53*" Jaargang
Zondag 9 en Maandag 10 Juli 1899.
No. 9980
Tweede Blad
ONDERWIJZERSSALARISSEN
HOOFDEN YOOR DE KLAS.
BINNENLAND.
SCH9EDAMSCHE COUIRA
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Yoor Schiedam en Vlaardingen tl. 1.25. Franco
per post 11. 1.65.
Prijs per weekYoor Schiedam en Ylaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Boterstraat 6§.
iPI [n illlMIll
Prijs der Advertentiën: van 1—7 regels 90 cents; iedere regel
meer 12 Va cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen,
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde kleine advertentiën. opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon Ho. 123.
EN
Aan den Gemeenteraad is door de afd.
Schiedam van den Bond van Nederlandsche
Onderwijzers een adres met memorie van
toelichting gezonden, welke beide stukken
hier volgen
/Aan
den Gemeenteraad van Schiedam.
Edelachtbare Heeren
Namens de Afdeeling „Schiedam" van
den Bond van Nederlandsche Onderwijzers
hebben de ondergeteekenden de eer de vol
gende verzoeken tot TJEdelacktbaren te
richten
a. De regeling der jaarwedden, van on
derwijzers hier ter stede aan een herziening
te onderwerpen.
b. De hoofden van scholen alhier het on
derwijs in een vaste klasse op te dragen.
Zij doen deze verzoeken door een memo
rie van toelichting vergezeld gaan, vastge
steld in de vergadering der Afdeeling op
Zaterdag 27 Mei jl. Hopende, er in ge
slaagd te zijn, door een duidelijk© uiteenzet
ting aan te toonen, dat inwilliging van het
genoemde onder a en b niet anders dan in
't belang van 't onderwijs kan zijn, hebben
zij de eer te zijn
Met de meeste hoogachting van Uw
Edelaelitbaren de dienstw. dien.,
Namens liet Bestuur:
J. VALKENBURG, Voorz.
G. VAN DER MOST, le Secr.
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Punt A.
Het programma van den Bond van Ne
derlandsche Onderwijzers noemt als punt
één: „Verbetering van de salarissen der
Onderwijzers". In de brochure: „Wat wij
willen", (3de duizendtal 1892) uitgegeven
door liet Hoofdbestuur van genoemden
Bond, lezen we over die kwestie o. m. het
volgende: „Heeft de Bond eenmaal zijn
doel bereikt dan zal de onderwijzers
stand niet langer voor drie kwart bestaan
uit personen, die dag aan dag gebukt gaan
onder steeds toenemenden zorg, die dag aan
dag gevoelen, wat bet is, zich te moeten be
perken in hunne meest bescheiden eischen."
Na een beschouwing over de wettelijke mi
nima terzelfder plaatse volgt; „Vol lust en
ijver treedt de jonge onderwijzer de school
binnen, zijn salaris is voor dien leeftijd in
vergelijking met dat van andere betrekkin
gen redelijk wel te noemen, maar datzelfde
salaris, al wordt het ook vermeerderd met
een paar honderd gulden, is verre van vol
doende voor den ouderen onderwijzer, voor
al voor den gehuwden. Is het te verwonde
ren, dat de jeugdige ijver spoedig bekoelt,
wanneer het uitzicht op bevordering nihil
wordt, wanneer hij tot inzicht komt, dat
practische bekwaamheid, dat ijver, lust voor
zijn taak, plichtsbetrachting, toewijding,
hem ten hoogste, laten wij het gemiddelde
stellen, zoo hoog mogelijk voor de groote
gemeenten, een inkomen van f 1000 ver
schaffen Én dan moet hij nog tamelijk ge
lukkig geweest zijnIs het te verwonderen,
wanneer de liefde voor zijn taak verdwijnt,
wanneer hij, helaas tot groot nadeel voor
het gewichtigste deel zijner betrekking, dat
is, opvoeder zijn, ongeschikt wordt, wan
neer hij een machine wordt, die de jeugd
dagelijks een bepaalde hoeveelheid kennis
tracht te doen opnemen?" Dat schreef het
Hoofdbestuur in 1892 en vroeger, en nog
steeds zijn die woorden van kracht. Niet
verwacht de onderwijzer een financieele cri
sis, die plotseling treft als een slag, hij on
dervindt de dagelijksche kwellingen van fi
nancieele ongelegenheden, die prikkelen,
vermoeien, afmatten, die in hem dooden
den lust en de opgewektheid, welke onont
beerlijk zijn voor het consciëntieus vervul
len van zijn taak, hij is zich bewust van de
doodende zekerheid, dat dit zoo zal blijven,
zijn dagen lang, terwijl hij op zijn ouden
dag of bij ongeschiktheid door een pen
sioen, geëvenredigd aan zijn inkomen, nau
welijks tegen armoede zal gevrijwaard zijn.
