53"° Jaargang.
Zondag 6 en Maandag 7 Augustus 1899.
No. 10004.
Eersfe Blad.
OIROÜSSLAVEN,
Ons Havengeld-tarief.
SCHIEDAMSCHE COURANT
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en VI aar dingen fl. 1.23, Franco
per post fl. 4.65.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 40 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
BureauBoterstraat 6§.
Prijs der Advertentiën: van 4 7 regels 90 cents; iedere regel
meer IS1/» cents. Reclames 30 cents per regel. Groole letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde Tsleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
ïnterc. Telefoon ATo. 133.
Wij ontvingen onderstaand ingezonden stuk
naar aanleiding van onze artikelen «Handel
en Nijverheid", hetwelk wij met genoegen
in onze kolommen'en wel ter dezer plaatse
om het belang der zaak opnemen.
Hat werd van Alexander den Groote
steeds een prijzenswaardige daad gevonden
den Gordiaanschen knoop, de wanhoop van
zoo weinig geduldig en voorzichtig zoeker, met
een zwaardslag te hebben doorgehakt, en ik
begrijp hoe menigeen, voor zulk eon knoop
staande, naar een Alexander zoekt.
Veilig is echter aan te nemen dat de Gor-
diaanscihe knoop oorspronkelijk een eenvou
dig koord was, door allerlei wendingen en
draaiingen, misschien door gedaehtenloosspel
in een onbewaakt oogenblik, tot een knoop
verfrommeld.
Had nu de man die het koord hanteerde,
zich niet tot herhaaldelijk wenden en keeren,
tot het van alle kanten betasten en bekijken
laten verleidenhad hij den draad kalm en
regelmatig, duimpje voor duimpje, door de
vinders laten glijden, de knoop was niet ont
staan en Alexander had heb zwaard in de
schede kunnen houden.
Toen ik, eenige dagen gelegen, kennis nam
van de hoofdartikelen in de „Schiedamsche
Courant", getiteld „Handel en Nijverheid"
(zie nos. van 16 en 23 Juli jl.) waarin eenige
m. i. juist gestelde beschouwingen tot de slot
som leidden op zeikere punten eiscbt ons ha
vengeldtarief herziening; .toen als „Naschrift"
van de artikelen eenige opmerkingen van be
voegde zijde in het debat werden gebracht;
en (oen, ten gevolge daarvan, de schrijver
der hoofdartikelen het denkbeeld in overwe
ging gaf in andere plaatsen naar mannen te
zoeken die ons in zake havengeldtarieven zou
den kunnen voorlichten toen dacht ikgaat
hier geen onnoodige verwarring en onzeker
heid ontstaan, die straks te vergeefs om een
oplossing zullen roepen
Wat deskundigen elders noodig achten, wij
behoeven het hun niet te vragen na hen eerst
in een commissie vereenigd te hebben de ta
rieven van andere ha.venplaatsten geven ons
i mme ra de slotsom hunner overwegingen.
En wat in Schiedam noodig is, moeten
Schiedammers weten.
Zou zulk een vertrouwen op eigen kracht
niet geoorloofd zijn, dan Neen, ik ga niet
verder, voor zulk een veronderstelling is
Schiedam mij te lief en mijn oordeel over
haar burgers te gunstig.
Weg dus met dat vernederend denkbeeld
En thans kalm de draad opgevat en gere
geld afgewikkeld.
Door den schrijver van bovenbedoelde ar
tikelen worden de volgende zaken voorop ge-
zet
lo. In alle havensteden in onze omgeving
is het havengeld lager dan in Schiedamdit
eiscbt wijziging.
Volkomen waar, mijns inziens, en eigen
lijk van zelf sprekend, 'tls dan ook niet ge
makkelijk het spottend lachje van den Rot-
DOOK
AMYIE REAIXE.
31)
XII.
