52"6 jaargang.
Zondag 24 en Maandag 25 Juli 1898.
N°. 9685,
Tweede Blad
herschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
UITGEVERH. J. C. ROELANTS.
HAAGSCHE BRIEVEN.
UIT DE PERS.
BINNENLAND.
Abohnbkehtspmjs voer Schiedam, psr kwartaal f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.06
n franco per post, p. kwartaal. 1.30
Afzonderlijke nommera0.02
BUREAUBOTEHST11AAT ÏO, Teïeplioon No, 123.
ABTSBTis»TntPwjs: van 1—6 gewone regels met inbe
grip van eeno Conrant0.58
Iedere gewono regel meerq jo
Bij abonnement wordt korting verleend.
Den Haag, 22 Juli '98.
Wijlen de Oude Heer Smits beeft ons inder
tijd een soort van nieuwen kalender geschon
ken, omdat hij op min of meer goede gronden
de namen onzer maanden vrij onjuist gekozen
achtte. Zoo beweerde hij dat Juni ten om-echte
Zomermaand heet, omdat de zomer in ons kli
maat toch niet komt- Indien hij nog tet de
levenden behoorde, zou hij wat '98 betreft met
eenige voldoening op do juistheid zijner uit
spraak kunnen wijzen. Volgens hem moest Juni
„Haringmaand" heeten.
Zij, die verder op zijn raad Juli „Vacantio
maand" noemen en van hun vacantia profitec-
ren om op reis te gaan en ieder „fatsoenlijk"
Nederlander doet immers aldus? zijn inder
daad een beetje teleurgesteld. Wat zien we veel
knorrige gezichten onder hen, die liet vrien
delijk 's-Gravenhage de eer van hun bezoek gun
nen Wat al overjassen komen 's avonds op stra
ten en pleinen, aan 't zeestrand vooral, voor
den dag! Hoe dikwijls worden met een brom
mig „is me dat een zomer" de gesprekken der
flaneereude menigte gelardeerd
Is 't niet onverstandig, dag in dag uit dat
zelfde eentonig gepruttel te herhalen? Is 't niet
kinderachtig maar altijd door over het onver
mijdelijke te klagen Is 't niet hinderlijk om de
som van slecht humeur die booze factor
der samenleving zoo mogelijk te vergrooten
door die kwaadwillige poging om 't goed hu
meur, dat anderen nog wisten te bewaren, te
verstoren
Zelfs meen ik te mogen beweren, dat die
klachten voor een goed deel ongegrond zijn. De
Hagenaars althans zien hun stad nooit in be-
valliger kleed dan in dezen zomer „die geen
zomer is". Wat maakt de schoonheid onzer
woonplaats uit Immers onze rijkdom aan
groen, dat in allerlei vorm en gedaante onze
stadswijken tooit en onze naaste omgeving met
wuivende kransen van weelderig loof versiert.
En wanneer zagen wij het groen frissclier en
rijker dan nu hut voor de verzengende zonne
stralen vaak bleef behoed en somwijlen door een
milde regenbui werd verkwikt?
En zouden wij van die voelgeschuwdo plaag,
van de geuren onzer grachten, wel zoo genadig
afkomen, indien Phoebus Apollo ons werkelijk
met volle kracht bestraalde en de ouderwelsche
Hollander dan voor de zooveelste maal van zijn
leven van een „ouderwetschon" zomer zou kun
nen gewagen?
Die pruttelaars moesten bovendien niet verge
ten, dat in 't omgekeerde geval het geklaag en
gepruttel wel even erg wezen zou. Indien Moe
der Natuur ons eens op langdurige en felle hitte
onthaalde, zoodat mensch en dier smachtend en
amechtig naar 't eind van den langen dag
hijgden in de hoop dan althans eenige afkoeling
te vinden, zouden wij er dan zooveel beter aan
toe zijn En, lastnobleast, het is niet voor
iedereen „Vacantiemaand", Daar zijn er velen,
verreweg de meesten, voor wie arbeid 't hoog
ste gebod is en het wil mij voorkomen dat zij
zich moeten verheugen in die dagelijksche koel
te, waarbij iedere beweging licht en aangenaam
is en waarbij de dagtaak met opgewektheid en
ingenomenheid wordt volbracht.
