53"" laargang. Dinsdag 15 Augustus 1899 No. 10011 CIRCUSSLAVEN, BUITENLAND. SCHIEDAMSCHE COURAHT. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaar dingen fl. 1.25. Franco per post fl. 1.65. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaar din gen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. BureauBoterstraat 68. Prijs der Advertentiën: van '1—7 regels 90 cents; iedere regel meer 12!o cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde Itleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon ATo. 133. Algemeen overzicht. SCHIEDAM, 14 Aug. '99. liet proees-Breyfus. De resultaten van Zaterdag zijn in hooge mate belangrijk. Terwijl wij zoo straks nog even terug zullen komen op de verhooren, willen wij beginnen met een overzicht te geven van de resultaten dezer tweede openbare zitting. lo. De voorzitter van den krijgsraad heeft Dreyfus' recht erkend om in 1894 een af schrift te nemen van het borderel, schoon hij dacht dat het „misschien niet geheel en al correct" was dat de veroordeelde dat af schrift bewaard had. Dit laatste bezwaar is ons niet zeer duidelijk. Het incorrecte be grijpen wij niet. Maar in ieder geval schijnt ook kolonel Jouaust niet veel waarde te hecli ten aan het vinden van dat afschrift in Drey fus' kleeren. 2o. De anti-semietische legende is voorgoed gelogenstraft, als zou dr. Hanson die Dreyfus naar het Duivelseiland begeleidde, en die zich thans te Pondichery bevindt, aan een notaris zeer belangrijke stukken hebben toe vertrouwd die bewijzen van schuld bevatten. Rauson noemt zelf die anti-semietische bewe ringen verzinsels. 3o. Het derde punt dat tot klaarheid is gekomen, is het telegram-Panizzardi, waar van Oorlog twee vertalingen bezit, één ge lijk aan die van Buitenlandsohe Zaken, en een andere luidende„Kapitein Dreyfus ge arresteerd. De minister van oorlog heeft het bewijs van zijn betrekkingen met Duitsch- land. Voorzorgsmaatregelen genomen." Palé- ologue nu heeft zeer stellig verklaard dat de cijfergroepeeringen konden opleveren het woord „bewijs" of „betrekkingen", maar in geen geval beide. Hiermede valt dus weer een der zgn. bewijzen tegen Dreyfus in het wa ter. 4o. Uit Casimir-Périer's verklaring blijkt dat generaal Mercier hem niet bad medege deeld dat het stuk: „Ce canaille de D..." niet aan de verdediging was overgelegd. 5o. Veertien dagen na Dreyfus' veroordee ling had' Casimir-Périer eerst inzage kunnen nemen van het dossier, of liever van „een" dossier. Want veelzeggend was wat Périer er achter voegde: ,,Ik weet niet of ik zeggen kan het dossier." 6o Casimir-Périer heeft als president der Republiek tijdens het proees-Dreyfus noch le den der familie Dreyfus noch diens verdedi ger gesproken over liet proces. Alleen waren Waldeek-Rousseau en Reinach hem namens dc- verdediging komen vragen dat de debat ten publiek zouden zijn. 7o. Eerst vijf dagen nadat Lcbrun-Renault bij den President was geweest, hoorde deze in den ministerraad van Mercier dat Dreyfus aan Lebrun bekentenissen zou hebben ge daan. 8o. Een leugen is gebleken de bewering dat Casimir-Périer in 1894 aan Dreyfus open bare debatten zou hebben beloofd. Dit is een ernstig punt-, dat nog niet geheel is opgelost, in zooverre Dreyfus betreft. Dreyfus heeft er kend dat Périer de waarheid sprak. De vraag is nu, of we hier weer mot een vervalsdiing te maken hebben. Want er is een brief van Dreyfus, 'he door Mercier later eveneens werd aangehaald, en die onlangs in de bla den is gepubliceerd, waarin de veroordeelde zegt zijn belofte aan Casimir-Périer te heb ben gehouden, nl. om niets te zeggen dat vreemde mogendheden raakte; waartegen over Périer zich zou verbonden hebben dat de zittingen openbaar zouden zijn. DOOR AMYIE R-EADE. 38) Maar haar smart verontrustte hem niet, ongebreidelde