53"e Jaargang
Vrijdag 18 Augustus 1899.
No. 10014.
Eerste Blad
OI.RCUSSLAVEN,
Losse indrukken uit het Oosten.
BUITENLAND.
SSHIEDAMSCfSE COURANT.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal"Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco
per post fl. 4.65,
Prigs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Boterstraat GS.
Prijs der Advertentiën: van 1—7 regels 90 cents; iedere regel
meer 12% cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde Teleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon Blo. 123.
SMYRNA, 9 Aug. '99.
Noen, mijn waarde, dit keer kost het me
weinig zelfverloochening, eenigo oogenblik-
keu te besteden aan het vluchtig neerschrij
ven van een paar herinneringen, want vlak
vóór me heb ik de verrukkelijke golf van
Smyrna., en nicer dan ooit bewonder ik het
genie der oude Grieken, die voor hun kolo
niën zulke tooverplekken hebben uitgezocht.
Vooral gisteravond, toen we hier aankwamen
na een prachtige vaart door de Zee van Mar
mora, Dardanellen en Aegeïsche Zee, langs
de mij zoo welbekende eilanden, leverde deze
baai, ingeloten door bevallig golvende heu
vels, purper en violet gekleurd door de on
dergaande zon, vlak vóór ons bet tegen de
hellingen op loop en de Smyrna, op den achter
grond do Tmalos en het Sipylosgebergte,
langs de baai de helder verlichte, drukke
kade, waar heel Smyrna lag of zat of liep te
genieten van den frisschen zeewind vooral
toen leverde deze golf een aanblik op, dien
ik nooit zal kunnen vergeten. Maar 't is niet
over Smyrna dat ik je schrijven wil ik zal
trachten je nog iets te vertellen van Kon-
stantinopel, dat we eergisteren met groote
weemoed hebben verlaten. Wat was dat een
heerlijkheid, amice, te dwalen door de stra
ten van, ik wil niet zeggen Pera of Galata,
want deze gedeelten waren ons te Euro-
peescli, maar door die van Stamboel. Een
maai de bekende brug over den Gouden
Horen gepasseerd een onbeschrijfelijk ge
drang en geduw en gedraafda prachtigste
ethnografische staalkaart van drie werelddee-
leueenmaal zonder ongelukken hierover,
is men in een andere wereld. Hier eindigt de
boed en begint de fez; 'hier eindigt de heer
schappij van. den Europeesohen kleermaker
en begint die van den Turksohen, die hier,
naar het uiterlijk te oordcelen, niet zulke
schitterende zaken moet maken; hier geeft
men zich meer zooals men is, de kleeren,
vindt men hier, maken deal man niet. Hier
geen Europeesch gekleede dames, maar de
Turkin, in haar wijd, satijnig, vormeloos
kleed, het gezicht geheel gesluierd, een raad
sel zelfs in haar uiterlijke verschijning. Hier
die melancholieke zijstraten, leeg en doodsch
en vervallen, gestoffeerd met hier en daar
een in liet felle licht te slapen liggende hond,
zonder geluid, de huizen, beneden zonder
venster, boven, met in de straat uitspringen
de getraliede balkons, geheimzinnig domme
lend de dommeling, die is gekomen over deze
landenhier die hoofdstraten, slagaders van
de bloedarme stad, met koffiehuis aan koffie
huis, altijd vol droomende, rookende en drin
kende (alleen maar koffie ©n water, hoor!)
Turken en winkeltje aan winkeltje, van. de
meest bescheiden verhoudingen, waar een
met de beenen gekruiste Turk, de onmisbare
cigarette in den mond, geduldig zit te wach
ten op de koopers, die uitblijven, allemaal
tuiend naar het geweldig drukke straatleven,
waar ezeldrijvers, huurkoetsiers, hier en daar
een equipage met een van goud overladen
DOOR
AMYIE READ®.