Zie, hierop wilde ik het licht eens doen val
len. Indien ik 'b genoegen hebben zal van tijd
tot tijd eens in uw kolommen 't woord tot uw
lezers te richten, laat mij dan als aanvang een
kleine pleitrede houden voor „het goed hu
meur". Heb is zulle een kostbaar goed, dat t
levensgenot zoozeer verhoogen kan en dat wij in
veel hooger waarde moesten houden en veel ijve
riger moesten aankweeken bij anderen en bij
ons zeiven.
Heb goed humeur is als de vriendelijke lach
op 't gelaat van een jong meisje. Het spreidt
zijn glans over de huiskamer, de school, de
werkplaats. Waar goed huireur i3, daar is wel
willendheid en hulpvaardigheid en hartelijk
heid. Hit kwaad humeur ontspruiten de misver
standen, de verdachtmakingen, de huiselijke on-
eenigheden. Het leven is toch reeds zoo rijk
aan zorgen en moeiten, aan leed en teleurstel
ling, dat wij wel zeer angstvallig moesten waken,
de somberheden van het bestaan niet te ver
meerderen. Slaan wij den blik om ons heen,
dan moeten wij erkennen dat het ten onzent,
zelfs in dezen zomer, lang niet kwaad is.
Als een Spanjaard of een Cubaan, een Cre-
tenzer of een Chinees met donkere blikken om
zich heen zien, wie durft hen dan daarvan een
verwijt maken?
Als een Franschraan zijn luchthartigheid ver
liest bij de gedachte dat heel de beschaafde we
reld een gevoel van minachting niet onderdruk
ken kan, nu „la belle Francede eens zoo
beminnenswaardige en door zeer velen zoo hoog
geschatte dame al haar c h a r m e s verliest
en geheel haar prestige inboet, nu zij de
heiligheid van het recht met voeten treedt en
allen, die nog aan Fransehe ridderlijkheid en
edelmoedigheid geloofden, voor goed van zich
vervreemdt door haar onwaardig spel met een
onschuldigalthans met een onwettig-veroor-
deelde, wie zal daarvan dan dien Fransclinuui
eeii grief maken?
Als Oostenrijks grijze Keizer z ij u vacantie-
dagen in het verrukkelijke Ischl in somber ge
peins doorbrengt, van de zwarte zorg vervuld
waar het met zijn uitgestrekt rijk heengaat,
dat, aan volkshartstochten en aan rassenhaat
ten prooi, als 't ware do doodsklok afwacht van
den door allen geëerden vorst, die 50 jaar lang
aan roeping en plicht getrouw het middelpunt
was der monarchie, om dan vermoedelijk uiteen
te spatten en zich op te lossen in een aantal
onderling naijverige staten of staatjes, wie
zal dat den veelbeproefden Frans Jozef verwij
ten?
Ik greep naar willekeur Oost- of "Westwaarts,
om te toonen dat er ernstiger reden dan een
gedeeltelijk mislukte zomer toe behoort om met
recht zijn goed humeur los te laten. Wij, Neder
landers, bezitten allerminst dat recht. liet is
wel niet alles rooskleurig „tussehen Dollard en
Schelde", maar wij behooren toch zeker ons be
scheiden deel met dankbaarheid te genieten. In
ons Indië heeft v. Heutsz met zijn dapperen de
eer van den Hollandsehen naam weder schitte
rend gehandhaafdin 's lands hoofdstad is men
in de weer de inhuldiging onzer jeugdige Ko
ningin met luister en zwier voor te bereidenin
de residentie geniet men liet onbezorgde leven
der badplaats, zonder gekweld te worden dooi
de langdradige praatjes en de doorwrochte maar
ongenietbare betoogen dor Honderd Wijzen, die
in andere maanden des jaars het Binnenhof on
veilig maken. Voegt heb ons dan een knorrig
gezicht te zetten Immers neen.
Nu zullen wellicht eenigen uwer schrandere
lezers de opmerking maken, dab uw nieuwe cor
respondent geen ongelijk heeft voor het goed
humeur te pleiten op 't oogenblik dat hijzelf op
hun goed lezers-humeur een wissel trekt, welnu
ik zou dit niet durven tegenspreken. Een
klein beetje zelfzucht gluurt bij do meeste onzer
daden om 't hoekje. Laat 't dus ditmaal ook
maar toe.
