53'<e Jaargang.
Zondag 24 en Maandag 25 September 1899.
No. 10046.
Eerste Blad
BESWIL.
ïïet Blauwe Laboratorium
L. T. MEADE EN ROBERT EUSTACE.
BUITENLAND.
Ct,
•Oen
1 per 1000,
Jerd; jos
40 kalïa-
runderasi
4/8 a 5/8,
P. steen.
SCHIIEDAIMSCHE CGURAIII
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco
per post fl. 1.65.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
BureauBoterstraat 68.
'i't'iiiniiimriiinniMiii
Prijs der Advertentiën: Van 17 regels fl. 0.90iedere regel
meer 12i/z cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde "kleine adveetentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon JVo. 133.
Ik heb gezien den man die de haat draagt
van velen, maar dien meerderen achten en
liefhebben om zijn wreed en bitter lot.
Ik heb gezien den man van ontzettende
smarte en niet te buigen kracht.
Ik heb hem gezien schim tan den eer
tijds kranigen, fleren krijgsman, wiens ver
schijning is een oordeel en een dreiging tevens.
Ik heb hem gezien het magere, uitge
teerde lijf ir. de te r jime uniform de
beenen, de armeo ais van een den-hongers-
dood-stervendeden scherpen, naren kop
met het weinige, vroeg-grijze haarde
oogen alleen levend in deze ongestorven
mummie.
Weiktuigelijk heb ik het vooruit-willend
lij! de krachtelooze beenen zien meetrekken
in langzamen, gelijkmatigen stap.
Zoo heb ik hem zien gaan naar, zien ko
men voor hen van wie hij wachtte gerech
tigheid, en die hem gaven laf-week onrecht
Zoo heb ik zien voortschrijden ais een be
nauwend visioen, dien man, neen dien leven
den wil
En ik heb gehuiverd, ik en de duizenden
die daar waren met mijeen rilling ging
door ons heenhet was of er poolkoude
uitging van den afgeleefden lijder, wiens
droef gelaat is het brandmerk der laatste
jaren dezer eeuw.
We waren gekomen nieuwsgierig, meer
niet; we wilden de wondere uiting van ver
nuft, de ingenieuse kinematograaf, voor ons
doen leven de acteurs van het drama van
Rennes.
We zijn heengegaan, stil en beklemd en
koud. Dat liet zóo zou zijn.dat een krach
tig man zóo vernietigd kon wordenwe
konden het niet denken.
Ontzettende verantwoordelijkheid voor die
haar dragen moet.
O de gruwelijke tegenstelling dezen mar
telaar te zien in de Kinematograaf! Waar
men loven wil onzen t'y'd die geeft zooveel
hoog-intelieclueel genot, waar men bewon
deren wil den Mensch in zijn grootscbe inven
ties te moeten sidderen voor dienzelfden
Mensch die met onschuld spot en om lijden
lacht,
O de marodeurs die zwerven om het op
trekkende leger der beschavingverfijnde
weelde, vahche trots, ziekelijke eeizucht,
verdorvenheid in velei lei vorm
Want 't is de zucht naar weelde die den
warc-n verrader schiep 't is diepe ver
dorvenheid die den onschuldige deed lijden
voor den schuldige 't is valsche trots die
het onrecht liet voortbestaan 't is zieke
lijke eerzucht die zoo velen trok naar de
zijde der schuldige machthebbers.
En daarnaast het leger der eenvoudigen
van harten die vertrouwend op wie boven
hen stonden, de duisternis kozen boven het
licht.
Maar het licht heeft uitgeschenen, weife-
Een Petersburgsclie gescliiedenis,
DOOK
Toen ik besloot de aanbieding voor een
betrekking als gouvernante in eon Russische
familie aan te nomen, kocht ik onder andere
een kleine roet zilver gemonteerde revolver
met vijftig patronen.
Maar alvorens verder te gaan, moet ik u
eerst een en ander over mij zelve vertellen.
Ik heet Madeleine Rennick, ben ouderloos
en voor zoover ik weet verder zonder familie.
Toen dr. Chance, een Engelsckman, maar
een genaturaliseerde Rus, mij honderd pond
per jaar aanbood om zijn twee dochters op
te voeden, nam ik de betrekking aan zonder
een oogeniblik te aarzelen. Ik zei mijn vrien
den goeden dag en kwam zonder eenig avon-
hw in St. Petersburg aan. Dr. Chanc© baal
de mij van den trein. Hij was een knap man
en diep in de vijftig, wat bijziend.
