53"e Jaargang Dinsdag 5 September 1899. No. 10029. CIECÜSSLAVEN, Kennisgeving. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen 11. 1.25. Franco per post fl. '1.65. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau: Boterstraat OS. Prijs der Advertentiën: van 1—7 regels 90 cents; iedere regel meer 12tys cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon Aio. 133. Kleinhandel In sterken drank. Burgemeester en wethouders van Schiedam brengen, ingevolge art. 5 der wet tot regeling van den kleinhandel in sterken drank en tot beteugeling van openbare dionkenschap (Staats blad no. 118 van 1885), ter openbare kennis, dat bij hen een verzoek is ingekomen van N. DEN DUNNEN om vei gunning tot vet koop van steiken drank in het klein voor het pand aan de Hoofdstraat no. 33. Schiedam, den 4den September 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd VERSTEEG. De Secretaris VERNÈDE. BUITENLAND. Algemeen overzicht. SCHIEDAM, 4 September '99. liet proces-Dreyfus» Een mooie dag de zitting van Zaterdag, de 23steDat er geen zweem van bewijs van Dreyfus' schuld uit de debatten is voortge komen, zou weinig beteekenen; van de meeste zittingen was te dien aanzien het resultaat zeer pover. Neen, telkens en telkens weer viel er een schijnsel der waarheid in de zaal tan het lyceum. Het was of de deur, half open, het gele schijnsel der zon daarbuiten liet zien. Achter de deur staan de generaals en trachten haar dicht te houden. Maar aan deze zijde wordt met duw op duw het licht binnengehaald, 't Is een gestadige drang dien de generaals steeds moeilijker weerstaan. Stiaks zal het, hopen wij, gelukken het licht in volle, breede stroomen binnen te laten, om te verlichten ook de duisterste hoekjes, Zaterdag is de deur weer wat geweken. Uit een korte aanvulling der telegrammen in ons vorig nummer zal dit ten volle blijken. Eerst, men weet bet reeds, zette majoor Haitmann zijn betoog voort. Op deze droge, technische uiteenzettingen verder in te gaan, mag onnoodig heeten. Voldoende zij hier te vermelden dat Hartmunn's conclusiën zijn dat de in het borderel genoemde stukken óf zoo onbeteekenend en oud zijn dat een ar tillerie-officier ze niet kan geleverd hebben óf van dien aard dat ieder ander officier ze machtig kon worden. Ook zou een artillerist zich van juister terminologie hebben bediend. Daarentegen kon een officier, die de manoeuvres te ChtUons bijwoonde, bv. Esterhazy, zich zeer goed inlichtingen over dekkiogstroepen enz. ver schaffen. Zelf noemde Hartmaan dit echter maar een veronderstelling. In ieder geval zag hij in den dader een officier die noch tot de aitillerie noch tot den generalen staf be hoorde. Generaal Deloye, directeur der artilietie- school, die indertijd door de regeenng werd AMYIE KEADE. 56) Toen zij de kamer verlaten had, wendde ytevrouw Le Sal© zich tot haar echtgenoot, zeggende: „Ik wenscht© wel, dat wij het zonder leerlingen konden d'oen. Ik hoop dat geen van mijn. kinderen ooit voor het circus worden afgericht. Ik wilde nog liever dat zij den gaheelen dag in een waschinrichting aan de kuip stonden. Het doet mij zoo'n verdriet Vanda zoo t© zien huilen. J© hebt haar in de arena toch niet geslagen?" Zijn gelaat nam een smartelijke uitdruk king aart, toen hij antwoordde: «Maar, Annie, hoe kan je mij nu zoo iets vragen? Je weet wel, dat ik dat nooit doe, maar zij moet doen wat ik haar zeg, of zij zou een groot ongeluk kunnen krijgen. Zij moet geen gekheid maken met een paard dal kan ik niet toestaa.:," voegde hij er flinker by. ^ïNit, jij weet ook het beste, wat goed voor haar is," antwoordde mevtouw Le Sale met een zucht, want zij aanbad bijna haar