53"' Jaargang.
Dinsdag 29 Augustus 1899.
No. 10023.
CIRCUSSLAVEN,
BUITENLAND.
ik*
SCHIEDAMSCHE COURANT
Deze courant -verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco
per post fl. 1.65.
Pr^js per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau Boterstraat 68.
Prijs der A d v e r t e n tien: Van 17 regels (1. Ü.90 iedere regel
meer 12i/s cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde kleine adeerfentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan liet Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon No. 123.
llgcmccn overzicht.
SCHIEDAM, £3 Aug. '99.
Het proces-Hrcyfus.
De dag van Zaterdag is voor den. genei-a
len staf verpletterend geweest sterker nog,
het is niet twijfelachtig of hetzij door de re
geering, hetzij door den voorzitter van den
krijgsraad, zullen stappen gedaan moeten
worden om gerechtelijk op te treden tegen
een paar dei* meest bezwarende getuigen van
Dreyfus, nl. generaal Mereier en kolonel
Maurel, voorzitter van den krijgsraad in
1894, en dat wel wegens meineed.
Zaterdag is het ondanks het verzet van
kolonel Jouaust aan Labori gelukt deze beide
getuigen an et hun vroegere onder eede afge
legde verklaringen in tweespraak te bren
gen Maurel, in de war gebracht, bekende
om zoo te zeggen zijn misdaad, Mereier
trachtte nog slechts onder een vertoon van
biutaliteit zijn positie te sauveeren.
Zelfs zij, die niet aan een duivelsche boos
aardigheid van hooggeplaatste generaals en
ministers konden gelooven, komen eindelijk
tot de overtuiging, dat hier een. daemonisch
complot bestaat, waarvan Dreyfus het onge
lukkige slachtoffer is.
Wij gaan tot goed verstand der zaak de
getuigenverhooren van Zaterdag nog even
na, Wij slaan daarbij het getuigenis van Ber-
tillon nu maar over, omdat daaruit niets
blijkt dan de krankzinnigheid van een ver
nuftig monomaan Wie wil zien hoe dol het
systeem van dezen menschenmeter is, neme
een kijkje aan ons bureau, waar wij Bertil-
lon's sleutel hebben doen aanplakken. Men
zal dan tevens begrijpen, dat het ondoenlijk
is, het systeem in een dagblad te verklaren.
Noodig is dit bovendien nieter is voor zoo
ver wij weten niemand, die aan BertiUon's
getuigenis eenige waarde hecht, en niemand,
die hem niet beschouwt als een vernuftigen
gek.
Dan komt het groote oogenblik.
Kapitein Freystatter, lid van den krijgs
raad van 1894 komt, zijn borst behangen met
ridderordes, voor het getuigenhekje. Hij is
bijna spierwit, ondanks zijn 42 jaren.
„Mijn overtuiging van da schuld van
Dreyfus stond in 1894 vast, reeds door de
verklaringen van Henry en du Pat}*, maar
bovendien nog door de stukken in geheime
zitting overgelegd."
Kalm vervolgt getuige dan
Het geheime dossier bevatte:
lo. Een levensbericht, waarin Dreyfus ver
raad werd ten laste gelegd aan de school te
Bourges, aan de krijgsschool en aan den ge-
neralen staf
2o. Het stuk, bekend onder den naam:
„Cette canaille d© D..."
3o. Een brief, die moest dienen, om door
vergelijking van het handschrift de echtheid
van liet stuk: „Cette canaille" vast te stel
len, ©n bekend onder den naam: do brief-
Davignon.
4o. Een telegram van een vreemden mili
tairen attaché, waarin zeer duidelijk de
schuld van beklaagde bevestigd werd. (Lang
durige beweging.)
Deze dépêche, als ik het mij goed herin
ner, luidde aldus: „Dreyfus arrêté, cniissaire
provenu."
Dan komt het dramatische oogenblik.
Generaal Mereier en kolonel Maurel sprin
gen op en vragen te gelijker tijd het woord.
Er is in de zaal een geweldige opwinding.
Spreek kolonel1 zegt de president.
Slechts een enkel woord heb 11c te zeggen.
Voor een paar dagen heeft Labori mij mede-
gesleept op een zeer delicaat gebied, name-
DOOE
AMYIE READE.
50)
Na dat eerste onderhoud spraken Tom en
Whanks nooit meer over lmn vroeger leven.