Koel beleefd' ontving hij mij, bracht mijn
bagage in ord'e en nam mij daarna onmid
dellijk me© naar zijn huis aan het Ligovka-
kanaal. Daar werd ik verwelkomd door me
vrouw Chance, een dam» in elk opzicht het
tegendeel van haar echtgenoot. Zij was van
een gemengd! Duitsch en Russisch ras, en had
«en zeer eigenaardige, maar beslist onsympa
thieke manier van optreden. Mijn leerlingen
.-waren heel aardige meisjes. De oudste was
Stoot en had. de donkere oogen van haar va
der, met een mooi-opr echte gelaatsuitdruk
king. Zij heette Olga.
De jongste was Mein van gestalte, met een
.aardig pikant gezichtje en heette Maroussa,
spraken tamelijk goed Engelsch en de
lend nog. Eens zal het komen, fel en stra
lend, om te dringen in alle hoeken, om de
harten te warmen van de niet-meer-velen
die nog in duisternis zijn.
Liegen de levende projecties op het witte
doek
Jules Huret van de „Figaro" heeft samen-
gereisd met Dreyfus van Nantes naar Avig
non. Uren lang heeft hij gezeten tegenover
den man wiens wederveroordeeling voor de
wereld een vrijspraak is. En hij heeft hem
gade geslagen, nauwkeurig en belangstellend.
Dit beeld geeft Huret van Dreyfus
„Hij is een mensch met regelmatige en fij
ne trekken, met een kalme, zachte uitdruk
king. Zijn gelaat, blozend, zou hem een zeer
jeugdig uiterlijk geven, als de schedel niet
geheel baal was, en de haren aan beide zij
den van liet hoofd niet geheel grijs walen.
Bloedarmoede heeft dezen mensch verzwakt,
en wat hem overgebleven is aan bloed, is
naar zijn hoofd gestegenlaatste wijkplaats
van het voortbrengingsvemiogen van levens
kracht.
„De hals is mager; de handen zijn lang
en beenig; de knieèn zijn als spijkers onder
'het blauwe laken van den broek. De borst
is ingevallen; het geheele lichaam zou dat
van een overwonnene zijn zonder de energie
van den mond, de vierkante kin, den blik
vol wil. Dat oog is blauw, een zachtmoedig,
innemend' blauw, Maar en doorschijnend. In
plaats van gluipend rond te dwalen, is rijn
blik ferm op u gevestigd achter de glazen van
het lorgnet.
„En die man is het, van wien men een
monster van huichelarij heeft gemaakt, van
wien een ellendeling heeft gezegd „dat hij
verraad zweette''."
Is het beeld der kinematograaf niet eerlijk
en waar?
De journalist heeft ook met Dreyfus ge
sproken. En zijn woorden brengen weer de
vraag op do lippenIs dat het monster van
huichelarij, zweet deze man verraad?
Huret vroeg hem, waarom, hij naar Car-
pentras ging.
„Omdat ik niet," luidde het antwoord,
„naar het buitenland wilde gaan, zooals
eigenlijk noodig ware geweest. De ontvangst
die men mij daar zou hebben bereid, zou op
represailles tegen Frankrijk hebben geleken,
en daartoe kon ik niet besluiten,"
En toen over zich zelf, over vrouw en kin
deren
„Ik heb geen gratie gevraagd, maar ik
neem die aan als een verlichting mijner
smart eu die mijner vrouw; want wij moe
ten wat op ons verhaal komen. Maar die gra
tie verzwakt niet in 't minst mijn besluit
cm naar eerherstel te streven.
„Ik ken smaad nooh bedreiging, maar ik
ken evenmin zwakheid. Ik spreek van zode-
li j k o zwakheid
„Ik wil alleen leven, met mijn kinderen
en mijn vrouw; mijn kinderen, die voortaan
mijn grootste vreugde op aarde zijn. De oud
ste herinnert zich mij nog naar het schijnt.
De jongste was pas 7 maanden in 1894ik
ken haar dus niet. Ik heb hen te Rennes niet
willen zien om in hun jeugdigen geest niet
hartelijMieid waarmede rij mij ontvingen,
maakte de onverschilligheid van haar moe
der gcod.
