52"" jaargang.
Zondag 21 en Maandag 22 Augustus 1898.
N°. 9709.
f KVf
Tweede Blad
herschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen,
UITGEVER: H. J. C. ROELANT5,
Bericht.
UIT BE PERS.
BIJCTEKLAm
t^V ?f> V K'
ÜOURi
isOjmBKSSTgpiiJi vom Schiedam, pw kwartaal f 0.90
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1,05
franco per poet, p. kwartaal. - 1.30
AfeendeiHJke nommers02
BUREAUBOTER8TBAAT gO, Telephoon STo. 123.
ABVïSTwmsMHja: ran 1—5 gewone regels mot Joh».
grip van eeno Courantf o.sa
Iedera gewone regel meer
Bij abonnement wordt korting verleend.
Ter gelegenheid van de Inhnldlglngs-
fcestcn zat een „Kronlngsnuinmer"
verschijnen van de „Schledantsche
Courant". Daarin zal o.a. opgenomen
worden eene beschrijving van de ver
sieringen In de verschillende stadsge
deelten aangebracht.
Feest-ConnnlsslBn, die de leiding der
versiering hadden, decorateurs, bloe
misten enz., die deze uitvoerden en die
hunne namen In deze beschrijving ver
meld wenschcn te zien, worden verzocht
daarvan met de noodige inlichtingen,
schriftelijk vóór 2d Augustus mede-
dceling te doen aan de Kedactle der
„Schicdamsche Courant."
Gala-Costumes.
Do „Nieuwe Arnh. Ct.", waarvan, zooals men
weet, de heer Pijttersen, lid van de Tweede Ka
mer, hoofdredacteur is, schrijft, onder dezen ti
tel o. a- het volende over het aan de leden dier
Kamer voor de inhuldiging voorgeschreven gala
kostuum.
Er rijst de vraagHebben de opper-ceremo-
niemeesters en de chef van het Militaire Huis
het recht, voor te schrijven welke kleeding door
de leden der Staten-Generaal zal worden gedrar
gen?
Met andere woordenHebben zij het recht,
leden, der Staten-Generaal, die zich niet in
ambts-kostuum en in gala aanmelden, den toe
gang tot de Nieuwe Kerk te weigeren
Luidt het antwoord op de eerste vraag be
vestigend, dan kan. dat op de tweede niet ont
kennend luiden, en zou daarmede zijn uitge
maakt, dat twee hofbeambten de macht en het
recht zouden bezitten, leden der Staten-Gene-
raal te beletten hun verplichtingen na te ko
men; dat zij zich kunnen stellen boven de
Grondwet.
Art. 54 der Grondwet luidt: „De Koning
(de Koningin), de regeering aanvaard hebbend®,
wordt zoodra mogelijk plechtig beëedigd en in
gehuldigd binnen de stad Amsterdam, in een
openbare en vereenigde vergadering der Staten-
Generaal."
Zijn dus de genoemde hofbeambten in. hun
recht, dan volgt daaruit, dat dio loden der Sta-
ten-Generaal, welke de voorgeschreven kleeding
niet dragen, niet aan de vergadering der Sta-
ten-Generaal kunnen deelnemen.
Zooals men ziet, is de quaestie niet zonder
groote beteekenis.
Van ambtscostuum kan er bij de leden der
Staten-Generaal geen sprake zijn. Er bestaat
geen enkel besluit of voorschrift, waarbij dit
is bepaald.
Wel dragen de meeste leden bij plechtige ge
legenheden een kostuum, maar zooals door den.
heer Van Kerkwijk indertijd in de „Vragen des
Tijds" duidelijk in bet licht is gesteld, is dit
slechts een hofcostuum, voorgeschreven bij be
zoeken aan het Hof. Het is dan ook voldoende
bekend, dat er steeds leden gevonden zijn, die
weigerden dit kostuum to dragen, een kostuum,
dat bovendien vrije speling laat aan de fantasio
van den eigenaar of huurder. De een draagt
een steek met pluim, de meesten zondersom
migen hebben een pantalon met breede gouden
bies, weder anderen zonder bieshetzelfde geldt
voor de rokken, die bij den een rijk verguld,
bij een ander zonder goud zijn. Ook de kleuren
■wisselen.
