53"° Jaargang.
Zondag 16 en Maandag 17 Juli 1899.
No. 9986.
Eerste Blad
Onze Handel en Nijverheid.
CIECUSSLAVEN,
BUITENLAND.
SCHIEDAMSCHE COURANT
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco
per post fl. 1.65.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau Boterstraat 68.
I!I lil11 if?
Prijs der Advertentiën: Van 17 regels fl. 0.90iedere regel
meer 12i/z cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde Kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, by vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Intcrc. Telefoon IVo. 123.
blij kt wel uit eene opineiking die den 28
October van het vorige jaar in den gemeen-
teiaad door het toenmalige laadslid, den heer
D. F. W. Prins, gemaakt werd, en waarbij
de noodzakelijkheid werd uitgesproken ten
spoedigste tot eene herziening der haven
gelden te komen.
De Kamer van Koophandel adviseerde op
verzoek van B. en W. in deze zaak en den
27 Januari 1899 werd dit door dit lichaam
uitgebiacht.
Echter kwam tot op heden een voorstel
tot reorganisatie onzer tarieven nog niet bij
den gemeenteraad voor.
Toch mag men terecht hiernaar dringend
verlangen.
Immers ons havengeld is in vergelijking
met naburige havens te hoog, een toestand,
we! allerminst gewenscht vooreen haven, die
men tot meerderen bloei tracht te brengen.
Ten bewijze zij hier het volgende gecon
stateerd
Zeestoomschepen betalen te:
Schiedam Botterdam Dordrecht
5 cent per M'. van 3 tot 3>/4 cent van 3 tot 33/*
per M3. ct. p. M3.
Waar wij naar onze haven zeestoomschepen
willen trekken, zal het dus noodig zijn aller-
eeist dit tarief te herzien, dat voordie sche
pen welke hier moeten binnenvallen on
billijk drukt en voor wie hier kunnen
binnenvallen een reden kan zjjn om onze
haven links te laten liggen.
Io het oog dient men hierbij te houden,
dat thans, nu de havengelden nog niet
een overwegend deel onzer gemeentelijke
inkomsten vormen, deze wijziging zonder be
zwaar kan geschieden, iets wat later, als
onze gemeente, gelijk Rotterdam, een aan
zienlijk deel barer baten uit de haven trekt,
voor de gemeentelijke huishouding destruc
tief kaD blijken.
Overweging zoude het hierbij verdienen
voor enkele massale goederen, zooals te Am-
steidam geschiedt, als steenkolen, hout, giet
ijzer, erts en dergelijke, uitzonderingstarieveu
te maken. In Amsterdam zijn deze bijv. voor
zeestoombooten met hout 3 cent per M3.,
steenkolen, cokes of gietijzer, 2Vz cent, ijzer
erts 13/4 cent en is onlangs op voorstel van
B. en W. besloten ook voor pek (nieuw te
Amsterdam ingevoerd artikel) slechts 1%
te berekenen. Aldus blijft men daar ter stede
voortduiend in voeling met de behoeften van
den handel.
Volgt Schiedam dit voorbeeld, dan zouden
in de eerste plaats die goederen in aanmer
king komen, die thans nog niet geregeld
hier woiden gelost of overgeladen men dient
daarbij natuurlijk te blijven onder het Rot-
terdamsche tarief.
Brengt men het havengeld voor zeestoom
booten van 5 op 3% cent per M' dan zal
de gemeente, naar berekening volgens de
gegevens van 1897 een bedrag derven van
f 1324,50 een gemis dat zeker te over
komen is, en, komt onze haven spoedig ge
reed, weldra weder door directe zal worden
goedgemaakt, nog afgezien van de indirecte
voordeelen.
Nog enkele bezwaren zijn aan de toepassing
van het tarief van het havengeld vei bonden,
die eveneens noodzakelijk opgeheven dienen
te worden.
Zoo kwam ons ter oore, dat voor een zee-
stoomboot met een draagvermogen van
800.000 K.G. groot 1800 MJ betaald wordt
tegen 5 cents per M3 90 aan havengeld.