„U zult het hier wel erg vervelend! vin
den," zei Maroussa eens op een middag, toen
ik er zoowat een maand was.
„In 't geheel niet," antwoordde ik. „Ik heb
altijd verlangd Rusland eens te zien."
„U weet natuurlijk dat vader een En-
gelschman is. Hij woont hier van zijn dertig
ste jaar af; hij is een bijzonder geleerd man.
Vat een heldere oogen heeft hij, hè. Stelt u
veel belang in de wetenschap?"
„Ik heb vroeger college geloopen te Gir-
ton," antwoordde ik.
Ik ging weer verder met mijn Russische
roman die ik probeerde te lezen, toen oen
koel beleefde stem mij bijna aan mijn oor
toesprak. Ik zag op en bemerkte tot mijn
verwondering dat dr. Chance, die zelden of
nooit rijn huisgezin met rijn tegenwoordig
heid vereerde, binnengekomen was.
„Heb ik goed gehoord?" zei hij. „Is het
mogelijk dat u een jonge dame belang
stelt in wetenschappelijke zaken?"
„Ik houd er zelfs heel veel van!" ant
woordde ik.
„Dat doet me pleizier. Toevallig dab ik
juist naar boven kwam om u te vragen mij
even van dienst te willen zijn. Zoo af en toe
heb ik een onduldbare pijn in mijn rechter
oog. Dan kan ik het niet gebruiken. Van
daag is het weer heel erg. Zoudt u beneden
een poosje mijn secretaresse -willen zijn?",
„Natuurlijk, heel graag," zei ik, en terwijl
ik sprak ging dr. Chance naar de deur en
noodigde mij met een ©enigszins gebiedend
gebaar uit hem te volgen. Een oogenblik la
ter was ik alleen met den geleorde in rijn
„kabinet". Zoo wordt een studeerkamer in
het Russisch altijd genoemd. Het kabinet
van dr, Chance was een smaakvol gearran-
achter te laten den droeven indruk der ge
vangenis. Men moet de verbeeldingskracht
van kinderen niet versomberen. Maar ik zal
hen binnen twee dagen zien niet heel groote
blijdschap. Ik zal hen zelf opvoeden, met
mijn vrouw zal ik voor hun opvoeding, hun
leeren zorgen
Dreyfus sprak over zijn vrienden en zijn
belagers. Ontroerd bracht hij hulde aan de
nagedachtenis van Scheurer-Kestner, zeggen
de hoe oneindig droevig hem de gedachte
stemde dat hij nooit zou riem, nooit zou kun
nen danken den man die zooveel voor hem
had gedaan, aan wien hij rijn vrijheid
dankte.
En toen Huret gewaagde van de tailooze
blijken van sympathie die hij van alle zijden
moest ontvangen hebben, en hem vroeg of
hij zijnerzijds veel brieven had geschreven,
zei Dreyfus:
„Geen enkelen; maar nu ga ik de brieven
schrijven die ik moet schrijven. Bedenk dat
ik er sinds mijn terugkomst meer dan 5000
heb ontvangen, ongerekend die welke mijn
vrouw heeft gekregen. Officieren, zelfs in ac
tieven dienst, hebben mij geschreven, met
hun vollen naam ond'erteekend. Een kame
raad van mijn promotie schreef mij deze een
voudige woorden„Ik verheug me over je
terugkomst; ik verheug me over je aan
staand eerherstel."
Wat zullen die weinige woorden, komend
uit het hart, den ongelukkige goed hebben
gedaan.
En daartegenover de indruk van het onbil
lijke vonnis van den krijgsraad: „Eerst was
het een diepe smart; toen verbazing; toen
eenige weldadige troost bij het vernemen dat
twee officieren den moed gehad hadden mij
openlijk onschuldig te verklaren. Ik zweer u
dat die twee brave officieren gelijk hebben
gehad!"
En nog eens ging hij na welk motief hij
kon gehad hebben voor verraad, en geen
bleek steekhoudend. Nooit had men hem een
kaart zien aanraken. En hoe de beschuldi
ging van een los leven te rijmen met het feit
dat hij als no. 7 de krijgsschool had. verlaten.
Wist men dan niet dat er ingespannen ar
beid wordt vereiseht voor de examens?
