I
53*<e Jaargang.
Zaterdag 26 Augustus 1899.
No. 10021.
Eersle Blad.
CIRCÜSSLAVEN,
BUITENLAND.
Wordt vervolgd.)
Aan
SCHIEDAMSCHE CO' RAMT.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaar dingen 11. 1.25. Franco
per post 11. 1.65.
Prijs per weekvoor Schiedam en Vlaar dingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
BureauBoterstraat 68.
Prijs der Advertentiën: van 1—7 regels 90 cents; iedere regel
meer 12 Vs cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordecligc voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan liet Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zater d agavo nd verschijnen, woiden
zoogenaamde ïeleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Inicrc. Telefoon Ko. 123.
- kleine
1 kotters
«g,
werd
middel
i groote
kleine
I middel
per
'lel
a
1 poon®
kwamen
ig visch
j
Algemeen overzicht.
SCHIEDAM, 25 Aug. '99.
Bet proccs-Breyfus.
Was d© zitting van Woensdag al niet bijs
ter fortuinlijk voor den generalen staf, die
van gisteren spande de kroon. Langzamer
hand worden de rollen omgekeerdde be
schuldigde komt uit, de generaals gaan in den
hoek. Labori gunde Mercier ook geen- oogen-
bök rust, evenmin als aan Gonse en den pre
sident van den krijgsraad van 1894, kolonel
Maurel. Niettemin, Mercier is een niet te
minachten tegenpartij en al beschikt Labori
over een kolossaloagevatheid en al laat deze
schrandere advocaat niet af, Merrier heeft
een zeldzame brutale onverschilligheid, uit de
hoogte en voornaam, che van geen zwichten,
weet..
De zitting van gisteren was belangrijk
er waren dan ook heel wat kijkers gekomen
nieuwe gezichteu, vorige dagen nog niet ge
zien, werden nu opgemerkt.
liet voornaamste deel der afgelegde-getui
genverklaringen hebben wij reeds in onze te
legrammen gisteren medegedeeld, wij zullen
nu hier en daar nog wat aanvullen en verdui-
delijkcn waarbij onze plaatsruimte ons ech
ter tot beknoptheid dwingt.
De eerste verklaringen waren ontlastend
voor Dreyfus, doch spannend werd liet eerst
toon kolonel Maurel, waarvan wij boven
spraken, voor het getuigenhekje kwam.
Het i« een oude snorrebaard, een echte
ijzervreter, barsch maar toch beleefd.
Zijn verklaring begint met de mededeeling,
dat er in den krijgsraad van 1894 niet de
minste pressie is uitgeoefend, noch monde
ling, noch schriftelijk. Alleen door het dos
sier kent de president de Zaak; alleen over
feiten spreekt hij dan ook hier. Zijn indruk
was, dat Iienry in de beschuldiging tegen
Dreyfus hard was; du Paty beswaarde den
beklaagde echter niet overdreven. Dreyfus
zelf maakte den indruk van correct en kalm
te zijnMerrier was den president onbekend.
Zijn overtuiging van Dreyfus' schuld is on
danks Labori's verbazing, gevestigd op één
enkel stuk; hoe dit mogelijk is, wil getuige
hiel niet nader verklaren omdat hij dan dat
stuk zou moeten bespreken.
Labori verzoekt den president thans gene
raal Mercier te mogen ondervragen.
De regeerings-cammissaris, majoor Carriè
re, zegt dat de veidediging het recht heeft
vragen te stellen, maar.daaruit geen conclu
sies mag trekken.
Labori antwoordt droogjes, dat hij geen
lessen van Carrière aanneemr-.
Hij vraagt daarop man Mercier, of hij er
kent aan Maurel bevel te hebben gegeven,
geheime stukken mede te deden aan leden
v.in den krijgsraad?
Mercier antwoordtIk had niet het recht
een formeel bevel te geven, maar ik heb een
moreel bevel gegeven, op zoo duidelijk moge
lijke manier. (Sensatie.)
Labori stelt den generaal een groot aantal
DOOK
AMYIE READE.
48)
Maar zij had het niet verteld; hij' zou er
dus ook niet van spreken.
Heb verhaal van de kleine had zulk een in
druk op hein gemaakt, dat hij besloot de kin
deren zooveel mogelijk bij zich te houden,
en hun alle onnoodige smart en zorgen te be
sparen. Tegelijkertijd nam hij zich ook voor,
Castelli te ontwijken en in 't vervolg be
leefd tegen hem te zijn en meer niet.
