop de Voorzitter
gelegenheid tot debat.
De heer A. J. D e k k e r bestreed in een lange uit
eenzetting het beginsel van leerplicht. Hij houdt
niet van den dwang, waarmede de liberalen ook
nu weer aankomen. Er zijn zooveel andere goede
dingen waartoe men ook niet dwingt, b.v. het
gaan naar het huis des Heeren. Spr. zou meer
voor leerplicht voelen wanneer de kinderen niet
vaak zoo weinig hadden aan het onderwijs, dat
dikwijls zoo weinig past op het leven. Dat men
de kinderen wil dwingen tot hun 13de of hun
14de jaar de christelijke school te bezoeken
begiijpt spr. niet, waar men op dat onderwijs
afgeeft waartoe hij uit het oordeel van een doctor
in de letteren aanhaalt. Wat de praclijk be
treft, acht spr. het voor het hoofd der school
ondoenlijk om, wanneer hij een klasse heeft,
de verzuimen nauwkeurig na te gaan. Ook
noemt hij het onpaedagogisch den onderwijzer
tot een soort detective te maken. Bovendien,
is er strafbaar verzuim wanneer de kinderen
geen schoeisel of voedsel hebben of wanneer de
kinderen te laat op school komen of te vroeg
weggaan om een boodschap of iets dergelijks
te doen?
De heer C. van Meurs zou wenschen dat
ook voor de misdeelde kinderen van Nederland,
achterlijken, doofstommen enz, onderwijs ver
plicht was. Hij mist dit in het ontwerp. Nog
vraagt hij of liet goed gezien is het 6de jaar
als aanvangsjaar te nemen. "Volgens velen is
het 7de beter, en spr. helt ook tot die meening
over.
De heer W. J. A. K r u ij e r herinnert er, met
een verwijzing naar den tijd toen mr. De Kanter
zijn schoolopziener was, aan dat op Flakkee
het thuis houden der kinderen vaak geschiedde
uit nood. Zal leerplicht daarmede rekening
houden en wil de regeeiing in deze niet ter
wille zijn?
De inleider, de heer De Kantel', beant
woordde thans de verschillende sprekers. Hij
wees er op dat waar een maatschappij bestaat,
waarin ieder vrijheid moet worden gelaten,
gezag noodig is dat de vrijheid beperkt, ook
door dwang waar dit noodzakelijk is. Trouwens
ook by andere partijen dan bij de liberalen weet
men zeer wel wat dwang is. Dat dwang tot
onderwijs noodzakelijk is, heeft spr, in zijn
inleiding breedvoerig betoogd.
Het is zoo mooi te zeggen: sDe ouders laten
hun kinderen thuis uit noodMaar wie vragen
om leerplicht? Immers juist de weikmanskringen,
die voelea dat onkunde een der grootste factoren
is van hun ellendigen toestand. Bovendien kan
volgens art. 9 van het ontwei p de arrondisse-
ments-schoolopziener schoolverzuim toestaan.
Dat de minister Borgesius liet bezoeken ook
der Christelijke scholen tot het 13de jaarver-
langt en dat wij dit goedkeuren, bewijst dal wij
geheel anders over oordeelen over dat onder
wijs dan de door den heer Dekker geciteerde
«doctor in de letteren". Wat 's heeren Dekker
practische bezwaren betreft, het hoofd hoeft niet
door de school te wandelen om de absenten op
te nemen; ieder klasseonderwijzer kan dit doen.
Een onderwijzer wordt ook niet veilaagd tot
detective; een goed onderwijzer zal graag zorgen
dat de kinderen goed en geregeld onderwijs
krijgen.
Nog wijst spr. er op dat de openbare school
om 9 uur 's morgens gesloten wordt en om
half 12 of 12 uur geopend. Van te laat komen
of te vroeg weggaan is daar dus geen sprake.
Op de vraag van den heer Van Meurs be-
tiellende liet beginjaar antwoordt spr, dat,
blijkens de Mem. v. Toel, de Minister geneigd
is te onderhandelen. Waar goede bewaarscholen
zijn, daar zou de Minister tegen het 7de jaar
geen bezwaar hebben.
Wat betreft den vehlaibeid, de Minister wil
de vacanties daarnaar regelen zoodat in den
drukken tijd van den arbeid op het land de
school gesloten wordt. Spr. zou daarentegen de
voorkeur geven aan het Duitsche stelsel, nl.
verandering van schooluren, zoodat er, al is het
slechts een paar uur per dag, toch school wordt
gehouden. In dien zin geloolt spr. dat er veel
ook in ons land te doen zou zijn.
Met een woord van dank aan de debaters
en aan zijn auditorium eindigde spr. zijn repliek.
De voorzitter, de heer Van H a r w e g e n
den Breerns, dankte hierop in enkele woor
den den inleider en sloot de vergadering.
De 11-jarige Geeitje Vrijland, wonende in
de Noordmolenstraat, is gisterennamiddag te
6V2 uur ongeveer in het grachtje aldaar ge
vallen.
Zij werd daaruit spoedig gered door J. van
Gelderen, die in de nabijheid in zijn pakhuis
werkzaam was.
Gisterenmiddag was de Westerhaven als het
ware bedekt met meikevers, wat natuurlijk
ten gevolge had dat een massa jongens, uit
school komende, aan het vangen daarvan togen.