Zij wijdden zich beiden geheel aan hun werk,
en zij waren blijde elkaar in dat vreemde
land gezelschap te kunnen houden. Zij wer
den tot elkaar aangetrokken, oandat zij bei
den kwamen uit het zelfde vaderland, Dat
was zeker een band, die niet gemakkelijk te
verbreken was.
Nadat Whanks zich bij de onderneming
gevoegd had, scheen Tom's kans te keeren,
want zij vonden nu verscheiden mooie dia
manten, en Tom begon zich al voor te stel
len een rijk man te zijn. Dooi* dit welslagen
aangemoedigd, werkte hij met nog meer ijver
dan vroeger.
Whanks werkte ook, maar hij deed nog
meer; hij bracht een gezonden, prettigen
toon onder de ruwe en dikwijls verlaten man
nen rond hem. Hij werd de lieveling van
iedereen, hij verkocht aardigheden en maak
te doorgaans gekheid met hen, die huis en
vrienden verlaten hadden, om in 't vreemde
laad rijk te worden.
lijk dat van het geheim der beraadslagingen.
Ik heb hem geantwoord, dat ik slechts één
stuk gelezen had, maar ik heb niet gezegd,
dat er slechts één stuk gelezen is. Ik ben
daarbij gebleven, om niet liet geheim van de
beraadslagingen te schenden. Op de vragen
van de verdediging heb ik gezegdIk heb
slechts één stuk gezien. Ik heb echter de an
dere stukken aan den griffier gegeven en ge
zegd Ik ben vermoeid.
Na deze ellendige bekentenis ontstaat er
een ontzettend leven in de zaal.
De president gelast den commandant der
gendarmerie stilte te gebieden.
Kolonel Maurel beeft koortsachtig. De
vingers van de rechterhand openen en slui
ten zich zenuwachtig; met de linkerhand
klopt hij op de leuning van het getuigen
hekje.
Freystatter ziet den kolonel vastberaden
aan, en maakt door zijn geheele houding
grooten indruk op de toehoorders, die zeer
geroerd schijnen door het incident.
Labori verzoekt den president aan kolonel
Maurel nadere inlichtingen te wagen over
de mededeelingen van Freystatter.
Maurel zegt slechts verstrooid naar de
voorlezing der stukken geluisterd te hebben
„het was in het geheel niet interessant. Ik
herinner mij er aDders niets van."
Freystatter, die zeer kalm is, wordt uitge-
noodigd zijn herinneringen nog eens nauw
keurig na te gaan. Hij 2egt dan zonder aar
zelen
Niet alleen heb ik de stukken gezien,
maar ik bevestig, (fat kolonel Maurel ze in
de hand had. Ik wil er nog bijvoegen, dat
hij een commentaar gemaakt heeft van elk
der stukken. (Langdurige beweging.)
Maurel protesteert krachtig tegen het
woord „commentaar". „Ik had to veel gevoel
van mijn plicht om mij te veroorloven, op
eenigerlei wijze invloed te oefenen op de rech
ters die onder mijn leiding bijeen waren. In
dien in mijn tegenwoordigheid geschied was,
wat Freystatter zooeven zeïde, zou ik geen
vijf jaren gewacht hebben om een incident
te scheppen. Ik zal daarom Freystatter niet
verder antwoorden." (Levendige ontroering.)
Freystatter zegt nog, dat slechts onbe
kendheid met de procesorde hem in 1894
deed meenen dat het niet verboden was, dat
in geheime zitting mededeelingen werden ge
daan, bovendien heeft hij kolonel Maurel den
den April medegedeeld, wat zijn plan was,
nu hij wist dat het onregelmatig is, stukken
in raadkamer mede te deelen.
Maurel zegt de juistheid van de uitingen
van Freystatter te erkennen. Deze had in
zijn schrijven gesproken van twijfel, die in
zijn gemoed ontstaan was door de valschheid
van Henry en gesproken over zijn gewetens-
•angst.
Slaurel zegt, dat hij op dien brief niet ge
antwoord had, omdat hij de gewoonte heeft,
iedereen zijn vrijheid van handelen en van
denken te laten. „Ik begrijp, dat ieder zijn
schip stuurt, zooals hij meent dat het goed
is," zegt hij.