goeden, zwakken echtgenoot. «Maar als ik een kind zoo zie huilen, dan doet het mij zelt ook zeer. Ik kan 't niet hel pen, Chatles," voegde de goede vrouw er bij. «Je bent eea goede, brave ziel, maar ik verzeker je dat Vanda geen reden bad om zoo bedroefd te zijn. Ik begin te vreezen, dat zij niet sterk is. Zij is zoo gauw moe, en soms voel ik dat het beter zou ziju. als ze bij je thuis bleef, maar ik moet haar af richten anders zou ik kwade vrienden wor den met Castelli," aangewezen om Hartmann's beloog voor het Hof van Cassatie te bestrijden, kwam ook nu voor de balie terug. Toert vielen er eenige interessante incidenten voor. Generaal Deloye opperde nl. de mogelijk heid dat een officier in een gewoon gesprek, b.v. ia een café, zeer belangrijke inlichtingen kon geven, en zoo kon ook Dreyfus zich inlichtingen hebben verschaft. Majoor Hatt- riiann had nl. aangevoerd dat Dreyfus blijk baar nooit bij anderen had gevischt naar inlichtingenanders zouden die zegslieden zich wei hebben aangemeld. Terstond ging de verdediging op Deloye's onderstelling in door te vragen of de generaal dacht dat, daar men geen ertkel bewijs aan voert, volgens zijn eer en geweten de waar schijnlijkheid" op Dreyfus schuld wijst. «Ik ben hier geen getuige", riep Deloye toen met driftig gebaar uit. sik ben meer een expert, die voorlichting en taad heeft te geven op technische punten." •- Maar Labori, die in zijn volle kracht was, liet niet los. «Neemt generaal Deloye, vol gens eer en geweten, de verantwoordelijk heid op zich van de zooeven door hern ge uite meening?" Deloye maakte er ziclt van af door te zeggen dat niet hij, maar de krijgsraad te antwoorden had. Labori verklaarde zich daar mede tevreden. Eett oogenblik later zei Deloye, andermaal door Labori in 't nauw gebrachtsik zeg alleen dal de «onmogelijkheden" (nl. dal Dreyfus de schrijver van het borderel zou zijn) waarop men zich beroept, niet bestaan," en snedig was de repliek van den advocaat: sDus nu zijn wij niet meer aan de «moge lijkheden", maar aan de onmogelijkheden. Dank u, generaal." Toen kwam er een spannend oogenblik. Deloye zette uiteen dat men de spionnen verdeelt in drie groepen: zij die inlichtingen geven zonder iets te weten zij die inlich tingen uit de tweede hand levereneindelijk zij die werkelijk zelf belangrijke inlichtingen kunnen geven. Labori, scherp als een naald, vroeg meteen of generaal Deloye niet toegaf dat, wanneer er sprake is van een feit of een stuk waar over de spiort in twijfel verkeert (zooals het borderel), dit het uitgangspunt moet zijn voor de beoordeeling «Houd niet verder aan!" riep Deloye uit. «Houd niet venier aan Er staan in het borderel dingen die bewijzen dat de spion een «gros seigneur" is, dat de schrijver een man was die behoorde tot de derde soort spionnen Minachtend klonk daarop majoor [Jart- tnann's opmerkingsik weet niet of hij een sgros seigneur" was, maar in ieder geval wist hij van artillerie niets af," Dit debat wekte groote ontroering. Ook op andere punten kwamen Hartmann en Deloye in tegenspraak, waarbij de jonge, schitterende artillerie-majoor de meerdere iu kennis bleek te zijn van dén generaal. Ook Dreyfus bestreed met succes een punt van Deloye's betoog, n 1. dat de schiethandboeken niet aan de stagiaires waren gezonden. Ook generaal Mercier mengde zich nog even in de technische bespreking van het borderel, «Maar je ziet er zelf slecht uit, Charles. Ik wilde toch zoo graag dat je wat sterker was," en zij keek angstig naar zijn bleek mager gelaat, en voor het eerst viel het haar op, dat hij er in deD laatsten tijd zwak ker uitzag. «Voel je je minder goed, lieve vroeg zij