BINNENLAND. Staten-Generaal. STADSNIEUWS. tekst van haar antwoord op de nota van Cham berlain openbaar gemaakt. Zij handhaaft daarin het standpunt, dat zij Engeland's suzereiniteit over Transvaal niet kan erkeanen, sedert de conventie van *1884 geldt, aangezien de rechts kracht van de inleiding op de Pretoriasche conventie van 1881 opgehouden heeft. Prof. Dr. J. J. Prins, f Te Leiden is gisteren overleden de oud-hoog leeraar aan de Universiteit aldaar dr. J. J. Prins. Johannes Jacobus Prins werd 9 October 1814 te Langerzwaag geboren, studeerde en promo veerde in de gojgeleerdheid aan de universiteit te Leiden en werd in 1838 predikant te Eem- nes Binnendijk, in 1840 te Alkmaar en in *1843 te Rotterdam. Den lOn September *1855 weid hij benoemd tot hoogleetnar te Leiden. In 1884 trad voor hem het emeritaat als zoodanig in. Hij schreef verschillende weiken op theolo gisch gebied, terwijl verschillende leerredenen van zijne hand het licht zagen. De overledene was ridder in de orde van den Nederl. Leeuw en ruim 40 jaren lid van het provinciaal college van toezicht op de kerkelijke administratie der hervormden in Zuid-Holland. Inlinldlgingsfecsten. De hoofdcommissie voor België, voor het aan bieden van een nationaal huldeblijk aan II. M. de Koniugin-Regentes, heeft aan de hoofdcom missie in Nederland afgezonden de som van 4347.95 frank, zijnde het totaal van het voor dat doel ingezamelde geld van Nederlanders in België vertoevende, verdeeld als volgtuit Brussel fr. 2472.30, uit Antwerpen fr. 10G6.05, uit Gent fr. 350.75, uit Brugge en Ostende fr. 258.85 uit Luik fr. 200. Molenaarsbond. In een gisteren te Utrecht onder leiding van den heer Horsman, uit Krimpen a/d. Lek, ge houden bijeenkomst van Nederlandsche graan-, schors- en pel molenaars, bijgewoond door een dertigtal molenaars, werd besloten tot de op richting van een Algemeenen Nederlandscheu Molenaarsbond. Bij de daarop gevolgde behandeling der con cept-statuten, waarop de koninklijke goedkeuring zal worden gevraagd, bleek, dat als zetel van den hond Utrecht is gekozen, terwijl als doel worJt aangegeven, door alle gepaste middelen verbetering te brengen in de positie der mole naars en hunne belangen te behartigen, welk doel men zal trachten te bereiken door samen werking en door het oprichten van afdeelingen van den Bond door geheel Nederland. Het Bondsbestuur zal worden gekozen door de afgevaardigden der afdeelingen. De gewone audiënties van de ministers van Koloniën en van Maiine op Viijdag 27 en die van den minister van Birmeulandsclie Zaken op Zaterdag 28 Mei a. s. zullen niet plaats hebben. Het congres van «Maatschappelijk Belang" wordt gehouden te Haarlem 10 Augustus en de algemeene vergadering den daaropvolgenden dag. Sprekers zijn dr. D. Boicb, di. Binnerts, de lieeren Rutte, S. van der Heyde en liet Kamerlid Srneenge. Op Zondag 29 Mei wordt te Amsterdam in het Hótel de France, Kalverstiaat 122, de 32e jaarlijksche bondsvergadering gehouden van den Alg. Ned. Typografenbond. OVERSCIHE, 25 Mei. Bij de gisterenavond alhier gehouden aanbesteding van het in orde brengen van het terrein op een weiland aan den Rotter- damschen Rijweg, waar de feestelijkheden voor een groot deel zullen plaats hebben, waren de laagste inschrijvers de heeren M. C. de Bruyn en P. Lange- vcld alhier. OVERSCIHE, 25 Mei. De jaarlijksche processie nit deze gemeente naar het graf der Gorkumsche martelaren ta Brielle zal, evenals in vorige jaren, gelijk met die uit Delftshaven vertrekken en wel op Woensdag 15 Juni a.s. TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag 23 Mei. (Per telegraaf.) Bij de voortgezette beraadslagingen over het wets ontwerp betrekkelijk den persoonlijken dienst plicht bestreed de heer S c h a e p in a n de rede van de heeren Pijttersen en Troelstra, die er geen rekening mee houden z. i. hoe een wet moet