41)
„Nu, dat zullen wij nog wel eens zien,'
antwoordde hij streng. „Je hoeft je niet als
een zieke aan te stellen. Ga dadelijk naar
bed, versta je me?"
Bang om hem ongehoorzaam te zijn, en
bovendien zoo bevende dat zij nauwelijks kon
blijven staan, begaf zij zich met wankelende
schreden naar haar kamer. Vernederd, be
roofd van haar vrouwelijke waardigheid, ge
slagen zooals men een hond slaat, beleedigd
in het bijzijn van ©en bediende geen won
der dat haar hart gebroken was.
Dien avond moest zij van het ziekbed op
staan om zooals gewoonlijk naar het circus te
gaan.
He publiek wachtte. Het orkest speelde
een vroolijk wijsje, en Leila reed, naast haar
echtgenoot, de arena binnen, om met haar
beroemd sdhoolpaard een voorstelling te ge
ven, maar zoo smal en mager was haar ge
laat, zoo wild stonden haar oogen, zooveel in
spanning kostte het haar om haar paard' in
toom te houden en in het zadel te blijven,
dat haar lijdend voorkomen de aandacht
trok van alle aanwezigen. En tooh zei nie
mand er iets van, ieder voor zich was bang de
eerste te zijn; men kon zich ook vergissen.
Bovendien, de vrouw wist het 't best voor
zidh zelf, dus werd er bet zwijgen toe gedaan.
Niet voordat Castelli een booze beweging
tegen zijn vrouw maakte, en een zacht uit
gesproken vloek over zijn lippen ontsnapte,
iets wat aan de oogen en ooren van d© in de
voorste rijen zittende toeschouwers niet ont
ging, begon een heer te fluiten, wat nage-
pacha, studenten en geleerden en. hadji's eu
vruchtenhandelaars en waterdragers en limo-
nadeverkoopers, lastdragers met Turksehe in
boedels op hun nek diep te beldarren ka-
meelen der Turksehe hoofdstad bedelaars,
verminkten, honden en de hemel weet wat
nog meer, al schreeuwend elkaar voorbijdrïn-
gen, in den hier zeker niet zoo zwaren strijd
om het bestaan als bij ons, omdat men met
een stuk brood, een meloen en friscli water,
dat overal te krijgen is, tevreden is.
De kleine man werkt de verdere maat
schappij laat Allah zorgen, die liun het da-
gelijksche brcod geeft in den vorm van
fooien. Natuurlijk heb ik deze wijsheid niet
uit mijzelf maar van iemand, die het weten
kan. Trouwens, een paar aardige staaltjes
hebben we er zelf van gezien. Dadelijk na
aankomst geleidt men ons naar een vnile,
bouten schuur, door de Turken wel wat al te
wijdsch met den naam van „Salon" aange
duid, waar de douane ons zit op te wachten.
Achter de toonbank zit een beambte, met
een fatsoenlijk gezicht, een „heer" zoo te zeg
gen. De bediende van het hotel stopt den
man wat in de handmet het meest onver
stoorbare en onschuldige gezicht van de we
reld steekt hij het op, zet een paar teekens
op onze koffers on klaar was de visitatie.
Later bevonden we dat de som van zestig
centen het Turksehe hart geopend en de Hol-
lamdsche koffers gesloten gehouden, had.
Trouwens, het kan nog goedkooper. Toen we
eergisteren aan boord gingen wist de ka-
was, die we zeer bereidwillig van het Nieder-
landsche gezantschap hadden meegekregen en
die ons prachtig door al de onaangenaamhe
den, di© hier het em'baxkeeren vergezellen,
heen hielp, het hem voor dertig centen te
lappen. Misschien troffen we wel iemand,
dien men een beetje al te lang op zijn trak
tement had laten wachten. Dit stelsel van
fooien is hier zóó gebruikelijk dat als je bijv.
sigaren koopt alle eer, hoor, voor de Turk
sehe regie; de oude roem van de Holland-
sche sigaren wordt hoe langer hoe meer een
fabel' de koopman meestal, voor de moeite
zeker van het uitreiken, je een paar koper
stukken te weinig geeft, die je trouwens la
ter, als jo wat geldwijs geworden bent, onder
een lachje terug krijgt..
