m
52"'° jaargang.
Zondag 23 en Maandag 24 October 1898.
N°. 9763.
Tweede Blad,
De Eaaf van Doder Jost.
M'fcc
Verschijnt dageiijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
UITGEVER: H. J. C. ROELANTS.
MEMORIE VAN ANTWOORD
Abonnementsprijs voor Schiedam, per kwartaal f 0.90
n omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p. kwartaal. - 1.30
Afzonderlijke nommersp,02
Advertentieprijs: van 16 gewone rogolB mot
grip vim ocne Courant
Iedere gewone regel meer
Bij abonnement wordt korting verleend.
inbo-
tan Burgemeester en Wethouders
op het verslag van het onder
zoek der gemeente-begroo
ting v o o r 1 8 9 9 in de a f-
deelingen uit den
gem een te raad.
Algeineene beschouwingen.
Do door de Ie afdeeling uitgesproken mee
ning, gegrond op de cijfers dezer begroeting,
dat" groote behoedzaamheid ten aanzien der
oeineente-financiën plicht is, willen we niet
bestrijden. Met haar zijn we overtuigd dat met
de gemeentegelden zeer voorzichtig moet wor
den omgegaan.
Uit de cijfers dezer begrooting zooals de
2e afdeeling doet, op wie zij een bepaald ongun-
stigen indruk heeft gemaakt echter de
gevolgtrekking te maken dat de toekomst niet
zonder zorg mag worden tegemoet gezien, lijkt
ons wel vat zwaartillend en niet voldoende
gemotiveerd.
Zonder te ontkennen, dat op deze begrooting
feitelijk een te kort is van ruim (4G00.
achten we ons toch verplicht er op te wijzen,
dat in de jaren 1890 en '1897, de pi. dir. be
lastingen, de opcenten op het peisoneel en de
uitkeering van het 4/5 op het personeel, te
zamen ruim f'161,000.— opbrachten terwijl
voor 1899 eene heffing aan pi. dir. belasting
van slechts f60,000.— (alzoo f36,000.min
der dan in de genoemde jaren) wordt voorge
dragen, gevende met de uillteeringen van liet
Rijk aan de gemeente, op grond van de Wet
van 24 Mei 1897 (Stbl. No. 156), ad ongeveer
f84,000.en de opcenten op het personeel
ad ruim f15088,— in ronde cijfeis een totaal
bedrag van f459,000.— alzoo eeu mindere
belasting-op-bi engst, vergeleken met de jaien
1896 en 1897, van ongeveer f20U0.
Bjj gelijke heffing als in de genoemde jaren,
zou dus het f«itelijk te kort op deze begrooting
worden teruggebiacht tot f2600.
Dat bij eerie mindere" belasting-heffing, dan
in vroegere jaren, van f 36,000.een te kort
op deze begrooting van f2000.a f3000.
ïernslig" bezwaar tooi* de loekorrist zou moeten
opleveren, zien we' dan ook niet iu,
Een vraag is echter of binnenkort niet naar
versterking van middelen zal behooren te wor
den omgezien, vooral met liet oog op de aan
zienlijke uitgaven die der gemeente, als gevolg
van de voorgenomen havenvveiken mol spoor
wegverbinding weldra te wachten staan, waar-
door haar schuldenlast belangrijk zal moeten
worden vergroot. En dan aarzelen we niet die
vraag bevestigend te beantwoorden.
Bet ligt ilun ook in het voornemen en
met deze mededeeiing voldoen wc tevens aan
den wensch der 2e Afdeeling om onze belas
tingplannen voor de naaste toekomst te kennen
naast de inkomstenbelasting een of meer
belastingen bedoeld in art. 238 der Gemeente
wet in het leven te roepen. Zal de eerste
waarvan we U het gewijzigd ontwerp, dat zoo
goed als geheel gereed ligt, weidia ter goed
keuring zullen aanbieden naar onze meening
voor deze gemeente de 7ioo/c2belasting, wat ze
Uit het Noorsch
VAN
THOMAS P. KIIAC.
