53"e Jaargang Vrijdag 18 Augustus 1899. No. 10014. Eerste Blad OI.RCUSSLAVEN, Losse indrukken uit het Oosten. BUITENLAND. SSHIEDAMSCfSE COURANT. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal"Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco per post fl. 4.65, Prigs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau: Boterstraat GS. Prijs der Advertentiën: van 1—7 regels 90 cents; iedere regel meer 12% cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde Teleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon Blo. 123. SMYRNA, 9 Aug. '99. Noen, mijn waarde, dit keer kost het me weinig zelfverloochening, eenigo oogenblik- keu te besteden aan het vluchtig neerschrij ven van een paar herinneringen, want vlak vóór me heb ik de verrukkelijke golf van Smyrna., en nicer dan ooit bewonder ik het genie der oude Grieken, die voor hun kolo niën zulke tooverplekken hebben uitgezocht. Vooral gisteravond, toen we hier aankwamen na een prachtige vaart door de Zee van Mar mora, Dardanellen en Aegeïsche Zee, langs de mij zoo welbekende eilanden, leverde deze baai, ingeloten door bevallig golvende heu vels, purper en violet gekleurd door de on dergaande zon, vlak vóór ons bet tegen de hellingen op loop en de Smyrna, op den achter grond do Tmalos en het Sipylosgebergte, langs de baai de helder verlichte, drukke kade, waar heel Smyrna lag of zat of liep te genieten van den frisschen zeewind vooral toen leverde deze golf een aanblik op, dien ik nooit zal kunnen vergeten. Maar 't is niet over Smyrna dat ik je schrijven wil ik zal trachten je nog iets te vertellen van Kon- stantinopel, dat we eergisteren met groote weemoed hebben verlaten. Wat was dat een heerlijkheid, amice, te dwalen door de stra ten van, ik wil niet zeggen Pera of Galata, want deze gedeelten waren ons te Euro- peescli, maar door die van Stamboel. Een maai de bekende brug over den Gouden Horen gepasseerd een onbeschrijfelijk ge drang en geduw en gedraafda prachtigste ethnografische staalkaart van drie werelddee- leueenmaal zonder ongelukken hierover, is men in een andere wereld. Hier eindigt de boed en begint de fez; 'hier eindigt de heer schappij van. den Europeesohen kleermaker en begint die van den Turksohen, die hier, naar het uiterlijk te oordcelen, niet zulke schitterende zaken moet maken; hier geeft men zich meer zooals men is, de kleeren, vindt men hier, maken deal man niet. Hier geen Europeesch gekleede dames, maar de Turkin, in haar wijd, satijnig, vormeloos kleed, het gezicht geheel gesluierd, een raad sel zelfs in haar uiterlijke verschijning. Hier die melancholieke zijstraten, leeg en doodsch en vervallen, gestoffeerd met hier en daar een in liet felle licht te slapen liggende hond, zonder geluid, de huizen, beneden zonder venster, boven, met in de straat uitspringen de getraliede balkons, geheimzinnig domme lend de dommeling, die is gekomen over deze landenhier die hoofdstraten, slagaders van de bloedarme stad, met koffiehuis aan koffie huis, altijd vol droomende, rookende en drin kende (alleen maar koffie ©n water, hoor!) Turken en winkeltje aan winkeltje, van. de meest bescheiden verhoudingen, waar een met de beenen gekruiste Turk, de onmisbare cigarette in den mond, geduldig zit te wach ten op de koopers, die uitblijven, allemaal tuiend naar het geweldig drukke straatleven, waar ezeldrijvers, huurkoetsiers, hier en daar een equipage met een van goud overladen DOOR AMYIE READ®. 