Over 't algemeen krijg jo van, het volk
een goeden indruk. Men had ons verteld dat
je zonder een gids in Stamboel niet loopen
kon, maar larie hoor! ik verzeker je dat we
daar hebben rondgeslenterd, volmaakt op ons
gemak. Rustig hebben we daar gezeten op
een van de oude Koizerforum's, in 't- gezicht
van de Aja. Sofia, midden onder een hoop
Turken, in oen vrij primitief koffiehuisje;
laat staan van ons lastig te vallen, nam nie
mand van die „Christenhonden" notitie, na
tuurlijk de eigenaar uitgezonderd, die zelfs
zoo beleefd was een nargileh zoo'n Turk
sehe waterpijp ons aan te bieden, welk
genot ik me maar ontzegd heb, uit vrees van
den goeden man te beleetógen door het
mondstuk wat zorgvuldiger dan ze hier ge
woon zijn, af te vegen. Was er een gids bij
geweest, dan had deze zijn „klienten" zoo
noemen de heeren de reizigers nooit toesre-
staan daar te gaan zitten en wij zouden, een
typisch zitje op een schilderachtig plekje ar
mer zijn geweest. Ongelukkig zij, die op reis
daan werd door een of twee der moedigsten
uit het groote gezelschap. Maar het fluiten
ging verloren onder de losbarstende toejui
chingen.
Het menschelijk gevoel leed schipbreuk on
der de lafheid van het publiek.
Zoo is het ook nog heden ten dage.
Hulde aan de mensdilieveiidlieid, groot ge
noeg, diep genoeg geworteld om ouder haar
voeten te vertreden de lafhartigen, de flau-
wen, de vreesachtige pretmakers, die liever
ihet lijden laten voortduren dan dat zij zou
den sprekn. Hulde aan de monschlievendheid
die durft optreden voor de smarten der kin
deren, voor de vernederingen der vrouwen.
Weg, weg met degenen die hun mond vol
liöbbetn van medelijden, maar niet durven
roepen„Ik zal de circusslavem helpen, ik
zal. ze redden, die lijden ten pleiziere van
anderen."
Weg met lion, die den. naam van philan-
tropie zoo bezoedeld hebben, dat zij op een
afstand gaan staan als hun hooggeroemde
diensten het meest noodig zijn.
Er bestaan twee soorten van philantro-
pie; één in naam, en ander in1 werkelijkheid.
De een is zeer gemakkelijk, de ander niet
zeer aangenaam. En dus wordt de gemakke
lijke weg ingeslagen, en 'de gemoederen blij
ven rustig.
Maar de nevel trekt op, de flauwe morgen
schemering komt nader, het licht zal doorko
men, de nacht voor altijd, voorbij zijn. Een
schitterende dag zal aanbreken, en. de waar
heid zal gekoesterd worden in warme zonne
stralen die het pad! van lijden en ellende ver
lichten.
Dan zal het goed zijn.
Ten laatste was de voorstelling afgeloo-
pende vermoeide vrouw had de arena ver
laten, en de zorgelooze toeschouwers bespra
ken haar bleeke trekken en wanhopige blik-
gaau zonder zich wat van te voren op de
hoogte te stellen en zonder in staat te zijn
een plattegrond te kunnen lezen
Juist daardoor is ons uitstapje naar Sku-
tari zoo prachtig gelukt. Daar, aan de Azia
tische zijde, ligt een bekend klooster van Der-
wischen, die Donderdagmiddag geregeld een
uitvoering geven waarover later misschien
meer. Om nog eerst wat van Skiitari te kun
nen zien, gaan we 's morgens naar de lig
plaats der boot, als gewoonlijk omringd door
een half dozijn bruine kerels, die ons den
weg willen wijzen. Een van. ons beiden
maakte hierover een opmerking in 't IIol-
landseh en onmiddellijk begint een van die
kerels te schreeuwen Ollanda, Olianda De
vent kende natuurlijk geen woord Neder-
landscli, maar hij had wel eens een paar Hol-
landsche matrozen ontmoet en herkende
waarachtig den klank. Het avontuur amu
seerde ons en we vroegen of hij mee ging.
