No. 9903.
53'" Jaargang.
Zaterdag 8 April 1899.
Eerste Blad.
Strijdige Werelden.
BUITENLAND.
v>>
SCHIEDAIISCHE COURANT
Deze courant verschijnt dagelijks, met uilzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalYoor S c 1) i e d a m en Y a a r tl i n g e n (1. 1.25 Fi aneo
per post fl. '1.65.
Prijs per weekYoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau Bot er* trant «8.
l iiriiHift
Prijs der Advertentiën: Yjii 17 regels fl. 0.90; iedere regel
meer 12i/2 cents. Reclames 50 cents per tegel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Ad ver ten tien bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van ziju gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde Isteine atlvertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan bet Bureau te voldoen.
Intcrc. Telefoon ]VTo. 123.
Algemeen overzicht.
SCHIEDAM, 7 April '99.
De onthullingen der „Figaro" hebben tot
heel wat gissingen reeds aanleiding gege
ven; maar geene is gewaagder dan dat de
man die het blad de stukken van het on
derzoek der strafkamer heeft verschaft, nie
mand anders is dan Delcassé, de minister
van buitenlandschc zaken. Wij hebben reeds
eenige dagen geleden opgemerkt dat vol
gens de woorden van Cornély, don redac
teur der „Figaro", niemand anders dan De
Freycinet of Delcassé do man kon zijn die
het boulevard-blad in staat zou hebben ge
steld de onthullingen omtrent het onder
zoek der strafkamer te publiceeren. Weinig
waarschijnlijk noemden wij ditonmogelijk
is het zeker niet, te meer waar als reden
wordt opgegeven dat Dupuy het dossier
verminkt wilde publiceeren, waarom Del
cassé, die een Dreyfusard is, hem wilde
vóór zijn.
Dat de onthullingen der „Figaro" een be
langrijke schakel zijn in de lange Dreyfus-
keten waaraan liet politieke leven en de
ontwikkeling van Frankrijk in de laatste ja
ren vastligt, blijkt ook uit de besluiten die
de ministerraad volgens de veel, ja alles
wetende „men" Woensdag genomen heeft.
De regeering zou zich toen nl. bezig hebben
gehouden met de maatregelen die door de
onthullingen der „Figaro" noodig waren ge
worden. Wat voor maatregelen 1 Tegen wie
Men spreekt van maatregelen tegen sommi
ge leden van den generalen staf, terwijl ook
de mogelijkheid zou zijn overwogen dat het
Hof van Cassatie een aanvullend onderzoek
instelt en den wenseh uitspreekt om kapi
tein Freystatter en de overige leden van
den krijgsraad te verhooreu.
Besluiten zouden in den ministerraad
niet genomen zijn; men was van meening
dat het arrest in de zaak-Dreyfus moest
worden afgewacht voordat tegen den gene
ralen staf maatregelen genomen worden. De
„Siècle" vertelt nog dat de ministerraad tot
15 April uiteen is gegaan. De minister van
oorlog had een dag of tien om gezondheids
redenen uit de stad gewildmaar Dupuy,
die nu met president Loubet naar Monté-
limar is, liad hem verzocht tot na-zijn te
rugkomst, den 12 en dezer, in de stad te blij
ven. Op die wijze, zegt do „Siècle", is er
voor gezorgd dat, mocht de verdere ontwik
keling der zaak-Dreyfus oogenblikkelijk
handelen vereisehen, de regeering op haar
post is.
Dat kapitein Freystatter voor het Hof
zal kunnen mededeelen wat liij op het hart
heeft, is reeds door den senator Fabre voor
bereid. Deze heeft aan den minister van
marine geseind„Ik weet dat Gij niet in
staat zijt de meening te deelen dat het stil
zwijgen waartoe de discipline verplicht,
mag dienen als dekmantel voor onwettig
heid en onrechtvaardigheidik hoop dat
Gij kapitein Freystatter zult machtigen
voor het Hof van Cassatie te getuigen." En
DOOK
IDA BOY-ED.
81)
Het was toornig krakeel, waarin onver
getelijke woorden over en weer vliegen als
vergiftige pijlen, die stuk voor stuk een aan
gename herinnering, een dierbaar gevoel
doodelijk wonden.
„Zeker," begon hij weer, „ik zal nooit
ophouden vol dankbaarheid
„Wat?" riep zij verontwaardigd uit, „je
waagt het nog dat heilige woord op zulke
wijze en nü uit te spreken? 'tls waar, wat
je bent, dat ben je waarschijnlijk, neen ze
ker door mij. Door je aard zou je het in het
gunstigste geval niet verder dan tot bohé
mien hebben gebracht."