werken onder het volk. De scheiding tusschen Kerk en Staat, zooals zij voorstelden, kan geen enkel kerkgenoot schap, dat op zijn vrijheden prijs stelt, gedoogen. Hij ontkent dat de Paus deze dwaugwetten tegen de geestelijkheid in Frankrijk heeft goedgekeurd. Op het gesprokene door den heer Troelstra is van toe passing het rijmpje: wie dikwijls in den spiegel ziet enz. Hij komt op tegen de beschuldigingen van dien afgevaardigde tegen de Katholieke Kerk. Voorts ver dedigt spreker de vrijstellingen. De sedert eeuwen bestaande opvoeding der geestelijken kan niet gepaard gaan met verblijf in de kazerne. Hun leven en opvoe ding wordt daardoor onmogelijk. Vrijstellingen wor den niet gevorderd voor een klein deel volk, maar voor het geheele Katholieke Nederland. Hij vraagt of de vrijstellingen blijvend zullen zijn? Zonder handhaving der ontheffingen, dus bij aan neming van het amendemcnt-Troelstra, is de wet veroordeeld als onvaderlandslievend en onnationaal. Het verzet zal dan zwijgen, maar onbreekbaar zijn van alles wat Katholiek denkt. De heer Hesselink van Suchtclcn advi seert alleen de bestaande vrijstellingen te handhaven en zal stemmen tegen de amendementen die de vrij stellingen geheel willen opheffen. De heer Ven Kempen juicht de voorgestelde milde uitbreiding der ontheffingen toe. De heer V c e g e n s zegt dat de Commissie van Rap porteurs de vrijstellingen niet strijdig acht met het beginsel van scheiding van Kerk en Staat en met de Grondwet. Eenparig adviseert de Commissie tegen de amendementen Troelstra en Pijttersen. Door het wegvallen der ontheffingen wordt het nationaal karakter aan het leger ontnomen. De heer De Visser verdedigt de vrijstellingen voor geestelijken als overeenstemmende met het ka rakter der natie en met het oog op de waardigheid van het ambt. De heer Van G i 1 s o is voor deze vrijstellingen als een plicht der ware verdraagzaamheid. De heer W i 11 i n g e vreest van het gestelde criterium voor vrijstelling van kostwinners onge lijkmatige toepassing. De heer Van Alphen dringt namens zijn poli tieke vrienden er op aan om de ontheffing van kost winners aan eenige regelen te binden. De Minister van Binncnlandsche Zaken betoogt dat opheffing der vrijstellingen niet valt in het kader van het ontwerp. Het staatsbelang wordt geschaad door een groot deel des volks op gods dienstig gebied geweld aan te doeD. De Regecring zal ook bij latere herziening de ontheffing der geestelijken handhaven. De vrijstellingen zijn niet ongrondwettig. Studenten die willen dienen, kannen dit doen; men is niet verplicht ontheffing te vragen. üok van meening dat voorzien in eigen onderhoud de maatstaf van vrijstelling van kostwinners moet zijn, vraagt de Regeering ongewijzigde goedkeuring der ontheffingen. Tegen vrijstelling van brocdersdia- conen heeft de Minister geen overwegend bezwaar. De heer Troelstra erkent de rechten der kerk genootschappen, mits ze zich niet verzetten tegen de rechten en do verplichtingen van den Staat. Waar de heer Schaepman sprakoverijdelheidderSoc.-üem. partij, roept spreker dien afgevaardigde toehor- ziet u zelf. Diens verklaring dat bij het wegvallen der ontheffingen hot verzet van de Katholieken zwij gend, maar onverbreekbaar zal zijn, acht bij ernstig in den mond van een priester en voorganger der Kath. arbeiders-vereenigingeD. Dit prediken van ver zet zal Spreker zich later herinneren. Hij ontkent dat de R.