Iu bet voorjaar, als do raaf over Jutland
vliegt, is zij wel cons onachtzaam met wat zij
laat vallen. Daarom staat de Jutlander daar ook
dikwijls met den liocd in do hand en veegt dien
af met zijn mouw en kijkt boos naar den raven-
zwerm.
,,Die Satansche kraaien/' zegt dan de Jutlan
der, „reizen naar Noorwegen en loggen daar haar
v heerlijke eieren, maar wat zij ons achterlaten, is
minder aangenaam."
En wanneer zij in drn laten zomer of in den
herfst terugkomt, is zij niet voorzichtiger ge
worden en daarom houdt de Jutlander niet
van do kraai zooals men zal kunnen be-
i grijpen.
Eens op eeu herfstavond, toen de lucht in het
f westen vol zwarte wolleen hing, ging Goder Jost
BURBA©: MÖTBRSTjRAAT TTcleplioon Blo. 123,
f O.B2
0.10
in de laatste 2 jaren trouwens reeds geweest
is, moeten uitmaken, omdat het heffen van
een andere belasting tot een bedrag, aanzien
lijk genoeg om die belasting als hoofdbelasting
te kunnen aanmerken, ons vrij wel onbereik
baar voorkomt; naast de inkomstenbelasting,
dus om deze aan te vullen, opdat haie per
centage niet te hoog zou behoeven te worden
opgevoerd, wensehen we reeds voor het volgend
jaar een belasting, steunende op ait. 238 der
Gemeentewet, waarvan de grondslag zal zijn
een heffing voor liet gebruik of het innemen
van gemeeritcgiond en water. Het ontwerp
daarvan is bij ons in bewerking en zal, naar
wij ons vleien, L' eveneens spoedig bereiken.
Dat wij de beide ontwerpen niet te gelijker
tijd aanbieden, geschiedt met voordacht, omdat
wij, wetende hoe in den Raad de gevoelens op
liet stuk van gemeentebelasting uiteenloopen,
bevieesd zijn, dat bij gelijktijdige indiening,
liet eene ontwerp gevaar zou loopen door het
andere te worden verdrongen. Aan dat gevaar,
dat we niet gering achten, omdat, mocht liet
zich opdoen, de gemeente daardoor hare huis
houding in gioote fmanciëele inoeil ijk heden
zou zieu gebracht, hebben we gemeend de ge
meente niet te mogen blootstellen.
Dat liet ontwerp eener gewijzigde inkomsten
belasting U bel eerst zal bereiken, ligt vooi de
hand, daar die belasting in ieder geval vóór 31
December a. s. »moet" zijn herzien.
Of reeds in het volgend jaar uog andere ont
werpen U door ons ter overweging en vaststel
ling zullen worden aangeboden, kunnen we nog
niet met zekerheid zeggen. Wel kunnen weer
op wijzen, dat verschillende denkbeelden omtient
heffingen, gegrond op ai t. 238 der Gemeentewet,
bij ons College aanhangig zijn.
Wat we reeds nu wel als zeker kunnen
mededeelen is, dat zoolang de herziening van
de belastbare opbrengst der gebouwde eigen
dommen in deze gemeente niet zal zijn alge-
loopen en niet bekend zal zijn tot welke uitkomst
die herziening geleid heeft, een ontwerp voor
een zoogenaamde straatbelasting, als voor een
goed deel steunende op de huurwaarde der ge
bouwde eigendommen, van ons College in geen
geval te wachten is. Of we daarna zulk een be
lasting-ontwerp zullen indienen, zal \an ver
schillende omstandigheden afhangen. In geen
geval wensehen we daaiomtient thans eenige
toezegging te doen of ons tot iets te binden.
liet denkbeeld van grooteie aflossing der
geineentescliuld omhelzen we niet. Spoedig
zullen we voor het feit staan, dat nieuwe geld-
leeiiingen zullen moeten worden aangegaan, als
gevolg waarvan de jaarlijksche aflossingen in
evenredigheid zullen worden verhoogd. Deze
aflossingen nu ongedwongen liooger op te voe
ren dan het leeningsplan, dat in het bedrag
van aflossing reeds progressief is, aangeeft,
achten we onnoodig en, wanneer daarmede,
zooals liier vrij stellig het geval zou zijn, eene
hoogere beiastinghelfing gepaard zou moeten
gaan, geenszins gewenscht.