hartstocht kent geen genade, en zijn zedelijkheidsgevoel was zoo laag ge zonken, dat het onmogelijk was een nog die per indruk in zijn bezoedeld hart te maken. Er zou moeilijk een slechter mensck te vin den 2ijn geweest. Was het dus denkbaar, dat de stervende vrouw, die hij ten onder gebracht had, in haar laatste levensdagen nog op hulp» van hem zou kunnen rekenen? De deur ging open, zij werd aangediend, en Herbert Clifford zag voor zich do vrouw, die hij eens voorgegeven had lief te hebben. Daar stond zij nu tegenover haar verleider, al haar schoonheid vergaan, al haar bekoorlijkheid verdwenen, met niets dan wanhoop daarvoor in de plaats. In de stille kamer kon mer. haar 'korte ademhaling hooren. Zij legde tot steun •haar hand op den rug van een stoel, en met bovenmenschelijke inspanning riep zij „Herbert Clifford, heb je mij vergeten? Herinner je je mij niet meer?" Zij strekte haar armen naar hem uit, maar hij ging achteruit en stootte haar rttw van zich, terwijl hij woedend uitriep: Die brief wordt opgezocht. Dreyfus zelf heeft daarover Zaterdag gezegd, terwijl hij Périer strak in de oogen zag: „Nooit is een dergelijke bedoeling in mijn brein opgeko men. Ik begrijp de verontwaardiging van den lieer Casimir-Périer. Ik verzeker dat het nooit mijn bedoeling is geweest." En verder zei Dreyfus„Mijn bedoeling is verdraaid Nooit heeft de President dei- Republiek eenige verbintenis tegenover mij aangegaan. In mijn brieven wordt gespro ken ovc-r stappen door mijn verdediger ge daan." Wij twijfelen niet of ook dit punt zal tot klaarheid komen. Casimir-Périer had van den brief kennis genomen door de bladen Ook hier zal do waarheid blijken. Wanneer wij de resultaten van Zaterdag samenvatten, (hieronder volgt nog Mercïer's vei hoor), dan kunnen wij zeggen dat die voor Dreyfus en Casimir-Périer zeer gunstig, voor Mercier daarentegen hoogst ongunstig zijn. Vandaag zou Périer met Mercier gecon fronteerd worden. Of 't doorgegaan is, zullen de telegrammen hierachter zeggen. De lage moordaanslag op mr. Labori kan wel een ver daging van het proces ten gevolge hebben. Mercier contra Périer en Dreyfus. Péiier's verhoor was reeds gekenmerkt door heftige incidenten. Mercier legde daarna getuigenis af. Ilij spreekt van de spionage-zaken die hern in 1834 werden medegedeeld. Op zijn verzoek wordt voorlezing gedaan van een brief van Selrwarzkoppen over de verdedigingswerken van de Maas. „Ik vroeg aan mijn collega van Buitenland- sciifc Zaken om aan de Diutsehe ambassade te verzoeken aan 't spioneeren van Sehwarz- koppen een einde te maken. „Ik gaf order aan de inlichtingendienst om dubbel waakzaam te zijn. De geheime fond sen daarvoor werden vermeerderd. „Men leze den brief, waarin Schw a rak op pen zeide een vnend te hebben aan liet twee de bureau, men leze den brief van Panizzardi in hoofdzaak zeggende: Dreyfus brengt ons veel zaken aanlaat ons het werk verdee- lenwij hebben maar 10 dagen tijd." Mercier sprak verder^:van het onderzoek om den schuldige te vinden. Eerst werd Dreyfus niet verdacht. „Mijn, Mercier's, ver wondering was groot, toen men mij het bor derel bracht, door een gewonen agent gevon den. Ik sprak er onmiddellijk den President der Republiek over, vervolgens met Dupuy. Wij kwamen overeen om de zaak met discie- tic- te behandelen, en eerst met de daarbij betrokken ministers te spreken. Ilanotaux verklaarde ons dat de goede be trekkingen met de vreemde mogendheden ernstig gevaar zouden loopen, als men ze di rect met de zaak in betrekking braclit." Verder deelde Mercier al de incidenten mede, die de arrestatie van Dreyfus vooraf gingen. De griffier leest een brief van Dupuy aan Mercier voor, constatcerende dat het besluit om Dreyfus te vervolgen, met algemeene stemmen door den ministerraad