sum ie a
52"° jaargang.
Zondag 17 en Maandag 18 Juli 1898.
No. 9679.
Eersle Blad.
VROUWENST RIJD.
FEUILLETON.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
UITGEVER: H. J. C. ROELANTS.
YerpacMing yan Standplaatsen.
Kennisgeving.
Kennisgeving.
BUITENLAND.
AwMnfratMTmijg voor Schiedam, psr kwartaal 10.90
omliggende plaatsen, p. kwart. 1.05
franco per poet, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nommers0.02
BUREAUBOTERSTKAAT TO, Teleplioon No. 123.
Antertbmtreruns: ran 1—5 gewone regels met inbe
grip van eeno Conrantf 0.52
Iedere gewone regel meer0.10
Bij abonnement wordt korting verleend.
Burgemeester en Wethouders van Schiedam
doen te weten
dat overeenkomstig de bepalingen vervat in
da verordening van 21 Mei 1895 (gemeenteblad
no. 8) op den 4 Augustus 1.898, des
namiddags ten twee ure, ten IXaadhuize,
bij inschrijving in het openbaar zullen worden
verpacht:
éen standplaats voor een gewonen draaimolen
(geen stoomcaroussel), op het plein aan de
Broêrsvest, ter plaatse van den voormaügen
molen »de Witte";
twee standplaatsen voor poffer''eskramen, als
den op het plein aan de Broörsvest, tegen
over de wagenmakerij van den heer Jordaans, en
éen op het plein bij den molen »de Hoop",
nabij de Oranjestraat, front Plantageen
éen standplaats voor een wafelkraam op het
plein achter de Koopmansbeurs, front Dam,
en zulks ouder de navolgende voorwaarden
dat met het opbouwen der inrichtingen kan
worden aangevangen op Vrijdag 26 Augustus
e.k. en dat ze moeten zijn afgebroken en weg
geruimd uiterlijk op Dinsdag G September
daaraanvolgende
dat de inrichtingen voor het publiek mogen
zjjn geopend vau Maandag 29 Augustus
a.s. tol en met Zaterdag S Septem
ber d. a. v. j
dat het bedrag der pachtsom moet zijn be
taald ten kantore van den Gemeente-Ontvanger,
uiterlijk vóór of op Maandag 8 Augustus a.s.,
bij gebreke waarvan door de verpachters naar
hun goedvinden over de plaatsen kan worden
beschikt; en
dat de inschrijving moet geschieden op ge
zegeld papier met vermelding van de inschrij
vingssom in cijfers en schrift, voorts met opgave,
voor zoover betreft de kramen, van de breedte
en diepte, uitgedrukt in meter, en bovendien
voor zooveel de poffertjeskramen aangaat, van
het plein waarvoor men plaats verlangt.
Schiedam, 16 Juli 1898.
Burgemeester en Wethouders van Schiedam
VERSTEEG.
Be secretaris,
"VERNÈDE.
DOOR
HERMANN HEIBERG.
44)
En toch het gebeurde Spaar mij je te moeten
schilderen hoe zulk een leven in den eersten roes
zich voordoet, hoe het zich meester maakt van de
zinnen en de stem van verstand en hart zeer
spoedig tot zwijgen brengt. De jonge, hupsche,
gaarne geziene officier der koningsdragonders ver
gat zeer spoedig het stille Rankholm en de be
scheiden, kleine slotvrouwe wier lange epistels met
onbeteekenende berichten en breedvoerige raad
gevingen een zoo eigenaardigen ouderwetschen
indruk maakten in vergelijking met de geparfumeer
de billet-doux die in zijn weelderige jonggezellen-
woning bij menigte rondfladderden. Hij las ze nauwe
lijks en beantwoordde ze slechts zelden met een
Vluchtig neergeschreven groet aan ithuis". Ook
haar brieven werden zeldzamer, korter en vluch
tiger. Ik bemerkte het niet. De branding van het
groote stadsleven sloeg bruisend en schuimend over
mij heen en begroef mijn beter Ik. Mijn zuster
Was vergeten.
