Me Ollmer over Najolsn 111. 52sle jaargang. Zondag 31 Juli' en Maandag 1 Augustus 1898= 5. 9691< -ty&W' Tweede Blad. FEUILLETON. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. UITGEVER: H. J. C. ROELANTS. ID IF5 oei. Uit het Fransch van J. II. ROSNY. I. BmESLAm <P*V ;j,ï f',iT fêï,i.v D 5» ABoraBiTEsraPBHB voor Schiedam, per kwartaal f 0.90 omliggende plaateen, p. kwart. - 1.05 franco per poet, p. kwartaal. 1.30 Afzonderlijke nommere0.02 BUREAUBOÏER9TBAAT 70, Telephoon No. 128. ABVBRTJHmspmjg: van 1—5 gewone regels met inbe grip van ccne Courant Iedere gewone regel meer Bij abonnement wordt korting verleend. ff). SS - 0.10 Van Emile Ollivier's werk „L'Empire libe ral" staat het derde deel onder den titel Na poleon. III" t© verschijnen. De thans 73-jarige staatsman, de laatste minister-president van Na poleon III, heeft zijn meester goed gekend en do karakterschets, die hij van hem ontwerpt, heeft het voordeel van te zijn de niettemin lns- torisch-bezonken beoordeeling van een tijdge noot. Volgens de nu reeds gepubliceerde uittrek- seis uit Ollivier's derde deel volgde Napoleon III in het eerste tijdperk zijner regeermg het per soonlijk régime, ongeveer zooals Lodewijk XIV dat uitoefende; hij was de heer zijner politiek, maar later was het hem niet meer mogelijk de onderdeden der administratie te overzien cn ten laatste, toen ziekte zijn wilskracht ondermijnde, deed een ieder onder hem zoo tamelijk wel wat hij zelf wilde. „Weinig heerschers," aldus schrijft Ollivier, „zijn zoo onpersoonlijk geweest; al zijn hande lingen waren bezield door den wenseh zijn volk groot on gelukkig te maken. Daarbij kon hij het niet verdragen wanneer anderen pronkten met een besluit dat, al was het ook door hen inge geven. door zijn wil van kracht werd. Hij nam de verantwoordelijkheid voor een verkeerdheid gaarne op zich wanneer hij er zich niet tegen had verzet; maar tevens wilde hij zich de ver dienste niet laten ontnemen van het goede, dat hij mogelijk gemaakt had, en in dien zin was hij persoonlijk, argwanend jaloerseh op zijn macht..." Interessant is wat Ollivier opmerkt over cle raadsleden van den Keizer „Bij zijn opvatting van macht gaf de Keizer zich niet genoeg rekenschap van het feit dat een vorst, ook al werkt hij met meer dan mensche- lijke krachtsinspanning, de taak, een staat van den eersten rang te regeeren, niet kan beheer- schen. Zonder groote ministers zouden er nooit groote regeeringen rijn geweest. Kan men zich Hendrik IV denken zonder Sully 1 Zoolang Lo dewijk XIV zijn Colbert, zijn Louvois, zijn Lionne bezat, gingen de zaken goed, en zij lie pen in de war, toen hij op zich zelf of op crea turen als Chamillart was aangewezen. Wat zou Wilhelm I zijn begonnen zonder Bismarck en Von Roon, wat Victor Emanuel zonder d'Aze- glio, zonder La Marmora, Rattazzi en Cavourï" Onder de voornaamste regeeringsdeugden van den Keizer rangschikt Ollivier zijn stout moedigheid. „Wie niets waagt, wint niets", zeidc hij bij een gewichtige aangelegenheid, en aan maarschalk Vaillant die hem wees op de ge varen eener aanvallende beweging zeide hij „Wanneer men zich nooit wil bloot stellen aan Een Septemberdag stierf heen. Op de schei dingslijn van het laaggezonken zwerk verstikte de opeenhooping der wolken den glans der sche mering. Vaische schijnsels stegen op uit den vochtigen grond, een fijne regen omsloot de top pen der boomen en niettemin kwam een kers rood© lichtveeg het zenith kleuren- De oude man hield op met