Maar waarom, zal men wellicht zeggen, waar
om onderwerpen niet alle leden zich aan de ge
woonte, door de meerderheid gevolgd
Het antwoord kan luiden: Wijl het niet
ieder voegt, pl. m. f 300 uit te geven voor een
kostuum, dat hoogstens eenmaal 's jaars wordt
gedragen. Weder anderen zullen bezwaar ma
ken juist omdat het een „hof-kostuum is, ter-
wi]l anderen, hun eenvoudige, burgerlijke af
komst indachtig, daarin een verloochening zien.
van die afkomst, een breken met den breed en
zoom van het volk, waartoe zij belmoren.
De groote Richard Cobden zooals men
weet, was hij voorheen commis-voyageur door
.mbiister Gladstone tdtgenoodigd tot een
officieel diner, schreef het volgende: „Om u de
waarheid te zeggen, ik heb nooit den moed ge
had een gala-kostuum aan te trekken, en daar
ik niet singulier wil schijnen door in. gewone
kleeding te komen, blijf ik liever thuis."
Waarom dan bet voorbeeld van Cobden ook
hierin niet gevolgd, en thuis gebleven?
Omdat, na de houding, door een drietal leden
der Staten-Generaal aangenomen, aan cht weg
blijven een geheel onjuiste en ongewenschte be
teekenis zou kunnen worden gegeven. Omdat
de niet-gekostumeerde leden zicli niet minder
dan de anderen vertegenwoordigers achten van
de natie, in wier banden dc koninklijke eod
wordt afgelegd; omdat zij er evenzeer prijs op
stellen, hunnerzijds te beloven de onschendbaar
heid der Koningin, de rechten Harer Kroon te
zullen handhaven; omdat ook zij willen geacht
worden te zijn steunpilaren van den Troon, be
reid alles te doen wat in liet belang der natie,
te harer verdediging noodig is. Omdat zij in het
openbaar uitspreken dier gevoelens niet belem
merd willen worden door een. voorschrift van
oen daartoe onbevoegde autoriteit.
Deze autoriteit heeft liet reclit, voor te schrij
ven het kostuum, waariu men tot de Koningin,
in haar paleis, tot diners, raouts, bals, recep
ties enz. zal worden toegelaten, al betrfuren
wij liet, dat wel de gala-rok, maar niet de per
soon die eer waardig wordt gekeurd, en men
den „burger" onwaardig acht-, voor Hare Ma
jesteit te verschijnen.
Maar wij ontzeggen, aan die autoriteit liet
recht, voor te schrijven in welk kostuum de
leden der Staten-Generaal hun vergaderingen
zullen bijwonen, en bij wijze van protest tegen
deze usurpatie van macht zouden wij wenschen,
dat alle leden weigerden zich ditmaal aan dit
voorschrift te onderwerpen.
De „Tijd" teekent hierbij aan:
Un beau zèle ongetwijfeldMaar toch
veroorloven wij ons te vragenof hier nu „de
kool" wel inderdaad „het sop" waard is, dat de
heer P. er zoo kwistig over uitgiet. Wij laten
in het midden of onze afgevaardigden, wat dc
meerderheid aangaat, niet ruim zoo voordeelig
rich zouden voordoen in een gekleede zwarte
jas als in een min of meer gegalonneerd staatsie
kleed. Maar heeft de heer P. wel bedacht
dat, indien zijn boroep op art. 51 van de Grond
wet te dezer zake opging, daaruit zou volgen
een onbeperkte bevoegdheid voor de afgevaar
digden, om ter plechtigheid in de Nieuwe Kerk
te verschijnen in liet costuum, dat zij-zelven
verkozen In een luchtig zomerjasje bijv. de een,
in een werkmans-boezeroen de ander, een derde
op klompen, een vierde met een winkelsloofje
voor? Een aardige staalkaat van kleedcr-
drachton misschien, maar toch wel wat mal
bij een gelegenheid als een „inhuldiging". Toch
zou de heer P., wilde hij consequent zijn, elk
dwingend voorschrift omtrent laat ons zeg
gen gekleede jas en witte halsbedekking voor
„uit den booze" en „ongrondwettig" moeten hou
den Is ook „dit" zijn bedoeling?
Werklieden pensionccring'.
liet rappott der staatscommissie betrekkelijk
geldelijke uitkeering aan werklieden en met
dezen gelijk te stellen personen, die door ouder
dom of invaliditeit blijvend ongeschikt zijn om
in hun onderhoud te voorzien, bevat 102 blad
zijden, en met de bijlagen 424. Het behandelt
achtereenvolgens den feitelijken toestand, waar
omtrent de commissie nagenoeg eenpang van
oordeel was dat deze voorziening eischt.