41) „Nu, dat zullen wij nog wel eens zien,' antwoordde hij streng. „Je hoeft je niet als een zieke aan te stellen. Ga dadelijk naar bed, versta je me?" Bang om hem ongehoorzaam te zijn, en bovendien zoo bevende dat zij nauwelijks kon blijven staan, begaf zij zich met wankelende schreden naar haar kamer. Vernederd, be roofd van haar vrouwelijke waardigheid, ge slagen zooals men een hond slaat, beleedigd in het bijzijn van ©en bediende geen won der dat haar hart gebroken was. Dien avond moest zij van het ziekbed op staan om zooals gewoonlijk naar het circus te gaan. He publiek wachtte. Het orkest speelde een vroolijk wijsje, en Leila reed, naast haar echtgenoot, de arena binnen, om met haar beroemd sdhoolpaard een voorstelling te ge ven, maar zoo smal en mager was haar ge laat, zoo wild stonden haar oogen, zooveel in spanning kostte het haar om haar paard' in toom te houden en in het zadel te blijven, dat haar lijdend voorkomen de aandacht trok van alle aanwezigen. En tooh zei nie mand er iets van, ieder voor zich was bang de eerste te zijn; men kon zich ook vergissen. Bovendien, de vrouw wist het 't best voor zidh zelf, dus werd er bet zwijgen toe gedaan. Niet voordat Castelli een booze beweging tegen zijn vrouw maakte, en een zacht uit gesproken vloek over zijn lippen ontsnapte, iets wat aan de oogen en ooren van d© in de voorste rijen zittende toeschouwers niet ont ging, begon een heer te fluiten, wat nage- pacha, studenten en geleerden en. hadji's eu vruchtenhandelaars en waterdragers en limo- nadeverkoopers, lastdragers met Turksehe in boedels op hun nek diep te beldarren ka- meelen der Turksehe hoofdstad bedelaars, verminkten, honden en de hemel weet wat nog meer, al schreeuwend elkaar voorbijdrïn- gen, in den hier zeker niet zoo zwaren strijd om het bestaan als bij ons, omdat men met een stuk brood, een meloen en friscli water, dat overal te krijgen is, tevreden is. De kleine man werkt de verdere maat schappij laat Allah zorgen, die liun het da- gelijksche brcod geeft in den vorm van fooien. Natuurlijk heb ik deze wijsheid niet uit mijzelf maar van iemand, die het weten kan. Trouwens, een paar aardige staaltjes hebben we er zelf van gezien. Dadelijk na aankomst geleidt men ons naar een vnile, bouten schuur, door de Turken wel wat al te wijdsch met den naam van „Salon" aange duid, waar de douane ons zit op te wachten. Achter de toonbank zit een beambte, met een fatsoenlijk gezicht, een „heer" zoo te zeg gen. De bediende van het hotel stopt den man wat in de handmet het meest onver stoorbare en onschuldige gezicht van de we reld steekt hij het op, zet een paar teekens op onze koffers on klaar was de visitatie. Later bevonden we dat de som van zestig centen het Turksehe hart geopend en de Hol- lamdsche koffers gesloten gehouden, had. Trouwens, het kan nog goedkooper. Toen we eergisteren aan boord gingen wist de ka- was, die we zeer bereidwillig van het Nieder- landsche gezantschap hadden meegekregen en die ons prachtig door al de onaangenaamhe den, di© hier het em'baxkeeren vergezellen, heen hielp, het hem voor dertig centen te lappen. Misschien troffen we wel iemand, dien men een beetje al te lang op zijn trak tement had laten wachten. Dit stelsel van fooien is hier zóó gebruikelijk dat als je bijv. sigaren koopt alle eer, hoor, voor de Turk sehe regie; de oude roem van de Holland- sche sigaren wordt hoe langer hoe meer een fabel' de koopman meestal, voor de moeite zeker van het uitreiken, je een paar koper stukken te weinig geeft, die je trouwens la ter, als jo wat geldwijs geworden bent, onder een lachje terug krijgt.. Over 't algemeen krijg jo van, het volk een goeden indruk. Men had ons verteld dat je zonder een gids in Stamboel niet loopen kon, maar larie hoor! ik verzeker je dat we daar hebben rondgeslenterd, volmaakt op ons gemak. Rustig hebben we daar gezeten op een van de oude Koizerforum's, in 't- gezicht van de Aja. Sofia, midden onder een hoop Turken, in oen vrij primitief koffiehuisje; laat staan van ons lastig te vallen, nam nie mand van die „Christenhonden" notitie, na tuurlijk de eigenaar uitgezonderd, die zelfs zoo beleefd was een nargileh zoo'n Turk sehe waterpijp ons aan te bieden, welk genot ik me maar ontzegd heb, uit vrees van den goeden man te beleetógen door het mondstuk wat zorgvuldiger