Do laatste treurige rit was afgeloopen.
De circusrijdster was alleen, gelaten in het
stille graf op een groot kaal kerkhof, één on
der duizenden. De aarde was met een pions
op de kist gevallende witte rozen die aan
het hoofdeneind lagen, bedekkende, en toen
verwijderden de treurende mannen zich en
begaven zich naar het verlaten huis.
Op het land was het een prachtige najaars
dag. De duif had de stilte der wouden met
haar eigenaardig gekir verbroken. De velden
wuifden met hun rijpend' koren, waaronder
de korenbloemen welig tierden. Langs de
heggen werden de braambessen rijp, en de la
nen waren bezaaid met afgevallen blaren,
dor en bruin, en de roodborstjes zongen het
eerste loflied op den winter.
De natuur was zoo gelukkig.
Maar in de steden, was er slechts hitte en
stof, het geratel van voertuigen, het einde-
looze heen en weergaan der voetgangers, de
oneindige levensstroom.
De slagader van een groote stad vemvakt
nimmer; maar Leila lag dood! onder de le
venden.
Toen alles voorbij was zei Chaa-les Gumey
vragen, en spreekt daarna over een artikel in
de „Libre Parole".
Mercier antwoordt: Ik ben zoo gewoon aan
de heftigheid van de pers, dat ik er geen acht
meer op sia. Ik heb evenmin aandacht over
vod de aanvallen, als voor den lof van de
„Lxbx-e Parole" of van andere bladen. (Ge
lach.)
Op de vraag van Labori of hij de beschul
digingen tegen Dreyfus heeft nagegaan, ant
woordt Mercier, dat hij op het oogemblik van
de arrest-a tie geen ander bewijs tegen Dreyfus
kerde. dan het borderel.
Er waren slechts vermoedens tegen Drey
fus yiaar er was haast bij, want er moest een
eind gemaakt worden aan. het verraad.
Labori vraagt: of Mercier de bewijzen te
gen Dreyfus nauwkeurig had onderzocht?
Hierop antwoordt Mercier niet.
Labori dringt op een antwoord aan, en
zegt eindelijkWat gij beschouwd hebt als
een buitengewone daad, het vervolgen en
deen veroordeel en van Dreyfus, hebt gij dat
gcuaan zonder vooraf zelfs de beschuldigingen
te hebben onderzocht, uie tegen hem werden
aangevoerd
Mercier zegtdat hij de aanteekeningen
onderzocht heeft ,/ver de uitgeleverde docu
menten.
Labori vraagt: Was het daarvoor niet
noodig, den juisten datum van het borderel
vast te stellen
Mercier: Dat geloof ik niet.
Labori vraagt aan den president een roga-
tene commissie te willen zenden naar Papil-
la ud. om den brief te zoeken, geteekend Hen-
xy, en medegedeeld in de „Libre Parole",
waarin de naam van Dreyfus werd genoemd
van den officier die wegens spionneering
in hechtenis was genomen.
Do president schijnt te aarzelen.
Labori dringt aan op het inwilligen van
dit verzoek, in het belang van het onderzoek
naar de verantwoordelijkheid, die werkelijk
bii Henry of Du Paty moet schuilen.
Labori, zich weder tob Mercier wendend,
xaagt naar de redenen, die den datum van
het borderel in 1894 deden vaststellen als
in April geschreven.
Mercier antwoordt, dat men in 1894
slechts overwegingen van schuld kende en
zich met geen ondergeschikte punten bezig
hield.
Wat nu de inlichtingen betreft, in het bor
derel gegeven, wijst Labori op de tegen
spraak, die tusschen de officieren van den
gvneralen staf bestaat betreffende de belang
rijkheid van de daarin genoemde mededee-
lingen.
Op verschillende vragen weigert Mercier te
antwoorden; hij zegt:
,,Men wil hier het geheele proces van 1894
opnieuw gaan bespreken, doch dat is door
bot Hof van Cassatie vernietigd."
Labori dringt aan op het verkrijgen van
inlichtingen omtrent de belangrijkheid van
de documenten in het borderel genoemd.
Mercier zegt, dat Dreyfus de hydraxilische
rem bad kunnen kennen, door zijn verblijf
te Eourges.
Labori antwoordt: Mercier zegt, „had
kunnen kennen", ik zal bewijzen, dat Drey
fus die niet had kunnen kennen.
