DE ALTAARKAARS. Dt psjcMatrie in ie leranplm. 52"e Jaargang. Zondag 26 en Maandag 27 Maart 1899. No. 9894. Tweede Blad ANTON VAN DUCK H :^f| t f-E. "Z «RE' S:iIEDAMSCHE ÏOJRAHT Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en J-Wt,la-en Prijs per It wartaal Voor S c h i e d a in en Vlaardingen II. I 25 Fi aneo per post 11. 1.65. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Adverlentiën voor liet eerstvolgend nummer moeten des midda-s vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau Boter&traat 6§. gfflj! iiiniilV^i.iHuii[ii,fïMr!|t Pi ij- der A d v e r 1 e n x i u n \an 17 rvgoK li. 0.90; iedere regel ïmvr 12' j cents, Reclames lit) cniF per i«g'd. («rooie letters naar de plaats die zij innemen. Adv er ten tien bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummersdie Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde Hlrinn mlcertentiSn opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Intcrc. Telefoon IVo. 133. Den 22sten Maart 1599 werd te Antwer pen Anthonis of Anton van Dijck geboren, die met den ouderen Rubens en den jonge ren Rembrandt liet groote trio der Neder- landsche schilderkunst vormt. Antwerpen, dat met trots op zijn pleinen de standbeel den toont van Quintijn Massijs, Rubens, Van Dijck en David Tcniers bij ons wacht een Frans Hals nog altijd op een eer bewijs van het nageslachtAntwerpen zal in Augustus ter herinnering aan zijn grooten zoon Van Dijck een reeks schitte rende fessten en een veelbelovende tentoon stelling zijner werken houden en daardoor toonen hoe grootscli de stad, die hem tot haar burgers telde, met de gansche wereld zijn scheppingen oordeelt. Van Dijek's vader was een koopman. Aan zijn kunstlievende moeder dankte hij zijn eerste artistieke aspiraties. Op zijn elfde jaar kwam Anthonis in de leer bij den his torie- en portretschilder Hendrik van Balen (15691632). Hij verliet dezen in 1615 om naar het atelier van den toen reeds zeer be roemden meester Peter Paul Rubens te gaan. Tusschen den meester en den leerling ontstond zulk een vriendschappelijke ver houding dat toen Van Dijck zelf in 1618 meester in het gild werd, hij i och nog twee jaar lang bij don veel ouderen Rubens (geb. 1577) bleef. De Pinakotheek te München bezit een portret van Van Dijck uit dien tijd van zijn eigen hand. Wij zien hem daarop als een jongeling van groote schoonheid, met fijn- besneden trekken, een warmen blik en rijk gelokt, blond liaar, een echte page-verschij ning, die een liefelijken tegenhanger vormt tot de krachtige mannelijke schoonheid van Rubens. Deze was in 1608, na een verblijf van vele jaren in Italië, te Antwerpen teruggekeerd en had zijn huis prachtig ingericht, vol kunstschatten. In den tijd toen Van Dijck bij hem leerde, was hij reeds de gevierde meester, die in Antwerpen als een vorst troonde. De Nederlanden hadden bittere jaren van strijd doorstaan sedert Karei V de regce- ring had neergelegd. Maar noch het wrecdc bewind van Alva noch de Spaansche furie van 1576 noch de belegering en inneming der stad door Alexander Farnese na de heldhaftige verdediging door Maruix van St. Aldegonde, hadden de kracht van do natie gebroken, al waren Antwerpen's han del ook onheelbare wonden geslagen. Toen het twaalfjarig bestand in 1609 rust bracht cn uitzicht op den definitieven vre de, die eerst veertig jaar later zou komen, ontwaakte opnieuw de levenslust in de IlOOR T« LST»B. LÉO Gij hebt gehoord dat gezegd is: Oog om oog en tand om tand Maar ik zeg u dut gij den booze niet wederstaat. Het was in den tijd der lijfeigenschap. Er waren velerlei soort van grondeigenaren. De oenen vergaten niet dat er een God is in den hemel en dat zij eenmaal sterven moe ten en dezen deden geen kwaad aan de men- schcn. En andereu waren niet heter dan bulhondcn dat God huil zielen genadig zij Maar de slechtste heeren waren zij die vroe ger lijfeigenen geweest waren, opgekomen