Uitgaven.
Hoofdstuk I.
Afdeeling I.
Volgn. 62. Jaarwedden van de ambtenaren
en bedienden der Gemeente-Secretarie.
uit ploegen. Een kraaienzwerm vloog juist over
zijn hoofd heen. Toen die voorbij was getrokken,
stond Goder daar en keek over zijn schouder,
want hij was niet zoo heel zeker
Maar opeens hoort hij een vreoselijk leven in
den kraaienzwerm en toen hij opkijkt, ziet lnj
dat een heele troep vogels op een afvliegt. En
die cone wordt geplukt en gebeten dat het een
aard heeft.
„Waclit, roovers!" riep Goder en raapte een
steen op, „ik zal jelui loeren".
En hij wierp dien midden in den kraaien
zwerm.
Maar het hielp niets. Zij gingen driftig voort
dien eenen met lmn snavel te pikken, totdat hij
meer dood dan levend op den akker neerviel,
juist waar Goder stond. De kraaienzwerm echter
liet nog eenige opgewonden kreten weergalmen
en vloog toen verder.
Goder trad op den vogel too en bekeek hem.
Hij bloedde en had er bijna al zijn veeren bij
ingeschoten. Veel loven kon hij niet meer ont
dekken. Dus liet Jost hem daar liggen en begon
weer te ploegenmaar daar stond hij weer stil,
want hij vernam nu een zwak geluid van den
kant waar de vogel lag. En toen hij zijn hoofd
schudde, zag hij de raaf op één poot staan en
De voorgestelde verhooging van de jaarwedde
van den commies, chef van de Afil. C. der
gemeente-secretarie, geschiedt niet omdat de
werkzaamheden \an dien ambtenaar zouden zijn
veuneerdml, Zij wordt gedaan uit erkenning
voor den bijna 40-jarigeu trouwen dienst van
dien ambtenaar, wiens wedde bovendien lager
is dan die van de commiezen welke aan liet
hoold der andere afdeelingen. In 1891 (zie de
raadszitting van *18 December, onder punt IN)
werd door Burgemeester en Wethondeis reeds
voorgesteld de jaarwedde van dien ambtenaar
te verlioogen met f200. Dit vooistel werd
toen verworpen. Do jaarwedde bleef sedert
onveranderd, Eene verhooging met f 100.
zooals thans door ons wordt voorgediageu,
achten we alleszins billijk.
Volgn. 68. Jaarwedden van de keurders, we
gers, meters, rooimeesteis en dergelijke.
Het drijven van schouw over de distilleerketels
in de biandei'ijen achten we dringend noodig.
We zouden het onverantwooi dachten die schouw
af te schaffen.
Bij het bestaan van nog ongeveer 200 distil-
leei ketels in deze gemeente, die allen driemaal
's jaars moeion worden geschouwd, komt ons
de daarvoor uitgetrokken belooning van f 400
niet overdreven voor.
Wel valt het niet tegen te spieken dat hel
aantal branderijen in de laatste jaren aanzienlijk
verminderd is, en de werkzaamheden der keur
ders dus ook minder zijn geworden, doch hier
tegenover staat, dat toen jaren geleden liet
aantal branderijen belangrijk toenam, de jaar
wedde der keurders, in weerwil van hunne
meerdere werkzaamheden, ook niet is verhoogd.
Volg. 69, Jaarwedden van de sluiswachters,
bruggenophnlers en dergelijke.
liet antwoord, re»ds in de le afdeeling ge
geven op de vraag van een barer leden, waarom
twee 2e brugwachters slechts eene bezoldiging
van f300.— genieten, terwijl de andere eene
belooning hebben van ca. f425.—, is niet
geheel juist geweest.