Labori verzoekt vervolgens den president
aan generaal Mercier te willen vragen, waar-
Castelli vaarwel, en vroeg hem of hij na ver
loop van een maand om de kinderen mocht
komen.
Hun vader gaf hiertoe zijn toestemming,
hij verlangde niet ze mee naar Weenen te
nemenbovendien waren de beloften aan
zijn overleden vrouw gedaan, nog zoo versch
als de zoden op haar graf. Zij zouden naar
hun grootvader gaan en nadat dit met weder-
zijdsch goedvinden was vastgesteld, maakte
de oude man zich gereed om huiswaarts te
keeren. Hij had nog veel te doen voor de aan
komst van het jonge volkje op zijn landhuis,
en hij moest zijn notaris opzoeken -en zijn
testament veranderen ten gunste van de
moederlooze kinderen.
Maar het eerst van alles moest hij een
brief schrijven aan Tom en dab zou hij doen.
Hij was vol nieuwe plannen en hoe eer hij ze
ten uitvoer bracht, hoe gelukkiger hij zich
zou gevoelen.
'tZou evenwel niet gebeuren.
Het noodlot, dat allen achterhaalt, kwam
tussclienbeide, en bracht liet vonnis ten uit
voer, dat vroeger of later het eind is van alle
menschenki nderen
De Voorzieninglxeid had besloten dat Char
les Gurney zou sterven.
Van Londen naar Liverpool reizende, had
er een spoorwegongeluk plaats; de trein liep
bij een station op een anderen. Gelukkig
voer do andere passagiers had de trein geen
giooto vaart, anders zou het ongeluk niet te
overzien zijn geweest. Charles Gumey reisde
in een tweede-klas coupé, dicht bij de loco
motief; hij kreeg den schok uit de eerste
hand, en werd tegen den wand gedrukt. Hij
was de eenige reiziger in dat coupé, en toen
de trein tot staan kwam, vond men hem
doodhij had zijn nek gebroken.
Men nam hom mee naar een volgend sfca-
om hij geen proces-verbaal deed opmaken
van de bekentenis aan Lebrun-Renault.
Mercier antwoordtDat was van geen be
lang, want wij achtten de revisie- onmogelijk.
Op andere vragen van Labori antwoordt
Mercierdat hij Esterhazy niet kent, en dat
hij geen oordeel lieeft te vellen over diens
optreden, en dat hij het proces van 1898 niet
kent.
Hij protesteert tegen het woord „onder
vraging" dat door La-bori gebruikt werd, en
ziet dezen boos aan. Labori antwoordt, dat
dn, een „eerbiedige ondervraging" is.
Labori vraagt voorts aan Mercier, wat hij
bedoelde met zijn toespeling op het bedrag
van 35 millioen, door de verdedigers van
Dieyfus uitgegeven, of hij soms meent dat
dit besteed is om er gewetens mee te koo-
pen
Mercier roept uitIk mocht dat wel aan
u vragen!
De samenspraak tusschen Mercier en La
bori, die zeer snel gaat en moeilijk te volgen
is, wordt door het publiek met levendige be
langstelling gevolgd. De president doet de
grootste moeite om de discussie op het aan
de orde zijnde onderwerp te bepalen.
Er wordt op levendigen toon gesproken
over verschillende stukken die niet duidelijk
worden aangewezen, en die tot het geheime
dossier behooren. De generaals Gonse, Cha-
moin, Roget, de archivist Giibelin en majoor
L-xuth komen tusschen beiden. Het lijkt een
Poolsche landdag.
Carrière protesteert tegen deze algemeene
deelneming aan het debat. De president legt
hein het zwijgen op.
Labori merkt op, dat men in den minis
terraad over de herkomst van het borderel
sp-ak, en vraagt inlichtingen omtrent het.
maken van een valsch stuk in 1894.
Carrière protesteert; hij zegt, dat men
wl' doen gelooven aan het, bestaan van een
nieuwe valschheid als vergelijkingsstuk.
Labori teekent tegen deze woorden van
Carrière verzet aan. Hij zegt alleen de waar
heid te willen zoeken.
Laulh meent te kunnen mededeelen, dat
het stuk bestond voor het proces van 1894.
Labori verwondert zich erover, dat het
Stuk niet bij het proces van 1894 werd ge
bruikt, daar het Dreyfus beschuldigt.
Mercier verklaart het bedoelde stuk niet
tc kennen.
Lauth verklaart, dat hij er niet verant
woordelijk voor is, daar hij niet in de instruc
tie der zaak betrokken was.