Lost nu deze boot hier 200.000 K.G. of lU
van zijn inhoud, dan bedraagt het haven
geld f22,50. Komt echter dezelfde boot hier
in de haven met 400.000 K.G. en lost hij
hier de helft van zijn lading, dus evenals
in het vorige geval 200.000 E.G., dan wordt
aan havengeld geheven 1 45.
Een dergelijke toepassing der tarieven
schijnt willekeurig en heeft bovenal dit be
zwaar, dat de bevrachter niet bjj voorbaat
kan zeggen, wat hij aan havengeld voor
zekere hoeveelheid vracht heeft te betalen;
aanbeveling zoude bet dan ook verdienen
een standaard-tarief per 1000 KG, van de
afzonderlijke hier ingevoerde artikelen vast
te stellen, onafhankelijk van het schip, waar
mede zij werden aangevoerd.
Ten slotte wijzen wij op nog eene onbil
lijkheid in de tarieven, speciaal voor een
hier ter stede nog al aangevoerd artikel nog
al knellend.
Immers in art. 8 der verordening op de
heffing op het havengeld onder lilt. j. wor
den vrijgesteld vaartuigen, welke hier goe-
deien uit zeeschepen oven.emen, mits zjj
onmiddellijk weder vertrekken, terwijl daaren
tegen balken en palen hier uit zeeschepen
gelost, die onmiddellijk weder uit de ge
meente worden nitgevoerd, niet onder het
uitzonderingstarief van art. 8 vallen. Ver
moedelijk is deze fout bij verrassing in de
tarieven geslopen; eene herziening echter
zal ook bier de noodige verbetering kun
nen biengen.
Wij hebben bovenstaande opmerkingen
gemaakt om nog eens opzettelijk op de be
langen onzer haven het oog te vestigen en
die aan te bevelen ter plaatse waar het
behoort; slechts door de eendiachtige samen-
wei king van gemeente en particulieren zal
ten slotte dat kunnen tot stand komen, wat
men zich voorstelt. Spant men niet alle
krachten in dan zal wat men aan de haven
werken ten koste legt, ijdel weggeworpen
geld blijken.
Algemeen «verricht.
SCHIEDAM, 15 Juli '99.
De „Gaulois" heeft zich de twijfelachtige
aardigheid gepermitteerd gisteren aan het
hoofd van het. blad een gefantaseerd ver
slag van de groote revue te zetten, die
's middags zou gehouden worden, waarbij
het generaal de Galhfet een hatelijke rol
laat spelen. Het beschrijft een nationalisti
sche staatsgreep, op touw gezet door gene
raal De Galhfet.
De „Gaulois" vergist zich. Ven een Bil
lot, een Zurlindcn, een Chanoine ware een
coup eerder te verwachten geweest. Giste
ren daarentegen is het zoo goed gegaan, dat
alleen een paar schreeuwleelijken er blijk
van gaven dat niet alles „pais en vree" is.
's Morgens trokken Déroulède en Marcel
Habert, gevolgd door honderden leden van
den Patnottenbond, naar de place de la
Concorde om een krans neer te leggen bij
het standbeeld van Straatsburg, natuurlijk
onder gejuich van„Leve het legerLeve
Déroulède 1"
Déroulède trad toen naar voren en riep
„Leve de Fransche RepubliekLeve het
Fransche volkLeve Elzas-Lotharingen 1"
Daarop gingen de betoogers op zijn raad
kalm uiteeneen klein aantal moest door
de politie woiden uiteengejaagd.
's Middags wachtte een groote menigte
langs den weg dien president Loubet zou
volgen naar Longchamps om daar de groote
revue bij te wonen. Om ruim kwart over
tweeën reed Loubet, vergezeld door de ge
neraals De Gallifet en Bailloud, uit in een
rijtuig a la daumont, voorafgegaan door
den bekenden Montjarret, en geëscorteerd
door een escadron kurassiers. In een tweede
rijtuig volgde Waldeck-Rousseau met Rous-
sel en Combarieu. Er werd warm gejuicht
„Leve Loubet! Leve de Republiek!"
Om drie uur arriveerde Loubet te Long
champs, weder met gejuich begroet; de
President groette het publiek herhaalde
lijk. Na de gebruikelijke complimenten pre
senteerde generaal de Kermartin de troe
pen aan den gouverneur van Parijs, gene
raal Brugère, en begon de revue en de over
handiging van onderscheidingen. Alles ver
liep ordelijk; Marcband en diens Senega-
leezen werden warm toegejuicht. Bijzondere
attentie trokken onder de officieele perso
nen generaal de Gallifet, die in uniform
1.