Evenzeer verzette hij zich tegen de ver
zachtende omstandigheden van den krijgs
raad in deze termen„Verraad jegens het
vaderland is de grootste misdaad die een
mensch kan begaan. Een moordenaar, een
dief kunnen in zekere mate nog verontschul
digingen aanvoeren. Hun misdaad is er een
tegen een individu; het verraad is een mis
daad tegen de gemeenschap. Er bestaan geen
vi. '--.achtende omstandigheden. Het is een
monsterachtigheid dat te zeggen."
Aandoenlijk is het zachte oordeel over rijn
vijanden. Van Mercier zeide hij
„Hij is een slecht man en een oneerlijk
man, maar ik geloof niet dat hij zich be
wust is van de grootte van het kwaad dat
hij sticht. Hij is te verstandig dan dat ik
hem onbewust kan noemen; maar al is hij
zich geestelijk bewust, zedelijk is hij het
niet."
geerde kamer. Twee derden van de muren
waren van den vloer tot het plafond achter
boeken verborgen; een groot openstaand
raam gaf een overvloed van. licht eu door een
deur aan de tegenovergestel den kant zag
men iets van een vertrek dat er eonigsrins
mysterieus uitzag.
„Mijn laboratorium," zei de geleerde, toen
hij zag dat ik er naar keek. „Latei- zal ik het
u wel eens laten rien; voor 't oogenblik
kunt u naar dictee goed schrijven
„Jawel in. stenografie."
„Prachtig. Doe dan als 't u blieft uw uiter
ste best. Wat ik u zal dicteeren moet van
avond nog voor Engeland op de post. Het
zal verschijnen in de „Science Gazette". Aan
gezien u er belang in stelt, wil ik u het on
derwerp wel meedeelen. Juffrouw Rennick,
ik heb een methode uitgevonden om „ge
dachten te photografeeren"."
Ik keek hem verbaasd aan; rijn diepe blik
ontmoette den mijnenin hun donkere kas
sen. zagen zijn oogen1 ev uit als glinsterende
kooltjes vuur.
„U gelooft mij niet," zei hij, „en u staat
hier voor mij als vertegenwoordigster van
het publiek, waarvoor mijn werk bestemd is.
Ongetwijfeld zullen ze me in Engeland uit
lachen, maar wacht een. oogenblik. Ik kan
mijn. beweringen staven, maar nog niet
nog niet. Is u klaar?"
„Ik ben een en al oor."
Zijn gelaat klaarde op en hij leunde ach
terover op zijn divan. Hij begon te dicteeren
en ik nam voortdurend rijn. woorden over.
Na een uur hield hij op.
„Zoo is het genoeg," zei hij. „Wilt u nu
zoo goed zijn het zoo mooi gestileerd en dui
delijk mogelijk over te brengen in gewoon
schrift?"
„Heel goed," antwoordde ik.
„En wilt u verder zoo goed zijn tien roe-
En verbijsterend-juist toekende hij Mer
cier door dit korte woord „II est amoral
Niet immoral niet handelend (ryen een
zedelijkheidsbewustzijn, maar amoral :on-
drr zedelijkheidsbewustzijn.
Ook over Esterhazy een zacht oordeel
„Ik geloof dat hij een oplichter is, een in
dustrie-ridder, die zijn vaderland heeft op
gelicht, zooals hij zijn neef en zijn leveran
ciers oplichtte. Evenwel zonder zich eenige
rekenschap te geven van het feit dat hij
daarmede zoo slecht deed. Hij had geldge
brek. Ziedaar zijn drijfveer."
Gevraagd hoe hij zich de vijandschap ver-
Haarde, die de generale staf sinds 1894 te
gen hem toont, liet Dx-eyfus zich aldus uit:
„Ik geloof dat de oorzaak daarvan zeer
complex is. Eerst en boven alles dacht men
mij schuldig; vervolgens was or het anti
semietisme, nog in latenden staotT; eindelijk
heeft mijn aard er ook wel toe bijgedragen.
Ik was tamelijk scherp, maar tegen mijn
meerdei-en, wel te verstaan, want ik was er
integendeel op uit mijn minderen, de meest
mogelijke achting te toonen."
En hij werkte dit nog uit. Hij had geen
wit zwart willen noemen, ook al zeiden het
de chefs. Blind meeloopen met de meerderen
in oorlog of op manoeuvre, goed; maar niet
waar het eer en plicht geldt.
Nog over veel meer heeft Huret met Drey
fus gesprokenook over rijn lijden, lichame
lijk en geestelijk. Met het leger heeft hij
voor goed afgedaan.