werd geno- an. Mercier bevestigt dat. Hij deed met den minister-president daai-van mededeeiing aan den President der Republiek, Men leest liet rapport over het gedrag van Dreyfus op het Duivelseiland. Men zou daar uit opmaken, dat hij zijn woord gegeven had aan Périer om niets te openbaren in de open bare zittingen. Périer staat plotseling op en protesteert heftig tegen die bewering. „Hoe durf je hier te komen. Jij bestaat mij volstrekt niet. Wat beteeikent dat, otn in mijn huis te komen Schaam je je niet, om hier tegenover mij te komen staan „Voor jou niet," antwoordde zij vermoeid. „Wel voor ieder ander, maar niet voor jou. Ik heb durven komen omdat ik ziek ben stervende, en groot gebrek heb aan brood. Ik ben tot je gekomen omdat je mij eens be loofd hebt, t-ot mijn dood toe voor mij te zul len 2orgen. Jij hebt mij gemaakt tot wat ik ben. Jij hebt mij tot misdaad en ellende ge bracht. Bij jou kom ik om hulp, kan je mij die weigeren?" Haar smeekende toon, haar angst en haar wanhoop maakten niet den minsten indruk op hem en hij antwoordde met een wveeden glimlach „Heb ik je beloofd' tot aan je dood toe voor je te zorgen? Als ik het deed, dan was ik dronken, toen ik het zei. Als jij ziek bent en stervende, gaat het mij niets aan, en het armbestuur zal je wel brood geven. Je hebt volstrekt het recht niet bij mij om hulp te komen. Het gaat niet aan dat ik zorg voor iedere vrouw, die mij verkiest na te loopen. Je verliet je huis voor een voorbijgaande pas sie, en nu hebt je er berouw van, maar dat gaat mij niet aan," „Verliet ik mijn huis voor een voorbij gaande passie?" jammerde zij; „o, Herbert, Herbert, ik verliet het om jou, om jou al leen. Ik was ijdel in die dagen, en jij fluister- D; president belooft een onderzoek. Mer cier zegt op zijn beurt dat niets hem heeft doen gelooven dat de President der Repu bliek gedaan heeft, wat in dien brief ver meld is. De heer Périer dankt voor die woor den. Het incident is gesloten. Mercier vervolgde„Men verwijt mij dat ik Dreyfus heb doen vervolgen. Als ik hem met schuldig had gemeend, had ik hem uiet doen arresteeren. Men verwijt mij ook de me dedeeiing aan den krijgsraad van het stuk met „Cette canaille de D...". Het Hof van Cassatie maakte er mij een verwijt van. Zoo ik voor dat hof weigerde te antwoor den, thans zal ik volbrengen wat ik mijn plicht acht. Om zich rekenschap te geven van wat er in 1894 geschiedde, moet men weten hoe toen de politieke toestand was. Zoo de heer Périer zich kon verschuilen achter zijn onverantwoordelijkheid om Von Munster met te antwoorden, dat aan Hano- taux overlatende, dan zeido de lieer Périer er niet bij, dat de minister-president en ik tot middernacht in het kabinet van den heer Périer zijn gebleven om liet ontwoord van keizer Wilhelm af te wachten. Wij vroegen ons af, of de oorlog er niet uit kon voortkomen (sensatie). Von Münater wachtte op het bevel om zijn paspoort te vragen. Ik gaf bevel aan Bois- deffre om zich met een zeker aantal officieren gei eed te houden om onze mobilisatie in orde te brmigen (sensatie). Wij zijn op twee vingers lengte van den oorlog af geweest en wij wisten niet of wij op Rusland zouden kunnen rekenen. Wij moesten al bet mogelijke doen om den oorlog te vermijden. Het onderzoek van al de stukken die in het borderel genoemd zijn, toonde aan, dat niettegenstaande al de ontkentenisscn, Drey fus de documenten geleverd had. Zoo maar één twijfel bij mij was opgekomen, zou ik tot kapitein Dreyfus zeggenIk geloof dat gij onschuldig zijt. Dreyfus staat op en zegt tot Mercier, hem met de vuist dreigende „Dat moest ge ze ker zeggen." De kapitein van de wacht houdt Dreyfus tegen (levendige beweging). Mercier zegt, dat zijn overtuiging van schuld, niettegen staande de enorme besteede sommen, nog