Ten vorigen jare hebben wij in een drietal
artikelen eene uitvoerige beschouwing ge
wijd aan het Verslag van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken alhier over 1897;
wij kunnen, nu over 1898 het verslag ver
schenen is, ons verantwoord achten, wanneer
wij enkele afzonderlijke punten nader be
spreken, te meer daar uit den aard der zaak
in de bestaansmiddelen eener stad uit nijver
heid en handel in één jaar geen groote ver
anderingen plegen voor te komen.
Eene opmerking, die treft, wordt reeds op
de eerste bladzijde van het verslag gemaakt:
sduurzame opleving der industrie, handel en
scheepvaart onzer gemeente, is van een her
nieuwden bloei van het brandersbedrijf niet
te verwachten" aldus een college, welks
leden bijna uitsluitend bestaat uit branders.
Er is iets pijnlijks in die bekentenis, maar
iets verblydecds tévens. Iets pijnlijks, omdat
is de bewering der K. v. K. juist er
nog heel wat water door de Maas moet
stroomen, voor en aleer wij voor een stad
van een kleine 30.000 zielen ons andere
voldoende bestaansmiddelen hebben verschaft
iets verblijdends omdat aldus nog eens offi
cieel den stempel gedrukt wordt op de stel
ling, dat voor Schiedam van de branders
industrie niets meer is te hopen, dat men,
wil men uiet voort blijven kwijnen, naar
andere bronnen van inkomst moest uitzien.
Hoe aangenaam het dus voor de betrokken
industrieelen overigens klinken moge, dat
smet het brandersbedrijf in 1898 inderdaad
verdiend" weid, en hoe gaarne wij hun dit
"billijke winstje ook gunnen, uit een algemeen
oogpunt is het niet te hopen, dat zoodanige
verbetering duurzaam zal zijn wat trou
wens niet te verwachten is w(jl men
anders allicht geneigd zou zijn bij de pakken
te gaan neerzitten en wij weer den ouden
toestand zouden verkrijgen van het leven op
een bedrijf bij uitstek, iets wat te eem'ger
tijd spaak moet loopen. Zoo is het voor
Schiedam pernicieus gebleken zich geheel
afhankelijk te stellen van den jenever, zoo
zal het voor Rotterdam niet ten goede strek
ken, indien het alles op zijn handeis-kaart
zet, zoo is het voor Vlaardingen niet zonder
gevaar, alleen en uitsluitend in het visschers-
bedrijf winst te zoeken.
DOOB
AMYIE READ®.
13)
Den volgenden morgen stond Leila Gur-
ney naar de rusteloos voortijlende wolken
te kijken. De nacht was stormachtig ge
weest, maar de morgen was zacht met tril
lend zonschijnsel. Waarlijk, de natuur was
vroolijk gestemd. Leila deelde die groote
blijdschap der natuur, want was niet baar
leven als de zomer, vervuld vau duizender
lei hoop, sinds de man dien zij liefhad, beur
hart begeerd en veroverd had 1 Had hij niet
wanhoop en verdriet weggetooverd uit haar
leven en in plaats daarvan toekomstige
blijdschap en vrede gebracht? Met welk
een hooge verrukking zag zij zijn komst el-
ken dag te gemoet! Spoedig zou zij weer
luisteren naar zijn stem, de stem die zij
liefhad, voor haar bijna even teeder als bet
gekoer van den tortel en even liefelijk als
de luit 's avonds klinkt in het vermoeide
oor.
Zij keerde zich van het venster af en
sprak tegen haar hond zijn geschenk:
„Zullen we naar de zee gaan, Marcus? Je
meester komt vanmorgen bij ons, Marcus,
en dan gaan we wandelen, hondje," en. zij
nam hem op en kuste hem hartstochtelijk.
Een gekwïspel met zijn staart en een
paar likjes waren het stomme antwoord
van den hond.
„Kom, laat me je halsband omdoen, Mar
cus, met de mooie belletjes," en zij rinkelde
met de halsband.