Dat de 2e brugwachter aan de Oranjebrug
slechts een salaris heeft van f300.moet
worden toegeschreven aan de betrekkelijk ge
ringe werkzaamheden, die van hem worden
gevorderd. Bij voot keur wordt voor die betrek
king dan ook iemand gekozen, die in zijne
leege uren, er iets bij kan verdienen, zonder
daardoor genoodzaakt te woiden zijn post te
veriaten. De tegenwoordige 2e brugwachter aan
die brug is dan ook schoenmaker en besteedt
zijn vrijen tijd aan dat handwerk, waardoor
hij in staat wordt gesteld een tamelijk week
geld te verdienen.
Ten aanzien van den 2den brugwachter aan de
Hoofdbrug gebit het voienslaande niet. Dezen
blijft geen vrije tijd genoeg over er nog iets
anders bij te verdienen. Waar de gemeenteraad
die betrekking eerst kort geledcu in het leven
riep en daaiaan een wedde van f300.'s
jaais verbond, hebben we geen vrijheid ge
vonden reeds nu met een voorstel te komen
om die wedde te verhoogeD.
Dat overigens beide betrekkingen beschouwd
moeten worden als aanvangsbetrekkiagen, die
in den regel tot de beter bezoldigde leiden, is
juist. Bij voorkomende vacaturen geldt, bij
gebleken ijver en trouw bevordering volgens
anciënniteit als regel.
zieli ronddraaien, en terwijl zij dat deed jammer
de zij jammerde zij onophoudelijk. Goder
ging dus nog eens tob haar en nu nam liij haar
op zijn arm. Zij was er ellendig aan toe en er
was juist nog leven iu haar tebelcennen. Zij had
bijna al haar veeren verloren en in den nek was
zij geheel kaal. Ook het eene oog hing er bij.
En dab was zeker de grond dab zij maar al naar
één kant dx*aaide en zoo aanhoudend voor zich
nit keek, als zij stil stond.
Maar Jost was een man met een goed hart;
hij nam den vogel mede naar huis en verzorgde
hem.
Den volgenden dag kwam zijn zwager hem
opzoeken en zag hoe zorgzaam hij met de raaf
omging.
„De hemel beware mij 1" zeide zijn zwager,
„zulk een dier kan het immers toch niet langer
moer maken, of wil je het misschien weer op-
kweeken en bij jo houdenV'
Ja, dat wilde Goder. Hij woonde immers ge
heel alleen en liad niemand tot gezelschip, daar
om kon hij nu best vriendschap sluiten -net een
van Gods schepselen. En hij wijdde al zijn zor
gen aan de raaf. In den zomer, als het venster
open stond, vloog zij uit en streek laag over de
vlakto heen, maar zij kwam altijd terug hij het
Afdeoling II.
Yolgn. 81. Kosten van het onderhouden en
schoonhouden van het gebouw of vertrek be
stemd voor de vergaderingen van den Raad onz.
Volgn. 82. Onderhoud en aankoop van meu
belen. voor die gebouwen of vertrekken.
Waar in do le afd. de lxier uitgetrokken be
dragen van 1200.en f 450.te hoog wor
den geacht on op bezuiniging wordt aangedron
gen, moeten wij er op wijzen dat in vroegere
jaren alléén het „schoonmaken" van het Raad
huis eeu jaarlijksche uitgaaf van ongeveer f 500
eischic; en da,t hier niet alleen behoud van een
behoorlijken toestand, maar tevens eene geleide
lijke verbetering op menig punt noodig is. Allo
weelde was en is hierbij beslist uitgesloten.
Volgn. S3. Kosten voor verteringen ton be
hoeve van hot huishoudelijk bestuur, bureau
van stemopneming en van coxmnissiën.
Mot hot oog op de vele verkiezingen, die in
1899 moeten plaats hebben, is eeno verhooging
van dezen post tob het uitgetrokken bedrag
noodzakelijk.
