52"° jaargang.
IN". 9775.
Eersle Blad.
Ome nieiwe IÉoisteieMi.
Zondag 6 en Maandag 7 November 1898.
DE GELDDUIVEL
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
UITGEVER: H. J. C. ÜOELANTS.
COÜRilT.
Aboskemestspbus voor Schiedam, por kwartaal l
omliggcndo plaatsen, p. kwart.
franco per post, p. kwartaal.
Afzonderlijks nommers.
f 0.90
- l.OS
- 1.30
- 0.02
lïUIkïüAÏJISïFÏEJSSil'ïSiiliVff TO, TFiritopïnoom Wo. 123.
ADYBimnrrrErnijsvan 1—5 gcwono rogola mot inbe
grip van ccno Courant0.52
Iedere gewone tegel inecro.lO
Bij abonncmeut wordt korting verleend.
(PROCES-VERBAAL van de opening der
stembriefjes, die ter benoeming van vier
leden van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken te Schiedam, den vierden No
vember 1800 acht en negentig zijn inge
leverd,
Den vierden November 1800 acht on negentig in
de gemeente Schiedam, is door het bureau van stem
opneming in de tor inlevering van stembriefjes be
stemde zaal plaats genomen, des namiddags ten
twee ure.
Eet bureau is samengesteld uit don heer Hendrik
Jacob Versteeg, Burgemeester-Voorzitter, en do beoren
Arij van Bnijsen en Abraham Gouka, leden van den
Gemeenteraad, stemopuemers.
De Voorzitter plaatst op de tafel do stombus, be
vattende de ingeleverdo stembriefjes.
De bus wordt geopend en bevonden vier en twintig
stembriefjes te bevatten.
Dit getal met de lijst der kiezers die briefjes heb
ben iugeleverd vergeleken zijnde is gebleken te zijn
even groot als het getal dier kiezers.
Nadat de briefjes zijn dooreengemengd worden zij
door den Voorzitter éon voor éon geopend en over
luid voorgelezen,
Het bureau heeft van onwaarde verklaard geen
stembriefjes.
Het getal der geldig uitgebrachte stemmen is
mitsdien geweest vier en twintig.
Van dit getal zijn uitgebracht op do heeren
H. Plant 1 stemmen.
J. O. van Mer-
vennée
\Y. A. Beukers
J.J.O. Nolot
M. Kranen
P. Loopuyt
1
1
1
1
1
G. Beukers 22 stemmen,
D.F.W. Prins 22
H.R, 31, A. van
Gent 21
Mr. IV H. Jan
sen 20
J, Tak 1
D. Hammes 1
Hebben alzoo de volstrekte meerderheid van stem
men verkregen de heeren G. C. Beukers, D. 'F. W.
Prins, H. R. M. A. van Gent en mr. W. H.Jansen.
En zijn derhalve verkozen tot leden van do Kamer
van Koophandel en Fabrieken in deze gemeente de
heeren GERARDUS CORNELIS BEUKERS, DANIEL
FBA.NQOIS WILLEM PRINS, HENDRIK.US RAIJ-
MÜNDÜS MARIA. ANTONIUS VAN GENT en Mr.
WILHELMUS HENRICUS JANSEN.
En zijn tegen deze opening van stembriefjes door
do in do zaai aanwezige kiezers geen bezwaren inge
bracht.
En is na afloop van dit een en ander proces
verbaal opgemaakt in tegenwoordigheid van allen,
die zich in de zaal bevonden.
Gedaan te Schiedam den 4ou November 1898.
VERSTEEG, Voorzitter.
A VAN B GIJ SEN, I Q.amnnr,nrr
A GOUKA I Stemopncmers.
I.
In ons Tweede Blad van Donderdagavond
hebben wij in zijn geheel de ontwerp-verorde-
door
S. WÖRISHÖFFER.
52)
Toen de deur achter haar was dichtgegaan,
stond de barones op, wierp een groote sjaal om
haar scnouders en liep met moeilijke schreden
naar de schrijftafel. Hier, in heb hello schijnsel
der lamp, scheen haar gelaat als van paarl-
moer, blauwachtig wit, zonder ook maar een
vluchtige levendige, frissche tint.
Zij schreef lang en nam toen den brief met
zich mede in haar slaapkamer. Do kamenier
werd dezen avond niet geroepen; Cecilia maak
te haar nachttoilet zonder hulp en bleef alleen
totdat Ruth uit de stad terugkwam; toen eerst
klonk de bel.
„Vraag of juffrouw Assmann hier wil ko
men."