boonensnijden, haalde langzaam zijn gereedschap bijeen en laadde het op rijn schouder. Toen in zijn vaal- blauwen kiel, zonder pet, met zijn steenkleurig gelaat, ging hij den kleiweg langs. Bij iedere schrede boog hij stroef en richtte zich weer op met een licht schokken van de zeis, en zijn breede schoenen klikklakten op den weeken grond. Een kerkklok klaagde het Angelus, het licht op de velden werd gelig en scherp. Een paar plompe boerenhuizen teekenden zich al zwarter af tegen de lucht en in een ervan, het moest welvarende, trilde een geelkoperen vlam, een lamp gereed voor den avond. Schorre honden schreeuwden elkander woest toe in do wijde ruimte. En de oude liep woest en hortend voort met een ruwe uitdrulcking op zijn verweerd gelaat, In het scheidend daglicht stond een hut. Zij was opgetrokken van ruwe kalk. met een vrij stevig leien dak, met luiken en een deur van eikenhout, doch zonder vensterruiteneen bit- het gevaar eencr nederlaag, mag men nooit slag leveren." Niettemin bezat de Keizer gezond verstand en tact; de wetenschap van het leven bestond zijns inziens in matiging. O verdrijvers mishaag den hem evenzeer als fantasten; want niemand was minder fantastisch dan hij zelf. Dab liij doodgoed was, is bekend; maar niemand heeft dit meer betreurd dan hij zelf. Hij was het met Como de Medici eens dat de eigenlijk konink lijke deugd is rechtvaardigheid. Die bezat do Keizer dan ook in hooge mate; zij werkte ook eenigermate zijn goedheid tegen. Op het eind zijns levens, te Clnslchurst, bejammetde hij zijn vroegere zwakheid jegens zijn omgeving. „Ge looft ge dat mijn zoon ook zoo zal zijn?'' vroeg hij eens. „Neen, want hij draagt op zijn gelaat de teekenen van strengheid," luidde het ant woord. „Des te beter 1 Wanneer hij regeeren wil, mag hij niet zwak zijn." Napoleons zwakke punt lag in zijn gebrek aan kennis van détails. Met de algemeene be grippen van politiek en geschiedenis, van oor log en diplomatie was hij zeer vertrouwd, maar hij kendo de bijzonderheden niet, was ten ge volge daarvan wantrouwend en liet toe dat men- schen, die ver beneden hem stonden, hem be- heerschten omdat zij, vokomen vertrouwd met de routine van regeeren, hem achting inboezem den of zelfs hem in verlegenheid brachten. Do ministers maakten van die zwakheid ge bruik schoon zij zelden den moed hadden om „neen" te zeggen, handelden zij toch alsof zij „neen" gezegd haddenzij sloegen dus zijn be velen in den wind. Ollmer haalt daarvan ver schillende plastische voorbeelden aan. De Keizer kwam er soms achter en nam dan zijn ministers onderhanden; zij beloofden het niet weer te doen, maar deden heb terstond wederalleen na men zij betere voorzorgsmaatregels om niet op nieuw ontdekt te worden. Op zeer aanschouwelijke wijzo schildert Olli vier o. a. hoe Napoleon voor den gek werd ge houden, toen hij gedurende den Krim-oorlog Pelissier een bepaalde strategie wilde voorschrij ven. Voor Pelissier was het woord van den eer sten Napoleon een wet. „Ieder generaal die een plan uitvoert dat hij verkeerd acht, is een misdadiger; hij moet liever zijn ontslag nemen dan mede te werken tot den ondergang der zijnen. De door een vorst of een minister ge geven aanwijzingen zijn nooit militaire bevelen zij vereischen slechts passieve gehoorzaamheid." Toen nu alle vermaningen van den Keizer niet baatten, schreef hij aan generaal Vaillant, dat lilj Pelissier moest waarschuwenmaar te gelijk schreef hij aan Pelissier zelf, met liet zon derlinge naschrift„Niemand