dan ze hier ge woon zijn, af te vegen. Was er een gids bij geweest, dan had deze zijn „klienten" zoo noemen de heeren de reizigers nooit toesre- staan daar te gaan zitten en wij zouden, een typisch zitje op een schilderachtig plekje ar mer zijn geweest. Ongelukkig zij, die op reis daan werd door een of twee der moedigsten uit het groote gezelschap. Maar het fluiten ging verloren onder de losbarstende toejui chingen. Het menschelijk gevoel leed schipbreuk on der de lafheid van het publiek. Zoo is het ook nog heden ten dage. Hulde aan de mensdilieveiidlieid, groot ge noeg, diep genoeg geworteld om ouder haar voeten te vertreden de lafhartigen, de flau- wen, de vreesachtige pretmakers, die liever ihet lijden laten voortduren dan dat zij zou den sprekn. Hulde aan de monschlievendheid die durft optreden voor de smarten der kin deren, voor de vernederingen der vrouwen. Weg, weg met degenen die hun mond vol liöbbetn van medelijden, maar niet durven roepen„Ik zal de circusslavem helpen, ik zal. ze redden, die lijden ten pleiziere van anderen." Weg met lion, die den. naam van philan- tropie zoo bezoedeld hebben, dat zij op een afstand gaan staan als hun hooggeroemde diensten het meest noodig zijn. Er bestaan twee soorten van philantro- pie; één in naam, en ander in1 werkelijkheid. De een is zeer gemakkelijk, de ander niet zeer aangenaam. En dus wordt de gemakke lijke weg ingeslagen, en 'de gemoederen blij ven rustig. Maar de nevel trekt op, de flauwe morgen schemering komt nader, het licht zal doorko men, de nacht voor altijd, voorbij zijn. Een schitterende dag zal aanbreken, en. de waar heid zal gekoesterd worden in warme zonne stralen die het pad! van lijden en ellende ver lichten. Dan zal het goed zijn. Ten laatste was de voorstelling afgeloo- pende vermoeide vrouw had de arena ver laten, en de zorgelooze toeschouwers bespra ken haar bleeke trekken en wanhopige blik- gaau zonder zich wat van te voren op de hoogte te stellen en zonder in staat te zijn een plattegrond te kunnen lezen Juist daardoor is ons uitstapje naar Sku- tari zoo prachtig gelukt. Daar, aan de Azia tische zijde, ligt een bekend klooster van Der- wischen, die Donderdagmiddag geregeld een uitvoering geven waarover later misschien meer. Om nog eerst wat van Skiitari te kun nen zien, gaan we 's morgens naar de lig plaats der boot, als gewoonlijk omringd door een half dozijn bruine kerels, die ons den weg willen wijzen. Een van. ons beiden maakte hierover een opmerking in 't IIol- landseh en onmiddellijk begint een van die kerels te schreeuwen Ollanda, Olianda De vent kende natuurlijk geen woord Neder- landscli, maar hij had wel eens een paar Hol- landsche matrozen ontmoet en herkende waarachtig den klank. Het avontuur amu seerde ons en we vroegen of hij mee ging. Wat een heerlijke tocht! Eerst weer die god delijke vaart over den Bosporus; dan die wandeling door het echt-Turksehe stadje, een van de mooiste en verrassendste die we nog gemaakt hebben. Gelukkig kende onze nieu we vriend een woordje Franseh en Engelseh, zoodat we een beetje praten konden, amu sant, dat verzeker ik je, en zoo bleek bet na eenigen tijd dat onze reisgenoot een Jood was, Salomo Jachjah, j,Salomo the wise, you know". Natuurlijk ging mij toen het He- breeuwsche hart open mijn reisgenoot heeft er geen, ik bedoel geen Hebreeuwseh en zoo kon ik niet nalaten onder de vele talen, waarin we van gedachten hebben ge wisseld, ook het Hébreeuwsch nu en dan te gebruiken, en tot mijn groote verbazing luk te me dit hier heel wat beter dan het in Hol land mogelijk is, omdat daar de uitspraak van Joden en Christenen zoo veel verschilt, wat hier lang niet zoo sterk het geval was. Salomo heeft mijn vriend toegestaan, zijn portret t© mogen nemen, tot groote verba zing van drie Perzische heeren, die volstrekt, niet begrepen wat daar nu wel gebeuren moest en die, toen