Wat een heerlijke tocht! Eerst weer die god
delijke vaart over den Bosporus; dan die
wandeling door het echt-Turksehe stadje, een
van de mooiste en verrassendste die we nog
gemaakt hebben. Gelukkig kende onze nieu
we vriend een woordje Franseh en Engelseh,
zoodat we een beetje praten konden, amu
sant, dat verzeker ik je, en zoo bleek bet na
eenigen tijd dat onze reisgenoot een Jood
was, Salomo Jachjah, j,Salomo the wise, you
know". Natuurlijk ging mij toen het He-
breeuwsche hart open mijn reisgenoot
heeft er geen, ik bedoel geen Hebreeuwseh
en zoo kon ik niet nalaten onder de vele
talen, waarin we van gedachten hebben ge
wisseld, ook het Hébreeuwsch nu en dan te
gebruiken, en tot mijn groote verbazing luk
te me dit hier heel wat beter dan het in Hol
land mogelijk is, omdat daar de uitspraak
van Joden en Christenen zoo veel verschilt,
wat hier lang niet zoo sterk het geval was.
Salomo heeft mijn vriend toegestaan, zijn
portret t© mogen nemen, tot groote verba
zing van drie Perzische heeren, die volstrekt,
niet begrepen wat daar nu wel gebeuren
moest en die, toen hun de zaak door Salomo
was uitgelegd, vroegen of ze er ook op mochten
komen, en als nu deze beeltenis goed uitvalt,
dan zal onze Joodsche vriend op een goeden
dag een pakje krijgen van de post, waarin
hij een karton zal vinden, waarop zijn por
tret, mot die prachtige cypressen van Skutari
tot achtergrond en dan moge dat hem nog
lange jaren een herinnering zijn aan die Wes
terlingen, die indertijd zijn uit Spanje en
Portugal verdreven vollcsgenooten zoo gast
vrij hebben ontvangen, gastvrijer echter niet
dan die eenvoudige zoon van Israël ons ge
leid heeft door Skutari's straten en Skutaxi's
indrukwekkende Mohammedaansche hegraaf-
plaats.
Algemeen overzicht.
SCHIEDAM, 17 Aug. '99.
liet proces-Brcyliis.
Een slechte dag
voor den beklaagde, gisteren. De eene be
schuldiger na den andereu treedt voor het
getuigenhekje, en niets, niets dat tegenover
de aantijgingen wordt gesteld. Mr, Demange
ken. Maar een volgende vertooning eischte
huu belangstellingwat ging het hun boven
dien ook aan 1
Castelli was op liet punt zich met een
vloek tot zijn vrouw te wenden, want het ge
fluit had onder liet rijden zijn oor getroffen,
en het verdroot hem dat Leila een smet zou
geworpen hebben op haar paardrijdstersloop-
baan.
Maar de eigenaar van het circus kwam
naar hem toe, met een vastberaden uitdruk
king op het gelaat en sprak:
„Castelli, je moet voorloopig je vrouw niet
meer in do arena brengen. Ik kan het niet
toestaan. Het publiek begint op te merken,
hoe slecht zij er uit ziet, en jij moest toch
weten, dat zij niet geschikt is om te rijden."
„Zij is niet zco ziek als u wel denkt," ant
woordde Castelli boos. ,,'tZijn kuren, geen
ziekte, 't Is al te dwaas om mij te komen ver-
lellen, dat mijn vrouw te ziek is om op te
treden. Ik kan dat zelf liet best beoordeelen,
zou ik meenen," voegde hij er toornig bij.