Dat bij voordrachten tot „af- on overschrij
vingen" vaak een nietszeggende phrase wordt
ontmoet, die als toelichting van het „waarom"
cher voordracht moet p-elclen, moeten we tegen
spreken. Nu in den. laatsten tijd, waar toelich
ting mogelijk en gowonsclit is met die gewoonte
gebrokon is, komt do opmerking ons onverklaar
baar voortenzij hier aan een misverstand moot
gedacht worden.
HOOFDSTUK II.
Volgn. 96. Onderhoud van straten en plei
nen, wegen en voetpaden.
Besproeiing van straten had in hot vorigo en
ook in dit jaar herhaaldelijk plaats; liet voor
nemen bestaat daarmede ook in hot volgendo
jaar, wellicht op uitgebreider schaal, voort te
gaan. Bij de Commissie voor de gemeente-reini
ging wordt zelfs overwogen, die punten in do
gemeente welke daaraan het meest behoefte heb
ben, allen te besproeien.
Daar het nog niet bewezen is, dat straatbe
sproeiing uit een hygiënisch, oogpunt is aan te
bevelen, meent de genoemde Commissie liet
denkbeeld eener geregelde besproeiing van alle
straten, pleinen enz., waarmede trouwens aan
zienlijke kosten zouden o-emoeid zijn, voorloopig
althans te- moeten laten varen.
Het antwoord op de vraag„waaraan de bij
dezen post door dat jaar toegestane gelden voor
verstratdng zijn besteed" zal zijn te vinden in
het Verslag van den toestand der gemeente,
waarin omtrent dit onderwerp steeds uitvoerige
gegovens worden verzameld.
Noodig achten we heb er op te wijzen, dat do
gelden met voor elk dor bij de begrooting aan
geduide straten welke voor verstrating in aan
merking komen, slechts een© toelichting is en
mededeeiing bevat van het voorloopige werk
plan. Een blindelings opvolgen van het lijstje
dier straten, anderhalf jaar te voren opgemaakt,
zon zeker weinig aanboveling verdienen hij de
tallooze wisselende omstandigheden waarmode
bij goed beheer rekening valt te houden.
De Warande-rijweg, gedeeltelijk eon stcen-
slagweg, gedeeltelijk een grintweg van hoogst
gebrekkiger! aanleg, zal steeds de bezwaren ver-
toonen, die aan zulk oene verharding Ideven
modderig bij nat weer, stofferrg bij droog weer.
De meening, dat in vele jaren aan dien rij
weg niets zou zijn geschied berust op een© dwa
ling getracht wordt het doelloos verspillen, van
vallen van den avond evenals de vogelen in
Noaelis ark.
In den herfst, als de lucht koeler werd, stond
zij in heb vensterkozijn en zag naar buiten, en
knipte met het ééne oog: en als een zwerm
kraaien al schreeuwende voorbij vloog, zoo
schreeuwde zij ook, maar niet zooals de anderen,
liet schenen meer klaagtonen te zijn ja, eens
scheen het Goder, dab vogels wel eens menscken-
taal kunnen spreken.
Toen nu de winter kwam met zijn scherpe
koude en zware sneeuw, huppelde zij op den
grond rond etr bleef meest in de kamer. Of zij
lag achter do kachel en knorde tevreden, in de
warmte want nu gevoelde zij zielr eigenlijk
op haar best.
Zij was nu zoo tam als een hoen en heel dik
wijls sprong zij op Godors schoot en liet zich
door hem stacelen, of zij vloog op de tafel en
pikto haar middageten uit Goders bord.
„God weet," zeide Goder, „dat geen raaf het
ooit beter had. Zij eet met haar meester uit
één hord."
Zoo ging jaar op jaar voorbij. En toen kwam
eindelijk de dag waarop Goder moest sterven.
Hij had daar ten minste eeu voorgevoel van en
zond een boodschap naar den wijzen man Petter