„Zou u in het leger terugke-c-ren, indien u
er de wettige b(voegdheid toe had?" vroeg
Huret.
En het antwoi rd luidde: „Neen, op den
avond zelf van m jn eerherstel zou ik ontslag
nemen."
Welk een ve !ies voor een leger, zoo'n
man, zoo'n wil.
Algemeen overzicht.
SCHIEDAM, 23 September '99.
De legerorder van generaal De Gallifet
aan de kommundanten der legerkorpsen kan
nog wel ernstige gevolgen hebben.
In zijn verlangen om den indrik van zijn
rapport aan president Loubet over het ver-
leenen van giatie aan Dreyfus te verachten,
misschien ook nu het oogenblik gekomen
achtend om de spons ter hand te nemen,
heeft de minister geschreven: De zaak is uit.
(ISincident est clos).
Maar dit is buiten zijn collega's omgegaan,
en de legerorder is dan ook niet langs offi
cieelen weg publiek gemaakt. Eigenhandig
heeft De Gallifet dus feitelijk het kabinet
willen binden aan de politiek van de spons.
Hoe de vork eigenlyk in den steel zit,
weet men niet precies. Men verzekert dat de
legerorder door den minister van ooi log aan
Havas ter bekendmaking was gezonden. De
minister-president "Waldeck-Rousseau zou dit
echter verhinderd hebben, omdat De Galli
fet verzuimd had hem de tekst te laten
lezen. De tegen de regeering gekante bladen
gaan zelfs zoo ver met de mogelijkheid te
bels aan te nemen voor liet genoegen en de
hulp die u mij verleend hebt. Geen woord
van weigerenWees verzekerd dat ik u har
telijk dankbaar hem"
Toen keek hij mij lang en ernstig aan, en
ik verliet heb vertrek.
Ik had bijna drie uur noodig om over te
schrijven wat zoo vlug achtereen door den
geleerde gedicteerd was. Toen ik het af had,
ging ik naar boven. Zoodra ik in het salon
was kwamen Olga en Maroussa op mij toe-
loopen,
„Vertel eens gauw wat er gebeurd is," rie
pen ze.
„Maar ik heb niets te vertellen,"
„Och kom, u is vijf volle uren weg ge
weest."
„Ja je papa heeft me in dien tijd een
opstel gedicteerd, dat ik in stenografie heb
opgenomen. Ik ben juist klaar met het uit
werken en heb het beneden laten liggen."
„Toe, Madeleine," zei Olga-, „vertel ons
eens wat het onderwerp is van papa's op
stel?"
„Dat mag ik niet doen, Olga."
Olga en Maroussa keken elkander aan.
Toen nam Olga mij bij de band.
„Luister," zei ze. „Wij hebben je wat te
vertellen. In het vervolg zal je wel meer in,
de laboratoria komen."
„Zijn er dan meer dan een?"
„Ja.. Luister nu eens goed naar mij. Je
moet begrijpen dab papa je herhaaldelijk zal
vragen hem te helpen. Hij zal waarschijnlijk
ook wel je hulp vvenschen bij zijn proeven.
En nu is het over papa's andere laborato
rium, dat je nog niet hebt gezien, het blauwe
laboratorium, dat wij je willen spreken. De
quaestie is, dat Olga en ik een geheim met
ons ronddragen dat daarmee in verband
staat. Het drukt ens soms drukt het ons
tc zwaar."
opperen dat dit incident generaal De Galli
fet zijn portefeuille zal kosten. De groote
moeilijkheid is alleen een opvolger voor hem
te vinden. Of 't nu zoo'n vaart zal loopen,
weten wij niet. Een zonderling stuk is die
legerorder van den minister zeker, en 't is
zeer wel mogelijk dat Waldeck-Rousseau,
De Lanessan, Monri, Millerand, zoo zijn ge
kund hadden, de zinsnede: sDe zaak is uit'",
gewijzigd zouden hebben.
Want de zaak is natuurljjk niet uit. Daar
is geen sprake van. En wie 't toch denkt,
wie duifi hopen dat de regeering aan alles
een eind zal maken, zonder hardheid, zonder
strenge maatregelen, wie meent dat zelfs bet
hoogvei raadeproces wel met een sisser zal
nfloopen om niet de gemoederen opnieuw op
ie winden, die leze den open brief van Zola
aan mevrouw Dreyfus, waarvan een telegram
in ons voiig nummer reeds een kort résumé
gaf.