Het gaat voorts na de oorzaak van den feite
lijken toestand en het verschil in den toestand
van mannen en vrouwen. De bestaanden ge
legenheden tot verzekering nagaande, was de
groote meerderheid van oordeel, dat door ver
gemakkelijking en het veiliger maken van de
gelegenheden tot verzekering de toestand wel
zal worden verbeterd, maar dat die verbetering
in de naaste toekomst niet belangrijk zal zijn.
Eenstemmig werd staatspensionneering niet aan
bevelenswaardig geacht; daarentegen werd met eene
niet onaanzienlijke meerderheid beslist, dat het in
beginsel raadzaam is de werklieden enz. tot ver
zekering te verplichten cn dat dit beginsel van staats-
dwang behoort to worden aangenomen ten opzichte
zoowel van de verzekering tegen ouderdom als van
invaliditeit. Met een niet groote meerderheid, waartoe
ook leden behoorden, die tegenstanders waren van
verplichte verzekering in het algemeen, werd beslist,
dat bet in beginsel niet raadzaam is den verzekerings-
pliebt in den aanvang te beperken tot de verzekering
tegon den ouden dag, en dat het omgekeerd even
min aanbeveling verdient in den aanvang alleen de
verplichte verzekering tegen invaliditeit ter hand
te nemen.
Eenstemmig besliste de commissie dat in de kosten
van verplichte verzekering tegen ouderdom en inva
liditeit behoort te worden bijgedragen door werkgever
en werkman. In beginsel werd het onraadzaam ge
acht dat de Staat een bijdrage aan de verzekering
verleene, maar wèl verdient het, naar de eenstemmige
beslissing der commissie, aanbeveling om hun, die
bij de invoering van do verplichte verzekering tegen
oudordom en invaliditeit wegens hun leeftijd alleen
op bezwarende wijze kannen worden verzekerd, ge
durende eenigen tijd eene bijdrage van Staatswege
te verleenen. Bijna eenparig werd als grondslag
aangenomen, dat werkgever en werkman ieder de
helft van de verzekeringspremie hebben te betalen.
Geen aanbeveling verdient 't, een minimum-loon
grens aan te nemen, welke het loon aanwijst van
hen, aan wie de verzokeringsplicht niet behoort te
worden opgelegd.
Eenparig heeft de commissie zich uitge.-pro-
ken voor het aannemen van een maximum
loonbedrag, hetwelk de grens aanwijst van het
loon als criterium voor het opnemen in de
verplichte verzekering.
Eveneens is eenparig als criterium voor werklieden
enz, aangenomen het in dienst van anderen arbeid
(geestelijken zoowel als liehamclijkcn) verrichten tegen
loon met groote meerderheid cu door de commissie
beslist om in de regeling van de verplichte ver
zekering ook dienstboden op te nemen, en met een
niet geringe meerderheid werd beslist, de boekhouders,
kantoorbedienden, klerken en dergelijke personen als
mede de onderwijzers en ambtenaren, die niet in
staatsdienst zijn, in de regeling van de verplichte
verzekering op te nemen.
Eenparig werd besloten eene algemeene maxi
mum-loongrens, geldende voor geheel Neder
land, aan te nemen en met geringe meerder
heid verklaarde de commissie zich voor het
aannemen van een jaailoon van HG00 als
maximum-Ioongtens.
Ook vrouwen behooren in de verplichte verzeke
ring te worden opgenomen, met aanneming van eenige
faciliteiten zonder verhooging van de verzekerings
premie. Zelfstandig arbeidende personen (eigen bazen,
kleine handelaren, kleine landbouwers etc.) behooren
niet in de verplichte verzekering te worden opge
nomen. Doch aan dezen moet vrijheid worden ge
geven om onder de noodige waarborgen deel te nemen
aan de verzekering, inet toekenning in het overgangs
tijdperk van dezelfde voordeelen als aan de tot ver
zekering verplichten worden verleend.
Met een niet geringe meerderheid heeft de
commissie zich uitgesproken voor het aannemen
van den leeftijd van zestien jaren als aanvangs-
leeftijd voor het opnemen in de verplichte ver
zekering.