„Moeder!" „Leila
Vijf jaren zijn voorbij, gegaanvoor Leila
zijn ze zeer moeilijk geweest. Hoewel nooit
erg sterk van gestel, had haar gezondheid be
paald veel geleden. Daar zij verplicht was,
dagelijks, soms zelfs tweemaal per dag, met
Caslelïi in het oircus voorstellingen te geven,
leidde rij een zeer vermoeiend leven. Ooflchet
heen en weer trekken van plaats tot plaats, ja
dikwijls van het Vasteland naar Engeland,
matte haar zeer af. Toch moest rij uitgeput
en vermoeid haar plichten vervullen. Er be
stond geen huiselijk leven meer voor haar, 't
was niets anders dan het verwisselen, van de
eene kamer- voor de andere, of de eene stad
voor de volgende. Hierbij kwamen nog de
zorgen voor haar kinderen. Zij had er, twee
een aardig meisje van vier en een jongen van
dirie jaar, op wie rij al 'haar liefde had overge
bracht. Leila verafgoodde ze. Ter wille van
hen hield rij moed onder al© zorgen van het
laventer wille van hen verdroeg zij alle boo
ze buien van haar echtgenoot.
Door de vriendelijkheid der vrouwen van
andere rijders en artdsten, werd Leila het
leven nog eenigszins dragelijk gemaaktwant
rij namen de kinderen bij ziclh als Leila naar
de repetitie was, en 's avonds lieten zij een
van hun oudere kinderen ...jt hen opzitten,
totdat Leila's kinderen in slaap vielen.
Deze bewijzen van vriendelijkheid troffen
Leila zeer, en maakte haar zeer dankbaar en
terdammer of Amsterdammer te ontwijken
als hij ons zegt hoe jaloersch zijn stad is op
Schiedam, waar men meent, zonder de ont
wikkeling der haven te schaden, liooger ha
vengeld dan overal elders te kunnen vragen.
2o. Er zijn eenige bepalingen in het liaven-
geldbarief die voor verschillende uitlegging
vatbaar rijnhierin moet worden voorzien.
Eveneens een juiste opmerking: wil men
schepen hierheen lokken, dan moet vooraf
met zekerheid kunnen worden gezegdzie
llier welk voordeel wij u kunnen bieden.
3o. Er komen in ons tarief faciliteiten
voor, teil doel hebbende transito-verkeer te
bevorderenwensoheliik is het, deze uit te
breiden opdat de houthandel daar niet van
uitgesloten blijve.
Zeer terecht; voor het hierheen trekken
van gecombineerde ladingen is dit niet van
belang ontbloot.
Tot hiertoe dunkt mij alleen eenvoudige
beginselen die best zonder vreemde hulp in
ons tarief kunnen worden toegepast.
Maar de opmerkingen in liet „Naschrift"
danwettigen die misschien een beroep op
vreemde deskundigen!
Laten wij deze eenigszins nader bezien en
ze kortelings samenvatten.
lo. Onze liaven zal nimmer kans op bloei
hebben wanneer ridli hier geen groote be
vrachters vestigen.
2o. Vermindering, zelfs vrijstelling van lia-
vengeld, is een zaak die niet tot die vestiging
kan bijdragen.
3o. Vrijstelling van havengeld na een ze
ker aantal reizen bleek een vorig jaar tijdens
de werkstaking te Rotterdam zonder uitwer
king, waarin een bewijs ligt dat havengeld
een te luttel bedrag is om invloed uit te cefe-
nen op de keuze der haven.
4o. Het is ons niet mogelijk de booten hier
één of twee etmalen sneller te lossen d.an in
Rotterdam.
De waarde dezer opmerkingen bij beschou
wingen aangaande havengeldtarieven mogen
thans iets nader worden onderzocht.
Het vierde punt blijve hierbij ter zijde.
De waarheid dat Schiedam geen beschikking
heeft over gehoimzinuige krachten, in andere
havenplaateen onbekend, schijnt bij de stu
die van haven tarieven weinig ter zake die
nende.
Geen kans op bloei zonder hier gevestigde
bevrachters, heet het vooreerst.
Waarschijnlijk worden hier met bevrach
ters bedoeld alle personen die invloed kunnen
uitoefenen op de keuze eener haven en niet
alleen de betrekkelijk weinig talrijke groep
die in den handel bevrachters worden ge
noemd.
Als zoodanig kunnen optredenimpor
teurs, afladers, transport-ondernemers en car
gadoors.
Dat de vestiging van zulke handelsfirma's
ons uitermate welkom zijn zoude, natuurlijk.
Dat echter onze scheepvaartbewegi ng verdub
beld, ja verdriedubbeld kan worden zonder
die vestiging, is eveneens waar. Zoo zal men
vele der „bevrachters" die het meest bijdra
gen tot liet scheepvaartverkeer van naburige
havens, te zoeken hebben in Duitschland en
Engeland.