hun de zaak door Salomo was uitgelegd, vroegen of ze er ook op mochten komen, en als nu deze beeltenis goed uitvalt, dan zal onze Joodsche vriend op een goeden dag een pakje krijgen van de post, waarin hij een karton zal vinden, waarop zijn por tret, mot die prachtige cypressen van Skutari tot achtergrond en dan moge dat hem nog lange jaren een herinnering zijn aan die Wes terlingen, die indertijd zijn uit Spanje en Portugal verdreven vollcsgenooten zoo gast vrij hebben ontvangen, gastvrijer echter niet dan die eenvoudige zoon van Israël ons ge leid heeft door Skutari's straten en Skutaxi's indrukwekkende Mohammedaansche hegraaf- plaats. Algemeen overzicht. SCHIEDAM, 17 Aug. '99. liet proces-Brcyliis. Een slechte dag voor den beklaagde, gisteren. De eene be schuldiger na den andereu treedt voor het getuigenhekje, en niets, niets dat tegenover de aantijgingen wordt gesteld. Mr, Demange ken. Maar een volgende vertooning eischte huu belangstellingwat ging het hun boven dien ook aan 1 Castelli was op liet punt zich met een vloek tot zijn vrouw te wenden, want het ge fluit had onder liet rijden zijn oor getroffen, en het verdroot hem dat Leila een smet zou geworpen hebben op haar paardrijdstersloop- baan. Maar de eigenaar van het circus kwam naar hem toe, met een vastberaden uitdruk king op het gelaat en sprak: „Castelli, je moet voorloopig je vrouw niet meer in do arena brengen. Ik kan het niet toestaan. Het publiek begint op te merken, hoe slecht zij er uit ziet, en jij moest toch weten, dat zij niet geschikt is om te rijden." „Zij is niet zco ziek als u wel denkt," ant woordde Castelli boos. ,,'tZijn kuren, geen ziekte, 't Is al te dwaas om mij te komen ver- lellen, dat mijn vrouw te ziek is om op te treden. Ik kan dat zelf liet best beoordeelen, zou ik meenen," voegde hij er toornig bij. „Of je in staat bent dat te beoordeelen, kan me niets schelen. Zij kan hier niet meer optreden. Ik wil het niet. Je deedt beter haar naar huis te brengen en een dokter te halen." Met deze woorden, verwijderde hij zich, en Castelli, met een vloek op de lippen, nam zijn vrouw mee naar huis. Maar hij haalde geen dokter, en bleef evenmin bij haar om haar in haar ziekte op te passen. Alleen gelaten scheen zij bijna wezenloos, door hetgeen zij dien vreeselijken dag onder vonden had. Zij kon nauwelijks denken. Maar met Ijovenrnenschelijke inspanning be reikte zij de kamer barer ïcinderen, en kuste ze hartstochtelijk in hun slaap. Plotseling kwam er een vreeselijke gedach te bij haar op en zij riep„Be ga sterven sterven, en wie zal er nu voor hen zorgen, als ik ben heengegaan Zijn zweep heeft mij laat den invloed van de getuigen a charge op den krijgsraad onverzwakt. O, hoe is gis teren gebleken welk een verlies de verwon ding van Laboii voor Dreyfus is. De dag van gisteren is niet gunstig voor den beklaagde. Allereerst de beslissing van den krijgsraad om de zitting niet te verda gen de eenparigheid van dit besluit ver dient de aandacht. Ons dunkt dat nir. Demange zich vooral hierbij zeer zwak heeft getoond. Het was een fout, verdaging van liet proces tot Maandag te vragenDemange had beliooren te weten dat de wet geen langere schorsing der zittin gen van den krijgsraad gedoogt dan voor 48 uur. Waarom dan niet voor dien tijd verda ging gevraagd Was het niet reeds veel ge wonnen, wanneer mr. Labori twee zittingen meer het getuigenverhoor kon volgen. Nog daargelaten dat later opnieuw verdaging liad kunnen aangevraagd worden. De regeeringscommissaris verzette zich te gen de verdaging op wettelijken grond, maar ook met het argument dat de verdediging sinds ruim vier jaar de zaak heeft bestu deerd, en hij, majoor Carrière, slechts eenige maanden. Zeer juist. Maar men vergete daar bij niet, dat Carrière, zeker volgens de juri dische fictie van een openbaar ministerie, de aanklager is, maar dat het toch feitelijk in dit