-K. kerk steeds haar goederen tot leniging der noodon bezigt. Op een interruptie van den heer Schaepman dat dit een onbeschaamdheid is, repliceert de heer Troel stra. Hij wijzigt zijn amendement aldus dat impera tief iu de wet wordt geschreven dat een kostwinner ontheffing veikrijgt wanneer zonder zijn aanwezig heid het gezin niet in zijn onderhoud kan voorzien. De heer Van de Velde heeft verlof verkregen om aan de Regecring inlichtingen te vragen over hetgeen tot verbetering van den toestand van het boezemwater van Delfland is gedaan. Onder het Kamerverslag van gisteren staat „Dc zitting duurt voort." Deze woorden hadden moeten vervallen, daar na dc rede van den heer Van Bylandt de Kamer verdaagd werd tot heden. Persoonlijke dienstplicht. Door de Regeering is bij Nota van Wijziging voorgesteld aan art. 7 van het gewijzigd ontwerp van wet een tweede zinsnede toe te voegen luidende als volgt „Na het in werking treden der tegenwoordige wet worden de artt. 116 en 117 der wet betrekke lijk de nationale militie niet toegepast op lotclingen, behoorende tot de lichting van 1898." Deze bepaling wordt voorgesteld opdat bedoelde lotclingen niet achterstaan bij hunne medelotelingcn van dezelfde lichting, want, terwijl de lotclingen die vóór 1 September 1898 krachtens detweedezinsnedo van art. 117 dor wet betrekkelijk de nationale militie aan de beurt van oproeping kwamen of komen, inge volge art. 69 dier wet bevoogd waren of zijn om zich in dienst te doen vervangen, zouden zij die nil ge noemden datum ter inlijving zouden zijn op te roepen, de gelegenheid hiertoe missen. Verkiezing Gemeenteraad. De officieele uitslag der gisteren gehouden stemming voor een lid van den gemeenteraad beantwoordt, ook wat de cijfers betreft, vol komen aan den reeds gisteren door ods mede- gedeelden offlcieuzen uitslag. f Leerplicht. Voor een klein publiek, voor het meerendeei samengesteld uit onderwijzers en schoolautori- teiten (geen enkele onderwijzeres was in de zaal aanwezig 1) sprak gisteravond mr. H. Pb. de Kanter, uit Haailetn, over «Leerplicht". De vergadering, die belegd was door de atd. Schiedam van Volksonderwijs," van hetN. O.G. en den Boud van Ned. Ond., werd gepresideerd door den heer J. W. J. van Hat wegen den Breerns, die met een korte toespraak de bij eenkomst opende en het wooid gaf aan den spieker van dezen avond. De heer Dc Kanter begon met te wijzen op het belangrijke van deze materie, waartegen door geen der partijen in beginsel meer bezwaar wordt gemaakt. Over 't principe kan spr. das kort zijn. Driepunten zijn cr tc bespreken: lo. Is het een staatsbelang? 2o. Heeft de Staat dc bevoegdheid dezen plicht op te leggen 3o. Bestaat er voor den Staat noodzake lijkheid om dien plicht op te leggen Het staatsbelang. Spr. vraagt welk belang grootcr is voor den Staat dan liet geluk der bevolking, welke ellende dieper dan onkunde. Daartoe wijst hij cr op dat van dc gevangenen in 1894 b.v. 20 pet. niet lezen of schrijven konden. Wij geven millioenen uit voor het onderwijs, zegt spr., maar die millioenen rendeereu niet Is de Staat bevoegd? Het Burgerlijk Wetboek van 1838 legt den ouders den plicht op hun kinderen tc onderhouden en op tc voeden. Dit op wordt door vele ouders vergeten, 't Stond in de wet, maar men hield er de ouders niet aan. Toch was de bevoegd heid van den Staat daarin reeds uitgesproken. Trouwens, van die bevoegdheid is door den Staat reeds meer dan eens gebruik gemaakt, o.a. in ver schillende artt. B. W. en in het Wb. v. Sr. van 1886. Men wil nu de bevoegdheid van den Staat zoo gebruiken dat men de ouders niet alleen dwingt om iets te doen, maar ook om iets niet na te laten, nl. onderwijs tc doen genieten. Bestaat de noodzakelijkheid Het is toch dwang, en daarvan houden de Nederlanders niet. Er moet dus wel groote noodzakelijkheid bestaan. Spr. stelt de vraag of dc gelden uitgegeven voor onderwijs ren- deeren. Hij gelooft bet niet, en zelfs niet wanneer dit ontwerp wet zou worden, omdat het gebrek schuilt iu het onderwijs zelf. Wil men zien of het onderwijs vrucht draagt, dan moet men zien wat er b. v. op 15 17-jarigen leeftijd van over is. Men heeft de proef genomen met miliciens, maar de regeering is er mede uitgescheiden; spr. gelooft eigenlijk uit schaamte. Er waren arrondissementen, waar 