Benige minuten later kwam Ruth, nog blo
zend van koude, met schitterende oogen en veer-
kraohtigon stap. Zij bracht haar zuster een rui
ker frissche rozen en zette die in een glas water
Voor het bed.
„Wol, Cilli, hóe voel je je nu?"
„Doodmoe," antwoordde de jonge vrouw hui
verend-
Ruth kuste haar teeder. „Dat zal nu alles an-
ders en boter worden," zeide zij op een toon van
troost en vast vertrouwen. „Demk aan het groo
te vermogen, Cilli, aan het geluk alle schulden
ning op de heffing van een plaatselijke directe
belasting naar het inkomen medegedeeld
thans wenschen wij daarop enkele kantteeke-
ningen te maken.
Wij doen dit, zonder daarbij in eene be
oordeeling te treden van de waarde en vvensohe-
üjkheid van eone inkomstenbelasting, welke
ook, in bet algemeen en in het bijzonder voor
Schiedamslechts naar aanleiding \an het
bij den gemeenteraad ingediende ontwerp
spreken wij ons oordeel uit.
Ten zeerste verheugen wij er ons over, dat
in afwijking van het verleden jaar bij den Raad
ingediende ontwerp, d i t, behoudens enkele
uitzonderingen in onderdeelen, geheel en al
onze instemming heeft.
Ook al zouden wij hier en daar een ander
systeem toegepast wenschen, de gemeentewet
is daartegen veelal een beletsel, on gaarne
erkennen wjj dan ook, dat binnen de vrij knel
lende banden dier wet, het voorgestelde ont
werp vrijwel het beste is, hetwelk kon geleveid
worden. Een eere-saluut brengen wij onzerzijds
dan ook gaarne aan den nieuwen wethouder,
meer speciaal belast met het beheer der finan
ciën, die in dit ontwerp, waar de wet hem
dit niet belette, van waarlijk vrijzinnige be
ginselen blijk heeft gegeven.
Legt men het nieuwe ontwerp naast de oude
verordening van 1892 dan blijkt,dat het getal ver
anderingen van ingrijpenden aard gering is. Be
houdens enkele redactieverbeteringen en uit
zichzelf rioodig geworden veranderingen, vindt
men byna onveranderd de verschillende arti
kelen van het oude ontwerp terug.
Toch zou men zich vergissen, indien men
meende, dat er geen belangrijke veranderingen
waren aangebrachtwant moge al het karakter
der nieuwe wet niet gewijzigd zijn, wel is dit
het geval met de theorie der heffing.
Door een overzicht te geven van de aange
brachte veranderingen zal de lezer het beste
overzicht daarvan krijgen en zich het gemakke
lijkst een oordeel kunnen vormenwij doen
die dus hier, gepaard aan onze opmerkingen,
volgen, zij het ook niet in de volgorde, die het
ontwerp aan de hand doet. Wij vangen met
de belangrijkste aan.
Dit is we! liet vervallen van de piogiessie
der heffing, zooals die in artikel 8 van het oude
ontwerp belichaamd was.
Gelijk men weet is bij de wijziging der ge
meentewet in het vorige jaar de progressie
vei boden, uuar toon in bet 3de lid van art. 243
nu tegelijk te kunnen betalen. De inkomsten
van Meldt zijn dan rijk genoeg om op voorna
men voet te leven; wij kunnen het inrichten
zooais het ons lust Hans Adam kan gerust
menschen in dienst nemen om dezo of gene on
derneming in 't loven te roepen, zooals hij zoo
graag zou w'llen. Hij kan het nu doen; niets
belet heb hem."
Cecilia, keerde haar gelaat naar den wand.
„Als ik er met was," fluisterde zij nauw hoor
baar.
„Hoe bedoel je dat?" vroeg de jongere zuster
verbaasd.
„Och alsof je mij niet begreept! Ilc ben
een zieke, een lastpost ik breng ongeluk
over allen die met mij in betrekking staan."
„Onzin, Cilli hoe kom je op zulke veron
derstellingen? Is het juffrouw Malton die je
zulke gedachten influistert?"
De barones schudde het hoofd. „Die arme
Adèle," zeide zij. „Je koestert een bepaalden
haat jegens hot meisje, die ik voor zulk oen
trouwe, opofferende verpleging dankbaar moet
zijn. Dat doet mij vaak leed, Ruth."
„Houd je dan wellicht van haar, Oilli? Ver
vult zij een plaats in je hart V"
„Een zeer groote zelfs. Adèle is de eenige die
mij werkelijk begrijpt."
Rufch haalde liet apothekersdoosje uit den
zak. „Ik zal je je poeder geven, Cilli je bent
zenuwachtig en je hebt koorts."