„Of je in staat bent dat te beoordeelen,
kan me niets schelen. Zij kan hier niet meer
optreden. Ik wil het niet. Je deedt beter haar
naar huis te brengen en een dokter te halen."
Met deze woorden, verwijderde hij zich, en
Castelli, met een vloek op de lippen, nam
zijn vrouw mee naar huis. Maar hij haalde
geen dokter, en bleef evenmin bij haar om
haar in haar ziekte op te passen.
Alleen gelaten scheen zij bijna wezenloos,
door hetgeen zij dien vreeselijken dag onder
vonden had. Zij kon nauwelijks denken.
Maar met Ijovenrnenschelijke inspanning be
reikte zij de kamer barer ïcinderen, en kuste
ze hartstochtelijk in hun slaap.
Plotseling kwam er een vreeselijke gedach
te bij haar op en zij riep„Be ga sterven
sterven, en wie zal er nu voor hen zorgen,
als ik ben heengegaan Zijn zweep heeft mij
laat den invloed van de getuigen a charge
op den krijgsraad onverzwakt. O, hoe is gis
teren gebleken welk een verlies de verwon
ding van Laboii voor Dreyfus is.
De dag van gisteren is niet gunstig voor
den beklaagde. Allereerst de beslissing van
den krijgsraad om de zitting niet te verda
gen de eenparigheid van dit besluit ver
dient de aandacht.
Ons dunkt dat nir. Demange zich vooral
hierbij zeer zwak heeft getoond. Het was een
fout, verdaging van liet proces tot Maandag
te vragenDemange had beliooren te weten
dat de wet geen langere schorsing der zittin
gen van den krijgsraad gedoogt dan voor 48
uur. Waarom dan niet voor dien tijd verda
ging gevraagd Was het niet reeds veel ge
wonnen, wanneer mr. Labori twee zittingen
meer het getuigenverhoor kon volgen. Nog
daargelaten dat later opnieuw verdaging liad
kunnen aangevraagd worden.
De regeeringscommissaris verzette zich te
gen de verdaging op wettelijken grond, maar
ook met het argument dat de verdediging
sinds ruim vier jaar de zaak heeft bestu
deerd, en hij, majoor Carrière, slechts eenige
maanden. Zeer juist. Maar men vergete daar
bij niet, dat Carrière, zeker volgens de juri
dische fictie van een openbaar ministerie, de
aanklager is, maar dat het toch feitelijk in
dit proces Mercier en zijn opvolgers, De Bois-
deffre, Gonse, Roget enz. zijn, mannen voor
wie waarlijk de zaak niet zoo nieuw is als
voor majoor Carrière. Of kennen Mercier, De
Boisdeffre, Gonse de zaak niet even lang,
nefen langer dan Demange?
De advocaat toonde zich gisteren niet
sterk, ook niet toen Lebon en Roget aan het
woord waren. Dat niet de weerlegging der
verklaringen nog gewacht wordt, lijkt ons
zeer goed gezien van de verdediging; dat zij
het geheele gebouw der beschuldiging laat op
trekken, om daarna haar armen te slaan om
de pilaren en ze te rukken uit den grond,
zoodat het gansehe gebouw van leugen en be
drug ineenstort, ons wel. Maar het was
niet overbodig door scherp-gestelde vragen
de getuigen te lokken uit hun vesting van
wèl-bestudeerde verklaringen en hen te dwin
gen tot spreken, waar zij liever wilden zwij
gen.
Blijkbaar is dit werk aan Demange niet
toevertrouwd.
Ten slotte zij hierover nog opgemerkt dat
door majoor Carrière weer te berde werd ge
bracht liet staatsbelang. Om het staatsbelang
ia Dreyfus in 1894 onwettig en onrechtvaar
dig veroordeeld; om het staatsbelang is hij
op het Duivelseiland meer dan vier jaar op
ondragelijke wijze gemarteld; en thans, nu
eindelijk de ure is gekomen waarop recht zal
moeten gedaan worden, duikt weer liet
staatsbelang op, waar alleen het belang van
den beklaagde moest gelden.