is toegenomen. Périer staat op en verzoekt opnieuw ge hoord te worden liefst tegenover Mercier. De zitting wordt te half een opgeheven. Na de zitting was bet buiten zeer woelig. Men had daar leeds bemerkt dat liet heftig in de zaal toe ging, zoodat er manifestaties plaats vonden bij het vertrek van Mercier, die door sommi gen toegejuicht, door anderen ontvangen werd niet de kieten „Leve de justitie, weg met de Jezuïeten." De generaals werden toe gejuicht. De gendarmes te paard verdreven de ma nifestanten. Een journalist die Mercier toegeroepen had„Moordenaar 1" werd gearresteerd, maar i° gisteren weer vrij gelaten. Mevrouw Dreyfus bezocht 's middags haar man. Intussehen deponeerden velen hun kaaltjes aan de villa van mevrouw Godard, waar de moedige vrouw logeert. Uit dc persbesprekingen zullen wij er drie eiteeren. De „Temps" constateert dat de verklarin gen van de liceren Delaroche-Vernet en Pa- léologue geen nieuwe verzwarende omstan digheden voor Dreyfus hebben gebracht. Pre sident Pélier, gaat het blad voort, bevestig de zijn verklaring voor het Hof vau Cassatie. det mij van liefde en hoop. Jij hebt mij over gehaald 0111 te vluchten. Jij wektet mijn hartstochten op, en ik gehoorzaamde. Maar nu drijf je den spot met mij, leugenaar, laf aard. Jij zou me uit je tegenwoordigheid ja gen, om in gindsche straat te sterven, en mij in 't voorbijgaan nog bespotten." „Dat zou ik zeker," hernam Herbert Clif ford achteloos, terwijl hij een nieuwe sigaar aanstak. „Je weet ook wel dat je genoeg liadt van je man en je huishouden. Ik was dwaas genoeg je tot mij te nemen, en nu zie je de gevolgen. Je hebt je leven wenscben te ver anderen, en daar draag jij alleen de schuld van," voegde hij er wreedaardig bij. „Dat heb je niet tot mij gezegd, toen je mij met je voerde,' jij die mijn loven ellendig gemaakt hebt, tot een schande te erg om te dragen, jij die mij overvloed beloofde en die mij nu laat zitten, te arm om een brood te koopen. Schande, schandeHerbert Clifford, schande kome over je, tot aan je graf." Terwijl zij sprak, dwaalden haar oogen woest rond, en haar ademhaling werd moei lijker. „Dank je voor je goede wensclien," ant woordde hij spottend, „en wat het overige betreft, ik heb je nooit gevraagd mij te vol gen. "Foor lieden als jij, staat het werkhuis open," zei hij lachend. Terwijl hij sprak, zonk zij op een laag stoeltje neer, en verborg het gelaat met haar witte handen, waaraan de trouwring nog Het incident tussclicn dezen getuige en Drey fus heeft al lieei weinig te maken met diens schuld of onschuld. De ..Liberie" wijst er op dat geneiaal Mer cier geen materieel bewijs voor de schuld van Dreyfus aanbracht, niets dan vermoedens. De „knodsalag" is achterwege gebleven De verkLuing van cien heer Périer heeft, meent het blad. geen tipje van den «luier ojigehcht. Dc „Koln. Ztg." prijst Périer's waardige houding, die blijkbaar voor goed met alle lasteringen en praatjes, zijn persoon rakende, wilde afrekenen. Dreyfus luisterde eerst kalm, maar zeer scherp naar Mercier. Toen deze echter tegen hem uitviel en hem schul dig noemde, werd hij eerst doodsbleektoen vloog het bloed hem naar liet hoofdzijn oogen bliksemden en dreigend strekte zijn hand zich uit naar zijn beschuldiger. Opgemerkt dient dat de voorzitter toen allerminst streng tegen Dreyfus is geweest. Ook he-it liet de aandacht getrokken dat ko lonel Jouaust Dreyfus' saluut zeer beleefd beantwoordde. Over het geheel was de hou ding van den krijgsraad jegens Dreyfus wel willend. De laatste middelen der anti-dreyfusards zijn van liet gemeenste allooi. Zelfs een moordaanslag op den bekwa men advocaat mr. Labori ontbreekt niet. Wij deelden dit heden reeds per bulletin me de, en verwijzen dienaangaande naar onze „Telegrammen". Laat ons daarbij