vriendelijk. «lederen dag vermoeider," antwoordde hij met een zucht." Het was mij vandaag al haast te veel om Vanda les te geven." «Dan moet ge morgen eens rust nemen. Et* is in het circus loch wel ietnand, die eens naar haar kijken kan Bovendien, het moet," voegde zij er beslist bij. Hij lachte bij haar vriendelijke woorden en beloofde voor één dag rust te zullen nemen. HelaasHet was een lange rustdag, die niet eindigde voor de dood den vet- moeiden man tot zich riep. XXII. Nog een verandering. Op aanraden van Cleo was Hotrox een verbintenis aangegaan in Engeland, opdat hij een oog kon houden op de kinderen en plan nen smeden om ze in zijn macht te krijgen. Het duurde eenige maanden, voor hij zyn kans schoon zag. Castelli en Cieo waren naar Bombay vertrokken en hij moest de zaak zoo goed hij kon, zonder Cleo's hulp, in orde zien te brengen. 'Toen hij zich op zekeren morgen naar het circus begaf, hoorde hij dat Le Sale een bloedspuwing gehad had, en dat hij naar het ziekenhuis gebracht was, waar hij be denkelijk ziek lag. Hij begaf er zich haastig heen, en vernam dat het den patiënten toe gestaan was, iederen middag om drie uren bezoekers te ontvangen. Op dit uur begaf hij zich naar den zieken man, en na veel beklag waarna IJavet, het lid van het Instituut, het borderel uit taalkundig en terminologisch oogpunt besprekend, niet Dreyjus, maar Esteihazy als den schrijver aanwees. Ten opzichte van llavet sneed de regee- ringseommissaris Carrière ziclt weer leelijk in de vingers. Ilij meende* Havet in de zaal te Itebben gezien, wat voor een getuige niet paste. Carrière had goed gezien, maar Havet was toen rtog niet als getuige opgeroepen. Na de schorsing der zitting liet de ver dediging de briefwisseling van Picquart en generaal Gonse in September 1890 voor lezen, toen men vermoeden kreeg tegen Esterhazy. Deze vooi lezing gnf aanleiding tot een incident, waaruit Gonse zeer gehavend in de zaal terugkeerde. De lezer herinnert zich hoe Labori Don derdag aan Gonse vroeg, waai om hij Picquart, toen deze Esterhazy als den verrader aan wees, niet terstond had mat gezet door te verwijzen naar de bekentenis van Dreyfus. Men weet hoe verward Gonse toen was, vooral omdat Labori er on wees dat Gonse juist Picquart had aangespoord zijn onderzoek, met voorzichtigheid, voort te zetten. Ten bewijze van deze bewering werden nu de brieven voorgelezen, die geen zweempje twijfel overlaten over de gebeurtenissen. Zoo als reeds bekend was en nu bewezen is, stelde Picquart voor Dreyfus' onschuld te procla- meeren daar Esterhazy de schuldige was. Gonse weigerde eerst niet, maar beval al leen voorzichtigheid aan: «Het komt er niet op aan, het licht te ontwijken, maar er moe ten maatregelen worden getroffen om tot volkomen zekerheid te geraken." Van Drey fus' bekentenis geen sprake. De generaal wist zich ook Zaterdag hier over niet te verantwoorden. Alleen klaagde hij over de publicatie zijner brieven in de brochure: ïGonse-Pilate", die hij als mis bruik van vertrouwen brandmerkte. Maar Picquart verweerde zich door te zeggen dat die blieven bij het dossier zijn gevoegd toen men hem gevangen nam, en dat zij gepubli ceerd zijn in een onderzoek waarmede alle bladen ziclt hebben bezig gehouden. Labori wikkelde Gonse nu in een net van vragen waai uit de generaal zich niet kon redden. Gonse beweerde dat hy de zaak- Esterhazy had gescheiden van de zaak-Drey- fus, maar moest toegeven dat beide gebaseerd waren op een gemeenschappelijk stukhet borderel. Ten slotte liet de generaal zich ontvallen, dat Picquart steeds de dupe van intriges en kuiperij waande te zijn. Nu had Labori hem te pakken. Hij dreef door zijn