En waarheen zullen deze hun schepen diri-
geeren
Naar die haven immers die het meeste
gehecht aan de nierrsdhen, die ver beneden
haar stonden.
Het was een vreeselijke tijd voor Leila ge
weest toen rij het waire karakter van haar
eens zoo beminden man Jiad leeren kennen
toen rij ondervond hoe hardvochtig en wreed
hij was, In den beginne kon rij den waren
stand van zaken maar niet begrijpen, maar
zij kwam spoedig tot bezinning, en zag het
verschrikkelijke van haar toestand in.
"Voor altijd verstooten door 'haar vader, en
zooals rij dacht ook door haar broeder, van
wien zij sedert haar huweflijk niets meer ver
nomen Wad, de vrouw van een man, die de
liefde vergeten was, die hij haar beloofd had
toen hij haar jong meisjedhart zocht en won
was heb te verwonderen, dat zij aan het
verleden terugdacht, de sdhoone beelden in
haai- geheugen terug riep Die heerlijke her
inneringen aan vroeger dagen waren.de eeni
ge vreugde, de eenngte lichtstraal op haar don
ker pad. Arme Leila, was hét geen sahand'e,
dat de ruwheid en wreedheid van een echtge
noot alle liefde en levensvreugde uitwisdh-
ten. en dat angst en vrees nu haar eenigo
levensgezellen waren?
Maar het was helaas maar al te waar.
Die vijf jaren waren ook niet zonder in
vloed gebleven op Leila's karakter. Ben trr^ofc
d'ed van haar uiterlijke zachtheid en lieflijk
heid1 was verdwenen. Zij was oud geworden,
verzwakt, haar plicht doende, in stilte lijden
de, onverschillig voor loftuitingen of sympa
thie. Alleen als Gastel li hoos op haar was,
kwam er nog iets van haar vriendelij'ken aaad
boven. Zijn macht over haar was nog even
groot al's in vroeger dagen. Soms kon rij hem
verzoeken haar niet zulke wreeds woorden
toe te voegen of haar een kus te geven.
Maar hij weigerde haar altijd dat kleine
vooidcel kan aanbieden. Dit voordeel kan nu
eeii^ bedaan in kans op retour-vracht, dan
weder in spoorvvegaanduiting, opslaggelegen-
lieid. toegankelijkheid, goede en snelle bedie
ning en natuurlijk ook in geringe kosten.
Wat de gemeente kan doen om een dezer
voordeelige omstandigheden te verwezenlij
ken, zal zij hebben te doen. Neen, wordt
„van bevoegde zijde" gehoord, haventarieven
kunnen zijn zoo men wildat bedrag is te
luttelal zijn ze hooger dan in andere ha
vens, daar blijft geen schip om weg.
Ziedaar ten minste een bewering bij het
onderwerp passenddoch eene die door wei
nigen zal worden gesteund.
Ziet bijv. eens Amsterdam, dat alle krach
ten inspant om zijn handel uit te breiden
telkens wanneer de kans schoon lijkt een of
ander artikel naar de haven te kunnen trek
ken, wordt het havengeld verminderd.
Vermindering van dat luttele bedrag is
daar dus niet als onwerkzaam bevonden.
Er wordt echter een feit aangehaald dat
als bewijs moot dienen, van het nuttelooze
van fiscale faciliteiten.
Tijdens een partieele werkstaking te Rot
terdam, in 1898 nl., kwamen drie ertsbooteu
slechts éénmaal, en niet zevenmaal hier; de
kans op vrijdom van havengeld bij de ze
vende reis lokte ze niet, dus
Ja, wie durft hier concludeeren
Wie kent alle omstandigheden, welke die
booten deden wegblijven
Wie zegt ons dat zij niet zoo spoedig moge
lijk onze haven om het hooge tarief ont
vluchtten en liever Rotterdam opzochten,
waar men voor acht reizen hetzelfde bedrag
aan havengeld betaalt als hier voor zes 1
Ik Weet het niet, maar kom alleen op tegen
de halsbrekende redeneerikunstige sprongen
om dit feit als bewijs van het nuttelooze van
lage haventarieven te willen aanhalen.
Integendeel, het gezond verstand en ook
de ondervinding zegt dat gunstige, vrijgevige
bepalingen, al heb overige gelijk zijnde, voor
de ontwikkeling onzer haven bevorderlijk zijn
moeten.