proces Mercier en zijn opvolgers, De Bois- deffre, Gonse, Roget enz. zijn, mannen voor wie waarlijk de zaak niet zoo nieuw is als voor majoor Carrière. Of kennen Mercier, De Boisdeffre, Gonse de zaak niet even lang, nefen langer dan Demange? De advocaat toonde zich gisteren niet sterk, ook niet toen Lebon en Roget aan het woord waren. Dat niet de weerlegging der verklaringen nog gewacht wordt, lijkt ons zeer goed gezien van de verdediging; dat zij het geheele gebouw der beschuldiging laat op trekken, om daarna haar armen te slaan om de pilaren en ze te rukken uit den grond, zoodat het gansehe gebouw van leugen en be drug ineenstort, ons wel. Maar het was niet overbodig door scherp-gestelde vragen de getuigen te lokken uit hun vesting van wèl-bestudeerde verklaringen en hen te dwin gen tot spreken, waar zij liever wilden zwij gen. Blijkbaar is dit werk aan Demange niet toevertrouwd. Ten slotte zij hierover nog opgemerkt dat door majoor Carrière weer te berde werd ge bracht liet staatsbelang. Om het staatsbelang ia Dreyfus in 1894 onwettig en onrechtvaar dig veroordeeld; om het staatsbelang is hij op het Duivelseiland meer dan vier jaar op ondragelijke wijze gemarteld; en thans, nu eindelijk de ure is gekomen waarop recht zal moeten gedaan worden, duikt weer liet staatsbelang op, waar alleen het belang van den beklaagde moest gelden. Arm land, welks belangen zulke zedelijke offers eiscben Uit de v er h ooren dient een en ander nader te worden aange stipt. De oud-minister van koloniën erkende dat er vervalsehing was gepleegd met den brief- Weyler (waarin, zooals men weet, tussehen dc regels met zgn. sympathische inkt dingen waren geschreven die als bewijs tegen Drey- hun moeder zijn vrouw getroffen. Den een. of anderen dag zal die ook hen tref- len. Wat moet ik met 'i >i beginnen?" riep zij opgewonden. Door deze gedachte w rvolgd, sliep zij den geheelen nacht niet, en de morgen vond haar naar lichaam en geest uitgeput. Verder op den dag bleef die zelfde angst haar bijzij kon nauwelijks velen dat er een woord in haar tegenwoordigheid gesproken werd, en in haar wanhoop gilde zij „Mijn kinderen ,mijn kinderenHoe zal ik inijn kinderen redden? Ik moet sterven.en ze alleen achter laten. Wat zal er van hen worden? Wat moet ik doen?" Toen de avond naderde, werd haar zenuw achtigheid grooter, en haar echtgenoot vroeg haar spottend „Ben je krankzinnig, Leila?" „Ik geloof het, ik geloof het stellig," gaf zij langzaam ten antwoord, met iets weife lend* in haar stem. Hij lachte koel. Maar zij lette er niet op. XVI. Krankzinnig uit liefde. Dien avond had hij haar met een vloek op de lippen verlaten. Zij kon nu niet werkenzij was te moe, te ziek. De teere bloem was geknakt, verwelkt, de schoonheid voor altijd voorbij. Zij was te bed gaan liggen, en met gesto ten oogen trachtte zij wat te rusten. Haar mooi baar liing los om haar schouders, haar handen hield zij achter haar hoofd, en door de dunne nachtjapon heen, kon men de om trekken barer vormen zien. Alle sporen van de flinke, goed gevormd© vrouw waren reeds lang verdwenen. Zij zag er zeer zwak uit, toen zij daar bijna doodstil terneer lag. fus konden gelden). Lebon zei dat zelfs Pic- quart eer.-t den brief voor echt had gehou den. Dreyfu» zelf verklaarde den brief ont vangen, maar er niets van begrepen te heb ben. Eigenaardig was ook dit debat: De regeering=conmiis»aris- vroeg of Dreyfus niet kladjes van zijn brieven maakte. Lebon antwoordde bevestigend; Dreyfus maakte kladjes voordat hij zijn definitieven brief schreef. Dit ontlokte Demange de opmer king:,.De eene verrassing volgt op de andere, Gisteren klaagt een getuige aanvandaag verdedigt een ander zich met de bewering dal zijn geweten genist is. Ik laat hem die gewetensrust; maar ik moet vragen of bet zoo verwonderlijk is. dat deze man op bet verlaten eiland dagelijks zijn gedachten op schrift