fe*'
'fe'
52/ jaargang.
Zondag 13 en Maandag 14 November 1898.
N°. 9781.
Tweede Blad
Van zes tot halfzeven.
.|i
IS'
Iftv
lv>«
«W-
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen.
uitgever! h. j. c. roelants.
HAAGSCME BRIEVEN.
BINNENLAND.
1®»; *j5J
'l
lr?> V
\*i
II?r
l%
Aaossmraawtm vmi SoMeflam, par kwartaal o.so
omliggende plaatsen, p. kwart. - 1.05
franco per post, p. kwartaal. - 1.80
Afzonderlijke nommew.o.02
BUREAU s BOTEnSTKAAT 7©, Telephoon Mo. 123.
Advertentieprijsvan 1—5 gowons regels mot inbo-
grip van eeno Courant0.52
Iedere gewone regel meero.io
Bij abonnement wordt korting verleend.
iPS? i r
I •Ifo'
I£*
y'L Des Haag, 9/10 November.
Ij??* Zwellende, fraai gevormde knoppen prijken
/•taan de boomen van mijn op liet Z.\ih liggenden
f tuin, fraai maar niet veelbelovend. Want wij
,F weten 't immers dat de heerlijkheid dezer da-
i®" gen slechts vluchtig zijn kan, die knoppen van
het St. Maartenszomortje zullen niet tot was-
dom. komen. Zelfs is het in ons vrij noordelijk
landje niet gebruikelijk, zooals in Frankrijk,
den H, Martmus (11 November) tot schutspa-
I, troon van een nazomertje aan te stellen. Een
B.'misanthropisch Fransch sclirijver vergelijkt
I'D's menschen berouw bij liet naderend einde des
fe levens met dab Maarteus-zomortje tegen heb
einde des jaars, zeggende dab heb eene evenals
fjhet andere noch den tijd noch de kracht heeft
'f om veel vrucht voort te brengen.
De juistheid dezer sombere uitspraak blijve
I hier in het midden. In harmonie met het jaar-
getijde, dat op het einde wijst, maar nog vnen-
V delijke glansen verspreidt, was een bezoek dat
ik heden aan de kunstzaal „Pulckri Studio"
bracht, waar nagelaten werken van den in dit
jaar gestorven schilder Pieten Stortenbeker zijn
tentoongesteld om, met velerlei uit zijn nala-
t tensehap, waaronder talrijke stukken zijner
J, kunstgenooten, de volgende week onder den ha-
mer te worden gebracht. Heb is een kunstvaar
dig geslacht, waartoe de overledene behoorde
ook Jan en Cornells Stortenbeker zijn mannen
van. onmiskenbaar artistielcen aanleg, terwijl
nog een broeder een eervollen naam in de mu-
zikale wereld verworven heeft en als zoodanig
I o, m. bij ons Koninklijk huis in aanzien staat.
|Maar Pieter Stortenbeker was, geloof ik, wel
7| de „primus inter pares", zijn grazend vee in
zonnige weiden ol bij purperende westerkim
jf heeft hem tob een onzer nationaalste sdiilders
der 19e eeuw gestempeld, al is hij ook niet go-
j heel van eentonigheid vrij te pleiten,
j! Van zijn krachtig penseel legt ook menig
h stuk op deze tentoonstelling nogmaals getuige-
nis af. En dab hij onder de kunstenaars, zijn
"ytijdgenooten, heel wat vrienden had, blijkt over-
it. vloedig uit zijn nalatenschap, waar menig keu-
rig doek, vooral menige schoone aquarel, van
I? hen prijkt. Men vindt daar onze beste namen
Jaap en Thijs Maris, Roelofs, Israels, David
Bles, v. d. Sande Bakhuijzen, Bisschop, Mes-
dag enz. enz., vooral niet te vergeten Charles
iSRochussen. Deze neemt de eereplaats in bij de
/■aquarellen, die in twee kostbare portefeuilles
Vhier den hoofdschotel vormen en de liefhebbers
ff doen watertanden. Een goheele reeks, wel een
stuk of 8, zijn aan een zeeroovers-episode uit
f het begin der 15e eeuw gewijd, waaraan de oor-
ij: sprong van den naam Stortenbeker verknocht
is. Heb onderschrift van een dier geestige bee-
keningen in waterwerf luidt „Hoe Claus vou
Wensfeld aan den naam Stortenbeker Icwaan
(1402)", daarop zien wij den hoofdpersoon van
eeu lustig en ietwat krijgszuchtig gezelschap,
',een aanspraak houdende, den beker over tafol
uitstorten. Die hoofdpersoon heeft een veelbe
wogen leven gehad; wij zien hem in een ander
tafereel met zoeroovers in strijd en door de
^overmacht tot overgave gedwongen.. Heeft hij
(toen zelf smaak in, 'b vale gekregen, evenals die
ïjr 'i Was over zessen. Halfzeven zonden de gas-
ften reeds komen en hij was nog niet eens ge-
|Heed. Hij had dadelijk naar boven vullen joo-
?pen toen hij thuis kwam, om zich ti verkloo
tten, maar uit de huidkamer hoorde hij haar
J> toepen, met een hoog stemmetje, half zenuw
achtig, op een toon alsof er iets was.