uit het slijk en op hun beurt heer geworden. Dezen vooral maakten hun arme onderda nen het leven moeilijk. Op een zeker landgoed was een zaakwaar nemer. De boeren deden de heerendiensten. Het was een schoon, uitgestrekt gebied, met waterstroomen, weilanden en bosschen. Er zou genoeg land geweest zijn voor al de bewoners; voor den landheer en zijn mou- jiks maar de digenaar had een zaakwaar nemer gekozen uit de dienaren van een zij ner bezittingen. De zaakwaarnemer nam dadelijk het ge- lieele bestuur in handen en legde den ar men moujicks drukkende lasten op de schouders. Hij liad een huisgezineen vrouw en twee dochters, die hij reeds had uitgehuwelijkt, en hij had reeds veel geld opgespaard. Hij had kunnen leven, hij had zeer goed kunnen leven zonder zich te be zondigen, maar hij was onverzadelijk naar geld en verhard in het kwaad. Hij begon reeds dadelijk den moujicks meer werk op te dragen dan redelijk was. Hij liet een pan- nenbakkerij houwen, hij beulde iedereen af, mannen zoowel als vrouwen cn hij verkocht de steenen voor zichzelf. De moujicks gin gen naar Moscou om te klagen bij hun Boeren of arbeiders. Sehelde-stad, en het was met name Rubens, die schilderend, bouwplannen ontwerpend en feesten beieidend, Antwerpen's burger.j de oude, schitterende tijden voor den geest nep. Vlaanderen cn Brabant waren tot het katholiek geloof teruggekeerd. Maar Ru bens gaf in zijn religieuse stukken het sein dat het sombere ascetismo der middel eeuwen en het brandstapel-fanatisme van een Alva afgedaan hadden. Te gelijk ging echter ook de kinderlijke vroomheid der middeleeuwsehe kerkschilders verloren. De golvende gewaden in sierlijke drapee- rmg en de trotsclie, maar zinnelijke lichaamsvormen maakten de altaarstukken van een toevlucht voor bedrukte zielen tot prachtige kerkversiering, die m den gloed der kaarsen te schooner uitkwam. En daar naast zoclit Rubens zijn kracht in het zin- noleven van den heidenscheu tijd met zijn onverhulde lichaamsscliooulieid. En om ze nader te brengen aan zijn me deburgers ontleende hij aau zijn eigen stam de weelderige vormen, liet lecre witin het antiek gewaad verheerlijkte hij het Vlaam- sclie ras. De schoonste vrouwen van Antwer pen konden de verzoeking niet weerstaan zich door dezen toovenaar met het penceel te laten schilderen, die met zijn machtig, onuitputtelijk scheppingsvermogen en den betooverenden glans zijner eigen lichame lijk sclioone, aan geest zoo rijke, levenslus tige en prachtlievende persoonlijkheid droe vige herinneringen bande en den weg wéés tot nieuwe levensvreugde. Zoo was de tijd, zoo de school waarin Van Dijck tot ontwikkeling kwam. In 1620 ging hij naar Londen, wear hij aan het hof van Jacob I werkte. Hoe lang liij daar geweest is blijkt niet, maar in December 1622 was hij weer in zijn vaderstad terug. Het jaar daarop vertrok hij naar Italië, waar hij vooral te Venetië den invloed ondervond van Italië's groote coloristen, Titiaan en Veronese. Er zijn portretten van Van Dijck die èn door opvatting èn het gouden colo- riet levendig aan Titiaan doen denken. Over Genua reisde Van Dijck daarop naar Rome, waar hij bij kardinaal Bentivoglio woonde, wiens portret hij schilderde (Flo rence, Palazzo Pitci). Het schijnt dat do vijandschap der Nederlandsche „Schilders bent" te Rome hem ten slotte dwong naar Genua te vertrekken. Daar wachtten hem groote triomfen. Hij verwierf de gunst van den schitterenden Genueeschen adel door de vereeniging der rijke pracht van zijn Viaamseheu meester met den edelen glans van Titiaan's coloriet. Geen stad is ook zoo rijk aan kunstwerken van den meester, die nooit beter portretten heeft geleverd dan in dezen tijd. Het schijnt dat de schilder omstreeks 1026 naar zijn land terugkeerde, waar hij zich thans wijdde aan kerkelijke kunst. In 1627 ontstond zijn groote „Kruisiging' voor de dom te Mechelcnin 1629 schonk heer; maar