Zoo zien wij in dit jaar hoe een importeur-
van kolen zijn aanvoeren regelt juist met het
oog op de hierbedoelde vrijstelling van ha
vengeld; hiervan is de aanvoer naar onze
haven voor kolen voor elders bestemd, het
gevolg.
En als men eens wilde informeeren hoe het
komt dat in de laatste weken eenige ertsboo
ten te Hoek van Holland binnenvallen, die
van daar uit weder naar Amsterdam vertrek
ken, dan zou helaas al te duidelijk blijken
lioe voelbaar het is voor Schiedam zulk een
hoog haventarief te handhaven.
Na aldus ook de opmerkingen in liet „Na
schrift" nader te hebben bezien, blijft het
voorkomen dat deze hoegenaamd geen aanlei
ding geven de vaststelling van een haven
geldtarief zulk een hopeloos ingewikkeld
vraagstuk te achten dat daartoe vreemde
hulp moet worden ingeroepenen of deze
zaak moeilijiker is te achten dan de regeling
van welk ander belastingvraagstuk ook, is, ik
zou haast zeggen, min of meer een kwestie
van smaak.
Mogen velen onzer burgers in de studie
van de belangen onzer haven smaak vinden.
Ziedaar een der levensvoorwaarden voor haar
bloei.
blijk van liefde, en Leila verwijderde rich dan
nog wanhopiger dan vooiheen.
Op zekeren dag was zij aan hel repeteereu,
zij was te moe en te bedroefd om veel op
haar werk te letten, toen een slag met de
zrweep en een vreesolijke vloek van Cadtelli's
lippen haar van lichamelijke en geestelijke
pijn bijna deden flauw vallen. Het was de
eerste keer dat hij haar geslagen had, en als
een geknakte bloem boog zij liet hoofd en
dorst van schaamte niet- opldjüten.
Na dit voorval zou rij hom zeker verlaten
hebben, maar ter wille van haar kinderen
bleef zij. Moest zij niet over de Heintjes wa
ken en hen beschermen, de schitterende ster
zijn die hun op hun donker levenspad moest
voorgaan? Bij hen blijven om ze te troosten
en hun tranen te drogen? Ja, dab was haar
plicht.
Om hunnentwil moesten vrees, schande en
wanhoop verdrongen wordende teere jonge
schepseltjes, van wier lipjes heb goddelijke
woord „moeder" Leila zoo onuitsprekelijk ge
lukkig maakte. Voor hen zou rij desnoods
haar leven hebben opgeofferd en toch was de
man, die haar de grootste beleedigingcn aan
deed, hun vader.
Maar rij was hun moeder.
Het circus was eenigen tij|d in Parijs ge
weest, en CastdHi en Leila hadden door hun
optreden er veel toe bijgedragen om het cir
cus in de Ghamps Elysées altijd vol toeschou
wers te lakkende tijd was dan ook kalmer
dan gewoonlijk voorbijgegaan. De kamers die
zij op de faubourg St. Honoré bewoonden,
waren gemakkelijk ingericht, en daar het een
betrekkelijk smalle straat was, was" het er
ook stil, wat Leila zeer goed tie stade kwam
om van de vermoeienissen van het voortdu
rend reizen wat uit te rusten.
De Lente was verschenen en "langzamer-
Reeds zeiden wij, dat liet ons een genoegen
was bovenstaand ingezonden stuk (e planteen,
omdat het getuigt van belangstelling in onze
haven-zaak, die deze zoozeer verdient en be
hoeft, Dat wij echter elke daarin uitgesproken
opinie zouden onderschrijven, willen vrij niet
beweren. De geachte inzender en onze redactie
zijn het op de hoofdpunten beti ellende ver
laging van havengeld, het wegnemen van
moeilijkheden in de toepassing der tarieven
en het wegnemen van eenige vexatoire be
palingen, volkomen eens, geljjk uit het drie
tal punten, die hij liet eerst opsomt, blijkt.
Slechts meent hij, wat wij in het boven
geciteerde »naschrift" ned<jrsc!n even te
moeten wraken. Nu zij vooropgesteld, dat
wat in het «naschrift" werd medegedeeld,
niet weergaf het gevoelen onzer redactie,
die natuurlijk vau de finesses der zaak geen
speciale studie kon maken, maar van wie
zij mocht houden voor volkomen tot oordeelen
bevoegden.