weet van dezen briefgij kunt dus nog kiezen." De Keizer was dus bang voor den indruk van den brief en gaf er daarom een privaat karakter aan. Maar generaal Vaillant zond dezen brief niet door aan Pelissier; hij zond hem-aan den ter armoedig geheel. Onder een vooruitstekend afdak vol zwammen zat lillend een jongetje van vijf jaren. Hij had dun haar, droomerige, bijna roode oogen en zijn aim lichaam was be dekt met een paarsigen kiel. Hij bewoog zich niet, bosjes gras had hij om clo bloote voeten gebonden. De oude duwde liem weg van voor de deur, stale don sleutel in het slot en een lage kanier werd zichtbaar. Een bouwvallig gegoten kachel tje stond voor den schoorsteen, twee bedden vrn bladeren lagen in dc hoeken, verder een ellendige tafel, drie stoelen, eenig aardewerk naast een koffer. Het schamele licht dat bin nendrong lag doodsch daarover uitgebreid. Ga binnen, sprak de brommende stem van den oude. Het kind trad de kamer in als een angstig dier. Toen opende de man den koffer, haalde er een stuk tarwebrood en een klein kaasje uit, nam zelf driekwart ervan, en gaf de rest aan liet kind. En de twee wezens deden him maal bij de geopende deur, die tot lamp diende. Onder de blikken van den oude rilde het kind nog steeds. Het was een glazige, onbeweeglijke blik in een haatdragend barbarengelaat, die den kleine het brood en de kaaskruimels verweet. Er zetelde een sombere gierigheid in. Do nog jonge, witte tanden beten toornig in liet bruine brood, beten er üi als wraakzuchtig, want de oude zou minder gegeten hebben, als het kind niet zijn deel had moeten hebben. En het arme schepseltje, een wees, dat wegschool buiten het stervende licht, stilde zijn honger met kleine, bijna onzichtbare hapjes, zonder schier te dur ven kauwen. Je kost me wat! Je kost me wat! zei de oude binnensmonds, woest. bovelvoerenden generaal te Marseille met de op dracht dien tot nader order achter te houden. Daarop werd de Keizer bewerkt door Vaillant zelf, door Mac Mahon, door Floury, door Wa- lewski, door Persignv. Allen keurden den brief af, totdat de arme, om den tuin geleide Keizer uitriep „Jammer dat de brief al afgezonden is'" Hij is afgezonden, maar te Marseille kan hij nog opgevangen worden." „Vang hem dan op..." zeide de Keizer. En Vaillant-, die den brief natuurlijk to Marseille opving, schreef daarover in zijn dagboek„Ik geloof dat ik den Keizer een grooten dienst heb bewezen, door te beletten dat deze brief aan zijn adres is geko men." Over het geheel genomen weet men niet of 's Keizers beeld door de voorstelling van Olli vier wel wint. Bestraffing van jeugdige personen. Door den minister van justitie is een wets ontwerp ingediend houdende wijzigingen in de bepalingen beti effende het straften en de straf rechtspleging ten aanzien van jeugdige perso nen. In plaats van cle voor jeugdige personen ver keerde hoofdstraffen vail art. 9 van het Wet boek van Strafrecht, stelt het ontwerp twee nieuwe, met behoud alleen van de geldboete, doch deze slechts voor die bepaalde gevallen, waarin zij werkelijk doel kan troffen en met eene andere, do geldboete vervangende, straf door hechtenis. De nieuwe straffen zijnberisping en plaat sing in een tuchtschool. De berisping schijnt bij eene eerste overtre ding cle doelmatigste straf. Daarnevens verkrijgt de rechter nog een ander middel tot repressie, dat zijne werking kan doen voor het geval mocht blijken, dat de berisping hare uitwerking heeft gemist. Dat middel is gevonden in de voorwaardelijke