„Je verwijt mij je weldaden! Daardoor
maak je ze waardeloos," riep hij met een
bitteren lach uit.
Toen kwam er een zekere rust en kalmte
over Charlotte.
„Je bent niet toerekenbaar, en daarom
vergeef ik je. Wanneer je eens aan dit
oogenblik zult denken, zal een gloeiende
blos van schaamte je gelaat bedekken, en je
zult daarvoor je loon vinden hij hen die je
in dezen toestand van blinde onwaardigheid
hebben gebracht," sprak-zij langzaam. „Ik
wil je nog iets zeggen over weldaden en
dankbaarheid nu die woorden toch ge
noemd zijn. Tot de meest voorkomende leu
gens behoort ook dat men niet op dank re
kent wanneer men iets goeds doet. Iedereen
zegt dat van zich zelf. En iedereen wordt
door niets meer verbitterd dan juist door
ondankbaarheid. Hoe zou zij hem kunnen
Lockroy antwoordde, dat Freystatter hem
nog geen machtiging daartoe beeft ge
vraagd maar dat hij hem niet zal beletten
te getuigen.
De waarheid is op wegEn het komt ons
voor, zelfs iu den looppas 1 De vrienden der
revisie hebben een wijle gerust en hun
krachten gesterkt. Gaan zij nu de veste be
stormen en den vijand verdrijven Waar
heid en Gerechtigheid moeten zegevieren.
Maar generaal Roget's getuigenis dan
Zeker, oppervlakkig lijkt die zeer bezwa-
icnd voor Dreyfus. Maar men bedenke dat
het onderzoek van dezen opperofficier ge
schiedde drie jaar na Dreyfus' veroordee-
ling dat zijn meening o. a. ook gevormd
werd door het sedert als valsch erkende
stuk van Henry. Bovendien is reeds, zooals
wij gisteren mededeelden, door den oud-ka-
pitem Gaston Moch aangetoond dat een ar
tillerie-officier juist niet het borderel kon
geschreven, sterker nog, gedacht hebben.
En thans lieeft de advocaat Nancy ter be
schikking van het Hof van Cassatie gesteld
een door hem in April 1894 gemaakt af
schrift van het beruchte handboek voor de
artillerie te velde, dat volgens Cavaignac
en generaal Roget een officier der infante-
j-ie (Esterhazy) niet kon gekend lxebben.
Hoe kwam Nancy er dan aan? Wel hij was
artillerie officier? Neen, milicien!' Wat
een milicien, zij het bij de artillerie, wèl
kon machtig worden, afschrijven zelfs, kon
volgens de beide verdedigers-door-dik-en-
dun van Esterhazy niet door dezen zijn ge
kend.
Evenwel, er is nog veel meer dat tegen
de verklaringen van den oud-minister van
oorlog en diens kabinetschef strijdt in de
verklaring door de rechter van instructie
Bertulus voor de strafkamer afgelegd. Want
diens verklaringen zijn voor Esterli azy in
waarheid verpletterend. En niet voor Es
terhazy alleen, ook voor het stel intrigan
ten dat tot den generalen staf behoort.
Wij zullen er een en ander uit aanstip
pen. Toen Bertulus de aan Esterhazy en
mme. Pays te laste gelegde valschheid in
geschrifte te instrueeren had, confereerde
hij ook met generaal Gonse, die liem verze
kerde overtuigd te zijn van Di*eyfus' schuld
en hem eenige stukken liet zien. Toen Ber-
tulus die echter bij het venster wilde bekij
ken, bewcei-de Gonse geen tijd te hebben en
nam ze hem weer af. Bij het afscheid zei
Gonse„U ziet zeker Picquart wel. Zeg
hem dat van zijn houding in het proces zijn
militaire toekomst afhangt." Maar Gonse
wilde niet weten dat die raad van hem af
komstig was.
Bertulus verzekert, Picquart tijdens het
pi*oces-Zola fweemaal per dag er aan te
hebben herinnerd dat hij een goed soldaat
moest blijven. Picquart had zich ook daar
aan gehoudenhij had een schandaal kun
nen uitlokken, maar heeft dat niet gedaan.
Toen Bertulus hem daarmede gclukwensch-
te, zei Picquart„Zoolang ik de epauletten
draag, zal ik een goed soldaat blijven."