"Waar onze redactie en thans ook de
inzender meenen dat van verlaging en ver
betering in de toepassing van het tarief van
havengelden heil was te verwachten, daar
stelden deskundigen hiertegenover, dat dit
alles niet zou baten, ten ware voldaan werd
aan een der eischen uitgedrukt in de vier
punten, het laatst in bovenstaand ingezonden
stuk genoemd.
Juist deze omstandigheid was liet, die ons
er toe bracht om te adviseeren tot liet in
het leven roepen eener gemengde commissie.
Nu wij bovenstaande opmerkingen ont
vangen hebben, zijn wij hierin nog slechts
versterkt. Onze redactie kent immers èn den
inzender èn de «bevoegde zijde", wier opinie
in het «naschrift" werd weergegeven; zij
kent ze zelfs beide als bevoegde deskundigen.
"Waar deze zoozeer in meening verschillen,
is er o. i. allo aanleiding om de hulp in te
roepen zoowel van hen die speciaal met de
belangen van Schiedam, als van hen die meer
in het bijzonder de eischen van het groot-
scheepvaartverkeer kennen.
Of er ia het instellen eener zoodanige
commissie iets vernederends ligt?
Wij hadden niet gedacht, niet gehoopt
zelfs, dat iemand het zou beweren. Immers,
is er voor de regeering iets in, wat haar
verlaagt, als zij zich omtrent gevangenis-
arbeid, de Zuiderzee-quaestie en zoo tiental
andere gewichtige vraagstukken, laat voor
lichten door eene staatscommissie; zocht zij
die voorlichting zelfs niet in een eenigszins
politiek vraagstuk als de invalidileits- en
ouderdomsvetzekering van arbeiders?
En kan niet juist de Hooge Regeering,
gerugsteund door een keurkorps bekwame
ambtenaren, eer dan ieder ander college voor
lichting van anderen missen? Was er des
niettegenstaande iemand, die de regeering
beschuldigde van onbekwaamheid of gebrek
aan gevoel van eigenwaarde omdat zij
meende dat zij behalve de voorlichting harer
liand naderde Paschen met al zijn pretjes en
genoegens. De straten waren zoo vol, dat
men moeilijk vooruit kon komende café's
waren overvwld met mannen, vrouwen en
kinderen sommigen hunner gebruikten hun
koffie met cognac aan kleine marmeren tafel
tjes buiten, en vergenoegden rich met naar
de voorbijgangers te kijken.
Overal heerschite leven en bedrijvigheid.
Leila met haar jongen op den arm en het
meisje aan de hand, werkte rich zoo goed mo
gelijk door de menigte heen. Zij zag er zóó
bleek en afgemat uit, dat de mensdien aan
de tafeltjes niet na konden laten haar vrien
delijk toe te knikken toen rij voorbij ging;
zij mompelden eenige woorden van deelne
ming en hielden even op met praten om haar
na te kijken.
„Blijf maar dicht bij me, Vanda, lieveling,
of moeder zal je kwijt raken."
„Hoe ver is het nog, moeder
„Niet zoo heel ver, lieve!"
Leila raakte uitgeput, de jongen was zoo
zwaar; maar zij spoedde zich voort, naar
links noen rechts kijkend, en 'Held niet stil
vóór rij de Bodega op de Rue Rivoli bereikt
had. Zij was op het punt binnen te gaan,
toon een korte donkere man van omstreeks
dertig jaren haar te gemoet trad.
„Je bent hier het eerst Ringen®," sprak
Leila, hem bij den naam noemende dien hij
in hot circus had aangenomen. Iedereen
noemde den down „Ringens", en dat was
zoo'n gewoonte geworden, dat men rijn eigen
lijken naam bijna vergeten was.
„Uw man zei mij, dat u 'hier om vijf urn-
zijn zou, en het is nu bijna half zes."
„De jongen was zoo zwaar-," stamelde Lei
la, „en er waren zooveel menschen op de
been, dat ik Van-da nauwelijks mee kon krij
gen."
eigen ambtenaren ook nog die van daar
buitenstaander) behoefde Is voorts niet het
belang onzer haven voor onze stad een levens
belang, gewichtiger nog dan vele andere, voor-
welke de regeering niet schroomde Staats
commissies in het leven te roepen
Wat beteekent dan een phrase als «zou
zulk een vertrouwen op eigen kracht niet
geoorloofd zijn, dan Neen ik ga niet
verder\oor zulk een veronderstelling is
Schiedam mij te lief en mijn oordeel over
hare burgers te gunstig."