Arm land, welks belangen zulke zedelijke
offers eiscben
Uit de v er h ooren
dient een en ander nader te worden aange
stipt.
De oud-minister van koloniën erkende dat
er vervalsehing was gepleegd met den brief-
Weyler (waarin, zooals men weet, tussehen
dc regels met zgn. sympathische inkt dingen
waren geschreven die als bewijs tegen Drey-
hun moeder zijn vrouw getroffen.
Den een. of anderen dag zal die ook hen tref-
len. Wat moet ik met 'i >i beginnen?" riep
zij opgewonden.
Door deze gedachte w rvolgd, sliep zij
den geheelen nacht niet, en de morgen vond
haar naar lichaam en geest uitgeput. Verder
op den dag bleef die zelfde angst haar bijzij
kon nauwelijks velen dat er een woord in
haar tegenwoordigheid gesproken werd, en in
haar wanhoop gilde zij
„Mijn kinderen ,mijn kinderenHoe zal
ik inijn kinderen redden? Ik moet sterven.en
ze alleen achter laten. Wat zal er van hen
worden? Wat moet ik doen?"
Toen de avond naderde, werd haar zenuw
achtigheid grooter, en haar echtgenoot vroeg
haar spottend
„Ben je krankzinnig, Leila?"
„Ik geloof het, ik geloof het stellig," gaf
zij langzaam ten antwoord, met iets weife
lend* in haar stem.
Hij lachte koel. Maar zij lette er niet op.
XVI.
Krankzinnig uit liefde.
Dien avond had hij haar met een vloek
op de lippen verlaten.
Zij kon nu niet werkenzij was te moe, te
ziek.
De teere bloem was geknakt, verwelkt, de
schoonheid voor altijd voorbij.
Zij was te bed gaan liggen, en met gesto
ten oogen trachtte zij wat te rusten. Haar
mooi baar liing los om haar schouders, haar
handen hield zij achter haar hoofd, en door
de dunne nachtjapon heen, kon men de om
trekken barer vormen zien. Alle sporen van
de flinke, goed gevormd© vrouw waren reeds
lang verdwenen.
Zij zag er zeer zwak uit, toen zij daar bijna
doodstil terneer lag.
fus konden gelden). Lebon zei dat zelfs Pic-
quart eer.-t den brief voor echt had gehou
den. Dreyfu» zelf verklaarde den brief ont
vangen, maar er niets van begrepen te heb
ben.
Eigenaardig was ook dit debat:
De regeering=conmiis»aris- vroeg of Dreyfus
niet kladjes van zijn brieven maakte. Lebon
antwoordde bevestigend; Dreyfus maakte
kladjes voordat hij zijn definitieven brief
schreef. Dit ontlokte Demange de opmer
king:,.De eene verrassing volgt op de andere,
Gisteren klaagt een getuige aanvandaag
verdedigt een ander zich met de bewering
dal zijn geweten genist is. Ik laat hem die
gewetensrust; maar ik moet vragen of bet
zoo verwonderlijk is. dat deze man op bet
verlaten eiland dagelijks zijn gedachten op
schrift bracht. Ik vraag waarom men Drey
fus den valschen brief-Weyler in een afschrift
heeft toegezonden."
Lebon deelde mede dat alle brieven geco-
pieerd wei-den.
Grooten indruk maakte het bekende rap
port. waaruit blijkt hoe Dreyfus gemarteld
is. Men meent zelfs tranen in de oogen van
generaal Billot gezien te hebben. Dreyfus zelf
zei„Ik wil hier niet spreken over het vree
selijke phy»ieke en moreele lijden dat een
Franschman een onschuldige heeft doen on
dergaan. (Groote ontroering.) Ik ben liier .al
leen om mijn èer te verdedigen, niet om over
mijn lijden te spreken." Dreyfus sprak die
woorden met verheffing van stem.