Gouse deelt mede, dat Sandherr het stuk
bewaarde. Het werd aan het geheime dossier
toegevoegd als stuk van vergelijking.
Uitgenoodigd zich nader te verklaren over
het commentaar op het borderel, herbaalt
Mercier wat hij reeds vroeger gezegd heeft
over dit stuk, dat in 1897 door hem vernie
tigd is.
Gonse verklaart, dat hij in 1897 last kreeg
van De Boisdeffre om dat stuk aan Mercier
over te brengen.
Mercier verklaart, dat het telegram van
Pairizardi niet aan den krijgsraad van 1894
werd overgelegd. Hij had last gegeven het
niet toe te voegen aan het geheim dossier.
-(Labori. maakt gewag van een. nota van drie
pagina's, waarin sprake is van een valsehe
vertaling der depêche van 2 Nov., waarbij
tion, en legde hem daar in de kamer eener
herberg om een nader onderzoek in te stel
len.
Maar wie was hij Het was een lastig ge
val, daar er geen brieven of papieren op hem
gevonden werden. Men wanhoopte er aan,
zijn identiteit te bewijzen.
Maar Castelli had het ongeluk in de cou
rant gelezen. Hij ging er heen, en herkende
het lijk, terwijl hij tegelijk alles voor de be
grafenis regelde.
Hij liad geweigerd haar moeder te begra
ven, .maar ter wille van zijn vrouw, wier her
innering hem nog zoo versch in het geheu
gen lag, wilde hij haar vader de laatste eer
bewijzen.
Zij was nog niet lang genoeg dood, om ver
geten te zijn.
Charles Gurney was de eenige die den dood
vond bij het spoorwegongeluk, de eenige die
op reis zijnde, zoo'n tragisch eind© had
de man, die liet toekomstig geluk van twee
onschuldige kinderen in zijn hand had.
Waarom zou hij juist uitverkoren zijn en
anderen niet?
Stellig is er een noodlot, dat de mensche-
lijke voetstappen leidt. Wie betwijfelt dat
nog i
Leila's droom was uitgekomen. Vader,
moeder en dochter waren ten laatste te huis;
zij wachtten nog op Tom om hun zegeningen
te deelen.
Maar het uur der vereeniging had nog niet
geslagen.
XIX.
Tom beproeft zijn geluk.
„Ja, mijnheer, ik zal mijn geluk beproe
ven met de overigen," zei Tom op zekeren
morgen tot den heer Bates, toen hij zijn
voornemen te kennen gaf om den winkel te
Dreyfus beslist als verrader werd aangewe
zen.
Labori vx-aagt verlof over dit onderwerp
te mogen spreken met Chamoin, die uitlegt
dac dit stuk hem door Mercier gegeven werd.
Ilij wees Mercier op eenige onjuistheden en
meende dat er geen gebruik van gemaakt
moest worden. Maar medegesleept door het
vuur van Mercier's uiteenzetting, heeft hij
aan de raadkamer een pagina overgelegd. Iiij
hoeft het stuk weder teruggegeven aan Mer
cier.
Mercier verklaart daarop dat het stuk hem
gegeven is door Du Paty. (Beweging.)
Hierna werden nog verschillende getuige
nissen afgelegd, alle van minder belang dan
die van Slercier, waarbij telkens Labori ge-
etgenheid vond te doen uitkomen, dat eik
b e w ij s voor de schuld van Dreyfus ont
breekt, terwijl er tal van onwettigheden ge
pleegd zijn. Daar deze ondervraging echter
over détails loopt, zullen wij den lezer niet
lastig vallen met het relaas dezer getuigen-
verhooren.
Even voor twaalf wei*d deze belangrijke
zitting zonder incident gesloten.
Een goed overzicht der Zaak geeft Cornély
in de „Figaro".