het hielp niets. Hij zond hen weg en liet den zaakwaarnemer zijn gang gaan. Deze boorde dat de moujicks een klacht tegen hem hadden ingediend, en hij wilde zich wreken. liet leven der boeren werd toen nog zwaarder. Onder hen bevon den zich valbdie broeders zij klaagden hun kameraden aan en trachtten elkander te be- nadeclen. En het volk werd onrustig, en de woede van den meester nam toe. Alles werd hoe langer hoe erger. Men be gon den opzichter te haten als een verscheu rend dier. Als hij het dorp door kwam, liep men voor hem uit den weg als voor een wolf, men verborg zich over.u om niet door hem gezien te worden. De opzichter bemerk te het en de vrees die hij inboezemde, ver bitterde hem nog te moer. Hij verpletterde zijn werkvolk door slagen en door zwaren arbeid. En dc moujicks leden onder die ver drukking. Het gebeurt wel eens dat men zulke monsters uit den weg munt; de mou jicks begonnen zoo iets te mompelen. Zij vereenigden zich dikwijls op een verborgen plaats en de stoutmoedigste zeide„Zullen wij nog langer onzen dwingeland dulden 1 „Zulk een mensck dooden is geen zonde." Eens waren zij vergaderd in het boscli, het was korten tijd voor de vasten week van Paschende opzichter had de moujicks naar het bosch gezonden om de boomen te snoeien. Op het uur van den maaltijd ver- eenigden zij zich en hielden raad met el kander. „Het is geen leven," zeiden zij. „Hij zal ons uitzuigen tot den laatsten druppel bloed toe. Wij worden afgebeuld. Wij hebben nilnmer rust, over dag noch 's nachts, geen rust voor ons zelf noch voor onze vrouwen. En als -wij niet tevreden zijn, zweepslagen. Siméon is gestorven tengevolge van de zweepslagen; Anissius is bezweken in de boeien. Wat zal ons nog wachten? Hij zal van avond komen en ons weder naar harte lust kwellen. Wij behoeven hem slechts van zijn paard te trekken, hem een slag toe te brengen niet de bijl en alles is afgeloopen. Wij zullen hem begraven als een hond en het water zal over zijn lijk heenspoelen. hij aan de Dominicanessen zijn „Christus aau liet kruis" (thans m het museum te Antwerpen); m hetzelfde jaar ontstond ook hot stuk met de II. Rosalie, in 1630 dat met den pracmonstrateiiser St. Hermann, beide sieraden van liet keizerlijk museum te Wee nen. Deze vooratol] mgen van heiligen leveren wel door zekere opvatting van vorm het be wijs dat de meester bij Rubens had geleerd, maar zij gaan toch uit van een geheel an der zien en voelen. In de plaats van de vroo- Jijke pracht en den rijken, leveiidigeu over vloed treedt bij Van Dijck rustige waardig heid of diepe weemoed, die zelfs in zijn ma donna's niet gemist wordt. Men mag daar uit afleiden dat de meester een fijngevoelige natuur bezat, misschien ook wel dat hij zich niet geheel voldaan voelde in zijn streven. Zou de zon van Rubens hem soms te fel heb ben geschenen, en voelde hij zich, na zijn succes te Genua, minder voldaan in eigen land 1 Men zou echter te ver gaan wanneer men aannam dat die onbevredigdheid ook de re den was waarom hij in 1632 de uitnoodi- ging van koning Karei I aannam en naar Engeland vertrok. Daar werd hij, zooals vóór liem Holbein bij Hendrik VIII, de portretschilder van het Engelsche hof en van den Engelschen adel. Reeds in Juli 1632 werd nij door den ko ning tot ridder verheven, en twee jaar later kroeg hij een jaarrentc van 200 pond ster ling, voor dien tijd een groote som. Te Londen schilderde de meester aller eerst verscheiden malen koning Ivarel I cn diens familie. Beroemd zijn de portretten van den Kouing te Dresden en in het Lou vre; het portret van koningin Hcnriëtte is een der fraaiste stukken van de Drcsdener Galerijeen lieve groep, gevormd door de prinsen en prinsessen, vmdt men te Berlijn. Voornaam en schoon zijn vooral zijn vrou wen-portretten een der mooiste is wel dat van de vrouw van den beeldhouwer De Nole. München bezit ook het portret van 's meesters