Uit het verhoor van den oud-minister
Gnérin nog dit. Guérin had in 1894 niet
hooren spreken van geheime stukken; eerst
tijdens het proces-Zola hoorde hij daarvan.
Ook heeft hij niets geweten van bekentenis
sen Mercier had daarover in den krijgsraad
niet gesproken. Kolonel Jouausfc vroeg Gué
rin zich te verklaren over de bewering van
den schriftkundige Gober. De voorzitter
vroeg,De heer Gober heeft gezegd, dat li ij
door u aan hot ministerie ontboden werd', om
eenige inlichtingen te geven over de zaak-
Dreyfus. Heeft die getuige u niet gezegd, wij
zende op de pendule die op den schoorsteen
in uw bureau stond: „Mijnheer de minister,
ik vrees dat op dit uur een ernstige fout be
gaan wordt." Gij zoudt hem niet geantwoord
hebben, maar op het oogenblik dat hij u ver
liet, zoudt gij hem. de meest strikte geheim
houding hebben bevolen, daar de regeering
de zaak van het verraad geheim wilde hou
den, en vooral vreesde voor de indiscreties
van de „Libre Parole", daar de beklaagde
een Israëlitisch officier was.
Guérin antwoordde hierop, „dat zijn her
inneringen niet sterk genoeg meer zijn, maar
wel tc kunnen verzekeren, dat hij op die wij
ze niet gesproken heeft."
De verklaring der weduwe Henry is zeer
onbelangrijk. De voorzitter vroeg haar: „In
den laatsten brief dien uw man vóór zijn
dood tot u richtte, zei liijWelk een ramp,
zulk een ellendeling ontmoet te hebben."
„Neen," antwoordde getuige, „dat heeft hij
niet gezegd, maar: Je weet wel in wiens be
lang ik gehaudeld heb." De voorzitter:
„Wien bedoelde hij daarmee?" Mevrouw
Henry antwoordde toen: „Hij bedoelde nie
mand. Hij lieeft willen bandelen in het
belang des lands."
Ten laatste viel zij in slaap, ieder oogen-
bhc bleeker wordend, met een trek van on
uitsprekelijke smart op het gelaat, alsof zelfs
in haar slaap de eene of andere vreeselijke ge
dachte haar niet kon verlaten. Voortdurend
scheen haar brein bezig te zijn met de aller
treurigste dagen, die voorbij waren.
Soms bewogen haar bleeke, vast opeenge-
drakte lippen zich, alsof zij sprak, maar het
was een te zacht en te zwak gefluister om
het menschelijk oor te bereiken.
Mogelijk dwaalde haar geest rond in oude
herinneringen, en dacht zij terug aan oude
gelukkige dagen, en ver verwijderde bloed
verwanten en vrienden, die allen te vroeg
stierven.
Plotseling ontwaakte zij uit haar onrusti-
gen sluimer, en met een vreemden glans
dwaalden haar oogen door de verlaten kamer,
en bleven ten laatste rusten op een groot
portret van haar echtgenoot. Dit scheen haar
drift op te wekken; zij sprong op, wild uit
roepende
„Ik zal het doen ik zal het vannacht
doen nu ik heb moed genoeg, genoeg
het zal niet lang duren zij zullen een
beetje schreeuwen maar het zal spoedig
voorbij zijn. Laat mij eens zien," sprak zij,
„ik zal eerst Vanda dooden, zij zal het meest
tegenspartelen en dan den jongen. De eu-
gei die Vauda haalt, moet op Adrian wach
ten hij zou bang zijn, alleen te gaan de
weg is zoo erg lang, en de nacht zoo donker.
Vandaag zonde, zorgen eu vloeken," fluister
de zij„morgenmuziek, licht, gouden har
pen en bloemen," riep zij in vervoering. „Ik
zal het nu doendadelijk het moet ge
beurd zijn vóór hun vader thuis komt nu,
nu is het tijd."
(Wordt vervolgd.)