Maar men geve mij toe, dat het goed humeur
onmisbaar is voor do opgeruimdheid, die zoo
noodig is om de zonzijde van het leven, zoo
vaak door donkere wolken tot een klein hoekje
beperkt, op te merken en te waardeeren. Een
ouderwetsehe dichter van Frankrijk Dorat
prijst ditzelfde in de volgende welluidende re
gels aan
Gardons toujours une éspéranco
Pour l'opposer au noir chagrin,
Pour les revers un front serein,
Pour l'instant une jouissance,
Hn désir pour le lendemain
Max.
Onze Kiung.
Wij hebben er indertijd melding van gemaakt
dat «Onze Kring" in het eerste nummer, dat
bij den nieuwen uitgever verscheen, een soort
programma heeft gegeven, een platform, dat
hare houding bepaalde.
In het sSociaal Weekblad" werd aan het
streven van sOnze Kring" hulde gebracht we
gens haar streven en werd hierbij de kerk
beschuldigd van te weinig ten behoeve van de
«sociale rechtvaardigheid" te hebben gedaan,
waardoor vooral de vooruitstre venden van haar
vervreemden
Het blad zeide dienaangaande
Inderdaad is de Kerk-zelve schuld, dat zoovelen
onder hen, die sociale rechtvaardigheid prediken
of toepassen, het zonder haar kunnen stellen. Wat
heeft de Kerk gedaan toen hot evangelie der sociale
rechtvaardigheid in allerlei vormen, in allerlei talen,
in allerlei Landen door sombere boetpredikers of
bescheiden hagepreekers verkondigd werd Heeft
zij de hand in den boezem gestoken en erkend,
dat zij, die dan toch wel in de eerste plaats tot
beoefening der sociale rechtvaardigheid, tot be
scherming en opheffing der verdrukten en tot strenge
berisping der uitbuiters geroepen was, haar roeping
had verwaarloosd Heeft zij het nieuwe evangelie
omhelsd en het door al haar organen bekend ge
maakt en doen toepassen Heeft zij zich van de
beweging meester gemaakt en daardoor de Kerk,
als vroeger, het eerste en onmisbare element in
onze gemeenschap gemaakt? Neen, in domme zelf
ingenomenheid sloot zij do oogen voor de naakte
waai beid en de ooren voor de verdiende so-wijton.
Op den ouden platgetreden weg voortgaande, strekte
zij de hand niet uit naar de nieuwe werktuigen,
die op de onvruchtbaar wordende akkers nieuw
gewas konden doen rijpende hand reikend aan
het behoud, aan het bezit en aan de zelfzucht,
heeft vij zoowel de onterfden als de offervaardiger!
van zich vervreemd.
Hiertegen nu protesteert »De Tijd" in haar
blad van lieden, liet blad zegt
Misschien zal het «Sociaal Weekblad" ons de
opmerking veroorloven, dat de eisclr aan do Kerk
gesteldsliet nieuwe evangelie (der sociale
rechtvaardigheid) te omhelzen", toch wel wat heel
kras moet heeten. Vooreerst omdat die Kerk een
achttiental eeuwen lang reods er aanspraak op
maakte een Evangelie te verkondigen, dat haar
nog altijd als zeer beschikbaar voorkwam, ja, dat
voor haar de samenvatting beduiddo van allo
hemelsche wijsheid en goedheid. Maar ook w. ar
wij doze overtuiging buiten rekening lieten, 7 a
het sSociaal Weekblad", alvorens gerechtigd to
zijn tot een zoo scherpe veroonleeling, ons eerst
wol eens mogen zeggen wat men Ui verslaan heeft
door dat «evangelie van sociale rechtvaardigheid".