Het waarnemen van betrekkingen buiten
de gewone schooluren, waartoe menig on
derwijzer gedwongen wordt door de be
staande salariëering, kan niet anders dan
Schadelijk werken op zijn energie bij het
Vervullen van zijn eigenlijke taak. Hij zal
Onwillekeurig kracht sparen bij het voor
uitzicht op nog eenige uren inspannenden
arbeid. Voor samenspreking, voorbereiding,
het bijwonen van vergaderingen, het bij
houden van het nieuwe op onderwijsgebied
ontbreekt hem zoodoende de tijd en. de
lust, en ieder vakman weet, welke gewich
tige factoren voor het welslagen van het
onderwijs aldus verwaarloosd worden.
Bovendien is voor deze gemeente de na
bijheid der gemeente Rotterdam van nadee-
ligen invloed. In de laatste jaren toch is het
herhaaldelijk gebeurd, dat jonge onderwij
zers, na één of twee jaar verblijvens te
Schiedam, naar Rotterdam vertrokken, ge
volg van de betere vooruitzichten aldaar.
Die onderwijzers kwamer er, dikwijls zelfs
onmiddellijk na hun indiensttreding in
deze gemeente, rond voor uit, dat zij Schie
dam slechts beschouwden als „doorgangs
huis". Zij bekwaamden zich hier voor het
practisch gedeelte hunner taak en sollici
teerden dan met goed gevolg naar de be
trekking, die bet eigenlijke doel van hun
streven was.
In wiens belang deze mutatie's ook mo
gen zijn, en dit voortdurend optreden van
jonge, ongeoefende leerkrachten, zeker met
m het belang van het onderwijs en in dat
der leerlingen.
Verbetering van salarissen zal dus onge
twijfeld verbetering van het onderwijs ten
gevolge hebben, een meer rustige plichts
betrachting, een meer geduldige toewijding,
een mindere ongedurigheid.
Eenige plaatsen in ons land, met een go-
lijk of kleiner zielenaantal dan Schiedam,
zijn deze gemeente reeds voorgegaan in het
vaststellen van hooger maxima.
Zaandam, onderw. totf 900
met lioofdacto tot-1000
Wecsp, tot- 900
met hoofdactc .-1000
Hilversum, tot- 650
m. hoofdacte rsp. f 1000 -1400
Zeist, tot. - 850
met hoofdacte f 950 tot - 1050
„Bode" van 16 Juli '98.
Kampen, oude regeling:
Hoofden van scholen f1400 -f- vrije woning.
Onderwijzers - 650
w. hoofdacte - 800
Nieuwe regeling: (raadszitting van 24Febr.'99.)
Hoofden van scholen f 1200 -f- vrije woning.
Onderwijzers- 800
m. hoofdacte -1050
„Bode" 10 Maart '99.
Zwolle, raadsvergadering 2 Mei '99:
Onderwijzers f 800
met hoofdacte 1000
„Bode" 12 Mei '99.
De regels, waarnaar dergelijke salaris
stelsels worden ontworpen, dienen eenvou
dig en practisch te zijn, zoodat zij aan dui
delijkheid niets te wenselien overlaten en
alle voorkomende gevallen er onder kunnen
worden gerangschikt. Bijv.
a. Verhooging naar 't aantal dienstjaren.
b. Dienstjaren buiten de gemeente tellen
mee. c. De regeling geldt zoowel voor on
derwijzers als onderwijzeressen bij het L. O,
in de gemeente, d. Rangen bestaan niet.
e. Voor bijacten een verhooging van f 25
's jaars.
De regeling voor deze gemeente zou als
volgt kunnen zijnminimum f 500, vier
tweejaarlijksche verhoogingen van f 50 en
vier tweejaarlijksche van f 100, zoodat na
het 34ste jaar het eind-minimum van f 1100
was bereikt. Hoofdacte wordt als bijacte
beschouwd, want het is zeker waar, dat niet
het aantal of de qualiteit der acten, maar
wel ondervinding, toewijding en. liefde voor
zijn taak de waarde van den onderwijzer
bepalen. Ondervinding zonder aanwezig
heid van de laatst© beide factoren is een
dood kapitaal en toewijding en liefde zijn
deugden, die moeilijk ontwikkelen naast
wrevel en bitterheid.