Labori verzoekt den krijgsraad er wel op
te letten, dat op Freystatter's verklaring van
de mededeeliug van stukken in raadkamer
bij den krijgsraad van 1S94, geen tegen
spraak gevolgd is, en dat onder die stukken
belioort de valsclie lezing der dépêche van
Panizzardd van 2 November. Onder die om
standigheden, meent hij ei* ook op te moeten
wijzen, dat Mereier in zijn beëedigde verkla
ring gezegd heeft, dat hij last had gegeven
die dépêche jfiet mede te deelen, en er bij
gevoegd heeft, dat dit bevel uitgevoerd is.
Ik verzoek daarom den president, generaal
Mereier uit te noodigen, zich te verklaren
over een feit, dat op dit oogenblik formeel
wordt tegengesproken. (Beweging.)
Zoo was hij bemind, dat op zekeren dag
toen het bekend was, dat hij alleen, was uit
gegaan met een geweer in de hand, en een
omveersbui onvermijdelijk scheen, er de
groenste ongerustheid heerschte om en in de
cantine. Toen de hitte grooler en de lucht
stiller en donkerder werd, ondervroeg men
Tom verscheidend raaien, en ofschoon hij
lachte om hun vrees, vond hij het toch geen
gerust idee, dat zijn vriend alleen en zonder
onderkomen zou zijn, als de bui los brak voor
hij terug was.
Plotseling barstte die ook los, en de gehee
le landstreek leek zoo ver als het oog reiken
kon één zee van vuur, terwijl de donder ra
telde en rolde en in zijn woede de geheele
aarde scheen te willen vernielen.
De mannen in de cantine stonden bevend
van angst bij elkaar; en Tom die in zijn
wagen was gaan schuilen, maakte zich ern
stig ongerust over zijn vriend.
Ten laatste kwam er een verblindende
bliksemstraal, die alles in den omtrek ver
lichtte, deze werd gevolgd'door een ratelenden
donderslag die langzaam wegstierf en daarna
werd het stil en kalm. Tom waagde het om
uit zijn schuilhoek te kijken't zag er uit of
er een, overstrooming geweest was, door den
vreeselijken regen stond het water tot aan de
wielen van den wagen, en bij de cantine zag
hij een man op een paard, dat met den
Generaal Mereier, sprekende over het stuk
betrekking hebbende op het verraad te Bour
ges*, vraagt aan Freystatter, waarover bet
handelde.
Freystatter antwoordt„Over een gra
naat."
„In dat geval," zegt Mereier, „is kapitein
Freystatter op heeterdaad betrapt op een leu
gen
Generaal Mereier herhaalt deze verklaring,
zonder zich eenigszins geroerd te toonen. Hij
zegt, dat de Obus-Robin eerst door Duitseh-
land in 1896 is aangenomen. Hij acht het
dus onmogelijk, dat aan de rechters van 1894
oen stuk werd medegedeeld, handelende over
die granaat. Als bewijs daarvoor vertelt hij,
dat hij op dat tijdfstip aan de directie der
artillerie gevraagd had, mede te deelen, wat
er gebeurd was, en dat de directie der artil
lerie geen dossier had kunnen vinden.
Bovendien verklaart generaal Mereier, dat
het telegram van 2 November 1894 niet aan
den krijgsraad van 1894 is medegedeeld.
„Ik ben er zeker van," antwoordde Frey
statter, „ik heb het gezien."
Labori dringt er op aan, dat bij de inci
denten die thans voorgevallen zijn, de toe
stand van Du Paty door geneesheeren wordt
nagegaan. Generaal Mereier toch hoeft ge
zegd, dat de enveloppe, die de geheime stuk
ken bevatte, door Du Paty was gereed ge
maakt
„Pardon," valt Mereier in de rede: „ik
heb gezegdik wist van Boisdeffre, dat de
enveloppe door Du Paty naar den krijgsraad
was overgebracht, doch Sandherr heeft de
enveloppe dicht gemaakt."
Labori wijst er op dat men steeds de ge
tuigenis van dooden inroept.
De president protesteert tegen deze woor
den.
Diep onder den indruk van deze zitting
ging men te 12 uur uiteen tot heden.
Mc Indruk der zitting.
Reeds spraken wij met een enkel woord
over den indruk, die de zitting van. Zater
dag naar buiten heeft gemaakt. Een oogge
tuige vertelt hiervan
Diepe stilte heerschte in de zaal, men kon
de harten hooren bonzen in de. borst der toe
schouwers, want op zulk een oogenblik blijft
men geen toeschouwer, maar leeft men mede.