vragen Gonse zoo in 't nauw dat deze gedwongen werd te bekennen dat op zijn bevel na Picquart's vertrek naar Tunis diens brieven warén geopend, dat uit die brieven lieele zinnen werden overgebracht ia de valsche brieven bestemd om de beteeke- nis van het beruchte «petit bleu" te ver zwakken. Voorts dat de brieven afgeschreven, daarna weer gesloten en aan Picquart doorgezonden werden; dat de brief Speranza een zonderling adres droeg; dat hij niet wist waarom gene- over®zijn tieurigen toestand, bood hij hem aan, zijn leerlingen van hem over te nemen, zoolang hy niet in slaat was ze zelf af te richten. Le Sale die zich ziek en zwak ge voelde, nam gereedelijk aan, wat hij als een vriendelijk aanbod beschouwde, fn zijn lijden vergat hij het ware karakter van Horrox, en dacht niet aan de wreedheden, welke zij, die onder zijne leiding kwamen, hadden te doorstaan, en de glimlachende, vriendelijke man naast zjjn bed deed hem aan geen enkel gevaar denken voor zijn leerlingen. «Als jij ze in de leer wilt hebben, zal ik je zeer dankbaar zijn," sprak Le Sale zwak. «Zij kunnen bij mijn vrouw blijven wonen,- en op gezette tijden naar je toeko men. Annie zou niet graag van ben scheiden", voegde hij er met groote inspanning bij. Maar dit strookte volstrekt niet met de plannen van den wreden en op wraak be dachten Horrox, die dan ook met geveinsde vriendelijkheid zei: sNatuurlijk wil ik ze in de leer nemen, dat kom ik je juist aanbieden, maar ik denk, dat het je vrouw van veel zorg zal ontheffen, als ik ze mee naar huis neem. Nu je niet werken kan zal liet haar in hare uitgofven veel schelen. Het kost heel wat om twee kinde ren te voeden. Als zij bij mij komen, houdt dat op, totdat je weer sterk genoeg ben." Horrox wist heel goed, dat Le Sale nooit weer van zijn ziekbed zou op staan, maar hij vleide Item met hoop om des te beter zijn wreedaardige plannen ten uitvoer te kunnen brengen. «Ja, ik dacht er niet aan, dat Annie niet veel geld heeft. Het zal het beste zijn, dat je ze meeneemt tot ik beter ben; maar ik ben bang dat Annie ze niet wil laten gaan," sprak by op vermoeiden toon. raai De Pellieux dien als aan Picquart gea dresseerd had beschouwd (men bedenke hierbij dat Henry toen Picquart was opgevolgd). Labori merkte nu op dat, terwijl alle echte brieven aan Picquart werden doorgezonden, de brief Speranza werd achtergehouden. Men mag dien dus als een valsch stuk beschou wen. Deze conclusie maakte grooten indruk. Kolonel Jouaust, de voorzitter, verweet den advocaat dat hij zich in de discussie mengde, maar Labori verdedigde zijn recht met een beroep op de wet. Toen Labori vroeg: «Denkt generaal Gonse niet dat het valsche stuk-Henry een intrige was legen Picquart?" gaf Gonse toe dat het een «ongelukkige manoeuvre" was geweest. Had hij die gekend dan zou hij haar belet hebben. Het was z. i. echter geen machinatie tegen Picquart; Henry had een, trouwens overbodig, bewijs tegen Dreyfus bij het diplomatiek dossier willen voeren. Labori vroeg toen, welk stuk van het diplo matiek dossier dan Dreyfus als den verrader aanwees. Maar de voorzitter weigerde die vraag te stellen. Labori behield zich toen voor op dit punt conlusiën te nemen. «Neem zooveel conclusiën als ge wilt", luidde Jouaust's bescheid. De quaestie van het «petit bleu" dat aan Esterhazy was geadresseerd bracht ook gene raal Roget weer ten tooneele, Men weet dat er aan dit stuk geknoeid is; de naam werd uitgekrabd en daarna weer ingevuld om te doen gelooven dat er aanvankelijk een andere naam had gestaan dan die van Esterhazy. Van die vervaisching werd Picquart toen beschuldigd; maar sedert hebben de deskun digen uitgemaakt