0 „Kom je alsjeblieft even kijken!"
§g Hij was al de trap op, naar boven, on hij
er graag netjes uitzien eer hij bij zijn
pvrouw zijn opwachting maakte. Hij riep naar
.beneden
„Is er wat
f|" „Ja, ja, je moet dadelijk 's komen."
Hij ging de vier, vijf treden weer af en kwam
'binnen. Zij stond bij de tafel, niet ver van do
deur, en een beetje verlegen, maar ook met iets
komieks in haar half stijve buiging naar hem,
f^woeg zij
„Hoe ziet het 'r uit?"
ii|.' -Tussóhen de ramen, waarvoor mollig en zwaar
^do,donkere mistères dichtgeschoven waren, was
f petl lekker licht onder de rose kap van do groote
fstaande Lampeen lange liehtglimp van den
(koperen stang lijnde tegen de gordijnen en
stuurman van den door Jacob van Lennep zoo
vermakelijk geteakenden kapitein Pulver, die
den naam van Zwarten Piet in de Antillen be
roemd of althans berucht maakte 1 Ht durf 't
niet zeggen, maar wel blijkt uit Rochussen's
aquarellen dat een drietal roofschepen de Elbe
opvoeren en voor Hamburg verschenen en dab
ouzo Claus, „alias" Stortenbeker, daarbij be
trokken was. Wij zien ook hoe Hamburg's acht-
hare magistraat voor tb ongewenscht bezoek go-
waaz'scliuwd wordt, hoe voorts door een nachte
lijke krijgslist do roerpen dor schepen onbruik
baar gemaakt wordt on hoe ten dotte Claus op
tragische wijze aan ziju einde dreigt te komen,
daar hij met 70 overgebleven makkers ter dood
wordt geleid. Of hij ter elfder ure niet nog ont
snapt, blijkt uit deze. verzameling niet.
Het is een prachtige serie aquarellen, die als
één geheel een kostbaar bezit is. De overige wer
ken hebben natuurlijk zelfstandige waarde,
maar deze beliooren, gelijk do zeeroovers-
bende, bijeen. Mijn ruimte laat niet toe over al
heb verdere uit te weiden. Opmerkelijk is een
portret van den schilder, van 1853 dagtcekenencl
en door den Engelschman Johnson vervaardigd
Die Johnson had destijds als portretschilder in
den Haag veel naam, maar hij is spoedig naar
Amerika verhuisd en nu tamelijk wel vergeten.
Toch verdient dit portret zeer de aandacht en,
als men daarna Stortenbeker's beeltenis uit zijn
laatste jaren, door Josselin do Jong geschilderd,
aanziet, dan ontwaart men dal die 25-jarige,
door Johnson op 'b doek gebracht, zeker tref
fend van gelijkenis was.
Het is een verzameling, die ook uit anderen
hoofde belangiijk is. Heerlijk gebeeldhouwde an
tieke kasten, stoelen, lambrizeeringen en huis
raad, benevens heel mooi oud-Dolftsah, Chi-
neesoh en Japansch, ook eenig Saksisch en
Fransch porcelein, lokt hier den liefhebber. Men
klaagt tegenwoordig overal over de dechte tij
den, misschien dab deze zich in de volgende week
in do verkoop-prijzen zullen afspiegelen, mis
schien ook niet, want de echte liefhebbers sto
ren zich daaraan niet.