bracht. Ik vraag waarom men Drey fus den valschen brief-Weyler in een afschrift heeft toegezonden." Lebon deelde mede dat alle brieven geco- pieerd wei-den. Grooten indruk maakte het bekende rap port. waaruit blijkt hoe Dreyfus gemarteld is. Men meent zelfs tranen in de oogen van generaal Billot gezien te hebben. Dreyfus zelf zei„Ik wil hier niet spreken over het vree selijke phy»ieke en moreele lijden dat een Franschman een onschuldige heeft doen on dergaan. (Groote ontroering.) Ik ben liier .al leen om mijn èer te verdedigen, niet om over mijn lijden te spreken." Dreyfus sprak die woorden met verheffing van stem. Uit het verhoor van den oud-minister Gnérin nog dit. Guérin had in 1894 niet hooren spreken van geheime stukken; eerst tijdens het proces-Zola hoorde hij daarvan. Ook heeft hij niets geweten van bekentenis sen Mercier had daarover in den krijgsraad niet gesproken. Kolonel Jouausfc vroeg Gué rin zich te verklaren over de bewering van den schriftkundige Gober. De voorzitter vroeg,De heer Gober heeft gezegd, dat li ij door u aan hot ministerie ontboden werd', om eenige inlichtingen te geven over de zaak- Dreyfus. Heeft die getuige u niet gezegd, wij zende op de pendule die op den schoorsteen in uw bureau stond: „Mijnheer de minister, ik vrees dat op dit uur een ernstige fout be gaan wordt." Gij zoudt hem niet geantwoord hebben, maar op het oogenblik dat hij u ver liet, zoudt gij hem. de meest strikte geheim houding hebben bevolen, daar de regeering de zaak van het verraad geheim wilde hou den, en vooral vreesde voor de indiscreties van de „Libre Parole", daar de beklaagde een Israëlitisch officier was. Guérin antwoordde hierop, „dat zijn her inneringen niet sterk genoeg meer zijn, maar wel tc kunnen verzekeren, dat hij op die wij ze niet gesproken heeft." De verklaring der weduwe Henry is zeer onbelangrijk. De voorzitter vroeg haar: „In den laatsten brief dien uw man vóór zijn dood tot u richtte, zei liijWelk een ramp, zulk een ellendeling ontmoet te hebben." „Neen," antwoordde getuige, „dat heeft hij niet gezegd, maar: Je weet wel in wiens be lang ik gehaudeld heb." De voorzitter: „Wien bedoelde hij daarmee?" Mevrouw Henry antwoordde toen: „Hij bedoelde nie mand. Hij lieeft willen bandelen in het belang des lands." Ten laatste viel zij in slaap, ieder oogen- bhc bleeker wordend, met een trek van on uitsprekelijke smart op het gelaat, alsof zelfs in haar slaap de eene of andere vreeselijke ge dachte haar niet kon verlaten. Voortdurend scheen haar brein bezig te zijn met de aller treurigste dagen, die voorbij waren. Soms bewogen haar bleeke, vast opeenge- drakte lippen zich, alsof zij sprak, maar het was een te zacht en te zwak gefluister om het menschelijk oor te bereiken. Mogelijk dwaalde haar geest rond in oude herinneringen, en dacht zij terug aan oude gelukkige dagen, en ver verwijderde bloed verwanten en vrienden, die allen te vroeg stierven. Plotseling ontwaakte zij uit haar onrusti- gen sluimer, en met een vreemden glans dwaalden haar oogen door de verlaten kamer, en bleven ten laatste rusten op een groot portret van haar echtgenoot. Dit scheen haar drift op te wekken; zij sprong op, wild uit roepende „Ik zal het doen ik zal het vannacht doen nu ik heb moed genoeg, genoeg het zal niet lang duren zij zullen een beetje schreeuwen maar het zal spoedig voorbij zijn. Laat mij eens zien," sprak zij, „ik zal eerst Vanda dooden, zij zal het meest tegenspartelen en dan den jongen. De eu- gei die Vauda haalt, moet op Adrian wach ten hij zou bang zijn, alleen te gaan de weg is zoo erg lang, en de nacht zoo donker. Vandaag zonde, zorgen eu vloeken," fluister de zij„morgenmuziek, licht, gouden har pen en bloemen," riep zij in vervoering. „Ik zal het nu doendadelijk het moet ge beurd zijn vóór hun vader thuis komt nu, nu is het tijd." (Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1