Wil men dus van den onderwijzer vorde
ren opgewekte plichtsbetrachting, een ge
ven van al wat hij kan, dan dient hij ge
waarborgd te zijn tegen drukkende geld
zorg, dan moet hij bij 't begin van zijn loop
baan al niet zich behoeven te spitsen op
geld verdienen buiten zijn dagtaak om.
Wanneer dit geschiedt, geschiedt dit onge
twijfeld ten koste der leerlingen, aan zijn
leiding toevertrouwd. Van wien in zichzelf
verdeeld is, gaat geen kracht uit en de op
voeder zondigt, zoo handelend, tegen den
paedagogischen regel„Doe één ding, en
doe het goed". Hoe ook een onderwijzer,
zonder de hoogste theoretisch-paedagogi-
sche bevoegdheid, zich tot een uitstekend
opvoeder kan bekwamen, tot een arbeider,
zijns loons waardig, zal bij de toelichting
van punt b. ten duidelijkste blijken. Boven
dien is de toestand zóó, dat een onderwijzer
met hoofdacte als regel komt tot een maxi
mum van f 800, terwijl onderwijzers met
een acte voor een vreemde taal tot f 875
zijn gekomen. Deze onbillijkheid wordt niet
gerechtvaardigd door de toevoeging: „Als
er onderwijs in wordt gegeven." Zonder in
een vergelijking van de moeilijkheden der
te onderrichten leervakken te treden, kun
nen we zeggen: Onderwijzen is een moeilij
ke kunst, en wie zich met hart en ziel wij
den aan die kunst gedurende eenzelfde aan
tal uren per dag, hebben aanspraak op ge
lijke belooning.
De verbooging van f 25 dient dus be
schouwd te worden als een tegemoetkoming
in de uitgaven, die noodzakelijk zijn voor
het behalen van een acte.
Niet het verkrijgen van een aantal be-
voegdheidjes weegt den waren onderwijzer
het zwaarst, maar de moeilijkheden, van zijn
dagelijksch weerkeerenden taak. Hoe te
constateeren valt, of de onderwijzer zich
met den noodigen ernst en toewijding, met
het juiste' inzicht- van zijn plicht kwijt, ook
dit zal bij de toelichting van punt b. helder
uitkomen.
Waar wij, onderwijzers, dus streven naar
een ernstig willen van het goede in ons
vak, waar wij zijn de eigenlijke werkers en
zoekers naar het betere, de toepassers van
wat heldere hoofden hebben gedacht en
edele harten hebben gevoeld voor hot kind
en zijn opvoeding, daar meenen wij te moe
ten aandringen op een ernstige overweging
van onze materieele belangen. Niet buiten
sporig of overdreven voorzeker is een eind-
minimum van f 1100 en f 25 te bereiken op
vier-en-dertigjarigen leeftijd. Dit eind-mim-
mum blijft beneden dat van f 1200 op der-
tigjarigen leeftijd, genoemd in „Onze be
zwaren", opgemaakt door liet Hoofdbestuur
van den Bond op last der Algemeene Ver
gadering van 1891.
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Punt JL
Op de 23ste Algemeene Vergadering van
den Bond van Nederlandsche Onderwijzers,
28 en 29 December '9S te Rotterdam, werd
de volgende motie met bijna algemeene
stemmen aangenomen
„De Algemeene vergadering, gehoord de
inleiding en de daarop gevolgde debatten
over de vraag, of liet in het belang van de
school is, de hoofden van scholen het onder
wijs eener vaste klasse op te dragen; be
antwoordt deze vraag in bevestigenden zin
en draagt het Hoofdbestuur op, de afdee-
lingen, waar de hoofden nog ambulant zijn,
op te wekken, bij de gemeentebesturen aan
te dringen op opheffing van bet ambulan-
tisme en deze pogingen, zoo noodig, te steu
nen."
De eiseli, in hot eerste gedeelte dezer mo
tie uitgesproken, is noch onoverdacht, noch
onvoorbereid, en dientengevolge dwaas noch
lichtvaardig.
Reeds op de algemeene vergadering van
den Bond in 1890 werd vastgesteld, in 't
programma op te nemenWijziging van
art. 21 der wet op 't L. O. Wat voor den
onderwijzer eenvoudig beteekentzijn er
kenning als vakman, de erkenning, dat hij
niet is een individu, gesponnen in een web
van stelregels, met een oppasser naast zich,
dio toeziet op het breken der draden.