Men is nu halver weg, zegt hij, met het
proces en 't is goed eens na te gaan, wat tot
nu toe gebleken is. Men kent twee stukken,
waarin de naam van Dreyfus voluit genoemd
is. die twes stukken zijn valsch. Van het
eerste, het maaksel van Henry, aan Paniz-
za.di toegeschreven, wist men liet lang; van
h"t tweede aan Schneider toegeschreven, weet
men 't nu ook. Merken wij hieromtrent op,
ter verduidelijking van het telegram van gis
teren, dat Schneider in zijn briefje aan de
„Figaro" zegt, dat de datum en de ondertee-
kening valsch moeten zijn, want dat hij op
30 Nov. 1897 van de tegenovergestelde over
tuiging was dan die hem wordt toegeschre
ven, om te beoordeelen, of hij op een ande
ren tijd het document kan hébben geschre
ven, zou hij 't moeten zien. De nationalisten
zeggen, gaat Cornély voort, dat heb getuige-
nis van een vreemdeling geen vertrouwen
verdient: het buitenland wil Frankrijk's
vernedering en vernietiging. De logica, zegt
hij, ontbreekt hier. Was liet buitenland aan
Fi ankrijk vijandig, dan zou het niet Dreyfus'
onschuld proclameeren, maar medewerken
tot zijn veroordeeling, want herhaalt zicli die
misdaad, dan eerst zijn de rampen voor
Frankrijk niet te overzien.
Naast de twee valsclie stukken heeft men
getuigenissen, reeksen getuigenissen, maar
van welken aard? In de eerste plaats moet
ren getuige feiten aanbrengen, geen apprecia
ties de rechter heeft te appreeieeren. Hier
zijn de rollen omgekeerd, wat de president
niet behoorde te dulden. Geen enkel feit
wordt aangebrachtmen hoort niets dan
het is waarschijnlijk, het schijnt zeker, men
zegt, men beweert, enz. In de tweede plaats
al die getuigenissen zijn feitelijk één getuige
nis, en reeds daarom bewijzen zij niets; tie
lieeren hebben allen met elkander kunnen
overleggen, hebben do gelegenheid elkander
na te praten, zeggen allen hetzelfde lesje op
otxder 't oog hunner superieuren. In de derde
plaats: een getuigenis is van onwaarde, als
een getuige een persoonlijk belang heeft, en
vei laten en naar de diamantvelden te trek
ken.
„En je hadt het hier zoo naar je genoegen.
Het scliijnt wel dat bet onlangs gebeurde
aan de De Beers-mijn ieders hoofd op hol
heeft gebracht. Je zult evenmin slagen en
ecu goede betrekking wegwerpen voor iets
onzekers. Ik geloof niet, dat iemand er eenig
voordeel bij zal hebben. Velen zullen verlie
zen; iedereen kan met de diamanten geen
fortuin maken," sprak de heer Bates met
overtuiging.
„En toclx wil ik het probeeren," hield Tom
staande, ,,'tls mijn plan om zaken voor mij
zelf te doen, als ik kan. Ik zal naar Coles-
berg-Kopje gaan en zien wat daar te doen is."
„Je zult er alles in een ontredderden staat
aantreffen. Het voedsel is er zeer duur. Je
zult spoedig verteerd hebben, wat je hebt
overgespaard; je deedt veel beter te blijven
waar je bent."
Maar Tom schudde het hoofd en antwoord
de „Neen, 't is mijn vaste voornemen een
tentwagen en een uitrusting te koopen, en
dan naar de plaats toe te gaan. Ik kan wel
succes hebben; iemand moet toch de geluk
kige zijn, dus waarom ik niet 1"
De heer Bates antwoordde niet. Hij zag
dat Tom er niet toe over te halen was, in
den winkel te blijven, en alles wat hij zei,
zou dus vergeefs zijn. Tegelijkertijd speet het
hem, dat Tom hem zou verlaten voor iets,
dat hij een dwaze onderneming noemde. Hij
was zeer ann hem gehecht geraakt, en er be
stond een sterke vriendschapsband tusschen
de twee mannen. Hij had nooit zijn plichten
verzuimd, zoodat de heer Bates geen gebre
ken gevonden had in zijn bediende; geen
wonder dus dat zijn heengaan een bron van
groot verdriet voor hem was.
Hij was evenwel var te edelmoedigen aard,
r.u behoeft men toch waarlijk niet te vragen,
of deze lieeren van den staf een belang lieb-
b.n bij deze zaak?
President l.oubct.
Loubet hoeft gistermiddag den arrondisso-
mentsraad van Darijs in gehoor ontvangen.
De voos zit ter, de lieer Godin, hield een
redevoering, waarin hij zijn sympathie be
tuigde aan den president der republiek, daar
bij zinspelende op de moeilijkheden van den
tegenwoordige!! toestand in Frankrijk.