Werkelijk, met dergelijke nietszeggende
liefheden aan 't adres der Schiedamsche
burgers, die trouwens niemaud zich in 't
bijzonder zal aantrekken, komt men weinig
verderja sterker nog, ous dunkt dat het
vertrouwen in eigen kracht in onze kwij
nende stad al te zeer geschokt is dan dat
men wel doet nog bij voortduring daarop te
stollen en zelfs de liefde Schiedam toegedra
gen verandert hieraan niets.
Geconstateeid blijve dus: lo, dat onze
redactie, nu bijna een maand geleden, om
trent onze haven en hare organisatie zekere
opinie uitsprak2o. dat een bevoegde die
opinie wel niet direct weersprak, maar
meende, dat liet verwezenlijken dier opinie
niet zou baten, tenzij vooraf aan eenige voor
waarden voldaan werde; 3o. dat een ander
bevoegde zich daarna geheel aan de zijde
onzer redactie schaarde.
Waar onze leeken-redactie dus eerst stond
tegenover een bevoegde, wiens oordeel zij
niet onderschreef, maar hetwelk zij evenmin
vermocht te of wilde weerleggen, omdat zij
van de délailzaken geen studie heeft gemaakt,
daar komt thans een ander deskundige onze
redactie steunen, haar mededeeleod, dat wat
van bevoegde zijde in het «naschrift" was
medpgedeeld, veilig onbesproken kan blijven,
als zijnde van nul en geener waarde.
Zijn dit alles niet omstandigheden, die er
toe moeten strekken om ons des te vaster
te doen staan in onze meening, dat, voor en
aleer der burgerij zwaardere lasten worden
opgelegd door het uitbreiden enz. der haven,
te voren worde vastgesteld op welke wijze
men meent onze haven productief te kunnen
maken En is niet eene commissie van wél
en uiet-gemeentenaren daartoe het aange
wezen college Van meer belang is de vraag
of het mogelijk zal blijken een aantal des
kundige mannen buiten onze gemeente te
vinden, die eene eventueele uitnoodiging om
zitting te nemen in de «Commissie aan
welke wordt opgedragen een onderzoek in
te stellen naar hetgeen gedaan kan worden
om de haven van Schiedam aan haar doel
te doen beantwoorden", zullen aannemen.
Hierop vooruit te ioopen ligt echter niet
op onzen weg.
Zonder dus nader in te gaan op de vragen,
die de geachte inzender stelt, zonder in eene
overweging te treden van wat hij als des-
„Laat mij het kind van u overnemen,"
sprak de man vriendelijk. „Hij is veel te
zwaar vooi u. U moet wat cognac nemen
voor wij verder gaan."
Leila was door inspanning uitgeput, en
dronk met graagte den opavetkkenden drank.
Wat zou zij blij geweest rijn als zij dien
éénen vrijen avond eens thuis had kunnen
blijven. Zij had dien middag twee keer erere
den, maar gedm-ende de feestweek was heb
programma wat gewijzigd en had rij dien
avond vrij.
Zij was besloten met haar kinderen uit te
gaan en ze een prebtigen avond te bezorgen
maar bijna op het laatste oogenblik had haar
edhtgenoot haar verboden, te gaan als rij geen
gezelschap h«d. Als ze een van de artisten
kou vinden, die haar wilde vergezellen, dan
was het goed, maar anders kon zij met de
kinderen thuis blijven.
Bij toeval hoorde rij, dat ook Ringens dien
avond niet behoefde op te treden, en zij ver
zocht hem haar te helpen om haar plan ten
uitvoer te brengen.
Als haar man het goed vond, dan zou Rin
gens het niet pleizier doen, dus zou rij de
kinderen eens laten genieten.
Dick Wynscote, in de arena als Ringens
bekend stond bij zijn mede-artisten en ande
re bekenden zeer goed aangeschreven. Zijn
karakter was bijzonder goed. Brij adhtte liet
nooit noodig te vloeken, of ook in eeni'g an
der opricht rijn naam als echtgenoot en va
der oneer aan te doen. Hij was getrouwd met
een meisje van het land, dat hij in rijn jon
gelingsjaren al beminde; en hoe prettig hij1
het ocik vond haar bij ridh te hebben, stond
hij haar toch nooit t-oe, dat rij met hem de
vermoeienissen van het reizen op het Vaste
land zou deelen.
(Wordt vervolgd.2