Sedert dien tijd is het ongemotiveerde en
onwaardige van dien toestand hem steeds
helderder bewust geworden en tegelijk de
drang, dien te doen eindigen, grooter. Zoo
ontstond de agitatie voor verplichte school
vergaderingen en hoofden van scholen voor
de klas. Ook hier ter stede heeft de heer
Ossendorp een rede gehouden over laatstge
noemd onderwerp. Zooals overal elders was
de opkomst der hoofden niet noemenswaard
en de verdediging van het huidige systeem
zwak. De algemeenheid van dit verschijnsel
wettigt het vermoeden, dat er iets in het
wezen van de argumentoD der tegenstan
ders ontbreekt, dat die noodwendig infé
rieur doet zijn aan de bewijsgronden der
voorstanders. Een voor een zijn de bezwa
ren, of als men wil, de nadeelen van hoof
den voor de klas, weerlegd, terwijl de voor
deden voor zichzelf spreken.
Wanneer als regel wordt gesteld, dat het
hoofd de beste onderwijzer is, is het een te
bejammeren feit, dat die uitnemenste leer
kracht aan den moeilijksten en nuttigsten
arbeid, de opvoeding van bet kind, wordt
onttrokken. Nog meer te bejammeren is
het, dat diezelfde beste onderwijzer hinder
lijk en dus nadeelig is voor het onderwijs
bij de uitoefening van zijn ambt door 't
storen of onderbreken van het onderwijs.
Dat aantal en dc invloed dier stoornissen
moet niet gering geacht worden. En wan
neer dit zoo is, wat niet te loochenen valt,
en het hoofd onthoudt zich om paedagogi-
sche redenen van zijn dagelijksche tochten
door de lokalen, wat blijft hem te doen
overig
Slechte onderwijzers hebben toezicht noo
dig maar leert de ervaring niet, dab dien
onderwijzers wordt aangeraden naar elders
te solliciteeren, of ontslag te vragen, of dat
zij wprden overgeplaatst naar een ander
milieu? En wanneer zij, na jaren, bruik
bare of zelfs zeer goede leerkrachten zijn
geworden, hebben studie en ondervinding
hen geleerd, fouten te vermijden, hebben
ervaring en nadenken hen gevormd, maar
niet toezicht.
Nooit is een slecht onderwijzer door con
trole goed geworden, wel verergerd door
stelselmatige, zij 't mischien onbewuste on
dermijning van zijn waardegevoel. Boven
dien bestaat een ander en beter middel, dab
rechtstreeks werkt op onze vorming ten
goede
„DE SCHOOLVERGADERING".
Schoolvergaderingen zijn voor den onder
wijzer liet vormende en opwekkende middel
bij uitnemendheid en door die verplicht te
stellen, wordt bereikt, wat bij de toelich
ting van punt a genoemd is: de vorming
bot een uitstekend opvoeder. Nog meer, de
schoolvergaderingen zijn het middel, om de
meest rechtstreeksche, nauwkeurige con
trole uit te oefenen. Want niet willen wij,
onderwijzers, ontslagen zijn van con
trole, integendeel, wij vragen scherper en
tegelijk waardiger contróleermg, dan tot nu
toe. Wij weten, dat de hoofden van scho
len de officieele schatters zijn van onze ver
diensten, doch ook, daar zij buiten ons werk
staan, dat zij den juisten maatstaf onzer
waardeering missen. Critiek op ons werk
ontaart meestal in critiek over onzen per
soon, die onwaar is, omdat sentimenten van
ambtelijke hoogheid over sympathie of an
tipathie beslissen. Voor ons bestaat voor de
uitspraken van dit soort veemgericht geen
hooger beroep. De wetenschap van dat al
les kweekt het tegendeel van goede gezind
heid, onontbeerlijk voor een vruchtbaar sa
menwerken in ons beroep.
Hebben de hoofden een klasse, blijven zij
ervaren de moeilijkheden van onzen arbeid,
hun oordeel zal milder en hun waardeering
juister zijn. Een ernstig streven naar een
gemeenschappelijk doel kweekt een goeden
geest en onderlinge harmonie.
Schoolvergaderingen zullen direct de re
sultaten van ons werk aan de betrokken
autoriteiten openbaren.
