53'<e Jaargang. Zondag 24 en Maandag 25 September 1899. No. 10046. Eerste Blad BESWIL. ïïet Blauwe Laboratorium L. T. MEADE EN ROBERT EUSTACE. BUITENLAND. Ct, •Oen 1 per 1000, Jerd; jos 40 kalïa- runderasi 4/8 a 5/8, P. steen. SCHIIEDAIMSCHE CGURAIII Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco per post fl. 1.65. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. BureauBoterstraat 68. 'i't'iiiniiimriiinniMiii Prijs der Advertentiën: Van 17 regels fl. 0.90iedere regel meer 12i/z cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde "kleine adveetentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon JVo. 133. Ik heb gezien den man die de haat draagt van velen, maar dien meerderen achten en liefhebben om zijn wreed en bitter lot. Ik heb gezien den man van ontzettende smarte en niet te buigen kracht. Ik heb hem gezien schim tan den eer tijds kranigen, fleren krijgsman, wiens ver schijning is een oordeel en een dreiging tevens. Ik heb hem gezien het magere, uitge teerde lijf ir. de te r jime uniform de beenen, de armeo ais van een den-hongers- dood-stervendeden scherpen, naren kop met het weinige, vroeg-grijze haarde oogen alleen levend in deze ongestorven mummie. Weiktuigelijk heb ik het vooruit-willend lij! de krachtelooze beenen zien meetrekken in langzamen, gelijkmatigen stap. Zoo heb ik hem zien gaan naar, zien ko men voor hen van wie hij wachtte gerech tigheid, en die hem gaven laf-week onrecht Zoo heb ik zien voortschrijden ais een be nauwend visioen, dien man, neen dien leven den wil En ik heb gehuiverd, ik en de duizenden die daar waren met mijeen rilling ging door ons heenhet was of er poolkoude uitging van den afgeleefden lijder, wiens droef gelaat is het brandmerk der laatste jaren dezer eeuw. We waren gekomen nieuwsgierig, meer niet; we wilden de wondere uiting van ver nuft, de ingenieuse kinematograaf, voor ons doen leven de acteurs van het drama van Rennes. We zijn heengegaan, stil en beklemd en koud. Dat liet zóo zou zijn.dat een krach tig man zóo vernietigd kon wordenwe konden het niet denken. Ontzettende verantwoordelijkheid voor die haar dragen moet. O de gruwelijke tegenstelling dezen mar telaar te zien in de Kinematograaf! Waar men loven wil onzen t'y'd die geeft zooveel hoog-intelieclueel genot, waar men bewon deren wil den Mensch in zijn grootscbe inven ties te moeten sidderen voor dienzelfden Mensch die met onschuld spot en om lijden lacht, O de marodeurs die zwerven om het op trekkende leger der beschavingverfijnde weelde, vahche trots, ziekelijke eeizucht, verdorvenheid in velei lei vorm Want 't is de zucht naar weelde die den warc-n verrader schiep 't is diepe ver dorvenheid die den onschuldige deed lijden voor den schuldige 't is valsche trots die het onrecht liet voortbestaan 't is zieke lijke eerzucht die zoo velen trok naar de zijde der schuldige machthebbers. En daarnaast het leger der eenvoudigen van harten die vertrouwend op wie boven hen stonden, de duisternis kozen boven het licht. Maar het licht heeft uitgeschenen, weife- Een Petersburgsclie gescliiedenis, DOOK Toen ik besloot de aanbieding voor een betrekking als gouvernante in eon Russische familie aan te nomen, kocht ik onder andere een kleine roet zilver gemonteerde revolver met vijftig patronen. Maar alvorens verder te gaan, moet ik u eerst een en ander over mij zelve vertellen. Ik heet Madeleine Rennick, ben ouderloos en voor zoover ik weet verder zonder familie. Toen dr. Chance, een Engelsckman, maar een genaturaliseerde Rus, mij honderd pond per jaar aanbood om zijn twee dochters op te voeden, nam ik de betrekking aan zonder een oogeniblik te aarzelen. Ik zei mijn vrien den goeden dag en kwam zonder eenig avon- hw in St. Petersburg aan. Dr. Chanc© baal de mij van den trein. Hij was een knap man en diep in de vijftig, wat bijziend. Koel beleefd' ontving hij mij, bracht mijn bagage in ord'e en nam mij daarna onmid dellijk me© naar zijn huis aan het Ligovka- kanaal. Daar werd ik verwelkomd door me vrouw Chance, een dam» in elk opzicht het tegendeel van haar echtgenoot. Zij was van een gemengd! Duitsch en Russisch ras, en had «en zeer eigenaardige, maar beslist onsympa thieke manier van optreden. Mijn leerlingen .