den harte- lijken wenscli uitspreken dat de kranige pleitbezorger spoedig zijn scboone taak zal kunnen voortzetten. Leugens vinden wij in de anti-revisionis tische bladen in menigte. Weer wordt geha merd op het bestaan van een internationaal syndicaat, waarover ook Mercier jn zijn ver klaring sprak. Hij beriep zicli daarbij op gene raal Jamont en De Freycmet. Wellicht zal de verdediging beiden als getuigen oproepen. De „Petil Breton", ook al een der leugen bladen, beweert dat mevrouw Dreyfus de laatste dagen uit de gevangenis komt met oogen rood van 't wee tien. Zij zou zicli tegen over een haier vertrouwden hebben uitgela ten „Mijn arme man is verloren. Hij heeft het zelf erku L" Het lijkt er niet erg op. Samenzwering tegen de Kcpublick. Het blijkt dat er inderdaad een ernstige samenzwering lieeft bestaan, beoogende het herstel van het koningschap. De plannen, eerst berekend op den begrafenisdag van Fauro, zouden hervat worden tijdens het pro- ecs-Déroulède. Aan den hertog van Orleans, toen te Brussel, was geseind dab Lij zich ge reed moest houden. Maar de coup mislukte, en den hertog werd getelegrafeerd dat hij wel thuis kon blijven. In de laatste weken was echter de vraag overwogen of men een nieuwen coup zou wa gen na of vóór liet proces te Hennes. Dc re geering die blijkbaar op baar qui ene was, heeft de vergiftige vrucht zooveel mogelijk laten rijpen en haar toen geplukt. Dérouiède werd 's nachts op zijn villa 111 hechtenis ge nomen en onder bedekking naar Parijs ge- biaclit en verder weiden al de hoofdlieden der Jeunesse royaliste (o. a. André Buffet, de vertegen wool diger van den hertog van Orleans) van den Anti-semietenbond en den Patriottenbond gevangen genomen; boven dien zijn hun vereeuigingslokaleu gesloten en verzegeld. Thiêbaud is ontsnapt, nog wel terwijl de agenten al de toegangen tot zijn huis be waakten, terwijl Jules Guérin, zelf gewa pend, niet Max Régis en een veertigtal hand langers, slagers uit La Vilette, in zijn huis schitterde. Het scheen alsot zij haar gelaat wilde verbergen om den man tegenover haar niet te zien. Plotseling stond zij op. Eén sombere, toornige trek was op haar gelaat gekomen, toen zij er aan dacht, dat liefde, eer, zedelijkheid, de trots cener vrouw voor bij warendat de minnaar, de slang voor wien zij alles had opgeofferd, haar van zich; gestooten had, haar zelfs geen korst brood wilde geven. Toch deed zij nog een laatste poging, een dwaas beroep op zijn welwillendheid. Beven de van hartstocht en opgewondenheid snelde zij naar hem toe, en een van zijn met juwee- len getooide handen in de hare nemend, diukte zij die hartstochtelijk aan haar lip pen, uitroepende „Herbertzie mij aan, zie mij aan, zooals je dat vroeger deedt! Eens beminde je mij! Ik bemin je nog, HerbertZij gaf een gil. Met een vreeselijken vloek liad hij zijn hand uit liaar zwakke greep losgeruirt. Een scherpe kreet van wanhoop klonk door de kamer, nog een en nog een, en toen wierp zij zicli op den grond, zijn hulp en liefde inroepende. „Ga weg, dwaas schepsel," riep hij met schorre stem, en hij strekte zijn voet uit om •liaar van zich te stooten. Zij werd doodsbleek, en naar adem snak kend, riep zij„Brandewijn, geef mij bran dewijn. Ik sterf, gauw gauwi" ,,'t Heeft er veel van of je dronken bent," feekgetd uoidi De heertn hebben de loopen van geweren oji de politie gericht en willen zicli tol lat uiterste verdedigen. In La Viiette heeischt groote opgewon denheid. omdat ook daar verschillende arres tatie-. hebben plaats gevonden. Curieus is het dat deze wijk. die nu voor de Orleanisten wil opkomen, in 1S70 een broeinest was van so cialisten en republikeinen die bet Keizerrijk wilden omverwerpen. De toe-land is ongetwijfeld zeer ernstig; nmr de i egt u mg heeft blijkbaar de macht in