Loubet antwoordde, dat hij zich gelukkig
rekende naar Rambouillet to hebben kunnen
gaan, ondanks de beslommeringen waarop de
lieei Godin zinspeelde. Deze beslommeringen,
vervolgde de president, bestaan inderdaad,
tn het is niet zonder een gevoel van groote
smart, dat wij ze hebben zien ontstaan, ge
paard nog wei aan troebelen op straat. Men
moet echter den ernst van den toestand niet
overschatten en zich overgeven aan ontmoe
diging, Ik heb de vaste overtuiging, dat het
einde der beslommeringen nadert.
Do maatregelen door de regeering geno
men bewijzen dat deze vast besloten is de
republiek te verdedigen, den publieken vrede
te bewaren en den eerbied aan bet recht ver
schuldigd, te handhaven. Het geheele land
zal zich hebben te buigen voor de uitspraak
van den krijgsraad te Renr.es, welke onder
de striktste onafhankelijkheid zal geschieden.
Da gekozenen des volks arbeiden met mij aan
dit werk der verzoening en der kalmeering
der gemoederen, noodig in liet belang van
het hoogste heil des vaderlands.
Ziellier een waardig, ferm en geruststel
lend woord. Weldra zal het optimisme van
president Loubet gerechtvaardigd blijken als
de zaak-Dreyfus tot een einde gebracht zal
zijn. Wij naderen trouwens met rassche
schreden het groote jaar 1900.
Gemengde Nedcdeclingen.
Uit Brussel wordt gemeld, dat Max Regis,
de gewezen antisemieiische burgemeester van
Algiers, naar Nederland is vertrokken. De
Belgische bladen geven hem den raad 2ieh
maar niet meer in Brussel te vertoonen, want
men is daar op zijn denkbeelden volstrekt
niet gesteld. Régis heeft nog kans gezien een
antisemietisch clubje te Brussel te stichten,
»La Solidarity" geheeten.
Omtrent de plannen van den Duitschen
keizer is nog niets bekend geworden. De
zNationale Zeitung" geeft te kenneD dat niet
alle punten tusschen den Keizer en de mi
nisters bevredigend zijn uitgemaakt, en dat
men op verrassingen verdacht moet blijven.
Als men de ïMatin" kan gelooven is het
waar dat generaal Roget uit Londen een
briel vun Esterhazy heeft ontvangen. Reeds
eenige dagen geleden, zegt de correspondent
xan het Parijsche blad, met wien de suhlann"
klaarblijkelijk op vertrouwelijken voet staat,
heeft de ex-commandant een brief voor gene
raal Roget op de post gedaan.
Hienn zouden verschillende documenten
zijn ingesloten, betrekking hebbende op aan
biedingen van geld, die hem van verschil
lende zijden werden gedaan.
om eenigeii dwang op zijn vriend uit te oefe
nen en Tom vertrok dus, en verliet den
winkel, die hoewel eenzaam ,hem toch in de
jaien, dat hij het 't meest noodig had, een
onderkomen verschaft had. De drukke zaken
hadden hem in zekere mate in staat gesteld
do schande zijner moeder te vergeten, en het
deed hem sterk aan, toen hij afscheid moest
nemen; zijn stem was zelfs eenigszins on
vast toen de lieer Baites hem aan den wagen
goede reis kwam wenschen, en hem nog eens
de hand reikte.
Tom was geenszins ondankbaar voor al de
vriendschap, die hem beloond was, maar een
groot verlangen had zich van hem meester
gemaakt om te Ne.w-Rusk een eigen bezitting
tc hebben. Hij had droomen in zijn hoofd
van ongekende weelde, van een zekei" lief
meisje dat hij graag zijn vrouw zou willen
noemen, en met deze eerzuchtige plannen in
't vooruitzicht begon hij zijn reis.
Hij was er op voorbereid alles zeer ontred
derd en weinig gemakkelijk ingericht te vin
den, maar de werkelijkheid was nog ver be
neden zijn verwachtingen. Toen ïiij New-
Rush bereikte was de verwarring, die hij
aantrof, onbeschrijfelijk groot. Er waren eeni
ge duizenden tenten en wagens, een paar ge
bouwtjes van latwerk en zeildoek opgetrok
ken, en heel veel smerige kroegen, het toe
vluchtsoord voor de minst beschaafden der
mi atschappij, en Tom meende dat hij onder
zoo velen zich feitelijk zeer eenzaam zou ge
voelen. Hij slaagde er in een stuk grond te
koopen voor honderd twintig pond sterling,
een matigen prijs. Hij trok zijn tentwagen
tot dicht bij deze plaats, en richtte hem tot