Niettemin werd Picquart ontslagen.
Mme Pays had voorts tegenover Bertu
lus bekend liet telegram „Speranza" te heb
ben gemaakt; Du Paty had volgens haar
verbittereix wanneer hij niet liet tegendeel
had verwacht? Je weet, Guy ik maak
noch mij zelf noch andei'en iets wijs. Ja,
ook ik heb dankbaarheid verwacht. Yoor
iemand te arbeiden, hem te omringen met
zorgen, dag en nacht, dat draagt zeker ge
luk in zich. Maar grooter nog is het geluk
waarop men hoopt, nl. dat men de liefde,
de waardeering, de dankbaarheid van hef
hart van den ander en diens onvernietig
bare verknochtheid wint. Dat gevoel noem
ik den dank dien mijn hart verwacht had.
Wanneer ik dien niet oogst van een ziel die
ik wel lieb gedaan, dan was wat ik deed,
verkwisting
Haar woorden, haar zachte toon, baai-
fiere houding grejien hem aan. De mooie,
yreedzame, rijke uren van vroeger stonden
weer voor zijn geest. En tegelijk was het of
Martina's beeld verdween.
Ontsteld, angstig wilde hij het vasthou
den. De verwonderde gedachte trilde door
zijn brein, dat liet zoo vreemd was dat Mar
tina zich met niets anders liet vereenigen
dat zij hem steeds geheel ovei-meesterde
of dat zij terstond scheen te verdwijnen
Toen hoorde hij haar laatste woord. En
het kwam hem voor, dat er een bittere
klank in lag. Werktuigelijk greep hij naar
zijn hoed dien hij bij liet binnenkomen op
de tafel had gelegd. Hij richtte zich trotsch
en vijandig in zijn volle lengte op. Zijn
o ogen fonkelden van jongensachtige hard
nekkigheid.
„Dus zoover is het gekomen dat je mij
je spijt te kennen geeft dat je jo goedheid
aan mij hebt verkwistIk ga. Maar denk
er aan dat niet ik het geweest ben die ons
gesprek zulk een vijandig slot gaf."
Hij ging.
Charlotte, een oogenblik lang haar recht
vaardigen trots vergetend, maakte een. be-
lict telegram „Blanche" geschreven. En in
het bijzijn van getuigen (de wachthebbende
soldaat on de agent van politie) riep zij
uit„Wanneer laat u Du Paty arrestee
ren?" Later, na een onderhoud met Ester
hazy's advocaat, mr. Tézénas, wilde zij haar
verklaringen 'oochencntoen Bertulus er
haar op wees clat die in liet bijzijn van ge
tuigen waren geschied, kwam zij tot de
waarheid terug.
Bertulus verklaart bij mme. Pays huis
zoeking te hebben gedaan. Esterhazy was
er bijhij bekende aan De Boisdeffre een
brief te hebben geschreven, ook aan een
anderen generaal, maar wilde mot zeggen
aan wien. Bertulus nam met andere stuk
ken in beslag oen brief van Tézénas' secre
taris Jcaumaire en een van Esterkazy's
hand, waarin voorkomt: „om een catastro
fe te vermijden, is liet beslist noodzakelijk
dat de quaestie op bet gebied der vader
landsliefde wordt overgebracht. Zelfs is het
noodzakelijk dab het ministerie omver
wordt geworpen en dat De Boisdeffre per
soonlijk in de zitting van het proces-Zola
optreedt." Volgens Esterhazy zou Jcaumai
re hierover opheldering geven. Voorts vond
Bertulus een brief van Esterhazy met de
woorden Bale (Bazel) en een eigennaam,
den naam nl. van den tot nu toe met R. C.
aangewezen agent eener vreemde mogend
heid; verder oen brief van Pauffin de St.
Maurel, De Boisdeffre's adjudant. Eén stuk
is bij die huiszoeking aan Bertulus ont
snapt. De rechter van instructie onderzocht
ook Esterhazy's képi, en toen viel mme.
Pays bijna van schrik in onmacht. Want
acid er het bordpapier en zoover ging het
speuren niet school het belangrijkste
stuk, het zgn. bevrijdende stuk".
Bertulus legde verder brieven over van
Esterhazy aan Rothschild, en wees op een
brief van 29 Juni 1894 waarin de majoor
schrijft „Ik vertrek naar de manoeuvres".
Ook een brief waarin hij zijn neef Cliris-
liaau aanbiedt als tussehenpersoon tusselien
dezen en den generalen staf te dienen.