dat ook het oorspronkelijk adres aan Esterhazy luidde. Dit punt is niet tot klaarheid gebracht, omdat het rapport der deskundigen uit het onderzoek-Tavernier Zaterdag niet bij de hand was. Vandaag zal het worden voorgelezen. Nu reeds dient er op gewezen, dat Gonse niet wist te verklaren hoe Picquart kon voorstellen Esterhazy een strik te spannen (zooals hem verweten wordt), die niets van het spetit bleu" zou hebben begrepen, tenzij hij werkelijk de geadresseerde was, wat de generaals ontkennen. Tot driemaal toe stelde Mr. Demange deze vraag, en driemaal stond Gonse met den mond vol tanden. Roget beproefde een verklaring. Picquart wist dat Esterhazy te Parijs moest komen, en dan zou hij door dat feit alleen, in de strik zijn gevallen. Maar Labori voerde daar tegen aan dat Picquart juist Esterhazy aan den trein wilde laten arresteeren, Roget beweerde dat dit er niets toe deed; Picquart had trouwens Esterhazy door agenten willen laten afwachten in het station, niet aan den trein. Picquart zelf gaf nogmaals de voor zeer weinigen nog noodige verzekering van zijn goede trouw. Daarna werd nog gehoord de ingenieur Defonds-Lamotbe, oud-artillerie-officier, die tegelijk met Dreyfus bij den generalen staf is geweest. Het is onnoodig bij diens getui genis en confrontatie met Deloye, Roget en Mercier lang stil te staan. Ten duidelijkste blijkt dat de stagiaires, dus ook Dreyfus, «Zij zal wel inzien dat het het beste is," antwoordde Horrox kortaf. De zieke viel in zijn kussens terug, naar adem snakkend, en nadat lnj een poo«je ge zwegen had. sprak hij «Zij zal het ook misschien wel doen, twee monden zijn heel wat om te vullen, en ik kan nu niets verdienen." «Heel goed, dan zal ik ze overnemen, maar het zou het beste zijn, als je een paar re gels aan je vrouw schreef om haar te zeg gen, de kinderen aan mij af te slaan, totdat je ze zelf wee-r in ontvangst kunt nemen." Terwijl Horrox sprak, haalde hij een vel letje papier en een potlood uit den zak, en overhandigde dit aan Le Sale, terwijl hy angstig wachtte op den brief die hem in staat zou stellen zich meester te maken van de twee hulpelooze schepseltjes. Bevend hield Le Sale het potlood vast en probeerde de woorden op te schrijven die Horrox hem dicteerde, maar hij was niet bij machte het te doen, en sprak zwak: «Ik ben bang dat het niet gaan zal al mijn krachten hebben mij verlaten." «Welnu, dan kan ik het sehrtjven en jtj onderteekenen," zei Horrox vriendelijk. Le Sale knikte dankbaar en Horrox schreef «Het is mijn verlangen dat Vanda en Adrian Castelli, die tot hun meerderjarig heid bij mij in de leer zijn gedaan zullen ovtrhandigd worden aan James Charles Horrox, om door hen algericht te worden tot accrobaten en rijders, tót den tijd dat ik ze weer kan overnemen; alle rechten die James Charles Horrox op de kinderen heeft, komen dan te vervallen." Hy legde het potlood neer en las het aan Lg Sale voor, die zacht zei «Ja, zoo is het goed. Ik ben tevreden." in 1S94 wisten dat zij niet naar de manoeu vres zouden gaan. Wel zijn er bij de manoeuvres geweest, maar op eigen verzoek, Dreyfus zeide reeds in 1894 tot Du Paty de Clam te hebben gezegd dat de zin «Ik vertrek op manoeuvre" niet door hem in Augustus 1894 kon zijn geschreven, den datum waarop men toen het borderel stelde. Het eenige verweer van Roget bestond hierin dat verzoeken om toch naar de manoeuvres te mogen gaan, door de stagiaires mondeling werden gedaan. Mr. Demange betreurde het dat er geen onderzoek was ingesteld ot Dreyfus al dan niet zoodanig verzoek bad gedaan. Lamothe's verklaring en de confrontatie, waarin Deloye en Bo.sdeflre de varklaringen van den getuige