„Er is een dame die naar u vraagt, juf
frouw," kwam haar hospita met een nieuws
gierig gezicht zeggen.
„Naar m ij? Dat is zeker een vergissing;
ik ken hier niemand."
„Het is geen vergissing, juffrouw Gur-
ney," antwoordde een vriendelijke stem.
„Ik wilde u spreken over een, persoonlijke
aangelegenheid."
Een oogenblik dacht Leila dab het een
bode was van haar moeder, en er kwam
een blos van smart op haar gelaat. Leila
De plaatsen, welke kunnen teren op
meerdere bronnen *an bestaan, hebben steeds
het duurzaamst kunnen floreeren, al ontb<ak
daar ook de roes van incidenteelen vooispoed,
die men elders, soms een lange reeks jaren,
kende.
De door de K. v. K. bovengeciteerde uitge
sproken stelling moge dan ook voor onze
gemeenteraad een spoorslag zijn om al dat
gene te doen hetwelk kan strekken om spoe
dig onze haven te brengen in den toestand,
waarin dat gewenscht is, met inachtneming
der eischen van het scheepvaartbedrijf en
der tarieven.
Natuurlijk kan wederopleving van ons
scheepvaartverkeer niet uilsluitend door het
bestuur der gemeente tot stand gebracht
worden: aan het particulier initiatief komt
een goed deel van de zorg daarvoor toe, en
te betreuren is het dat dit initiatief nog niet
altijd voldoende van zijn verantwoordelijkheid
bewust is. Nog klinkt de klacht, dat niet alle
importeurs en bi anders cif Schiedam per
zeeschip bun granen doen komen, waardoor
dus directe baten aan havengeld eniudnecte
aan loonen en verteringen van het scheeps
volk worden gederfd.
De K, v. K. schat het bedrag van bier
ter stede gederfde havengelden (omdat men
per lichter via Rotterdam aanvoerde) op
f5.208 zijnde ruim 77 pCt. van de in 1898
voor zeeschepen ontvangen havengelden bet
gederfde ai beidsloon schat zij op f 39.060.
De enkele importeurs, die alsnog in deze
tekort schoten zij hierbij gewezen op hun
moreele verplichting, nu de burgerij bereid
is zich ten behoeve van handel en industrie
belangrijke offers te getroosten. »Zeif", zegt
het vei slag der K. v. K. zouden zjj het meest
gebaat zijn door medewerking".
Is bet alzoo gewenscht dat wie meer on
middellijk bij den bloei van ons scheepvaart
bedrijf belang hebben, medewerken, ook de
gemeente kan en moet nog meer doen,
in de allereerste plaats wel door herziening
der tarieven.
Voor onze gemeente zou ons theoretisch
het vrij-hasenstelsel zeer toelachen; echter
zijn wij zoo weinig blind voor de bezwaren
van anders iu deze materie oordeelenden, die
nl. meenen, dat voorloopig althans, ook al
hebben wij een vrijhaven, geen schip meer
hier zal binnenvallen dat wij in de ge
geven omstandigheden ons tevreden zouden
achten indien eene billijke herziening der
tarieven van havengelden tot stand kwam.
En dat die behoefte ook bij de deskundigen
op dit gebied, de cargadoors, gevoeld wordt,
verzocht de bezoekster te gaan zitten, ter
wijl zij intusscben de mooie, elegant geklee-
de dame bewonderde, die in uiterlijk en
manieren zoo verschilde van de dames die
zij had leeren kennen.
„Ik ben benieuwd wie zij is," vroeg zij
zicbzelve af. De arme, verlaten Leila had
geen vriendinnen die een kop thee kwamen
drinken, en de komst van een vreemde
maakte haar zenuwachtig en angstig. Haar
hart bonsde zóó dat zij niet kon spreken.
„Ik moet u vergeving vragen dat ik 11
stoor," begon de dame, „maar ik hoorde
toevallig dat u hier alleen en zonder be
kenden is, en daar u, naar ik verneem, zon
der het te weten, op het punt is u in een.
groot gevaar te begeven, ben ik hier geko
men om u te waarschuwen, om met u te
spreken zooals de eene vrouw tegen de an
dere behoort te doen. Indien het juist is
wat ik gehoord heb, dan wilt u, geloof ik,
trouwen met signor Emilio Castelli, den
stalmeester van het circus dat nu te Bay-
liaven is Is het met zoo?"