Christiaan Esterhazy nam dat aaneinde
lijk het zakboekje van de concierge van
mme. Pays' woning, waarin do bekentenis
sen van deze staan opgeteekend. Henry en
Du Paty hadden, tegenover Bertulus Pic
quart een stijfkop, maar een eerlijk man
genoemd.
De twee belangrijkste mcdedeelingcn van
Bertulus betreffen Henry cn mevrouw X,
Picquart's nicht en de vriendin zijner kin
derjaren.
Henry had Bertulus bekend dat Ester
hazy en Du Paty do telegrammen „Blan
che" en „Speranza" hadden geschreven,
maar wilde dat Bertulus de eer van het
leger zou redden en niets doen voordat hij,
Henry, verslag had uitgebracht aan gene
raal Roget. Toen Henry wilde heengaan,
zei Bertulus, die Henry smds lang kende:
„Dit is niet alles. Esterhazy en Du Paty
zijn schuldig. Moge Du Paty zich al van
daag een kogel door het hoofd jagen en Es
terhazy als falsaris, zoo al niet als verra
der, vervolgd worden, dan blijft toch nog
een groot gevaar over, en dat gevaar zijt
gij." Bertulus zeide hem, een brief te bczit-
weging voorwaarts. Zij wilde hem terughou
den, liem tot bezinning, ja tot gevoel van
eer terugroepen.
Haar vrouwelijk gevoel, liet gevoel dat zij
een haai- dierbaar wezen aldus m een liefti-
gen, onberaden woordenstrijd zou verliezen,
uitte zich in een kreet,
„Guy!"
Hij zag haar beweging en hoorde haar
uitroep. „Nini wacht me!" zei hij kortaf en
ging naar buiten.
De deur viel toe. Het dichtslaan gaf een
dof, kleppend geluid.
Er was geen kleur meer op haar gelaat
te zienhaar oogen stonden vol tranen. Zoo
viel zij op den dichtst bij zijnden stoel neer.
Daar zat zij ademloos en onbewegelijk.
Over haar wangen liepen de tranen. Zij
leed. Het was een gecompliceerd, maar
diep-smartelijk leed.
Aan de smart over het verlies paarde zich
eigenaardig de schrik over het feit dat
iemand wien zij zooveel had gegeven, voor
wien zij zooveel geweest was, zich niet trou
wer aan haar vast klampte, maar haar zoo
spoedig en op zoo hatelijke wijze prijs gaf.
Alle verhalen van verraad, eerloosheid,
ontrouw en ondankbaarheid kwamen haar
voor den geest die zij in haar leven gehoord
had van mannen die door liuu hartstocht
voor een vrouw, uit het rechte spoor waren
geworpen. Zij dacht er ook over na of er
geen ware gehechtheid tusselien menschen
onderling bestond. Die had toch alleen
waarde wanneer zij zich in vrijheid ontwik
kelde. En was liet ten slotte iu families,
waar het den schijn liad of liefde de men
schen bijeenhield, niet alleen de dwang van
tot één gezin één familie te beliooren?
Charlotte zat uren lang te denken; zij
kreeg er hoofdpijn van.
Zij was als versuft en zou het liefst ge-
ten van Esterhazy aan den afgevaardigde
Jules Roche, die altijd scherp de oorlogsbe-
grooting pleegt te critisecren, waarin Hen
ry's bekwaamheid en karakter in een aller
treurigst licht wordt gesteld, en waarin ge
zegd wordt dat Henry altijd geld noodig
had cn steeds Esterkazy's schuldenaar was
gebleven. Bertulus zei tot Ilenry„Dit al
les is afkomstig uit den tijd vóór hei jiro-
ees-Dreyfus, en wanneer zulke papieren in
de handen van uw kameraden komen, zou
men daaruit de gevolgtrekking kunnen ma
ken dat Gij aan Esterhazy militaire stuk
ken hebt geleverd." Toen barstte ilenry
in tranen uit, viel Bertulus om den hals,
kuste hem, riep snikkend uit: „Red ons'"
en noemde Esterhazy een bandiet Bertulus
liet hem niet doorgaan, maar vroeg met
een „Esterhazy is de schrijver van liet bor
derel?" Ilenry antwoordde: „Dring daarop
niet aan. De eer van het leger boven alles'"
Toen Ilenry eenige dagen later weer bij
Bertulus kwam, was hij omgeslagen als een
blad aan den boom, en beweerde nog eens
over de zaak te hebben nagedacht, maar
van oordeel te zijn dat Bertulus' dossier
geen voldoende bewijzen van Esterhazy's
schuld inhield.