»En toen toen kwam er een morgen, na
een onder drank en spel doorwaakten nacht, met zijn
Aschdag8temming. En in dien chaos van treurige
onaangename herinneringen, van onbetaalde reke
ningen en onbeantwoorde brieven drong zich een
lijvige brief van de bekende, half vergeten hand
op den voorgrond als een indringerig bezoeker dien
men met tegenzin ontvangt, omdat hij zich niet
laat afwijzen.
Burgemeester en wethouders van Schiedam,
Gelet op de artikelen 18 en 10 der wet van 1 4
September 18GG '.staatsblad no. 138), gewijzigd bij de
wetten van 20 Maart 1877' {staatsblad no 53), 15 April
188G staatsblad no. G4) en lü Mei 1890 (staatsblad
no. 83),
brengen ter openbare kennis, dat de bij art. 17 dier
wet bedoelde lijst, bevattende de namen van inwoners,
die voor het verleenen van inkwartiering er. onder
houd in aanmerking komen, met aanduiding van de
mate, waarin ieder hunner, naar gelang van de be
schikbare ruimte zijner woning en van de gebouwen
en getimmerten voor stalling bruikbaar, geacht wordt
daarin te kunnen voorzien, beden is aangeplakt; dat
die lijst van heden tot en met den 30sten dezer maand
ter secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing is
nedergelegd, alsmede dat de bezwaren tegen die lijst
schriftelijk aan hen moeten worden ingediend tusschen
den isten en den IGden Augustus e.k.
Zij achten het tevens niet ongepast, de inwoners
bekend te maken met den inhoud var. de aitt. 13, 14
en 1G der hierboven aangehaalde wel, luidende als volgt:
Art. 13. De vordering van inkwartiering en onder
houd geschiedt:
voor het krijgsvolk, bij bewoncis van huizen of van
gedeelten van huizen, ter zake waarvan aanslag in de
personeele belasting plaats heeft, naar eene huurwaarde
welker bedrag, volgens de wet op het middel, geen
aanspraak geeft op verminderde belasting;
voor de dienstpa; -den, bij alle personen, die over
gebouwen of getiitum Hen beschikken, bruikbaar tot
stalling van paarden en waarin onbezette plaatsen zijn.
Art. 14. Huisgezinnen, waarin zich een kraamvrouw
of een lijk bevindt, of waarin personen aan ernstige
ziekten lijden, worden tijdelijk van inkwartiering vrij
gesteld.
In huizen, waarin eene besmettelijke ziekte heerscht,
mag geene inkwartiering geschieden.
Deze omstandigheden worden vóór het uitreiken der
biljetten aan de kwartiermakers, of bij detachementen
aan de manschappen, medegedeeld aan den burge
meester.
De inwoner, die deswege in gebreke blijft, is gehou
den de ingekwartierden voorloopig in zijne woning (mits
daarin geene besmettelijke ziekte heersche) op te nemen
en ten spoedigste, voor eigen rekening, in hunne be
hoorlijke huisvesting en onderhoud elders iu de ge
meente te voorzien.
Deze laatste verplichting vervalt, wanneer het gemis
der bedoelde opgaaf buiten de schuld ligt van den in
woner, in welk geval, op diens latere mededeeling der
reden van vrijstelling, de burgemeester een ander
kwartier aanwijst.
Huisgezinnen, zonder mannelijke personen boven 20
jaar, worden niet met inkwartiering belast.
Ontstaat eene reden van vrijstelling tijdens de in
kwartiering, dan wordt door den burgemeester, na ken
nisneming daarvan, een ander kwartier aangewezen.
Art. 16. De inkwaï tiering en het onderhoud worden
bij gelijke beuiten onder de inwoners verdeeld, met
dien verstande evenwel, dat de krijgslieden, tot dezelfde
compagnie of hetzelfde eskadron behoorende, zooveel
doenlijk in de nabijheid van elkander en van hunne
paarden worden ingekwartierd.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het be
hoort, den IGden Juli '1898.
Burgemeester en wethouders van Schiedam,
VERSTEEG.
De secretaris,
VERNÈDE.