Daar op het Binnenhof de politiek als 't ware
nog sluimert, praat men hier nog maar 't meest
over tooneel en opera. Nu, de Fransohe opera
houdt zich vrij goed, zij bezit werkelijk ver
dienstelijke krachten. Onlangs noemde iï u de
beide bassen, Martin en d'Assy, die inderdaad
uitstekend zijn. Maar in de opéra lyrique en co-
mique zijn het de vrouwen, aan wie onze hulde
toekomt. Do wegsleepende zang van mile Mi
randa maakt haar tot de ster van de troep
als Marguerite, als Lakmê, eerlang als Philine,
is zij „the great attraction". Datzelfde is ;uad.
Lesoeur voor de operette. Ten onrechte schreef
ik vroeger dat op dê ,Duchosse" zouden volgen
„Boccaoe" en „la belle H 1 n e", men
heeft ons eerst „M a m'z e 11 e N i b o u c li e"
gebracht. Wie een zwartgallige bui heeft, moet
laatstgenoemde maar eem> in de titelrol gaan
zien, dan. zal zij hem wel ontrimpelen. Het is
onmogelijk bij al de dwaasheden, door Meilhac
en Milland samen opgestapeld, knorrig te blij
ven kijken en de hoogst bevallige muziek van
Hervé mist daarbij haar bekorende werking
niet.
De Italiaansciie opera, die dit jaar in Am-
.terdam haren zetel heeft, maar wekelijks één-
of tweemaal herwaarts komt, hoeft gelukkig een
nieuwen fort-tenor opgedaan. Hem hoorde
ik nog niet, maar gister heeft hij do zeer zware
links en rechts ging heb licht onduidelijk ovr
in loome omtrekken van den leuningstoel, die
breed in den hoek stond, en om de pooten van
het driepootje, waarop een vaas stond met bloe
men in bruinbranderige bladeren, een losse
greep kleuren, tuimelend uit den vaastrechter.
Het verdere van de kamer leek hom donker,
maar alleen donker omdat er zoo'n hol stuk
licht in heb midden lag; onder het kroontje,
omkag getrokken, eon witlichtend vierkant, de
tafel.
'bWas die tafol waarop ze hem wees.
„Hoo ziet het 'r uit?"
In het midden, als een kristaleiland op een
groot zonbadend meer, lag een Vc-netia,arisch
spiegeltje, rond, met geschulpte randjes, en
gaande ervan uit als één van lijn, stond daar
op een compoteschotel, als een bloem van glas,
met dansende lichtjes van elke plaats, waar
men stond, een nimfendans van fktsjes. Maar
het schaterde ook van licht tusscken de fijn-
bladerige vruchtenschalenen op liet tafella
kon, in een kring om den voet der schalen, was
do schaduw der bladen als knipwerk met gees
tige, geacheveerde figuren. Kleine bobbeltjes
van kristal met zandig glanzend zout deden
keurigjes tweo aan twee naast de vruchtenscha
len. Hij morst lachen om die malle zoutvaatjes.
rol van Eleazaro in l'Ebrea (la Juive) op eon
rijze gezongen, clio een luid gejuich deed op
gaan. De Italianen moeten zich echter bij voor
keur aan hun nationaal répertoire houden, dat
waarlijk rijk genoeg is. Van de ouderen zijn't
Bellini, Rossim, Domzotbi, Verdi, die zij moe
ten eeren, van de jongeren Mascagm, Leon
cavallo, Puccini, BoiLo, die zij ons moeten doen
kennen, tenzij men ons vergasten wil op cho
parel van groote waarde, die alléén voldoende
wezen zou om Mozart onsterfelijk te maken,
wat zou hier anders bedoeld wezen, dau Don
Juan, dab werk van onvergankelijke schoon
heid on, hoewel van Duitschen oorsprong, toch
eigenlijk in Italiaauschen stijl geschieven?
Terwijl men hier wel een beetje met muziek
overvoerd wordt (laat mij erkennen dab de Ne-
deri.' opera hier de Latste malen moor waardee
ring vond dan uit mijn vorigen brief was op
te maken, - een Lohengrin-opvocring word,
dank zij Orelio en Urlus, zelfs zeer geprezen) en
terwijl men zeker een keer of vier per week
Hollandscho tooneelvertoonuigen kan bijwonen,
schijnt 't mij vrij gewaagd dat een. Fransch ge
zelschap, hier een Fransch drama, aan onzen
Rembrandt gewijd, komende opvoeren, 5-gul-
densprijzon voor de stalles en le rangen eischen
durft. Ja, Abel Deval, die de titelrol vervult,
heeft vroeger met Sarah Bernhardt gespeeld.