Aan die woorden moet toch een bepaalde zin
kunnen gehecht worden, on wol zulk een, die
behooihjk vaststaat! Hot oude Evangelie heeft
zulk een zin. Het boteekende do ware vrijmaking
van den mensch uit de boeien der zonde, zijn
verheffing als kind van God o(l erfgenaam des
Hemels 1 het schreef voor: onderlinge liefde als
verplichtende wet voor iederen mensch jegens
allen maar tevens eerbied voor het wottig gezag,
gehoorzaamheid aan do gestelde machten, beta
melijke zorg voor ieder 111 het waarnemen van
ambt of bedieninghet stelde den eisch van boet
vaardigheid en nederigheid en zachimoedigheid,
niet minder dan van oerlijk gegeven loon, van
matigheid in spijs en drank, in kleeding en woning
en ontspanning, niet minder dan van ijver in
werken, van barmhartigheid voor allen, die een
maal barmhartigheid zouden willen verwerven.
Begrijpen wij het «Sociaal Weekblad" wel, dan
vva.=, naar zijn meening, dit oude Evangelie van de
Kerk niet voldoende, het was niet meer op do
hoogte van den tijd. «Sombere boetpredikers of
bescheiden «Tijd") hagespreekeis" zeiden hot
zelf
UitmuntendMaar zeg nu eenswelke buet-
predike- of hagespieeker had nu eigenlijk helechte,
zuivere authentieke evangelie verkondigd. Het «So
ciaal Weekblad" weet evengoed als wij, dat de
bedoelde predikers liet lang niet altijd eens waren.
Veeleer mogen we zeggen ze lagen, en liggen
trouwens nog, voortdurend met elkaar over allerlei
en zelfs zeer gewichtige dingen overhoop. Om bij
ons lieve Vadeiland te blijven Van Kol wordt
door Uomsla verketterd, de mannen van den groenen
Amsterdammer" zitten lang niet altijd met Kerdrjk
en consorten op één stoel, en allicht zou Quack,
een man, die toch «de sociale rechtvaardigheid"
wel als leuze en doel van zijn laatste levensjaren
schijnt genomen te hebben, door Tretib en anderen
buiten de Synagoge worden gebannen
Gaat het nu wel aan van de Kerk te eischen,
dat Zij één nieuw evangelie zal omhelzen, waar
voor een evontueele manipulatie van dien aard
niet minder dan tien, twaalf of nog meer evan
gelies aan 't bod zijn Of zal de Kerk een heuse
moeten doen 1En rust ddn, wanneer zulk een
keuze door do Kerk gedaan is, op alle door haat-
afgewezen «boete- en hagepreekers" de verplich
ting om zich «bescheiden" aan die uitspraak te
onderwerpen We durven betwijfelen, of het
sSociaal Weekblad" het zóó bedoelt. Maar zoo
neen, hoe dan wél
Inderdaad, wij vinden nog maar geen voldoenden
grond om met het «Sociaal Weekblad" bij
de Kerk aan «domme zelf-ingenomenheid" te den
ken, waar Zij niet aanstonds bereid was en zelfs
nu nog niet bereid is, «ja" en «amen" te zeggen
op alles wat de heeren van de «sociale recht
vaardigheid" maar als evangelie gelieven te ver
kondigen.
Dat de k-rk door te doen zooals Zij deed en
doet, de hand reikte aan het behoud is waar
maar dit strekt haar geenszins tot schande. Dat
Zij, in dienst van uhet bezit" en van «de zelf
zucht", «zoowel de onterfden ais de offervaardigen
van zich zou hebben vervreemd", moge het «Sociaal
Weekblad" nog door iets anders dan door een
bloote verzekering waar maken. Wij voor ons heb
ben de overtuiging dat het blad zich vergist. Ta!
van «onterfden", gelijk men hier minder juist de
hulpbehoevenden aanduidt, weten nog steeds maar
al te goed, dat buiten de Kerk enkele eervolle
uitzonderingen buiten beschouwing gelaten de
«offervaardigheid" zich bij voorkeur enkel in groote
woorden openbaart. Tenzij men het met onbekrompen
hand putten uit de openbare kassen óók al met
den naam van «offervaardigheid wil bestempeld
zien
Pc dir.
liet ïlldbl" ontving het volgende telegram
Op het bericht dat Cr vijanden zouden zijn
gezien bij Groeng-Groeng en bij Toengkoeb,
is daarheen uitgerukt. Eorte colonne, die op
den 18e vertrok, vond den kampongs verlaten,
de vijand vuurde op groetten afstand. Een
andere colonne marchecide over Gittoetenden
Glé Gapoei naar Kemala en Tjot Ilroerong om
Ocumr te zoeken.