eigen echtgcnoote, dat ons Van Dijck in een gausch ander psychologisch licht doet zien dan zijn grooten meester Rubens. De vrouw die hij, reeds de dertig gepasseerd, naar het altaar leidde, was Ma- na Ruthven, de beeldsekoone, maar ai-me dochter van den geneesheer Ruthven, den vijfden zoon van graaf Gowrie. Op het childerij te München zien wij haar als een jeugdige vrouw met een verstandig, fijn ge laat en krullend haar, in een wit kleed, de viola da gamba" bespelend. Wanneer men haar vergelijkt met de weelderige schoon heid van Ruben's tweede vrouw, Helena Fourmcnt, dan vraagt men zich af of Van Dijek's vrouw wel ooit er in toegestaan zou hebben haar schoonheid op het doek over te leveren aan het nageslacht op een wijze als Rubens hot die zijner vrouw liceft gedaan. Evenals Rubens te Antwerpen, leefde Maar laat ons goed afspreken, laten wij on* goed houden. En geen zwakheid toonen." Aldus sprak Wassili Minaev. Hij was meer verbitterd tegen den opzichter dan eenig ander. Wassili kreeg iedere week zweepslagen en zijn vrouw was hem ontno men om keukenmeid te worden bij don zaakwaarnemer. De moujicks overlegden samen totdat hij kwam. Hij verscheen te paard gezeten en maakte aanmerkingen op de moujicks om dat zij do boomen niet snoeiden zooals liij dat wcnsclitc. Hij zag bij do hoopen afge sneden takken een kleinen lindenboom lig gen. „Ik heb niet bevolen de linden om te hakken," zeide hij. „Wie heeft dat gedaan Beken het, of anders krijgt iedereen met de zweep." Hij ging onderzoeken op welke rij die lin deboom gestaan had. mdov werd beschul digd. De opzichter sloeg hem in zijn gezicht totdat het bloed er uit stroomde. Dat deed hij Wassili eveneens, onder voorwendsel dat zijn hoop takken niet zoo groot was als die dor anderen. En hij vertrok. Des avonds vereenigden de boeren zich nogmaals en Wassili sprak: „Welnu, ik u eens iets zeggenge zijt geen mannen, ge zijt precies mussclien. „We zullen hem zijn verdiende loon geven roept ge en als het oogenblik daar is, dan deinst ge terug. Zoo doen de musscheu ook, wanneer ze zich willen verzetten tegen den sperwer. „Niet laf zijn, niet terugdeinzen," En als hij aankomt dan verroert zich nie mand. En dan komt de sperwer, hij grijpt wat hem goeddunkt en hij vliegt er mee weg. „Wie is weg? Iwan. Het zij zoo, hij lieeft gelijk." Zoo doet gij ook. Wanneer men niet wil bukken, dan doet men het ook niet. Toen hij Sidov aanpakte, hadt ge moe ien toeschieten en er een eind aan maken. Maar ge roept: „Geen lafheid! geen zwak heid En als hij komt, buigt iedereen het hoofd." Zulke twisten kwamen steeds meer voor en de moujicks zwoeren dat zij den opzich ter zouden wegruimen. Hij gebood de vel- Van Dijck to Louden op koninklijken \oet. Hij had zooveel werk, dat zijn portretten soms wel eens iets haastigs en mats hebben In het begin van 1640'ging hij liet werd toen in Londen reeds onaangenaam over Antwerpen naar Parijs, waar hij hoopLe rij ken arbeid te zullen inden voor zijn pen seel. Maar hij slaagde er niet in Nicolas Poussiu uit den gunst van Richelieu to ver dringen. Hij keerde daarop naar Engeland terug, waar intussehen liet conflict tusschen Koning en Parlement steeds dreigender werd. Zijn door een al te weelderig leven reeds ondermijnd gestel kreeg door de ver moeienis van een overhaaste reis den laat sten stoot. Den llen December 1611 werd 's meesters lijk bijgezet in de St. Paulskerk. Van Dijck, met Rubens de grootste Vlaamsclie schilder, is dus maar 42 jaar mo gen worden. Toch heeft hij m zijn kort le ven zoer veel geproduceerd. Zijn vaderland bezit vele zijner werkenAntwerpen niet minder dan 24, terwijl Brussel een Kruisi ging van Christus, een Dronken Bacchus en verscheiden portretten heeft. Rijk aau Van Dijek's is ook dc Pinakotheek te Mün chen vermeldenswaard zijn daaronder een kleine Piëta van heerlijke stemming; een Suzanna in het bad van Titiaanschc tint; een