37 °'0 der miliciens niet lezen of schrijven konden. Dat waren de slachtoffers van het ontbreken van zorg der regeering of het onderwijs wel werd bijgewoond en later onderhouden. De hoofdoorzaak van dit verschijnsel is het tweeerlei soort van schoolverzuim a het volstrekte school verzuim, waar in het geheel geen school wordt be zocht; b. het betrekkelijke schoolverzuim, waar het onderwijs niet trouw wordt bijgewoond. Er zijn zeker 14 a 15000 kinderen van 6 tot 12 jaar, die door strafbaar verzuim der ouders de school niet bezoeken. Door dat aantal is een wet gebillijkt, waarvan de anderen geen hinder hebben. Anders door de betrekkelijke schoolverzuimen waar nog geen betrouwbare statistiek van bestaat. De minister Bor- gesius beeft nu drie distrieten genomen, Utrecht Meersen en Hoogeveen, waar hij de cijfers kreeg van 8, 11 en 16 pet. Spr. wijst op het voor de hand liggend verschil tusschen stad en land, dat zijn oorzaak vindt in den veldarbeid. Ook hierin is weer verschil tusschen zuivel- en zuivere landbouwdistricten, 't Ergste is het in de laatste. In November is het daar propvol in de scholen, in Januari, Februari begint de uittocht, en in dezen tijd van het jaar is de school leeg. Op humoristische wijze licht spr. dit uit eigen ervaring toe, maar met ernst betoogt hij daarna dat de trouwe schoolbczockers opgeofferd worden aan de school- verzuimers, daar zij iu bun onderwijs worden opge houden. Of wel de onderwijzer gaat met hen door, maar dan kunnen dc anderen niet volgen. Dat er dus noodzakelijkheid bestaat, aebt spr. onbetwist. Overgaande tot het ingediende ontwerp vraagt spr.Wat zullen wij daartoe zeggen 7 Luid jubelen of bet zwart maken Geen van beide. Men kan ver schillende blikken er op werpenmen kan spreken van de kosten, van schoeisel, kleeding, voedsel der kinderen, men kan van meer of minder spreken. Maar spr. wil bet beschouwen uit het oogpunt der ver- eeniging „Volksonderwijs en zijn verleden. Tien jaren geleden heeft „Volksonderwijs" een ontwerp opge steld, en bij een vergelijking blijkt dat het beginsel van het ontwerp-Borgesius hetzelfde, de techniek beter is dan dat van „Volksonderwijs," maar dat het ontwerp der regeering leemten heeft, waarop „Volksonderwijs" zou kunnen wijzen. Het beginsel, lo. Alleen dc verplichting tot onder wijs legt het ontwerp op, niet dwang tot staats onderwijs. 2o. .'et ontwerp gaat er van uit, dat waar sociale toestanden niet te dwingen zijn, vrijstellingen moeten worden verleend. 3o, Het ontwerp neemt aan dat er waarlijk niet altijd strafbare onwil bestaat. Daarom wordt er eerst gestraft wanneer dio onwil gebleken is Van dit alles is ook in het ontwerp van „Volks onderwijs" uitgegaan. De techniek. De techniek in het ontwerp-Borgesius is beter. Die kan ook beter van den minister ver wacht worden dan van de vereeniging „Volksonder wijs". De leemten. Die te bespreken is het voornaamst'* doel van den avond. Voor niet alle leemten heeft spr. hart, b.v. voor den eisch van sommigen dio leerplicht willen alleen wanneer de Staat ook voor schoeisel, kleeding en voedsel zorgt. Mèt den minister acht spr. dit niet noodzakelijk. Daarvoor zou een wijziging der armen wet noodig zijn, want al wat aan voedsel of kleeren wordt uitgereikt, draagt nü den stempel van 'icdec- ling met al de gevolgen daar van, zelfs van e inhou ding van het kiesrecht. Maar ook zou daardoor de philanthropic gedood worden, en spr. is overtuigd dat waar behoefte aan schoeisel, voedsel enz. be staat, de philanthropic daarin zal voorzien. Een andere grief is de vrees dat men zich zooveel men wil zal verschuilen achter vrijstellingen. Spr. herhaalt dat vrijstellingen noodig zijn omdat men de sociale toestanden niet kan dwingen. Vooral voor „gemoedsbezwaren" vreest men, Spr. echter meent dat de minister hier zeer goed heeft gezien. Men kan, men mag