Geen woord ging verloren. Wij gunden ons
zelfs niet den tijd aanteekeningen te maken,
wij griften de korte zinnetjes in ons geheu
gen, en terwijl antwoord op vraag volgde,
bromde en gromde het in het publiek als
een somber accompagnement van den Oceaan
bij een heftig natuurverschijnsel. President
Jouaust dacht er niet aan, die geheel onwille
keurige uitinger te onderdrukken. Hij en de
leden van dén krijgsraad waren even sterk
onder den indruk en het was ook niet het
gejubel eener menigte, die haar meening ziet
zc-gepralen, het was niet de toejuiching voor
de artistieke wijze waarop liet gevecht werd
geleid, het was het dof gekreun van den ge
wonde bij het peilen der wonde dieper dan
men haar had gedacht.
Ik geloof dat wij tliaus tot de diepste
diepte zijn doorgedrongen, dat de misdaad
in de raadkamer van den krijgsraad gepleegd,
op dien somberen Decembermorgen van 1894,
thans voor ons ligt in al haar afgrijselijkheid.
Ik geloof niet dat men nog verder heeft kun
nen gaan en ik beken dat tot hedenmorgen
ik niet gediacht had dat men zoover gegaan
was.
Het was niet voldoende om den ongeluk-
kigen Dreyfus veroordeeld te krijgen, dat
men tegenover onervaren rechters met geslo
ten deuren een verkeerde opzettelijk vermink
te expertise vertoonde, dat men haar ver-
stroom heb pad af kwam zwemmen. Maar
boven hem was de hemel helder blauw, de
zon scheen weer in al haar glans, en de bui
was voorbij.
Maar waar was Whanks? Zoodra het wa
ter wat gezakt was, kwam Tom uit den wa
gen en begaf zich naar de cantine om te zien
of Whanks daar op het laatste oogenblik
soms nog was heengegaan. Maar neen, daar
was geen. spoor van hem te vinden, en de
mannen schudden hun hoofden, en waren
van meening dat niemand uit zoo'n bui le
vend te voorschijn zou kunnen, komen.
„Hij is tot pulver verbrand," sprak er een.
•>Hij is verdronken als een rat," was de
meening van een ander.
„Als hij geen schuilplaats heeft kunnen
vinden, is hij zoo dood als een pier," merkte
een derde op.
„Wij moeten maar het beste hopen," sprak
Tom ten laatste, „hij is verstandig genoeg,"
voegde hij er bij.
„Verstandig of niet-," zei de eerste spre
ker, „daar geeft de bliksem niet om, bij
doodt net zoo goed den een als den ander."
Terwijl zij zoo nog stonden te praten, na
derde Whanks met het geweer in de hand.
„Daar is hij, daar is hij 1" riep een koor
van stemmen, en zij naderden hem.
„Wel, oude jongen, ben je daar weer?" riep
er een.
zwaarde door valsclie getuigenissen, onder
eede afgelegd, dat men van de rechtsonkunde
dezer soldaten misbruik maakte om m strijd
met elk begrip van recht de gewichtigste be
zwaren aan de critiek der verdediging te ont
trekken, dat met al het genvicht van zijn ge
zag de minister van oorlog door een „zede
lijk bevel" liet maximum van onzedelijk
heid dwang uitoefende op de rechters,
neen, er was nog meer. Onder de stukken,
onwettig en verraderlijk der rechtbank mede
gedeeld, was niet alleen een keus gedaan,
waardoor de rechters het middel ontnomen
werd om na te gaan of een dier stukken wer
kelijk op deii beschuldigde betrekking had,
maar ouder die stukken was ook opzettelijk
in plaats van een telegram dat voor Dreyfus
een bewijs van onschuld is, een tekst overge
legd van welken men wist dat hij valsch
was, en uit welken men moest afleiden een
bewijs voor schuld. Verraderlijke mededee-
ling van een valsch stuk, opzettelijk gedaan,
nog eergisteren door generaal Mereier onder
eede geloochend, is ons thans bewezen. En
wat beteekent nu de breede galon op zijn uni
form, wat, het ridderkruis op zijn borst, wat,
de hooge rang door hem in het leger bekleed,
voor den man die tot zoo iets in staat is?
Misbruik van macht, schennis der wet,
valschheid, ziedaar de drie misdaden die met
zooveel andere tlians kleven op den gepen-
sionneerden divisie-generaal, oud-lid van den
oppersten krijgsraad, oud-minister van oor
log, Mereier. Er is nog slechts één weg voor
hem open om zijn straf te ontsnappen, de
weg van Hemy.