veroordeeling tot de plaatsing in eene tucht school, eene straf die eerst wordt ten uitvoer gelegd indien de berispte, binnen zekeren tijd, opnieuw aan eenig strafbaar feit onherroepelijk mocht zijn schuldig verklaard. Hoe men ook over het middel van voorwaar delijke veroorcleeling moge denken, voor jeug dige misdadigers, die nog ouder vooitdurend toezicht cn leiding staan, zal dat instituut on der zeer gunstige omstandigheden in werking kunnen treden. Tuchtschool is de zwaarste straf voor jeugdi ge veroordeelden, behoudens de nader te ver ordenen voorwaardelijk op te leggen gevange nisstraf. Dc inrichting van zoodanig gesticht eu cle be handeling der deliquenten moeten dan ook aan andere en strengere voorwaarden voldoen dan die in een Rijks-opvoedingsgesticht. 'Het kind week angstig achteruit, liet een oogenblik zijn kleinen voorraad liggen, de rood achtige oogen zenuwachtig verdraaiend. Hij zocht zijn zwak, dunbehaard hoofdje te verber gen. De oude bleef hem steeds aankijken, on barmhartig, met zijn stalen blik. En de liave- looze kamer met den leemen vloer, beschimmeld en stinkend, met clie twee ellendige levende we zens, was droefgeestiger dan een grafkelder. Zij waren bloedverwanten, grootvader en kleinzoon. De man had bij den dood van zijn zoon op een erfenis gerekend. Maar de schuld- eiscliers hadden alles ingeslokt. Hij had slechts het Mild, een lastpost, geèrfd. De dagloonor be zat een kleine spaarpot, lange jaren niet moeite bijeen geschraapt en zijn inhalig boerenbloed had dadelijk een haat opgevat tegen het kind, een angst, een duister wantrouwen, een loeren de waakzaamheid, eene stomme, aanhoudende woede. Na zoovele jaren, dat hij nooit zijn be komst gegeten had. geen wittebrood of kaas geproefd had, maar slechts brood van met slroo en stof doormengde tarwe, na zoovele jaren, dat de bezninigingswoede, die eeuwigdurende harts tocht hem elke weck bijna geheel zijn loon in het verborgen gat deed brengen, kwam nu die ongelukkige doodeter liem op liet dak vallen. Reeds sinds de eerste dagen liet hij hot. kind gebrek lijden. Ongelukkigerwijs werd het klei ne, zwervende, verdierlijkte wezen, dat eiken morgen buiten de clour gegooid werd, op zeke ren dag gevonden door den dokter. En de groot vader moest voor het gerecht verschijnen, werd met de gevangenis bedreigd, indien de ellende van het arme kind bleef voortduren. Zoodat hij den klaplooper wel den mond moest openhou den- Een reden te meer voor den oude om het bestaan van het lrind te verwenschen. Dag en nacht peinzend, hoe hij er van verlost. Geldboete stelt het ontwerp voor als derde straf voor jeugdige delinquenten in bijzondere gevallen en tot een beperkt algemeen maxi mum. De wetsvoordracht geldt voor minderjarige personen wegens een feit, begaan vóór het be reiken van den leeftijd van 18 jaar. De duur dol' plaatsing in eene tuchtschool is ten minste eene week cn ten hoogste eene maand, indien zij geldboete vervangt, en overigens ten minste eene maand en bij mis drijven en do overtredingen, voorkomende in de arlt. 424126, 42S—433, 439, 440, 417, 450, 451, 453 cn 455, ten hoogste zes achtereenvol gende maanden voor een persoon, die vóór het begaan van het feit den leeftijd van 14 jaar nog niet heeft bereikt, en ten hoogste een jaar voor een persoon, die op dat tijdstip dien leef tijd heeft bereikt. Bij andere overtredingen worden deze maxima niet de helft verminderd. Het maximum der geldboete bedraagt voor een persoon beneden 18 jaar f 90. De