Zij zweeg en Leila zonk achterover op de
canape en drukte den hond tegen zich aan
als wilde zij het kloppen van haar hart
smoren.
„Ja, het is waar; ik ben met bem ver
loofd; ik ben er trotsch op dat te kunnen
zeggen. Maar ik wensch daarover niet te
spreken met een vreemde. Wat niet weg
neemt dat ik u dank,voegde zij er vrien
delijker bij, als schaamde zij zich over haar
bruusken toon.
„Kom, luister eens naar mij, lieve juf
frouw." Leila voelde zich ^onaangenaam ge
troffen door haar familiariteit. „U gaat
trouwen met dien man, en u weet eigenlijk
niets van hem. Hij is zeer knap, en u is
verliefdmaar als u evenveel van hem
wist als ik, dan zou u mij tot het eind uwer
dagen danken dat ik hier ben gekomen. Als
u prijs stelt op uw geluk, dan moet u niets
te doen willen hebben met Emilio Castelli.
Daar, ik heb ten minste mijn plicht gedaan
door u te waarschuwen geen Christen-
mensch zou meer kunnen doen. Laat ik n
zeggen dat ik zijn karakter misschien beter
ken dan iemand ter wereld."
„Ik behoef niets over hem te hooren,"
antwoordde Leila driftig. „Ik heb hem
lief, en ik ben van plan met hem te trou
wen, wat u ook tegen hem wil inbrengen."
„U wil dus niet luisteren naar wat ik te
zeggen heb. Uit liefde voor die man wil u
liever uw geheele toekomst op het spel zet
ten u zal berouw hebben over uw keus
als het te laat is. Ik zeg u dat Castelli met
een massa vrouwen geengageerd is geweest,
dat zijn karakter waarlijk niet hoog staat,
en dat hij een liefje heeft gehad in eike
stad die het circus ooit heeft bezocht. Hij
is een leugenaar, een huichelaar, een man
zonder principe. En toch, liever dan naar
mij te luisteren, wil u uw leven aan hem
toevertrouwen."
„Dat wil ik," antwoordde Leila vast be
sloten. „Ik geloof ook niet dat u het recht
heeft den staf over hem te breken."
„O, u wantrouwt mij, niet waar? Maar,
ziet u, ik ben Cleo, „de eenige Cleo, equili
briste", en Castelli en ik zijn de laatste drie
jaar voortdurend bij elkaar geweest. En
wie zou hem dan beter kennen dan ik? Ik
was het laatst met hem geëngageerd, tot
een paar weken geleden, toen hij mij weg-
stootte als een hond" zij zweeg even
„en u is zijn nieuwe liefde.
„Ik geloof geen woord van wat u gezegd
heeft," antwoordde Leila ernstig.
„U twijfelt aan mij, niet waai-, juffrouw
Gurney?" hernam Cleo, haar bedaardheid
verliezende. „Dat is dus mijn belooning
voor de moeite die ik mij om uwentwil geef.
Ik wil liever sterven dan dat ik weet dat
die man trouwt zonder mijn goedkeuring."
„Ik beb u niet gevraagd om uw goed
keuring," zei Leila kalxn, ofschoon zij van
zenuwachtigheid bijna niet kon spraken..
„Ik heb bem lief met geheel mijn hart
niets kan ons scheiden."
„Zoo, denkt u dat?" hernam Cleo toor
nig. „En als ik u nu vertel dat i k hem lief
heb, dat ik hem reeds jarenlang heb lief
gehad. Voor mij is hij de eenige vreugde in
mijn leven geweest. Wil u dan de man ne
men dien een andere vrouw liefheeft? Is
dat eerlijk en braaf gehandeld?"
„U zegt dat u hem liefheeft, en toch
waarschuwt u mij voor hetzelfde geluk,"
zei Leila. „Als u hem liefheeft, mag ik dat
toch ook doen. Als hij goed voor u is, is hij
't ook voor mij."
Cleo zag dat de grond onder haar argu
mentatie werd weggehaald, en dat het
meisje aan haar gewaagd wastoch hield
zij hardnekkig vast aan haar eens gevat
voornemen.