ïZuster Erica wat wil die 7" bromde ik slaap
dronken binnensmonds, en zoo tusschen hoofdpijn,
geeuwen en gedachteloosheid door verleende ik de
schrijfster audiëntie. Eerst begon ik op mijn over
prikkelde. zenuwachtige wijze te lachen, toen werd
ik verwonderd, ernstig woedend, en op 't laatst
zat ik daar, wit als krijt, met het hoofd op de
hand geleund, en staarde als verlamd, gehypnoti
seerd op den ongeluksbrief die mijn onschuldige
zuster aan den duivel en mij zelf aan wanhoop
overleverde! Wat ik daar in mijn trillende handen
hield, steeds weer las en nog altijd niet begreep,
dat was het antwoord op mijn plichtvergeten gedrag,
de klagend nagalmende echo van al die doorzwierde
nachten, dat was da afscheidsbrief der zuster aan
haar broeder, de stamelende en toch zoo vurig
welsprekende bekentenis eener eerste, in haar
gewaarwording van geluk overstelpende liefde, die
duren zou voor tijd en eeuwigheid.
iMijn eerste gedachte was ïEr heen mijn
tweede een greep naar mijn degen I Wanneer
was de brief afgezonden Ik raapte het achteloos
opengescheurde couvert op; want het schrijven
zelf droeg geen datum. Als door den bliksem ge
troffen, vloog ik achteruit. Poststempel Parijs I Een
buitenlandsch postzegelMev den gesmoorden uit
roep »Te laat I" zonk ik in m'jn stoel neer. De
ijlings getrokken degen viel kletterend ter aarde.
Te laatOntzettend woord I Het omsloot het
gansche, bloeiende verleden evenals de koude,
schamele grafheuvel een hart dat opgehouden heeft
te kloppen, een menschenleven dat met zijn dui
zenden schoone herinneringen, zijn vreugde en
lijden, zijn wenschen en ontberingen, zijn onbe
vredigde hoop en zijn heerlijke droomen van toe
komstig geluk in den schoot der aarde vergaat
Te laat 1"
Door zijn herinneringen overweldigd, liet graaf
^Inrichtingen welhc gevaar, schade ol
hinder kunnen veroorzaken.
Burgemeester en wethouders van Schiedam
Gelet op de bepalingen der Hinderwet;
Geven kennis aan de ingezetenen dat op beden aan
de firtna VAN DEVENTER Co. en bare rechtver
krijgenden vergunning verleend is tot uitbreiding barer
glasblazerij aan den Buitenhaven weg no. 122, kadaster
Sectie I. no. 1GG3, door de bestaande stoomkracht te
vervangen door een stoomweiktuig van 18 paardenkracht
en ketel met een vcrwaimingsoppervlak van 10 Jla,
en bij te plaatsen een dynamo ter verkrijging van
electrisch licht.
Schiedam, den llden Juli 1898.
Burgemeester en wethouders voornoemd
VERSTEEG.
De Secretaris
VEHNEDE.
Algemeen overzicht.
Schiedam, 16 Juli '98.
De Spa-ansclic regeeiïug, beducht voor den in
druk dien de val van Santiago op de natie zou
maken, heeft zich gehaast in heel het land den
kleinen staat van beleg af te kondigen, waarbij
sommige constitutioneele rechten tijdelijk wor
den geschorst.
Welke rechten dit zijn blijkt uit dc procla-
matio van den kapitein-generaal van Madrid,
die allerwege in de stad is aangeplakt. Daarin
heet het: „Er is een koninklijk besluit geno
men waarbij de grondwet in het koninkrijk
wordt geschorst. In den thans afgekondigden
staat van beleg is het verboden zonder verlof
der militaire overheid vergaderingen te hou
den en geschriften of teekeningen openbaar te
maken."
Op die wijze wordt het Spaansclie volk al
vast den muilband aangelegd, terwijl do regee
ring overweegt of zij den oorlog zal voortzetten
dan wel het oor neigen tot vredesvoorwaarden.