Ceneraal Merclcr.
Het i neiden t-Freystatter-Maurel-Mercier
in de laatste zitting van den krijgsraad te
Rennes heeft ook te Parijs een zeer diepen
indruk gemaakt. Het. zou zelfs het onderwerp
hebben uitgemaakt van een bespreking der
ministers. Mag men de „Petit Bleu" van
Brussel gelooven, dan zou generaal De Gal-
hfet onbewimpeld zijn meening hebben te
kennen gegeven, dat kolonel Jouaust na de
onthullingen van kapitein Freystatter onver
wijld én generaal Mereier én kolonel Maurel
in hechtenis had moeten nemen onder ernsti
ge verdenking van meineed. De ministers
konden tot zulk een ingrijpenden maatregel
zelf niet besluiten, omdat zij rekening dien
den te houden met de waarschijn!ijIdieid.
men kan haast wel zeggen zekerheid, dat dit
initiatief zou worden geëxploiteerd als een
drult op de rechters van Rennes. En inder
daad zal men moeten toegeven, dat de aan
gelegenheid in den tegeuwoordigen stand van
zaken van uiterst kieschen aard is.
Maar daarom heeft de regeering tegenover
de ernstige feiten van Zaterdag niet stil ge
zeten. Het Brusselsclie blad geeft voor zeker,
dat pij aan kolonel Jouaust een aanwijzing
heeft doen toekomen, waarin de voorzitter
van den krijgsraad er op wordt gewezen, dat
het zijn plicht is de eerste gelegenheid aan
te grijpen om tegen beide officieren de onver
mijdelijk geworden maatregelen te nemen Is
deze lezing juist, dan zou men in de zitting
van heden de gevangenneming van Mereier
en Maurel hebben te wachten. Men houdt
liet echter voor niet onwaarschijnlijk, dat ko
lonel Jouaust, ook al om het verwijt te ont
gaan van pressie uit te oefenen, zal wachten
tot na de uitspraak.
Cemengdc Mededeelingen.
Kapitein Freystiitter is door zijn vrienden
gewaarschuwd op zijn hoede le zijnhand
langers van den generalen staf zouden et* op
uit zijn hem te dooden.
„Waar ben je binnengegaan?' vroeg een
ander.
„Waar heb je geschuild?" klonk Tom's
st£in.
Whanks stond voor hen, glimlachend,
droog en met een guitige uitdruldring op het
gelaat, dat nu door de warmte vuurrood zag.
In de hand hield hij zijn geweer en een
enkelen haas.
„Spreek nu niet allen tegelijk,' lachte
Whanks, „ik kan toch al jullie vragen niet
tegelijk beantwoorden. Als je er prijs op stelt
om het te hooren zal ik je vertellen waar ik
geweest en hoe ik ontkomen ben."
„Ga je gang," riep men.
„Welnu, ik had er mijn zinnen op gezet
om eens een tochtje te maken op een van de
heuvelen, en mee te brengen wat ik kon, en
hier is het nu," voegde hij er bij, den haas
in de hoogte houdend om hem door het ge
zelschap te laten nionsteren, en toen ging
hij voort„Ik bereikte den top van den heu
vel, de lucht boven mij was helder, er was
geen spoor van een bui te zien, maar toen ik
naar beneden keek, zag ik zware wolken, het
bliksemde in de verte en de donder kwam
nader. Ik snelde den heuvel af, zoo snel ik
loopen kon met het geweer en den liaas in de
hand. Goede hemel, wat was hot warmIn
weinige oogenblikken bedekten de wolken de
lucht, de bui kwam met iedere seconde nar
Ook beweert men, dat Freystatler tot
een duel zal genoopt worden in de hoop dat
hij daarbij het Jeven verliest. De moedige
kapitein moet echter besloten hebben geen
duel te aanvaarden voor de zaak-Dreyfus tot
een einde is gebracht.
Gisteren hebbeu er in de kerken en kapel
len van Parijs plechtigheden plaats gevonden
volgens de instructies van den kardinaal-aarts
bisschop Richaid, waarbij publieke gebeden
gehouden zijn tot herstel van de profanatie
op den vongen Zondag gepleegd. Geen enkel
incident viel voor.