gemoedsbezwaren niet loochenen. Er zijn weliswaar geveinsde gemoedsbe zwaren maar, daartegen heeft dc minister zeer goed gewaakt. Een derde grief, waarvoor spr. meer voelt, is dat men zegt: Het loopt in de war; de onderwijzers en de schoolopzieners kunnen het niet meer af. Voor de onderwijzers vreest spr. niet; geen goed hoofd die ook lot nu toe niet absentie-lijsten hield. Maar de arrondissements-sohoolopzieners kunnenhet werkelijk niet af. De practijk treedt hier in strijd met het ont werp. De schoolopziener moet de ouders bij verzuim aanschrijven, en eerst wanneer dit niet baat, do ge meentelijke besturen. Dit is de omgekeerde weg Wie heeft invloed op de menschen? Niet desehoo: opziener, maar de gemeentelijke autoriteiten die de menschen kennen. „Volksonderwijs" liet ook juist in zijn ontwerp den schoolopziener eerst voor den straf rechter optreden. Evenzoo is het ook met de com missie in de steden; spr. zou willen,, wijkcommissies". Ook het „aanplakken" van nalatige ouders acht spr. verkeerd. Er is echter nog een grootcr grief. De minister laat het bij leerplicht tot het 13de jaar. Men krijgt dan gedaan dat het kind blijft op de school tot het 13de jaar, maar voor den jongen werkman wordt van het 13de tot het 17de jaar niets gedaan. Van 1806 reeds staat in onze onderwijswetgeving het herhalingsonderwijs. Toch durft de minister in zijn Mem. v. Toel. zeggen dat hij verplicht herhalings onderwijs niet in zijn ontwerp heeft opgenomen, omdat het herhalingsonderwijs niet georganiseerd is. net herhalingsonderwijs miste ook zijn beteekenis, zegt spr. Het was meestal inhalingsonderwijs. Men heeft den werklieden nog eens geleerd wat zij vroeger leerden, jaar men deed cr dan iets bij voor hun vak. De werkende stand heeft, ondanks Thorbecke's goede bedoelingen, niets aan het middel- oaar onderwijs, aan de burgeravondscholen. Zoo gaat het ook met landbouwonderwijs, dat do 15-jarige jongeas niet kunnen volgen omdat zij het vroeger geleerde vergeten hebben. Daarom is cr noodig ver plicht herhalingsonderwijs. „Volksonderwijs" heeft gevraagd een artikel, waarbij heihalrags-onderwijs zal worden georganiseerd bij plaatselijke verordeningen, Gedeputeerde Staten en den arrondisscments-schoolopziener gehoord. Daar mede Btemt spr. geheel in. Laat dc minister, die voor invoering van zijn ontwerp 3 jaar noodig acht, de gemeente ook eens 3 jaar geven voor die or ganisatie. Moeten wij evenwel om deze ernstige grief het ontwerp van de hand wijzen? Spr. brengt hulde aan den minister die den moed heeft gehad om dit ont werp voor de Kamer te brengen. Het ontwerp komt ook op een eigenaardig punt in ons staatsleven. Het kan zijn dat het de wet is, die de kroon zet op al wal de Regentes voor ons land heeft gedaan; maar het kan ook zijn dat bet een der eerste wetten is, waaraan de jonge Koningin door Hare handteekening sanctie verleend. Het zal dan een profetie zijn voor de regeering der Vorstin, die het daarin zal uitspreken dat Zij wil dat Haar volk niet in onwetendheid ver- keere. Hiermede eindigde spr. zijn met warmte uitgesproken betoog dat levendige toej'uiching oogstte. Na een korte pauze gaf hierop de Voorzitter gelegenheid tot debat. De heer A. J. D e k k e r bestreed in een lange uit eenzetting het beginsel van leerplicht. Hij houdt niet van den dwang, waarmede de liberalen ook nu weer aankomen. Er zijn zooveel andere goede dingen waartoe men ook niet dwingt, b.v. het gaan naar het huis des Heeren. Spr. zou meer voor leerplicht voelen wanneer de kinderen niet vaak zoo weinig hadden aan het onderwijs, dat dikwijls zoo weinig past op het leven. Dat men de kinderen wil dwingen tot hun 13de of hun 14de jaar de christelijke school te bezoeken begiijpt spr. niet, waar men op dat onderwijs afgeeft waartoe hij uit het oordeel van een doctor in de letteren aanhaalt. Wat de praclijk be