Wat mevrouw X. betreft, deze werd door
generaal De Pellieux en generaal Gonse vrij
duicTelijk aangewezen als de „gesluierde
dame", die volgens Bertulus echter nie
mand anders was dan Du Paty de Clam.
Mevrouw X. bood aan generaal De Pellieux
liet bewijs te leveren dat zij niet de ge
sluierde dame kon geweest zijnmaar do
generaal liad haar tegenover haar man in
een kwaad daglicht gesteld. Op belofte dat
zij Picquart niet zou terugzien, was een ver
zoening tusselien de echtgenootcn gevolgd.
Mevrouw X. stond bloot aan allerlei onaan
genaamheden zij werd bewaakt en overal
gevolgdmen wilde met alle geweld in haar
de „dame voilée" zien.
Gemengde Medcdeellngen.
Yolgens de »Natiotml-Zeitung" is h<'t voor
stel der DuiLehe regeering om een commis
sie der drie mogendheden naar Samoa te
zenden thans èn door de Veteenïgde Sinten
door de EngeRche definitief aangenomen.
De !>uii»clie diplomatie heeft ook in zóóverre
succes gehad, dat volgens haar voorstel de
besluiten dier commissie met algemeene
stemmen moeien geoomen worden.
Uit een mededeeling der Daily Telegiaph",
toegelicht door de vKoln. Z'g.", blijkt dat er
wel principieel een overeenkomst schijnt ge
troffen te zijn tusselien Cecil Rhodes <*n een
Dnitsch syndicaat over den aanleg der Tians-
afrikaansclien spoorlijn over Duitscli gebied.
Maar practisclie beteekenis zal die overeen
komst in don eerst-n tijd nog %vel niet
krijgen.
President Loubet is naar Monlélimar, waar
bij met groote geestdrift is ontvangen. Zijn
86-jarige moeder wachtte hem op een tribune
voor het stadhuis. Loubet li-t daar de stoet
halt houden, stapte uit het i ij tuig en om
helsde zijn moeder.
vlucht zijn naar een volkomen eenzame
plaats, alleen om te kunnen begrijpen, dat
iemand, die een stuk van haar leven was
geweest, plotseling uit dat leven was ver
wijderd zonder dat haar gevoel voor hem,
het zijne voor haar veranderd was zonder
dat tusselien hem eu haar een kloof was
ontstaan.
Maar nu sedert een uur was er een
kloof kunstmatig veroorzaakt en niet te
overbruggen.
Maar de dag ging zijn loop, en in Char
lotte's huis was alles zoozeer ingericht naai
de leidende liand der meesteres dat Kehr en
Mina haar allerlei dingen kwamen vragen.
De tijd van het tweede ontbijt naderde,
en het kwam er op aan. zich in het bijzijn
van Salvatrix on Philip zoo goed mogelijk
te houden. Daar die twee evenwel tegenover
elkaar verlegen en inwendig toch met hun
gedachten zóó bij elkaar waren dat het al
gemeene stilzwijgen niet erg opviel, was het
voor Charlotte niet moeilijk hun tegenwoor
digheid te verdragen.
's Middags kwam tante Wies, tot Char
lotte's groote verbazing. Het was haar dag
in 't geheel niet. lederen Donderdag bracht
zij immers bij de oude Pehrbrand's door.
Maar tante Wies die wel wat zenuwach
tig en gedwongen deed, zei dat zij geen
rust had gehad. Zij had gehoord dat Char
lotte ziek was, en nu wilde zij toch zelf
eens komen kijken.
Charlotte was heel verwonderd. Drie da
gen geleden liad zij immers nog boodschap
pen gedaan in de stad, en sinds dien tijd
was niemand van de familie of van de ken
nissen hier geweest. Wie kon dan verteld
hebben dat zij ziek was?
„Maar je ziet er toch ellendig uit," "meen
de tante Wies, terwijl zij het roomvelletje
uit haar kopje koffie lepelde. Charlotte
Later ontving de President de autoriteiten
aan het diner op de mairie hield Loubet een
loospiaafe.