En toen er geen antwoord kwam, schelde zij
en beval het binnentredende dienstmeisje versch
water te brengen.
Toen heb meisje met de gevulde karaf terug-
dier wet is voorgeschreven, dat de aanslagen
worden berekend voor alle aanslagen gelijk".
Nu moge men zoodanig voorschrift betreuren,
de gemeentewet geelt het, waardoor dus elke
poging om ptogressie in eenig ontwerp van be
lastingheffing voor de gemeente, voor zooverre
het eene directe belasting naar vertering of in
komen betreft, onvruchtbaar moet blijven.
Vroeger werd men voor de inkomens bene
den f2800 hier ter stede voor een zeker procent
van het inkomen aangeslagen, afwisselend van
30 o/o voor inkomens van f500--1600 tot
95 °/0 voor die van f 2400—2800. Deze bereke
ning nu is, in verband met het voorschrift der
gemeentewet, vervallen, waardoor men thans
voor het volle inkomen wordt aangeslagen (be
houdens de rangschikking in klassen, dio een
zekere ruimte gedoogen), een en ander na
aftrek van een vast bedrag voor noodzakelijk
levensonderhoud en voor alle klassen g e-
1 ij k, welk bedrag in het ontwerp op f 400 is
gesteld.
Eene zekere progressie blijft dus loch be
staan gedoogd door de gemeentewetdaar
eene aftrek van f400 op een klein tractement
natuuilijk gewichtiger is dan op een groot.
Het maakt een verschil of men op oen inkomen
van f 1000 een bedrag van f400 kan laten
vallen clan of men dit doet op een inkomen
van f'100.000.
Echter en wij willen maar onmiddellijk
voor den dag komen met het eardinale bezwaar,
hetwelk wij tegen het voorgestelde ontwerp
hebben het voldoet o. i. niet aan den eisch
in art. 243 der gemeentewet gesteld, voor zoo
ver art. 8, de klassificeering, betreft.
Wij schrijven dit artikel, opdat men zich ge
makkelijker ons bezwaar kan voorstellen, hier
af en cursiveeren die woorden, waarin het be
letsel o. i. moet gezocht worden.
Art, 243 der gemeentewet luidt
De directe belastingen, bedoeld in art. 240c.
mogen met of zonder aangifte geheven worden
naar schatting van of klasaificatio overeenkom
stig hot totaal inkomen of de totale vertering
of ook volgons oene berekening van bot inko
men of de vertering naar grondslagen, ont
leend aan den uitcrlijken staat. Bij hot heffen
van oenen hoofdelijkea omslag of andere directe
belasting naar bet inkomen mogen geen inleovi-
sten buiten berekening worden gelaten oj lager
dan haar werkelijk zuiver bedrag worden bere
kend ofgeschat, behoudens bij wisselvallige inkom
sten berekening van een gemiddelde over twee
of meer jaren. Het bedrag der aanslagen
in elke belasting, als onder c van art. 240 be
doeld, moot percentsgewijze gelijkelijk worden
berekend naar het totaal van het inkomen' of
de vertering, na aftrek van een bij do belasting-
kwam, zeide zij„Juffrouw Malton laat vragen
of haar gezelschap nog verlangd wordt."
„V inavond niet meer," antwoordde Rutik,
„He zal zelf bij mevrouw blijven."
Het meisje verdween en Ruth ging weer bij
het bed barer zuster zitten.
„Morgen komt Wolfram bier," vertelde zij
op vergenoegden toon. „ïk kreeg vandaag een
brief van hem, wel is waar in 't oog loopend
kort en zakelijk, maar hij kondigt toch m die
paar regels zijn bezoek aan. Nu komt heb er
op aan hem te overreden on te bewerken
Flans en ik hebben een volledig plan ontwor
pen."
Een zwakke zucht scheidde even de lippen
der barones.
„Jij en Hans!" herhaalde zij. „Jullie beiden
behoort de toekomst."
„En jou ook, Cilli. Vooral jou, arme ziel, als
schadevergoeding voor het leed dat je doorstaan
hebt."
Cecilia sloot de oogen. „Denk met liefde aan
mij wanneer ik zal gestorven zijn," zeide zij met
zwakke stem. „Het duurt niet lang meer, Ruth."
De oogen van liet jonge meisje vulden zich
met dikke tranen.
„Spreek zoo niet, Cilli. Je zult weer genezen.
Vieugde en rust voor het hart vennogen alles
en jij bent immers nog jong."
De barones antwoordde niet; eerst na een
kort stilzwijgen hernam zij„Ik wil nu gaan
slapen, Rubh. God zogen je, mijn lieveling,"
Het jonge medsjo kuste haar koud gelaat, dat
huiverde in koortskoude.