Wanneer b.v. elke maand een dergelijke
vergadering verplicht werd gesteld, zouden
als vaste punten van behandeling kunnen
worden aangenomen
Ervaringen bij het bestrijden van 't
schoolverzuim (wat natuurlijk elk onderwij
zer voor zijn eigen klasse 't best is toever
trouwd) mededeeling en bespreking om
trent ondervonden moeilijkheden naar aan
leiding van de indeeling der leerstof of bij
de behandeling der leerstof zelfmeerdere
of mindere geschiktheid der doorloopen lec
tuur; ervaringen hij de toepassingen der
algemeene maatregelen van tucht, verdere
individueeele zaken, voor vakmannen van
gewicht.
De notulen van dergelijke vergaderingen,
ten allen tijde voor autoriteiten ter inzage,
zouden meer en beter getuigenis van ons
werken en streven afleggen, dan de steeds
min of meer bevooroordeelde meeningen
van tussclienpersonen.
De vorming van den onderwijzer tot een
uitnemend opvoeder door middel van
schoolvergaderingen behoeft na het gezegde
weinig betoog.
De aldus doorloopen paedagogische cur
sussen houden hem steeds werkzaam, be
hoeden voor den doodenden sleur en voor
conventiehet gevoel van onafwijsbare ver
antwoordelijkheid spoort aan tob stipte
plichtsbetrachting; hij wordt verrijkt door
de ervaringen zijner collega's; wederzijd-
sche hulp en voorlichting verhoogen ten
slotte het peil der productieve kracht van
het gezamenlijk personeel eener school.
Dat de onderwijzers te jong zijn voor een
dergelijke ernstige opvatting en uitvoering
hunner taak is een bezwaar, dat voor Schie
dam zeker niet geldt. Bijna 90 is ouder
dan 23 jaar.
Dat de geschetste toestanden gewenscht
zijn, blijkt o. a. uit het jaarverslag 1897 der
commissie van Toezicht op het L. O. te En
schedé. Daarin leest men ook het volgende
„Wij achten schoolvergaderingen zeer
nuttig en meenen, dat de voordeelen er van
zoowel voor liet onderwijzend personeel als
voor de school in het oog springen, de blik
in onderwijszaken, zoowel als in de zaken,
een bepaalde school betreffende, wordt ver
zuimd; heb verband der klassen beter
doorzien en in 't oog gehoudenieder
voelt zich moreel gedrongen, zich op de
hoogte te stellen van de te hespreken za
ken, en beseft, dat hij niet slechts verant
woordelijk is voor zijn klasse, maar ook
voor 't verband van 't geheel, welke belan
gen hij op den voorgrond leert plaatsen;
de goede verstandhouding tusschen hen,
die voor één doel werken, wordt bevor
derd."
Verder: „dat sleur steeds meer zou wij
ken voor nadenken en handelen volgens in
zicht, en onverschilligheid voor toewijding."
En nog: „Een paar dezer vergaderingen
werden bijgewoond door den secretaris on
zer commissie: met genoegen constateeren
wij, dat de gehouden vergaderingen vrucht
bare samenwerking en onderlinge voorlich
ting en waardeering zeer in de hand wer
ken. Met vertrouwen mogen we ook in dit
opzicht de toekomst tegemoet zien."
Dat ze mogelijk zijn, bewijzen Enschedé
en Middelburg, waar de hoofden een eigen
klasse hebben.
De heer De Vries, hoofd eener achtklas-
sige school te Enschedé, verklaarde na een
achtjarige ondervinding, niets liever dan
werkend hoofd te blijven. Tevens zijn daar
verplichte schoolvergaderingen ingevoerd.
En ten slotte, om te doen zien, dat de
kwesties onder a en besproken, in nauw
verband staan met elkaar, eeu aanhaling
uit een artikel in het tijdschrift van „On
derw. in Handenarbeid", 2e jaargang no. 4,
het luidt
Het zelfstandig optreden van den klasse
onderwijzer.
Daarin schreef de reeds genoemde heer
De Vries, lid van het hoofdbestuur van
„Volksonderwijs"Dit staat echter vast,
dat als de onderwijzers der lagere school
de consequentie der geëischte zelfwerk
zaamheid zouden aanvaarden in haar ge-
heeJen omvang het al heel moeilijk voor
hen zou zijn, voor hun taak te blijven le
ven, physiek staande te blijven. En hierme
de ontmoet ik opnieuw een der oorzaken
van de door mij heden besproken kwestie
misschien wel de hoofdzaak. Wie der on
derwijzers, vooral zij, die een gezin te hun
nen laste niet waar, dit is de rechte uit
drukking? niet tot hun genoegen, tob hun
ne opbeuring, maar ten hunnen laste heb
ben? kent niet het afmattende van den
vaak geheel buiten de onderwijzerstaaJk lig-
genden arbeid, die bestaat in het bijver
dienen.