Het laatste zal wel het geval zijn. Telegram
men uit Madrid zeggen dat Sagasta na den mi
nisterraad van Donderdagavond zich in zeer
vredelievenden geest uitliet. Wij wenschen den
vrede, zeide hij, mits het een eervolle vrede zij.
De minister-president zag zeer wel in dat Spanje
zonder vloot op Cuba niets moer kan doen,
en dat de Amerikanen de Spanjaarden kalm
kunnen uithongeren, zonder zelf een vinger uit
te steken. Sagasta verklaarde dat de regeering
nu bezig was de Amerikaansche vredesvoor
waarden te weten te komen.
Naar het schijnt wil president Mc Kinley,
die op het vernemen van den val van Santiago
terstond uiting gaf aan zijn hoop dat nu spoe
dig do vrede gesloten zal kunnen worden, zijn
eisclien niet al te hoog stellen. Een oorlogs
schatting wonselit hij niet te verlangen, omdat
hij gelooft dat Spanje, liever dan grootere fi-
Lavard het hoofd op de borst zinken. Wat hij Imgjor,
dia in spanning toeluisterde, vertelde, geleek meer
een bekentenis van eigen schuld dan een aanklacht
die hij tegen haar moeder uitbracht.
Imgjor zelf was diep ontroerd.
bU sprak van een paardrijder? Hoe was dat
mogelijk? Hoe kon dat geschielon vroeg zij in
bange spanning. »Mijn teer-geaarde moeder...
eene Lavard I"
ïlloe?" antwoordde hij bitter. ïZooals deze mes
alliances altijd ontstaan geveinsdheid, huichelarij,
zwaarmoedigheid aan de eene zijdedeelneming,
medelijden en zelfmisleiding aan den anderen kant.
O, hij was geen gewoon paardrijderhij was het
toon in 't geheel nog niet, mijnheer de markies
de NovilSes
ïMarkies de Novilles Dus geen man van bur
gerlijke afkomst riep Imgjor verbaasd uit.
nJa, helaas iemand van onzen stand", bevestigde
de graaf met woedend opeengeklemde tanden,
nmaar een van hen die dien stand tot schande
zijn, wier naam reeds het oor van den waren man
van eer beleedigt. en die men liever uit den weg
gaat, wier mouw men bij het in- of uitgaan door
de deuren der grooten niet gaarne aanraakt.
lEn toch brengen de onbekrompen gastvrijheid
op onze oude kasteelen en de buitenlandsche, deftig
klinkende naam zoo menige ontmoeting van dien
aard te weeg. Op jachtpartijen, gastmalen, op de
renbaan duikt altijd weer de man op dien men
gaarne mijdt; mon weet niet hoe en door wien
hij op de lijst der genoodigden is binnengesmokkeld,
en men komt daar zelden in zoo nauwe aanraking
met elkander dat men met den gastheer onder
vier oogen vertrouwelijk van gedachten kan wis
selen. Man stelt niet gaarne iemand in een kwaad
daglicht. Wie 20U zich ook blootstellen aan de
onaangenaamheid om met een gemeenen vechters-
nanueele lasten op zich te nemen, den oorlog
zou voortzetten. Ook de Pliihppijnen zal Ame
rika niet behouden; het zal zich tevreden stel
len met een kolenstation aldaar, terwijl het
voorts den afstand van het eiland Guam van
den Ladroneu-aiehipel en van Porto-llico en de
onafhankelijkheid van Cuba zal eisclien.
Deze voorwaarden worden, volgens een tele
gram aan de New-York Herald" uit Washing
ton, in regeeringskringen aldaar genoemd. Een
andere lezing is dat do Vereenigde Staten ook
den afstand van Cuba als eiscli zouden stellen.
Do voorwaarden die door den Spaanschen mi
nister van oorlog, blijkens een telegram uit Ma
drid. in een onderhoud werden genoemd, ver
schillen daar nogal van, cn hel is boven twijfel
verheven dat de Amerikanen zich daarmede
niet tevreden zullen stellen-
Een volksstemming op Cuba over de vraag
autonomie of onafhankelijkheid; voorts behcud
van Porto-Kiep, terwijl de minister er bij voeg
de dat Spanje zeker dc Pbilippijnen zal te-
houden, ook al nemen de Amerikanen Ma
nilla in.