„Zal ik Adèle bij je steen? Of Hans?"
verordening to bepalen, voor alle aanslagen go-
lijk of in verband mot de samenstelling van het
gezin op gelijken voet berekend bedrag voor
noodzakelijk levensonderhoud. Afwijking van
dozen regel is geoorloofd, wanneer do bcstaifmlo
vorordeningen of bijzondcro omstandigheden
daartoo aanleiding geven, mits do verdecling
der lasten daarbij niet aanmerkelijk verschilt
van die, wotko bij opvolging van den regel zou
worden verkregen.
Nu huldigt de ontwerp-voi ordening een klas-
senstelsel, waarbij eene zekere speling is, en
waarbij men naar bot minimum-cijfer van elke
klasse wordt aangeslagen.
Dit nu achten wij in strijd mot de wet, die
geen speelruimte mot minimum-cijfer erkent,
maar uitchukkclijk eischt, dat men wordt aan
geslagen naar het totaal van het inkomen oj
de vertering, tenzij men bijzondere omstandig-
heden kan aanwijzen, wat hier ter stede niet liet
getal is.
Wil men gemakshalve eene klasificeering, de
gemeentewet erkent die in de eerste alinea
tan art. 243 bovengenoemd; echter mag deze
klassijiceerinq den aanslag niet in strijd met
het werkelijke inkomen doen geraken.
Al wie thans bijv, een inkomen heeft van
f3600, valt in de 14de klasse, waarvan het
minimum is f3200; hij betaalt dus slechts
voor f3200 f400 (vaste aftrek); dit nu
druischt o. i. ten eenen ma'e tegen hot wet
telijk voorschrift in, dat gebiedt dat de aan
slag zij naar het Tstotaal inkomen", waarbij
ngeen inkomsten buiten berekening worden ge
laten" of lager dan haai' loerkelij/c zuiver be
drag worden berekend of geschat. (Zie boven.)
Naast het wettische bezwaar springt trouwens
onmiddellijk het biliijithoidsbezwaar in het oog.
Bij een inkomen van fl 10.000— f 120.000 wordt
men aangeslagen voor f 110.000f400; der
halve wordt eenvoudig een bedrag van f 10 000
onbelast gelaten voor wie een inkomen van
f 120.000 heeft. Dit nu is zonder zin. Waar
men reeds van f 500 inkomen aan de gemeente
lijke schatkist een offer moet brengen, daar gaat
het niet aan zonder eenige reden een bedrag
va f'10.000 op zeer groote inkomens of van
minder op kleinere inkomens, die toch nog zeer
begeerlijk zijn, vrij te stellen.
Wil men dus, gemakshalve, de klassificeering
behouden, men eische dan tevens, dat het werke
lijk inkomen worde opgegeven, en dat daarnaar
de belastingheffing zich, in overeenstemming
met de gemeentewet, lichte.
De beteekenis der Massificatie zou dan ook
slechts deze moeten blijven, dat ze voldeed aan
het spraakgebruik, dat gewoon is te spreken
Een hoofdschudden antwoordde haar. „Neen,
neon, niemand. Maar groet den armen Ilans
van mij, en zog hem dat ik voor zijn geluk bid.
Ik heb hem zoo innig, zoo onuitsprekelijk lief
gehad al sedert mijn kinderjaren hem al
leen onder alle menschen en ik heb hem toch
geen geluk gebracht."
Rnth bedwong met moeite een snik, dio zich
met geweld uiting wilde verschaffen.
„Ik wil je in zulk oen gemoedsstemming niet
alleen laten, Cilli," zoide zij mot heimelijke on
gerustheid.
„Toch wel, Ruth Ga nu maar, kind. Ik
hen ontzettend moe."
„En moot er niemand moer bij jo komen?"
„Neen. Ik wil nu slapen."
Ruth kuste de zieke, steek Laar kussen glad
en greep telkens weer de magere, ijskoude hand.
Het was of zij dien avond niet m staat was da
kamer te verlaten, of een heimelijke ongerust
heid haar terughield.
„Ben jo wol voldoende toegedekt, Cilli? Zal
ik bont op jo voeten leggen?"
Een nauw merkbare beweging van liet hoofd
scheen haar vraag ontkennend te beantwoor
den. Misschien deed liet verdoovende genees
middel reeds zijn uitwerking Cecilia sluimer
de in en was voor het aogeublik door do wel
daad der natuur onttrokken aan smart on zelf
pijniging.
Op de iranton harer teenon sloop Rutli naar
do deur
Wordt vervolgd.)