moesten bevestigen wat betreft de data, maakte grooten indruk ten gunste van den beklaagde. Nadat besloten was heden Hartmann nog eens met gesloten deuren te hooren, waarbij het verzoek van Labori om Ducro3 daarbij toe te laten, geweigerd werd, ging de krijgs raad tot lieden uiteen. Mr. Labori heeft twee nieuwe getuigen opgeroepenGalopin, bntaillons-commandanc der genie te Versailles, en dr. Perrot te Parijs. Gemengde Bededeellngen. In Zweden hebben de verkiezingen een overwinning der liberalen en democraten op geleverd, De verwachtingen dezer partijen zijn verre overtroffen. In den Deensclten strijd tusschen patroons en arbeiders zijn in de laatste dagen de on derhandelingen weer opgevat, en daar men aan beide zijden strijdensmoe was, ging het al dadelyk vrij wel. Het arbitrage-voorstel van de heeren Bing, Heinde en Trier werd weer tot grondslag genomen, en dat is ten slotte met geringe wijzigingen aangenomen. Volgens een ander bericht is het echter zoover nog niet, maar hoopt men dat van daag de strijd zal beëindigd worden. De sLibre Parole" heeft Méline bezworen de jprogressisten bijeen te roepen om de Kamer te doen bijeenkomen. De «République Frartpaise", Méline's orgaan, antwoordt dat de oud-minister eerst na afloop van het proces zal overwegen wat er gedaan moet worden. Een «occasional" der «Ind. Beige" zegt dat verscheidene Duitsche vorsten Keizer Wilhelm verzocht hebben de regeering tot een verklaring te machtigen, dat Duitschland nooit in betrekking heeft gestaan tot Dreyfus.' De Keizer heeft aan de vorsten een gelijk soortig antwoord gegeven, waarin hy uiteen zet waarom het verstand in deze moet gaan boven het gevoel, zoodat Duitschland niet tusschenbeide kan komen. Overigens zegt de Keizer dat, mocht de gerechtelyke dwaling van voor vijf jaar bevestigd worden, het Fransche staatshoofd van zyn gratierecht gebruik moet maken. Ook Visconti-Venosla, de Italiaansche mi nister, moet zich tot tusschenkomst onge neigd hebben verklaard, ten einde Duitschland niet eveneens te dwingen, dat reeds een officieele verklaring heeft afgelegd. «Probeer nu te teekenen, dan zal ik het ook doen," antwoordde Horrox vriendelijk. Na veel pogingen gelukte het Le Sale in flauwe letters het contract te teekenen, toen zette Honox ziju handteekening in sierlijke flinke letters, wat een groote tegen stelling vormde. «Nu hoef je je niet over hen bezorgd te maken, terwijl je uit zijt", sprak Horrox vriendelijk «zij zijn bij mij goed geborgen". «Je moet goed op Vanda passen" fluisterde Le Sale, want de onderhandeling had hen erg uitgeput. «Vanda is niet erg sterk, ver geet dat Diet", en na een pauze ging hij voort: «Den laalaten avond, dat ik thuis was, huilde zij erg, dat herinner ik mij nu, en toen zij my hier met Annie kwam opzoeken, zag zij er bleek en zwak uit." Hij kon niets meer zeggen, en Herrox hernam «Ik zal voor haar zorgen, Le Sale. Het zou immers dwaas zijn als ik unders deed. Op dat oogenblik naderde een verpleegster Horrox en zei hem dat zijn tegenwoordigheid haren patiënt hinderde, en dat hy de goed heid. moest hebben om heen te gaan. Horrox was maar al te blij haar raad te kunnen opvolgen. Hij had alles wat hij verlangde van den zieke verkregen, en nu moest het onderhoud ook maar zoo spoedig mogelijk geëindigd zijn. De verpleegster volgde hem tot aan de deur van de lange zaal, en toen vroeg Horrox haar of er eenige kans bestond op beterschap. «Volstrekt niet", was het koel gegeven antwoord. «Het is slechts een quaestie van dagen. Hij is veel zwakker den laatsten tijd." Wordt vervolgd.) S IHIEDi MSCHE COURANT «IM I DOOK

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1