Die voorwaarden zijn zeker niet ongunstig
voor Spanje. Al aar de minister van oorlog
zal toch niet verwachten dat de Vereenigde
Staten oorlog hebben gevoerd au bon plaisir
van liet land dat zijn koloniën zoo jammerlijk
administreerde, en nu door zulke voorwaarden
eigenlijk in veel beter conditie zou zijn geko
men dan vóór den oorlog.
De Spaansclie regeering zal er nog een lief
douceurtje bij behooreu te doen voor de Ame-
rikaauscho schoolmeesters, die Spanje een ltsjo
hebben gegeven waarmede heb zijn voordeel kau
doen.
Eigenaardig is ook de verzekering dat Spanje
in ieder geval de Pliihppijnen zal behouden.
Zou de minister met die woorden doelen op een.
verwachte tusschenkomst van Duitscliland, voor
het geval dat Uncle Sam zijn lange vingers naar
deze Aziatische eilandengroep uitsteekt?
Dit mag gezegder beslaat zekere animosi
teit tusschen Duitscliland of de Vereenigde Sta
ten of (wat nog wel zoo waarschijnlijk is) er
bestaat niets van dien aard, maar gedachtig
aan het in-trocbel-water-vissehen tracfit men
een verwijdering teweeg to brengen. Het gezeur
over de houding der Duitschers ten opzichte
der gebeurtenissen op de Pbilippijnen neemt
geen einde, en het incident met de Irene
heeft nieuw voedsel gegeven aan die verdachte
niakingen. Nu weer wordt uit Hongkong aan de
„Daily Mail" gemeld dat admiraal Dewey zoo
wel als de Amerikaansche consul-generaal to
Manilla weigeren zich verder uit te laten over
het gebeurd© met de Irene, uit vrees van de
vijandelijke stemming jegens Duitscliland aan
te wakkeren.
't Wordt tijd dat er onderhandelingen over
den vrede worden geopend. Begonnen zijn zo
nog niet. De staatssecretaris te Washington al
thans spreekt het bericht tegen als zouden er
baas te moeten duelleeren, alleen omdat hij van
gelijken stand is. En dat slag menschen draagt
altijd zijn licht kwetsbare eer op de punt van den
degen.
ïZoo leeft de markies da Novilles in mijn her
innering zoo kende ik hem.
II ij bewoonde destijds het naburige kleine land
goed Kringslaga, maar hij beheerde het niet. De
akkers lagen braak; het heerenhuis on de be
drijfsgebouwen waren vervallen. Toch leefde hij,
schijnbaar van zijn inkomsten, over welker herkomst
niemand het ware wist; in werkelijkheid echter
maakte hij zijn verwaarloosd landgoed tot een
verzamelplaats van spelers en drinkers. Jonge,
onervaren personen, edellieden, werden er heen
gelokt en geplunderd. En dat ging zoo een reeks
van jaren. Men fluisterde wel oen en ander, maar
wie iets wist, die had ook alle reden den mond
te houden.
»Voor mij was dat alles geen geheim geweest.
Over den drempel van het kasteel Rankholm mocht
de markies geen voetstap zetten. Wij Lavard's
waren Goddank I niet van dat soort. Hoe kon aldus
het denkbeeld bij m'j opkomen, mijn onschuldige
kleine Erica omtrent die slechte dingen in te lichten
en haar te waarschuwen voor dien mijnheer van
Kringslage? Hoe kon ik vermoeden dat ik zelf,
door het leven in de groote wereld verleid, alle
voorzichtigheid en mijn eigen zuster ooit zoo geheel
zou kunnen vergeten; dat die avonturier mijn
langdurige afwezigheid zou gebruiken om mijn
zuster te naderen en haar argeloos hart door do
bekoring zijner persoonlijkheid en zijn talent als
man van de wereld te verstrikken om het arme
gevangen vogeltje dan blijvend aan zich te ketenen 1
(Wordt vervolgd.)