"Wij zouden gaarne liet mooie stuk proza
in exienso opnemen; het gaat niet; het is
te lang. Maar enkele passages brengen wij
hier over.
Na zich verheugd te hebben voor Dreyfus
en de zijnen dat hem de vrijheid is weer
gegeven, al is het dan ook een gratie, waar
recht had behooren te geschieden, spreekt
Zola in bewogen termen over het lijden van
den onschuldige, dat hem is geworden tot
een glorie, dat hem doet bewonderen, lief
hebben en vereeren, dat hem heeft gemaakt
tot een held, grooter dan de anderen, omdat
hij meer heeft geleden. Juist het supreeme
lijden heeft hem doen uitkomen, als den
held, den bewondereriswaardigen stoïcijn.
En de onschuidig-veroordeelde heeft de volken
tot elkaar gebrachtvoor het eerst is er van
de gansche menschheid opgegaan één kreet
naar bevrijding, één opstand van rechtvaardig
heid en edelmoedigheid.
De dichters zijo het die den eerepalm uit
reiken; aan hen de taak om het nageslacht
eerbied en liefde in te boezemen voor den
martelaar; aan hen de plicht de schuldigen
aan de eeuwige schandpaal te slaan.
Reeds is een geheele bibliotheek geschre
ven over Dreyfus, en de vrienden van waar
heid en gerechtigheid zullen niet ophoudeu
de stukken te publiceeren van het ontzaglik
onderzoek dat het eens mogeljjk zal maken
de feiten voor goed vast te stellen.
Zola wijst er op dat verachting en vergeten
noodig is tegenover laagheden en beleedigin-
gen; hij zelf heeft daaraan veertig jaar bloot
gestaan; er zijn slijk-mannen wier naam uit
zijn leven z'yn geschrapt. Dat is hygiène,
niets meer.
En dan vervolgt de schrijver: ïMaar wij,
mevrouw, zullen den strijd voortzetten, mor
gen even krachtig siryden voor de gerech
tigheid als gisteren. Wij moeten het eer
herstel van den onschuldige hebben, minder
om hem le rehabiliteeren, hem die zooveel
roem heeft, ais wel om Frankrijk in eere te
herstellen, dat zeker zou ondergaan onder
deze uitspatting van onrechtvaardigheid.
sFrankrijk te rehabiliteeren in de oogen
der volken, den dag waarop het 't schande
lijke vonnis zal vernietigen, dat zal onze arbeid
Toen Olga zoo sprak huiverde zij, en Ma-
roussa's olijfkleurig gelaat werd een tintje
bleeker,
„AVij verlangen er naar ons hart bij
iemand uit te storten," zei Olga. „Van het
oogenblik af dat wij je leerden kennen, voel
den wij dat car een nauwe band tusschen ons
zou ontstaan. AA'il je nu naar ons luisteren
„Zeker, en ik beloof je ook dat ik je ge
heim zal bewaren."
„AVelnu, dan zal ik het je zoo kort moge
lijk vertellen."
,.Een paar maanden geleden kwamen eeni
ge hoeren bij ons dineeren het waven
Duitschers, heel knappe menschen. Een van
hen vooral, dr. Schopenhauer, is een groot
geleerde. Toen er nogal wijn gedronken was,
begonnen zij over iets te spreken dat papa
boos maakte, en het duurde niet lang of zij
waren druk aan het disputeeren. Het was
aardig er naar te luisteren. Zij weiden rood
en papa bleek, en pa zei: „Ik kan mijn be
wering staven. Komt mee, heeren. Ik ben
in staat u mijn stelling volmaakt duidelijk
te maken."
Zij gingen allen de eetkamer uit naar het
kabinet. Mama zei dat ze hoofdpijn had en
ging naar boven naar haar boudoir, maar
Maroussa en ik waren nieuwsgierig gewor
den en we slopen achter hen het kabinet bin
nen ik geloof niet dat een van hen ons zag.
Zij gingen uit het kabinet naar het labora
torium, waarin u even een blik hebt kunnen
werpen. Toen deed papa een deur achter in
het laboratorium open en ging een lange
gang door. De geleerden en papa, geheel in
beslag genomen door hun gedachten, gingen
voorop, en Maroussa en ik volgden hen.
(Wordt vervolgd.)