Het gerucht loopt dat de pretendent-sultan
met de hoofden confereert.
Het blad teekent hierbij aan:
De actie, waarvan dit bericht melding maakt,
moet zeker worden opgevat als een van die
patrouilleeringen, die nog lang noodig -zullen
blijven en die indertijd reeds generaal Van
der Heyden onvermijdelijk achtte tot geleide
lijke pacificatie van een gebied waar het ernstige
verzot gebroken is. Aan wezenlijken tegenstand
moet blijkens het vuren «op grooten afstand"
door den vijand, niet worden gedacht.
Bij afzending van dit telegram schijnt do
colonne die naar Kemnla enz. was gezonden,
nog niet te zijn teruggekomen. Er-staat althans
niet bij of men iets van Oemar had gemerkt.
Aan de »N. R. Ct." werd liet volgende ge
seind.
Drie compagnieën van het 3e bataljon zijn
Maandag op een tocht door hei Noorden van
Sama In dra door den vijand achtervolgd. Wij
leden geen verliezen. Luitenant-kolonel Wiilems
is daarop Woensdag met een grooter troepen
macht over Garot en Kong Kong langs de rivier
naar Keumala Raja en Tjot Moeroeng getrokken.
De pretendent-sultan, Oemar en de hoofden
zijn hier ontboden om rekenschap te geven van
den hernieuwden tegenstand.
Provinciaal verslag van Znid-IIoIland.
Aan liet verslag over het jaar 1897 gedaan,
door de Gedeputeerde Staten aan de Staten der
provincie Zuid-Holland, wordt o. a. ontleend
Op een verzoek van eenige inwoners der ge-
meute Sehiebroek om die gemeente op te
heffen en te voegen bij liet aangrenzende
Hillegersberg, werd, nadat wij heeren burge
meester en wethouders der gemeenten en den
Raad van Sehiebroek gehoord hadden, door
God. Staten de beschikking genomen, dat er
geen termen waren dit voorste! in behandeling
te nemen.
Op een verzoek, dat de afdeeling Stein, de
voormalige gemeente Stein, van Reeuwijk zou
worden afgescheiden en bij Haastrecht gevoegd,
adviseerden Gedep. Staten den minister aan
adressanten te kennen te geven, dat er geen
voldoende termen waren gevonden om de door
hen gewenschle grensverandering voor testellen.
Met dit advies kon de minister zich vereenigeu.
Tegen de aanslagen in den hoofdelijken om
slag en andere plaatselijke directe belastingen
zijn 221 bezwaarschriften uit verschillende ge
meenten ingekomen.
Door de Koningshaven te Rotterdam passeer
den in 1897 833 LI schepen, makende 228 per
dag.
In T897 zijn den Rotterdamschen Waterweg
in- en uitgevaren17498 vaartuigen, in het
geheel met een totaal inhoud van 31,840.511 M.
Het getal der binnenlandsche vaartuigen, door
de sluizen van het kanaal door Voorrie geschut,
bedroeg in 1897 te Nieuwersluis 8681 vaartuigen,
te Helievoetsiuis 3570.
Op den waterweg tussehen Amsterdam en
Rotterdam werden gedurende 1897 door de
Maliegatsduis geschut samen 24,712 vaartuigen
tegen 23,390 in 1896. Aan doorvaartrechten
werd betaal in '1897 f 6248.84.
Het getal der scholen voor lager onderwijs
was op het einde van 1897 als volgt: 409 open
bare scholen, 2 door de gemeente gesubsidieerde
bijzondere scholen, 308 overige bijzondere scho
len, totaal 779.
In 1897 werden aan Gedep. Staten krachtens
art. 53bis der wet 245 aanvragen tot bekoming
eener Itijksbijdrage ingediend, die naar de on-
derwijsdistricten zijn te splitsen als volgt
District 's-Gravenhage 116, district Rotterdam
10, en district Dordrecht 39, te zamen 245.
Het aantal inrichtingen, waar krachtens ver
gunning sterke drank in het klein werd ver
kocht, bedroeg op 31 December 1897 4131
de totaal opbrengst van vergunningsrecht in
de gemeente geheven f 231.440.22%.
Het aantal inrichtingen waar krachtens ver-