aantal portretten, waarvan dat van den schilder Snayer door zijn doorschijnende goudtint sterk aan Rubens herinnert. Ook Berlijn, Dresden, maar vooral Weenen, be zitten heerlijke producten van Van Dijck; in de keizerlijke galerij aldaar vindt men o. a. den aangrijpenden Christus aan 't Kruis, de H. Magdalcna en de heerlijke portretten van de prinsen Ruprecht en Ka- rel Ludwig, Moncadas, den veldheer in hot met goud-ingelegde harnas en een in 't zwart gekleede dame, alle stukken van den eersten rang. Kassei, Turijn, Genua en het Louvre ver heugen zich mede in het bezit van verschil lende Van Dijek's, vooral de Italiaanse lie stedenevenwel rijker dan eenig land aan producten van 's meesters geniaal pen seel, meest portretten, is Engeland. Geestig cn zwierig zijn ook de weinige etsen van zijn hand. Talloos zijn echter de etsen naar zijn werken door de beste Nederlandsche etsers. Van Dijck zelf gaf een verzameling van zijn portretten in het hclit, ruim tachtig in getal, waarvan er elf door hem zelf zijn uit gevoerd. (1032. M. van den Enden, Ant werpen.) Later bracht Gillis Hendricx het aantal op honderd. Men stelt gewoonlijk Rubens boven zijn leerling, en zeker overtreft hij dien in ge niale phantasic en rijke pracht. Maar Van Dijck is later een beter colorist geworden dan zijn meester, technisch meer volmaakt en fijner-voelond. Daardoor is zijn invloed op het nageslacht ook groot geweest. Want afgezien van het feit dat de Engelsche portretschilders Van Dijek's stijl als den den om te ploegen gedurende de feestweok van Paschen. Dit bevel verbitterde de boe ren uitermate. Zij vereenigden zich ten hui ze van Wassili, in de vastenweek voor Pa schen en begonnen opnieuw te overleggen. „Wanneer hij God vergeet," zeiden zij, „en aldus handelt, dan moeten wij hem doo den. Wij zullen toch sterven al dooden wij hem niet." Pierre Mikheev voegde zich bij hen. Dat was een beschroomd man, en hij hield niet van twisten. En hij kwam cn zeide „Het is ecu groote zonde, mijn broeders, hetgeen gij daar overlegt. Zijn ziel verliezen dal is zeer erg. Het is gemakkelijk een an der in het verderf te storten, maar hoe staat het dan met uzelven 1 Doet hij kwaad Het kwaad blijft in hem. Gij moet verdra gen, broeders." Wassili was vertoornd toen hij deze woorden 1 oorde. „Hij herhaalt altijd hetzelfde, het is zon de, een mensch te dooden! Ja zeker, maar welk een menschliet is een misdaa l cn goed mensch te dooden, maar zulk een iiond! God zelf wil dat. Men moet dolle honden dooden, wanneer men zich het lot der menschcn aantrekt. Het zou een veei grootcr zonde wezen ze niet te dooden. Doe- vele mensclien zal hij anders nog kwaad doen Eu wij, zoo wij gestraft worden voor zijn dood, wij zullen lijden voor de ande ren; zij zullen ons dankbaar zijn. Gij zegt dwaasheden, Mikheev. Zal het dan een min der groote zonde wezen, te werken geduren de de heilige week van Christus Gij zelf, zult gij werken?" En Mikheev antwoordde „En waarom niet? Als ik uitgezonden word, dan zal ik ploegen. Ik werk niet voor mijzelf en God weet wie de zonde begaat. Laat ons dat niet vergeten. Ik ben het niet die tot u spreekt, mijn broeders. Als men liet kwade bestrijden moest door het kwaad, dan zou God het hekend gemaakt hebben maar het tegendeel is gebodenIndien gij poogt zelf het kwaad te doen verdwijnen, dan belast ge er u zelf mede. Een mensch dooden is niet moeilijk, maar het bloed zal hunnen aannamen, is ook in andere lauden de invloed van den grooten Vlaming nog ni de vorige eeuw op te merken, en toen in uen meuwereu tijd de zin voor kleuren zich weer beter deed gelden, hebben de schilders niet nagelaten Van Dijck ernstig te bestu- deeren. Wanneer men Michel Angelo buiten be schouwing laat, dan zijn Rafaël, Titiaan, Rubens, Van Dijck, Rembrandt en Murillo zeker de helden van het penseel uit den Interen renaissance-tijd. Dit omlerweip is in veie