Of hij echter een gelijkwaardig spel te genieten
gaf' Hierop komt 't toch aan en men is ton
onzent, te recht, wat wantrouwig geworden ton
opzichte van die reizende troepen, die met veel
misbaar een ster aankondigen, waar zij vaak
een dwaallicht weten aan te bieden.
Liever zullen, naar ik vermoed, do ouderen
van dagen morgen een ouden bekende, weker
zeer gevierd, gaan opzoeken, die de sympathie
ke rol van Bombardon in „het Gouden Kruis"
vervullen komt. Uw stadgenooten zijn hem,
Emil Fischer, wellicht reeds gaan hooren. Wat
wekt die naam aangtumie herinneringen opuit
den tijd, toen de Maasstad zich nog in haar
Duitsche opera verheugde en Fischer als Sa-
rastro, als Leporello, als Rocco, zoo menigen
lauwer plukte. Er is echter iets gewaagds in
zulk een hernieuwing der kennismaking, waar
„des ans l'irréparable outrage" zich missdhien
op pijnlijke wijze openharen zal.
Terwijl onze burgemeester, m afw.<£- "ingdat
de inricht'ag van zijn huis o-p den. Vijverberg
(tot dusver hield hij in een hotel, eerst te Sclie-
veningen cn daarna, in de stad, verblijf) gereed
zal zijn, een poos met verlof is, heeft de ge
meenteraad onder voorzitting van den oudsten
wethouder Gevaerts van Simonshaven eergister
con verstandig besluit genomen. Daar wij onzen
Raad niet dikwijls kunnen prijzen, is 'b billijk
dezo zeldzame gelegenheid niet stilzwijgend
voorbij te gaau. Het groote averk der riooleering
gaat hier zóó traag, dat, nu men een sUup voor
uit doet, door aanleg van een groot riool van
den Rijswijkschen weg aan de zuidzijde naar
do Meerxlervoortsche laan aan de noorzijde der
stad, met een stoomgemaal aan de Lijnbaan,
het een goede daad van den Raad was om het
aangevraagde crediet tot aanvang van 'b werk,
ten bedrage van f 12,000, te verhoogen tot
f 50,000. Het is een practiscli middel om tot
meer voortvarendheid te bewegen. Er zijn nog
wel jaren mede gemoeid eer hot geheel af zal
zijn, de raming van het geheel beloopt zes ton,
maar m ieder geval zal heb nu toch ernst wor
den en nieu lapwerk blijven gelijk weleer.
Bovendien kan men dan allengs tot demping
onzer bedenkolijkste grachten overgaan, die juist
in de laatste dag of aelit hier en daar ge
rechte en zeer groote ergernis gaven, feitelijk
erger dan in de meeste zomerdagen. Men zegt
dat dozen winter do Elandstraat (eigenlijk
gracht) werkelijk straat zal worden,'de dem
ping van dat walgelijk water zal dan do hoop
verlevendigen dat wij ook elders van den stank
zullon worden verlost.
Uw blad deed reeds mededoeling van hot
weinig gunstig onthaal dab het ontwerp dor fa-
meuse „Boirmienhaven" in de vergadering van
hot Kon. Insb, van ingenieurs gevonden hoeft.
Al mist heb Instituut een olficicel karakter, zoo
zal toch zeker het debat van vakmannen, waar
onder zoo velen van erkende bekwaamheid, niet
zonder invloed wezen. Zoo ongeveer op de wijze,
waarop dc uitspraken der J uristenvereenigmg
vaak haar invloed deden golden bij verschillen
de ontwerpen van wetgeving. Het verdient
voorts opmerking dab zij, die geen tegenstan
ders van de haven waren, betoogden dat de
diepte van 2 meter in ieder geval onvoldoende,
is. Als men bij den aanleg niet een diepte van
24 a 3 meter bepaalt, dan zal door aan- en op-
slibbing nooit een duurzame diepte van 2
meter vorkregen worden, maar dan zal het
depart, van oorlog zich niet bij een haven z o n-
d o r fort neerleggen, en met een font komt
van 't werk zeker niets terecht.
Maar, zelfs dit daarlatende, is 't niet waar
schijnlijk dat do Kamer, die den minister Lely
niet ten onrechte verwijt dab hij zoo duur is,
's lauds geld zal toestaan voor een werk, dat zoo
menigeen op goede gronden als s c h a d e 1 ij k
bestempelt. Men is reeds niet gesticht over dei
74 millioen, die al weder .voor het Noordzee
kanaal gevraagd worden, het gaat heelemaal
niet aan om dan schatten uit te geven voor een
haven, die slechts de kunstmatige instandhou
ding der „hommen" beoogt.