„O, ik dacht dat w een dame was. Ik be
weer niet dat ik het men," voegde zij er
spottend bij. „Ik wist niet dat een ras
paard uit één trog at met een varken."
„Ik ben tevreden met mijn keus," zei
Leila. „Hij beeft u niet lief, want nu her
inner ik mij dat hij over u heeft gesproken,
en ik heb alles over de „ruzie met u" ge
hoord."
Cleo werd wit. Haar woede klom. Zij was
bijna dol van drift. Zij sprong op van kaar
stoel en riep opgewonden uit
„U durft daar te zitten en mij te belee-
digen! Hij heeft u alles van mij verteld,
niet waar? Nu, dan is het ook mijn beurt.
Ik durf beweren dat een onervaren meisje
zooals u, van het circusleven niet veel af
weet. Voor u is het, stel ik mij voor, niets
dan schittering en muziek en clowns en
paarden en applaus. Voor menscken. zooals
u is het pleizier; dat is het wat het beta
lend publiek ziet. En niemand van u zou
de dingen willen zien zooals ze zijn. Het
zou uw teere zenuwen te veel pijnigen, en
het zou uw kalmte storen. Het zijn men
scken zooals Castelli die van het circus een
hel maken. Hij
„Ik wil niets meer van hem hooren," ant
woordde Leila, nu ook boos. „Ik vertrouw
liem volkomen. Zeg niets meer, als 't u be
lieft."
„Ik wil niet zwijgen,viel Cleo haar in
de rede. „Ik ben hier gekomen om te zeg
gen wat ik te 2eggen had, en dat wil ik
doen. Emilio Castelli," ging zij voort, „is
een wreed dier. Het is een kwade doge
voor een paard of een meisje wanneer hij se
op zijn weg vindt. O, u weet de geheimen
van achter de schermen niet; hoe paarden
geslagen worden totdat zij uitgeput in de
arena verschijnen. En uw beminde Castelli
is onmeedoogender dan de anderen. Vraag
het inlle. Doms, die door hem getraind is,
wat hij voor man is. Zij zal n vertellen hoe
hij haar leven tot een last, tot een vloek
heeft gemaakt. Hoe hij op zekeren dag te
Leeds in mijn tegenwoordigheid haar met
zijn zweep afranselde omdat zij slecht gere
den had, en hoe hij haar twee uur lang, ge
radbraakt, bloedend en snikkend op 't
paard liet, en haar, toen. zij afsteeg, in de
arena trapte ja, trapte. Zóó behandelt
hij vrouwen. Zóó zal hij u óók behandelen.
Hij kent geen mededoogen. Hij is woest en
wreed. U zal meer met de zweep dan liefde
krijgen, meer vloeken dan zegeningen, en
meer schoppen dan kussen," voegde zij er
hartstochtelijk bij.
„U vertelt mij onwaarbeden," zei Leila
kortaf. „Waarom zou bij zoo wreed zijn
„Dat zijn de manieren van sommigen in
ons vak. Castelii is het grootste beest dat
ik ooit ontmoet beb. Ik wensch u geluk
met hem."
„Wees zoo goed mijn kamer te verlaten.
Ik wensch niet langer naar u te luisteren.
Ga heen," riep Leila uit, opstaande en haar
bezoekster ferm in de ocgen ziende. „Wees
zoo goed been te gaan. Ik zal trouwen met
den man' dien ik gekozen heb. Uw bezoek
heeft niet den minsten invloed op mij uit
geoefend."
Zij ging naar de deur en hield die wijd
open.
Cleo zag dat het vruchteloos zou zijn. te
blijven, maar zij trachtte nog een andere
snaar aan te roeren, voordat zij haar tocht
als geëindigd beschouwde.
„Ik zal uw kamer verlaten, wees maar
niet bang. Maar de dag zal komen dat u
berouw zal hebben over uw koop, dat u zal
wenscben dat u naar mij geluisterd had. En
ik hoop dat het zoo zal gebeuren," voegde
zij er met een hatelijk lachje bij. „Dan zal
u uw verdiend loon hebben." En met die
woorden snelde zij de kamer uit.
(Wordt vervolgd.)