Uit de rue Chabrol nog altijd geen bij
zonders. Bewoners dier straat hebben bij den
minister van binnenlandsclie zaken gepro
testeerd tegen den overlast hun aangedaan.
Beweeid wordt dal er onder de beleger
den typhus heerscht.
De uTernps" beweert, dat er een instructie
is geopend naar aanleiding van de publicatie
van het artikel in de •sEclair" den 15 Sep-
ber 1896: »Cette canadle de D." 't Werd
tijd
De nNoordd. Alg. Zlg." schrijft: sEen
Beihjnscli blad Iaat zich uit Kopenhagen
berichten, dat de Keizer voornemens zou zijn
het slot Beinstorfl' te bezoeken en daar een
samenkomst te hebben met den keizer van
Rusland. Uit bericht is geheel uil de lucht
gegrepen.
Belgische troepen zijn naar Bergen ver
trokken om bij de hand te z'jn als de alge-
tneeDe werkstaking uitbreekt.
Bij gelegenheid van een receptie op zijn
buitenverblijf Highbury hield minister Cham
berlain gisteren te Birmingham een rede,
waarin hij betreurde, dat men niettegen
staande de onderhandelingen, die met pre
sident Kruger gevoerd zijn in de laatste drie
maanden, weinig vooruitkomt en dat de
crisis nog niet is geëindigd. Kruger doet
aanbiedingen, waarvan hij weet, dat ze
onaannemelijk zijn, of weigert aan Engeland
het recht toe te kennen om den aard der
door hem gedane voorstellen te bestudeeren.
De Bntsehe regeering toont een geduld
zonder wedergade in de betrekkingen tusschen
een suzereine mogendheid en een vazalstaat.
De door Engeland gevraagde hervormingen
zijn door de geheele wereld aanvaard als
billijk en rechtvaardig, en het is onmogelijk
met mindei genoegen te riemen. Aan Kruger
is het om te beslissen tusschen oorlog en
vrede. Indien Kruger het compromis, voor
gesteld door sir Alfred Milner, had aangeno
men, zou eeu zoo kritieke toestand niet zijn
ontstaan.
Mocht Kruger nog op het laatste oogenblik
willen besluiten de gematigde hervormingen
die gevraagd worden aan te nemen, dan zou
de moeilijkheid verdwijnen en de onafhanke
lijkheid van Transvaal zou verzekerd zijn.
De toestand is te dreigend en van te ge
spannen aard om nog langer te kunnen duren,
en als hij nog langer duurt, za! de Engelsche
regeering zich niet tevreden stellen roet de
reeds aangeboden voorwaarden, doch maat
regelen nemen, die definitief Engeland's
oppermacht in Zuid-Afrika zouden vestigen.
Indien de breuk, die wij met alle middelen
hebben getracht te vermijden, zou ontstaan,
zijn wij er zeker van,* dat wij den steun
hebben van geheel het rijk,
In Italië hebben hier en daar oproertjes
plaats gehad. IJier en daar moest de mili
taire macht tusschen beide komen.
Misnoegdheid over den slechten algemeenen
toestand moet de oorzaak zyn.
der. Ik rende maar door, half verblind dooi
de bhksenistialen. Plotseling voelde ik een
regendroppel, ik liep wat ik loopen kou,
want niet ver verwijderd zag ik de eerste
Kafferiua'cn. Ik bereikte een hut, juist voor
de bui losbrak, en stapte er binnen met den
haas bij mij. Je had de verwonderde blikken
van de vrouwen en meisjes moeten zien, toen
ik daar zoo binnen kwam stormen; maar zij
keerden een tobbe om, opdat ik een. zitplaats
zou hebben, en daal* zaten wij dan, twee Kaf
fervrouwen. vijf kinderen, ik, het geweer rti
de haas. Zij hadden allen wat te vertellen, ik
deed dus ook mee, maar niemand verstond
een woordHemel, wat was het warm in die
hut' Ik werd er bijna ziek van, en dan die
vreeselijke bliksemstralen. Gedurende twee
volle uren zat ik daar op dit tobbe, hijgend
en transpireerend, totdat er geen draad
droog meer aan mij was. Toen ik eens naar
buiten keek, vielen er hagelsteeuen zoo groot
als duiveneieren. Niet heel licht zal ik mij
weer zoo overijld op jacht begeven. Maar nu
is het uit dank u, lieeren," sprak Whanks
met een buiging.
Wordt vervolgd.)