De commissie heeft met groote meerderheid zich
verklaard voor eene algemeene geldende leeftijds
grens, waarop het ouderdomspensioen behoort iu te
gaan. Eenparig heeft de commissie, nadat een voor
stel van 60 jaar als aanvangsleeftijd, ten aanzien
van 't ingaan van 't pensioen met zeer groote meerder
heid verworpen was, zich verklaard voor het aanneineu
van den 65-jarigen leeftijd.
De commissie heeft vervolgens met eenparigheid
van stemmen besloten bij het aanwijzen van dc grond
slagen, waarop de verplichte verzekering tegen ouder
dom en invaliditeit behoort te berusten, als grond
slag voor het begrip invaliditeit aan te nemen de
bepaling voorkomende sub. no. 4 in de Eerste Schets
des hecren Creven, luidende: Tot pensioen wegens
invaliditeit gerechtigd is hij, die
a. ten gevolge van zijn licbamclijken of geeste
lijken toestand blijvend buiten staat is, om door
arbeid, die voor zyne krachten on bekwaamheid is
berekend on die met het oog op zijne ontwikkeling
en vroegere bezigheid hem in billijkheid kan worden
opgedragen, oen bedrag te verdienen, gelijk aan de
sotn van een zesde van het gemiddeld jaarlijksch
loon in de loonklassen, in welke voor hem gedurende
de laatst verloopen jaren is bijgedragen, en vaneen
zesde eener som, door Gedep. Staten voor iedere ge
meente vast te stellen, als jaarlijksch inkomen door
gewonen handenarbeid te verdienen;
b. tijdelijk, langer dan een jaar, daartoe buiten
staat is, zoolang dio toestand voortduurt.
Met eenparigheid van stemmen heeft de commissie
zich uitgesproken om als hoofdbeginsel voor de
pensioensberekening aan te nemen, dat bet pensioens
bedrag verband heeft te houden met het voorheen
genoten loon, terwijl zij voorts in verband met de
aangenomen maximum loongrens heeft opgesteld de
volgende vijf loonklassen
lo. Loonklasse met een jaarloon van f 0—f 250
2o. -250400
3o. - 400 600
4o. - 600 800
5o. -800- -1000
Tevens werd door de commissie eenstemmig be
slist, dat er in het algemeen verband behoort te
bestaan tusseben het pensioensbedrag en het aantal
daarvoor gestorte bijdragen.
Met zeer groote meerderheid word besloten voor
de door de deskundigen op te stellen berekeningen
als grondslag aan te nemen het premiestelsel.
Met eene zeer groote meerderheid heeft de com
missie zich verklaard voor het aannemen van het
beginsel, dat de inning der premiën behoort te ge
schieden door het inplakken van zegels op een daar
voor door de verzekeringsinstelling aan te wijzen
document.
De commissie heeft zich met groote meerder
heid verklaard voor het aannemen van een uit-
siuitingsleefiijd in den toestand na het over
gangstijdperk, d. w. z. van een leeftijd boven
welken een werkman, die nog nimmer aan den
verzekeringsplicht is onderworpen geweest, niet
wordt opgenomen in de verplichte verzekering,
terwijl zij zich met niet groote meerderheid
verklaarde tegen het aannemen van een uit-
sluitingsleeftjjd in het overgangstijdperk.
Bij meerderheid van stemmen heeft de commissie
zich verklaard voor het beginsel, dat de Staat in bet
overgangstijdperk eene bijdrage verleent aan de ver
zekerden van don 17-jarigen leeftijd af, met dien
verstande.
a. dat rekening worde gebonden niet den leeftijd
der verzekerden, zoodat de bijdrage voor de jongeren
op een kleiner bedrag worde gesteld, en
l>. dat de bijdrage voor de verzekerden, behoorende
tot de hoogore loonklassen, gradueel lager zij.
Met eenparigheid van stemmen is besloten, om in
den blijvendon toestand ter verkrijging van ouder
domspensioen, een wachttijd aan te netnen, daarin
bestaande, dat in ten minste 20 onderscheidene jaren
premiën Toor ten minste duizend weken moeten zijn
voldaan. Met zeer groote meerderheid werd daarna
besloten, ter verkrijging van invaliditeitspensioen in
den bïijvenden toestand een wachttijd aan tc nemen,
daarin bestaande, dat in ten minste drie onderscheidene
jaren premien voor ton minste honderd-vijftig weken
moeten zijn voldaan.