Het m. i. onbekookt besluit van 's-Graven-
liago's gemeenteraad tot aanleg van dc haven,
mits Rijk en Provincie daarbij te hulp komen,
zal, vermoedelijk en gelukkig, wel tob onvrucht
baarheid gedoemd zijn.
Van de „provincie" gesproken druk ik ten.
slotte den oprechten wenscli uit dat de man,
die zoovele jaren in het Provinciaal bestuur een
zoo eervolle plaats innam, niet door heb acci
dent, dat hem trof, ons ontvallen zal. Van heb
college van Gedep. Staten is rnr. P. L. F.Blussê
niet slechts de Nestor, maar nog altijd een sie
raad. Hoogst bekwaam, werkzaam en volkomen
onafhankelijk, beeft hij lange jaren de hem toe
vertrouwde belangen op een wijze behartigd,
die hem op warme erkentelijkheid het volste
recht geven. Mogo de krasse grijsaard, eerlang
geheel hersteld van zijn val, nog geruimen tijd
het algemeen belang blijven dienen!
die als leken iets van een poppenservies. Van
de liclilsboeieciide schalen keek hij naar de bor
den. 't Was heb mooie servies, dat voor den dag
was gehaald, en er ging harmonie in de gebo
gen bloemtakjes van het hla-porselein, met al
dat wit van tafellaken onder hot harde licht
van heb kroontje.
Hij keek haar lachend aan met groote oogen,
zoo anders als hij de kamer nu voud, met al
hun moois op tafel.
„Maar hoe vin-je 't?"
„Prachtig, prachtig1" en hij koek nog de
tafol rond naar de stoelen, dio als logge slaven
wachtten, naar heb prettig gelicht van heb zil
ver, naar de servetten, stijf en recht gevouwen
als van glanzend papier, met even een hoekje
opgenomen en met een dun stukje brood, groe
zelig van grijs op wit, ondenülldjkend.
Er was zooveel te zien op tafel en in-eens
voud hij liet niet aardig, dat hij nog niet gelet
had op 'n paar heebkleine, pieterige dingetjes,
vol van violette vevgeet-mij-nietjes.
„Hé, dat is aardig!"
„Vin-je niet, dat ze zoo aardig staan? Ik heb
zeker tienmaal geprobeerd, maar ik vond niet
dab ze goed stonden. Maar zóó, geloof je niet,
dat ze zóó aardig doen?"
En hij, altijd lachend, prettig en vroolijk,
StaatshegroQling 1S99.
Binneulandsche Zaken.
Hot afdeclings-onderzoek van Hoofdstuk' V
der Sbaatsbogrootinhg voor 1899 heeft aanlei
ding gegeven tot de volgende opmerkingen on
beschouwingen
Naar heb oordeel van zeer vele leden is bij de
samenstelling dezer begrooting niet de noodige
zuinigheid betracht. Onderscheidene leden liad-
dat zij er zooveel pleizier in had, alles zoo netjes
klaar te zetten: „Zeker, zeker, zóó is 't heel
goed, heel netjes, heel netjes."
Maar ze wou nog meer hooren. Ze wilde se-
rieuse kritiek. Den hooien morgen bezig geweest
mot het mooie-servies-uithalen, den heelen mid
dag de tafel gedekt, alles zelf gedaan, niets aan
Marie ovorgelaten, alles, alles zelf nagegaan en
dan dat geseluk, en ze vond toch zelf, dat ze do
boel maar niet zóó had neu-gezeb, horden, le
pels, messen en vorken, kristal, alles plomp op
liet tafellaken, maar er was toah smaak in, zoo
als nu de tafel da«ar stond. En omdat hij nieta
meer zei na zijn „heel goed, heel netjes, heel
nebjes", schrikte ze, en met vlugge, kleine
woordjes
„Wat is er? D'r is wat. O ik weet het zeker.
Jo vindt, dat er iets niet good is. Wat man
keert er aan?"
Hij keok werkelijk heel ernstig, hoewel met
iets ondeugends om zijn wenkbrauwen. Maar
dat wou zo niet zien on in-eens wond ze zich
erg op,
„Je vindt 't ook nooit goed, Altijd wat aan
te merken. Wat is er nu weer? Zog je 'b me, toe,
zeg jo 't me?"
Hij sloeg door, in scherts, en, erg geposeerd
pratend