treft, acht spr. het voor het hoofd der school ondoenlijk om, wanneer hij een klasse heeft, de verzuimen nauwkeurig na te gaan. Ook noemt hij het onpaedagogisch den onderwijzer tot een soort detective te maken. Bovendien, is er strafbaar verzuim wanneer de kinderen geen schoeisel of voedsel hebben of wanneer de kinderen te laat op school komen of te vroeg weggaan om een boodschap of iets dergelijks te doen? De heer C. van Meurs zou wenschen dat ook voor de misdeelde kinderen van Nederland, achterlijken, doofstommen enz, onderwijs ver plicht was. Hij mist dit in het ontwerp. Nog vraagt hij of liet goed gezien is het 6de jaar als aanvangsjaar te nemen. "Volgens velen is het 7de beter, en spr. helt ook tot die meening over. De heer W. J. A. K r u ij e r herinnert er, met een verwijzing naar den tijd toen mr. De Kanter zijn schoolopziener was, aan dat op Flakkee het thuis houden der kinderen vaak geschiedde uit nood. Zal leerplicht daarmede rekening houden en wil de regeeiing in deze niet ter wille zijn? De inleider, de heer De Kantel', beant woordde thans de verschillende sprekers. Hij wees er op dat waar een maatschappij bestaat, waarin ieder vrijheid moet worden gelaten, gezag noodig is dat de vrijheid beperkt, ook door dwang waar dit noodzakelijk is. Trouwens ook by andere partijen dan bij de liberalen weet men zeer wel wat dwang is. Dat dwang tot onderwijs noodzakelijk is, heeft spr, in zijn inleiding breedvoerig betoogd. Het is zoo mooi te zeggen: sDe ouders laten hun kinderen thuis uit noodMaar wie vragen om leerplicht? Immers juist de weikmanskringen, die voelea dat onkunde een der grootste factoren is van hun ellendigen toestand. Bovendien kan volgens art. 9 van het ontwei p de arrondisse- ments-schoolopziener schoolverzuim toestaan. Dat de minister Borgesius liet bezoeken ook der Christelijke scholen tot het 13de jaarver- langt en dat wij dit goedkeuren, bewijst dal wij geheel anders over oordeelen over dat onder wijs dan de door den heer Dekker geciteerde «doctor in de letteren". Wat 's heeren Dekker practische bezwaren betreft, het hoofd hoeft niet door de school te wandelen om de absenten op te nemen; ieder klasseonderwijzer kan dit doen. Een onderwijzer wordt ook niet veilaagd tot detective; een goed onderwijzer zal graag zorgen dat de kinderen goed en geregeld onderwijs krijgen. Nog wijst spr. er op dat de openbare school om 9 uur 's morgens gesloten wordt en om half 12 of 12 uur geopend. Van te laat komen of te vroeg weggaan is daar dus geen sprake. Op de vraag van den heer Van Meurs be- tiellende liet beginjaar antwoordt spr, dat, blijkens de Mem. v. Toel, de Minister geneigd is te onderhandelen. Waar goede bewaarscholen zijn, daar zou de Minister tegen het 7de jaar geen bezwaar hebben. Wat betreft den vehlaibeid, de Minister wil de vacanties daarnaar regelen zoodat in den drukken tijd van den arbeid op het land de school gesloten wordt. Spr. zou daarentegen de voorkeur geven aan het Duitsche stelsel, nl. verandering van schooluren, zoodat er, al is het slechts een paar uur per dag, toch school wordt gehouden. In dien zin geloolt spr. dat er veel ook in ons land te doen zou zijn. Met een woord van dank aan de debaters en aan zijn auditorium eindigde spr. zijn repliek. De voorzitter, de heer Van H a r w e g e n den Breerns, dankte hierop in enkele woor den den inleider en sloot de vergadering. De 11-jarige Geeitje Vrijland, wonende in de Noordmolenstraat, is gisterennamiddag te 6V2 uur ongeveer in het grachtje aldaar ge vallen. Zij werd daaruit spoedig gered door J. van Gelderen, die in de nabijheid in zijn pakhuis werkzaam was. Gisterenmiddag was de Westerhaven als het ware bedekt met meikevers, wat natuurlijk ten gevolge had dat een massa jongens, uit school komende, aan het vangen daarvan togen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 2