Met zeer groote meerderheid werd besloten in het
overgangstijdperk een wachttijd aan te nemen, tor-
wijl zij zich eenstemmig verklaarde voor het beginsel
om in dat tijdperk denzelfden wachttijd ter verkrij
ging van invaliditeitspensioen aan te nemen als in
den definïticven toestand, tegen wolk beginseleven
wel eene groote meerderheid zich verklaarde wat be
treft het verleenen van ouderdomspensioen. Daarom
werd voor de ouderdomsverzekering in het overgangs
tijdperk aangenomen een verkorte wachttijd, nl. van
vijf jaren, waarin ten minste twee honderd cn vijftig
weekprnniën moeten zijn voldaan.
Met eenparigheid van stemmen werd beslist, lo.
dot de rechten voortvloeiende uit de verplichte ver
zekering behooren te vervallen tenzij in bij de
wet aan te wijzen gevallen van uitzondering
indien door den verzekerde gedarende zekeren termijn
geen bepaald aantal malen bijdragen zijn gestort, en
2o. dat die rechten behooren te herleven zoodra
weder gedurende een bepaalden tijd een zeker getal
bijdragen is gestort.
Eenparig verklaarde de commissie zich vöór het
beginsel, dat voor het vaststellen van het pensioens
bedrag behoort te worden uitgegaan van een pen
sioensgrondslag, welke wordt verhoogd in verhouding
tot het bedrag en het aantal van de premiebetalingen,
terwijl zij zich vervolgons met zeer groote meerder
heid uitsprak voor het beginsel om voor het invali
diteitspensioen een betrekkelijk hoog minimum aan
te nemen.
Daarna verklaarde de commissie zich een
stemming voor het aannemen van een voor elke
loonklasse verschillende pensioensgrondslag, als
mede van een voor elke loonklasse verschillende
pensioenstoename, op de wijze als volgt
Pensioenstoe-
Pcnsioensgrond- name voor elke
Loonklasse. slag per jaar. week promie.
I. 0f 250 I. 50 gulden I. 0.025 gulden.
II. 250400 II. 60 II. 0.08
III. 400- - 600 III. 80 III. 0.04
IV. 600800 IV. 100 IV. 0 05
V. 8001000 V- 120 V. 0.0G
Bij meerderheid van stemmen heeft de commissie
zich vervolgens uitgesproken voor het aannemen
van het beginsel om het betrekkelijk hoog minimum
invaliditeitspensioen te doen verschillen naar de loon
klassen.
Na deze beslissing heeft de commissie zich
eenstemmig verklaard voor het beginsel
om, uitgaande van de aangenomen pensioens
grondslagen, deze degressief percentsgewijze te
verhoogen ter verkrijging van het minimum
pensioensbedrag voor elke loonklasse, gelijk is
aangeduid in de volgende tabel:
Pensioens- Minimum
grondslag. pensioensbedr.
I. 0250 gulden. 50 gulden. 73 galden.
II. 250—400 60 84
III. 400—600 80 104
IV. 600—800 100 120
V. 800—1000 120 132
Met zeer groote meerderheid is als beginsel
aangenomen, dat de verplichte verzekering tegen
ouderdom en invaliditeit behoort te worden uit
gevoerd door een centrale verzekeringsinstelling.
Dc commissie heeft voorts eene beslissing genomen
over de vraag betreffende de wenschelijkheid, om de
verplichte verzekering tegen ouderdom en tegen
invaliditeit in te voeren op de aangenomen grond
slagen in verband met do volgens het premiestelsel
opgestelde berekeningen. Met eene niet onaanzienlijke
meerderneid heeft de commissie deze vraag ontkennend
beantwoord.
Later is nog bepaaldelijk gestemd over do vraag
„of do invoering van de verzekering tegen invali
diteit en ouderdom, op de door de commissie aan
genomen grondslagen, behoorde te worden ontraden
op andere gronden dan uithoofde van de daaruit vol
gens eene nota van de leden dr. J. C. Kluyver en
Corneille L. Landré naar hunne meening voort
vloeiende hooge Staatsbijdrnge" welke vraag echter
door een kleine meerderheid bevestigend werd be
antwoord.
Nadat de gecombineerde verzekering was ver
worpen heeft de commissie met eene niet on
aanzienlijke meerderheid besloten te overwegen,
of het wellicht aanbeveling zoude kunnen ver
dienen den verzekeringsplicht, althans in den
aanvang, te beperken tot de verzekering tegen
Loonklasse.