straf van berisping bestaat in een ver manende toespraak tot den veroordeelde, in verband met het gepleegde feit. Om de mogelijkheid te openen om den schul dige aan eeli zeer ernstig misdrijf, indien blijkt dat de opvoeding mocht hebben gefaald, niet los to laten, heeft het ontwerp een soort van voorwaardelijke veroordeeling te baat genomen, die na hot einde der opvoeding kan worden ten uitvoer gelegd, mdien de schuldige alsdan bin nen zekeren tijd opnieuw voor eenig strafbaar feit onherroepelijk mocht worden veroordeeld. Het ontwerp geeft den rechter cle volkomen vrije keuze van opvoeding, straf en beschikbaar stelling aan de ouders. Geen veranderingen zijn voorgesteld in de procesorde. Bij berechting van kinderen cn jeugdige personen, wordt de openbare behandeling uitge floten. De minister lieeft door een en ander getracht een stelsel op te bouwen, waarin gerekend wordt zoowel op de macht der overheid als op de toe wijding van particuliere personen. Allereerst is in het oog gevat dc groote massa der kinderen, die behoefte hebben aan betere en meer zorgvuldige opvoeding. Een voorloopi- ge scheiding wordt tot stand gebracht tusschen die kinderen, waar blijkbaar schuld der ouders aanwezig is, en die, waar het gevaarlijk karak ter van hut kind, door daden gebleken, op den voorgrond treedt. Voor de eerste groep wordt, niet zonder financielen steun van den Staat, een beroep gedaan op de bijzondere liefdadig heid. Doch de tweede groep neemt de overheid zelve in hare hoede. De rechter is aangewezen als de critische macht, aan welke de taak is opgelegd, om in to grijpen in het gezag van ouders of voogden en over cl wangopvoeding of straf uitspraak te doen. De overheid wordt in de uitvoering van haar zou worden, had hij reeds twee of drie malen bij de mis den goeden God om raad gevraagd. De goede God liet den ste-in-deti-weg voortbestaan. Bij iederen maaltijd, des morgens en des ■avonds ontvlamde woeste haat in het hart van den grootvader. Natuurlijk had de gedachte om eigen rechter te zijn reeds dikwijls rondgewaard in zijn stroeve hersenen. Hij moest liet ver, heel ver van huis doen en als gewoonlijk bij zijn werk zijn. Het was geheel nacht geworden, de deur wierp geen licht meer naar binnen. De kleine was langzaam op zijn bladerbed geklommen en reeds klonk zijn zwakke, regelmatige ademha ling. -De oude bleef langer op dan gewoonlijk. Twee of drie malen gceuwclo hij in het duister. Eindelijk stond hij op en liep naar de deur. Intusschen vc.hief zich de maan in wolken gehuld. In het mistroostig duister verspreidden zich vage schijnsels en zelfs naarmate de ver holen maanschijf rees, vertoonde zich de eerste morgenlichten op de velden. De motregen had opgehouden, een warme luchtstroom wind woei .uit het Westen en rossige stralen flitsten in het verschiet. En de oude aanschouwde dat alles. Hij peinsde, dat binnen eenige uren uit dien leegen hemel een zware regen zou stroomen, ecü regen die elk voetspoor op de paden zou uit- wisschen. Om die gedachte te versterken, ont leedde hij cle plaatsing der wolken, vergewiste zich van de jiüste richting van den wind, snoof de lucht in. Zijn oude half-dierlijk-half-mensclic- lijke ondervinding verzekerde hem, dat zijn be rekening juist was. In den liefelijken avond, onder liet heerlijk hemellicht, de strakke oogen zonder uitdruk king ronddwalend, haalde hij af en toe die adem in. Het is ver, mompelde hij-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1898 | | pagina 1