„Maar ik vraag u, wat er van de zelf
werkzaamheid van den onderwijzer terecht
moet komen zoolang in uren buiten den
schooltijd het tekort voor vrouw en kroost
moet worden bijeengebracht
Hygiënisch Congres.
Te Maastricht is gisteren het vierde hygië
nisch congres geopend onder voorzitterschap
van dr. Blooker bij verhindering van den
voorzitter, den heer Conrad.
Na een welkomstwoord geeft de voorzitter
het woord aan den ln secretaris, dr. Ruijsch,
voor het uitbrengen van zijn jaarverslag.
Daaruit blijkt, dat het Congres zich in een
voortdurenden bloei mag verheugen.
Het jaar dat achter ons ligt, zegt de ver
slaggever o. a., getuigt van gioote werkzaam
heid der commissies en sub-commissie, van
toenemende belangstelling en sympathie en
gaf belangrijke aanwinst van krachten.
Ingevolge besluit der laatste algemeene
vergadering zijn de vruchten van onzen arbeid,
voor zoover tot het doe! geschikt, de Regee-
ring aangeboden en in het Tijdschrift voor
Sociale Hygiëne gepubliceerd. Ann de ver
handelingen betreffende de woningshygiëne
werd een afzonderlijke uitgave van ons tijd
schrift gewijd, die tegen den prijs van 25 ets.
in den handel is gebracht.
De commissie van praeadvies in zake
vleeschkeuring voltooide haar arbeid en biedt
het Congies de grondslagen aan voor een
wetsontwerp betreffende vee- en vleeschkeu
ring, reeds in de 6e afl. \ao het tijdschrift
gepubliceerd. De commissie van praeadvies
in zake de watervoorziening bood u reeds een
overzicht van een deel harer werkzaamheden
aan, in afl. 7 opgenomen, en zal straks nader
rapport uitbrengen, namelijk een algemeen,
een technisch en een medisch-hygiënisch ge
deelte, terwijl de commissie in zake de school-
hygiëne de eerste uitkomsten van haar on-
deizoek betreffende cursussen in hygiëne aan
de universiteiten, mede in de 6 afl, van het
tijdsein ift publiceerde en daarover straks
gaarne uw oordeel zal inwinnen. Zjj verzocht
diligent verklaard te worden om haar arbeid
in andere richting voort te zetten.
Daarnevens zullen verschillende onder
werpen, de woningshygiëne betreffende, de
geneeskundige staatsregeling, verkoop van
geneesmiddelen, seiaen vergiften en de lepra,
op dit Congies uw aandacht vragen.
Terwijl aldus deze vergadering werd voor
bereid, hielden wij tevens een open oog voor
de propaganda.
Het wenschelijk achtende dat steeds meer
samenwerking kome tusschen hen aan wie
de behartiging der belangen, de openbare
gezondheid betreffende, zijn toevertrouwd,
richtten wij ons tot eenige nog niet toege
treden plaatselijke gezondheidscolleges en tot
B. en W. van een vijftigtal der grootste ge
meenten, met verzoek om als lid onzer ver-
eeniging toe te treden en zich op dit Congres
te doen vertegenwoordigen.
Wij wezen daarbij op de groote belang
stelling, die de Vetein für öffentliche Gesund-
heitspflege in Duitschland bij burgemeesters
en gemeenteraden wekt en terecht, daar niets
leerrijker is dan wederzijdsche voorlichting
en onderling overleg tusschen de personen
die den gezondheidsdienst beheerschen en
wier opleiding en werkkring vaak uiteen-
loopen, om op hygiënisch gebied tot prac
tische resultaten te leiden.
Onze roepstem was niet die eens roependen
in de woestijn. Er traden wederom een zestal
gezondheidscommissies en eenige gemeenten
en gemeentebesturen, met name van Amster
dam, Rotterdam, Utrecht, Arnhem, Haar
lem, Dordrecht, Winschoten, Roermond, En
schedé, Heerlen, als lid tot onze vereeniging
toe.
Wij verloren door overlijden, door vertrek
naar Indië en door bedanken 15 leden, waar
tegenover echter staat een aanwinst van 50
nieuwe candidaten.
Wij gaan dus steeds vooruit. Op ons eerste
Congres te 's-Gravenhage telden wq ongeveer
250 leden, op het tweede te Amsterdam onge-