handen Vanmoigen is er ministerraad ge weest. Veunoedelijk zullen de samenzweerders te recht moeien staan voor den Senaat als Op- peiste Guechtshof, wegens een samenzwering tegen de Republiek. Gemengde Jtlededccllngen, De slnd. Beige" beveelt de aanneming van liet kiesrechtontwarp-De Smet de Naeyer aan als een loyaal ontwerp dat volledige evenredige vertegenwoordiging aanbiedt. Het blad geloolt dat algemeen kiesrecht daarna vanzelf zal komen. Te Ledeberg, bij Gent, is gisteren een optocht gehouden, voorstellende de inhaling van Ureyfus. Natuurlijk kwamen alle vrienden van Dreyfus er in voor. Het heet dat de twee oudste zoons van keizer Wilhelm een reis zullen matten naar Turkije en den Sultan zullen bezoeken. Men zegt dat de universiteit van Würzburg aan den socialistischen privaat-docent Arons te Berlijn, tegen wien onlangs een disciplinair onderzoek is ingesteld, een leerstoel zal aan bieden. In 1848 beriep dezelfde universiteit Vir- chow als boogleeraar, toen deze door de Pruisische regeering werd vervolgd. Uit paiticuliere brieven aan onafhankelijke Russische bladen blijkt dat het persbureau in Finland valsche berichten de wereld in zendt, van dit soort: 3>De invoering der Rus sische taal is in Finland met geestdrift be groet". Wat struisvogelpolitiek toch Het officieele orgaan van den gouverneur- generaal van Tuikestan meent te weten dat het bezoek van Deicassé aan den Czaar en aan graaf Murawief de aanstaande verwezen lijking beoogde van een Duitsch-Russisch- Fiansche entente tegen de »egoïste en ver overingszuchtige politiek van Engeland." Bovendien zou het doel geweest zijn een modus vivendi te vinden voor de politiek dier drie mogendheden te Konstautinopel en ten aanzien hunner belangen in West-Azië. Een andere lezing is dat Deicassé wel degelijk gesproken heeft over de mogelijk heid dat Rusland gemengd zou worden in de zaak-DreyfuS, hetgeen feitelijk reeds Za terdag is geschied toen Mercier verklaarde idat Frankrijk niet z»ker was van Rusland's steun". Een officieel démenti van Mercier's woorden zou volgens deze lezing niet onmo gelijk zijn, terwijl Deicassé tevens te Peters- buig gegevens heeft verkregen voor het geval de naam van den Russischen militaire- attaehé, generaal baron Freedericksz, in het proces genoemd mocht worden. Millevoye zal de regeering interpelieeren over den »moord" op een Franschen vis- schernmn door een Engelsch officier. Bedoeld wordt natuurlijk het doodschieten van den roerganger van een Fiansche visschersboot. zei Ileibei t Chffoid. „Je zult hier geen bran dewijn hebben. Sta op, zeg ik je, of Een kreet -- een bevende klacht nog ecu kreet. „Kijk, kijkWat is dat riep zij ver schrikt uit, liaar zakdoek ophoudend, die nu rood gekleurd was van bloed. Zij viel voorover en weer kwam er een golf over haar lippen, die Herbert Clifford, hoe zelfzuchtig en verhard hij ook was, toch een angstkreet deed slaken. Hij liep naar de bel. De verschrikte bediende hielp zijn mees ter om de bloedende vrouw op de sofa te leggen. Zij wilde spreken, toen hij baar aan raakte, maar haar levenslampje had te laag gebrand. Spoedig was er een dokter. Zij haalde nog adem. stamelende woorden kwamen nu en dan over haar lippen, maar zij was niet te verstaan. Voor altijd was haar het zwijgen opgelegd, want de dood stond gereed om zijn slachtoffer op te eischen. Even voor liaar dood opende zij de oogen en richtte ze met een starende uitdrukking op Clifford. Die blik Lof hem zoo, dat hij zich stom van haar afwendde, vol ontzag voor den naderenden dood. Haar blik werd glaziger, en zij volgde ieder zijner bewegingen, totdat ten laatste de dood intrad. Een zachte snik'kwam over haar blecke lippen, en toen was het uit. Alles was voorbij. (Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1