Men berinneit zich dat te Longchamps
en aan liet Nooi dei station te Parijs indertijd
bommen zijn ontploft, welke aanslagen op
president Faure gemunt schenen. Thans heeft
IJeciion, de onlangs te Nancy in hechtenis
genomen spion, bekend,.indei Lijd die bommen
daar te hebben neergelegd op bevel van den
commissaris van politie Ilenrion die hem zelf
de vrij onschadelijke bommen bad gegeven,
liet doel was natuurlijk de flinkheid der
politie te doen uitkomen maar dat de daders
niet O! tdekt werden, is nu zeer begrijpelijk.
Uet sXeucs Wiener Tageblatt" noemt
weder de geruchten over een tweede huwe
lijk van Keuter Frans Jozef ongegrond.
Gisteren is te Montana eeu gedenktoeken
Ier eeie van wijlen keizerin Elisabeth van
Oo-tenrijk onthuld.
Te Nachod in Buhemen hebben ariti-se-
mietische onlusten plaats gevonden. Winkels
weiden geplunderd; men trachtte ook een
labiiek iu brand te steken. Er zijn troepen
heen gezonden.
Nu heeft ook te St. Petersburg een ont
ploffing plaatsgevonden in een kruitmagazijn.
Een ai beider werd gedood en het gebouw
vernield.
Iu den Spaanschen mini-dei raad deelde de
premier mede dat de verkiezingen voor de
Kamets zich gunstig voor de regeering laten
aanzien. De minister van oorlog rapporteerde
dat de Spaansche commissie te Manilla is
ti-iuggekeerd zonder de invrijheidstelling der
Spaansche gevangenen te hebben kunnen
beweiken. Aguinatdo wist niet eens waar
de gevangenen waren, maar wel dat zij goed
behandeld werden.
De uRivista Politica" beweeit dat Italië
den steun van Duitscliland en Oostenrijk
tracht te vei krijgen om de vei kiezing van
een Fransehgezinden paus als opvolger van
Leo XIII te beletten.
Duitscliland en Oostenrijk zouden reeds
hun adhaesie hebben te kennen gegeven.
Etiist werd het gevecht aan de Bulgaar-
sche grens onbeteekenend geuoetnd, nu wordt
het officieel geheel tegengesproken.
In toongevende Servische kringen is men
zeer ongerust over den anarehistlschen toe
stand iu Oud-Servië, waar de Aibaneezen het
vooitdurend de Christenen lastig maken.
De Porte heeft nu van haar gezant te
Parijs den tekst van liet Engelscli-Fransche
verdrag ontvangen met de verzekering van
uiini-ter Delcassé dat de karavanenwegen
naai Tripolis geen gevaar loopen.
Door lord Salisbury's afwezigheid beeft de
Engelsche regeering nog geen ophelderingen
gegeven; maar de eerstvolgende minister! aad
zal zich met deze quaestie bezig houden.
De nPolit. Coit." verneemt uit St. Peters-
burg dat Japan ernstige pogingen aanwendt
om eeii vei bond te sluiten met China. Er
zweeg. Zij wilde niet zeggen dat haar dien
morgen bitter leed was wedervaren.
„Neem me niet kwalijk ik geloof dat
Kehr den verkeerden room heeft binnenge
bracht Wil u niet nog een stukje plum-
cake
Zij schoof tante Wies de zilveren gebak-
schaal toe.
„Dank je, ze is me wat zwaar," zei tante
Wies, keek lang en peinzend in haar koffie,
waarop niet liet geringste spoor van een
velletje meer te ontdekken was, en sprak
langzaam
„Wat praten de menschen toch al niet!
Sedert het faillissement van Fielding Bro
thers en Rassmus Co. wordt er maar op
los gephantaseord."
„Zoo?" zei Charlotte.
„Geen enkele is hun meer heilig. Stel je
voor, ze zeggen het ook al van Pemöller
Ter Straten. En dan ook nog neen
het is immers onzin."
Haar blikken dwaalden heen en weer en
hieven op bet venster rusten.
„Het regent dat het giet,' zeide zij, „ik
had toch maar liever overschoenen moeten
aandoen."
Charlotte zat daar bleek en zwijgend. Zij
had het gevoel alsof tante Wies' weifelende
blik over haar heen gleed. Zij richtte zich
kaarsrecht op, vol ongenaakbaren trots.
„Je kunt somtijds net zoo'u gezicht zet
ten als Baumeister zelf," zei tante Wies be
wonderend.
Haar blik werd weer vaster. En de naam,
die eene naam dien de menschen ook nog
noemden, wilde haar toch niet over de lip
pen, ofschoon zij gekomen was om Charlot
te te waarschuwen.
(Wordt vervolgd.)