landen in den jongslee lijd aan de onie. Vooial sedeit in 1891 B' Igië een stelselmatig psychiatrisch toezicht in de geiangenissen organiseer 'e. Ten onzent is dit onderwei p in onderscheiden ge schriften ter -.pia.ik gebraelit. Laatstelijk in liet Maartnummer van de >Gids", in een zeer interessant opstel van dr. L. S. Meyer, »Pty- chiali isclie beschouwingen omtrent de gevan genis en hare bewonets." Deschtijver verlangt, dat iu de behoefte aau psychiatrisch toezicht in de gevangenissen woide vooizien. De »N. R. Ct." heelt deze week naar aan leiding van dit opstel een hoofdartikel, waarin zij met instemming een en ander ontleent nari de ai gumenten, die de schrijver voor zijn vei langen aanvoert. Daar gelijk dr. Meyer beweeit, misdaad en krankzinnigheid in haar oorzakelijke momenten nauw aau elkai der et want zijn, kan en moet, meent de »N, R. Ct." met hem, een geiegeld en nauwgezet psycluatiisch onderzoek in de geiaugenissen wel tot gewichtige resultaten leiden. Misschien zal daardoor het standpunt van den rechter bij het stellen en oplo-sen van de irnag der toerekenbaarheid een andere worden. Ook zal de wetgever bedacht worden op een grootere verscheidenheid van repressie- middelen. bepaaldeljjk een grootere verschei denheid tan vormen, waaiin voor de samen leving gevaarlijke personen ih hun vrijheid ran beweging kunnen worden beperkt. Aau den irnlued der gevangenschap zelve, bepaal delijk dei cellulaire opsluiting, op het psychisch welzijn der gevangenen zal meer worden ge hecht. Een ruimer individualiseering en een doelmatiger behandeling, ook al blijven tie vet om deelden in de gevangenis, zal noodza kelijk wot den. Zoo zullen op liet gebiedvan Ie krankzinnigen vei pleging het vraagstuk der -peciale behandeling van gevaarlijke krank zinnigen de quaestie der z g. ri. prisons- m-iles en dat betreffend het stellen van waai borgen tegen een te vroegtijdig ontslag uit het geslicht een bevredigende oplossing hunnen ei langen. Zoo zal er meer dan thans uw ziel bevlekken. Een mensch dooden, dat is zijn ziel bezoedelen. Ge meent het kwaad te doen verdwijnen door den booze te doo den, maar m waarheid hebt ge uw geweten met een greater kwaad bezwaard. Verdraag het ongeluk en ge zult het overwinnen." Na deze woorden aangehoord te hebben, konden de moujicks niet tot een besluit ko men. De stemmen waren verdeeld. De een dacht als Wassili, de ander was het eens met Pictro, niet te zondigen en geduldig te zijn. Den ccrstc-n dag, Zondag, liet men de boe ren hun feest vieren. De staroste kwam "s avonds en zeide „Mikhail Simenoviteh, do opzichter, beveelt dat iedereen morgen met liet ploegen zal beginnen." üe staroste ging het geheele dorp rond en kondigde overal den arbeid aan voor den volgenden dag, hij wees den een de lande rijen aan, gelegen aan den anderen oever der rivier, den ander, die welke langs den weg liggen. Do moujicks weenden, maar ze durfden niet anders dan gehoorzamen. Den volgenden dag haalden zij den ploeg uit de schuur en begonnen te ploegen. De kerkklok luidt om tot de mis uit te noodi- gen; iedereen spoedt zich naar de kerk en. viert feest; de moujicks wensen. Mikhail Simenoviteh, de opzichter, stond laat op en wandelde zijn landerijen rond. Zijn vrouw en zijn eene dochter, die weduwe was, kleedden zich, een dienaar spande een rijtuigje in en ze begaven zich naar de mis. Zij kwamen terug; een dienstmeisje zette het theegoed klaar. Mikhail Simenoviteh kwam ook terug en zij begonnen tliee te drinken. Na de thee stak Mikhail Simeno viteh zijn pijp aan en liet den staroste roe pen. „Nu, hebt ge de moujicks aan den ar beid gezet?" „Ik heb ze aan den arbeid gezet, Mikhail Simenoviteh." „Zijn ze allen aan den gang?" „Ze zijn allen aan den gang. Ik heb hen er zelf naar toegebracht." Een vertegenwoordiger der boeren door hen zeiven gekozen. 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 5