-waren heel aardige meisjes. De oudste was Stoot en had. de donkere oogen van haar va der, met een mooi-opr echte gelaatsuitdruk king. Zij heette Olga. De jongste was Mein van gestalte, met een .aardig pikant gezichtje en heette Maroussa, spraken tamelijk goed Engelsch en de lend nog. Eens zal het komen, fel en stra lend, om te dringen in alle hoeken, om de harten te warmen van de niet-meer-velen die nog in duisternis zijn. Liegen de levende projecties op het witte doek Jules Huret van de „Figaro" heeft samen- gereisd met Dreyfus van Nantes naar Avig non. Uren lang heeft hij gezeten tegenover den man wiens wederveroordeeling voor de wereld een vrijspraak is. En hij heeft hem gade geslagen, nauwkeurig en belangstellend. Dit beeld geeft Huret van Dreyfus „Hij is een mensch met regelmatige en fij ne trekken, met een kalme, zachte uitdruk king. Zijn gelaat, blozend, zou hem een zeer jeugdig uiterlijk geven, als de schedel niet geheel baal was, en de haren aan beide zij den van liet hoofd niet geheel grijs walen. Bloedarmoede heeft dezen mensch verzwakt, en wat hem overgebleven is aan bloed, is naar zijn hoofd gestegenlaatste wijkplaats van het voortbrengingsvemiogen van levens kracht. „De hals is mager; de handen zijn lang en beenig; de knieèn zijn als spijkers onder 'het blauwe laken van den broek. De borst is ingevallen; het geheele lichaam zou dat van een overwonnene zijn zonder de energie van den mond, de vierkante kin, den blik vol wil. Dat oog is blauw, een zachtmoedig, innemend' blauw, Maar en doorschijnend. In plaats van gluipend rond te dwalen, is rijn blik ferm op u gevestigd achter de glazen van het lorgnet. „En die man is het, van wien men een monster van huichelarij heeft gemaakt, van wien een ellendeling heeft gezegd „dat hij verraad zweette''." Is het beeld der kinematograaf niet eerlijk en waar? De journalist heeft ook met Dreyfus ge sproken. En zijn woorden brengen weer de vraag op do lippenIs dat het monster van huichelarij, zweet deze man verraad? Huret vroeg hem, waarom, hij naar Car- pentras ging. „Omdat ik niet," luidde het antwoord, „naar het buitenland wilde gaan, zooals eigenlijk noodig ware geweest. De ontvangst die men mij daar zou hebben bereid, zou op represailles tegen Frankrijk hebben geleken, en daartoe kon ik niet besluiten," En toen over zich zelf, over vrouw en kin deren „Ik heb geen gratie gevraagd, maar ik neem die aan als een verlichting mijner smart eu die mijner vrouw; want wij moe ten wat op ons verhaal komen. Maar die gra tie verzwakt niet in 't minst mijn besluit cm naar eerherstel te streven. „Ik ken smaad nooh bedreiging, maar ik ken evenmin zwakheid. Ik spreek van zode- li j k o zwakheid „Ik wil alleen leven, met mijn kinderen en mijn vrouw; mijn kinderen, die voortaan mijn grootste vreugde op aarde zijn. De oud ste herinnert zich mij nog naar het schijnt. De jongste was pas 7 maanden in 1894ik ken haar dus niet. Ik heb hen te Rennes niet willen zien om in hun jeugdigen geest niet hartelijMieid waarmede rij mij ontvingen, maakte de onverschilligheid van haar moe der gcod. „U zult het hier wel erg vervelend! vin den," zei Maroussa eens op een middag, toen ik er zoowat een maand was. „In 't geheel niet," antwoordde ik. „Ik heb altijd verlangd Rusland eens te zien." „U weet natuurlijk dat vader een En- gelschman is. Hij woont hier van zijn dertig ste jaar af; hij is een bijzonder geleerd man. Vat een heldere oogen heeft hij, hè. Stelt u veel belang in de wetenschap?" „Ik heb vroeger college geloopen te Gir- ton," antwoordde ik. Ik ging weer verder met mijn Russische roman die ik probeerde te lezen, toen oen koel beleefde stem mij bijna aan mijn oor toesprak. Ik zag op en bemerkte tot mijn verwondering dat dr. Chance, die zelden of nooit rijn huisgezin met rijn tegenwoordig heid vereerde, binnengekomen was. „Heb ik goed gehoord?" zei hij. „Is het mogelijk dat u een jonge dame belang stelt in wetenschappelijke zaken?" „Ik houd er zelfs heel veel van!" ant woordde ik. „Dat doet me pleizier. Toevallig dab ik juist naar boven kwam om u te vragen mij even van dienst te willen zijn. Zoo af en toe heb ik een onduldbare pijn in mijn rechter oog. Dan kan ik het niet gebruiken. Van daag is het weer heel erg. Zoudt u beneden een poosje mijn secretaresse -willen zijn?", „Natuurlijk, heel graag," zei ik, en terwijl ik sprak ging dr. Chance naar de deur en noodigde mij met een ©enigszins gebiedend gebaar uit hem te volgen. Een oogenblik la ter was ik alleen met den geleorde in rijn „kabinet". Zoo wordt een studeerkamer in het Russisch altijd genoemd. Het kabinet van dr, Chance was een smaakvol gearran- achter te laten den droeven indruk der ge vangenis. Men moet de verbeeldingskracht van kinderen niet versomberen. Maar ik zal hen binnen twee dagen zien niet heel groote blijdschap. Ik zal hen zelf opvoeden, met mijn vrouw zal ik voor hun opvoeding, hun leeren zorgen Dreyfus sprak over zijn vrienden en zijn belagers. Ontroerd bracht hij hulde aan de nagedachtenis van Scheurer-Kestner, zeggen de hoe oneindig droevig hem de gedachte stemde dat hij nooit zou riem, nooit zou kun nen danken den man die zooveel voor hem had gedaan, aan wien hij rijn vrijheid dankte. En toen Huret gewaagde van de tailooze blijken van sympathie die hij van alle zijden moest ontvangen hebben, en hem vroeg of hij zijnerzijds veel brieven had geschreven, zei Dreyfus: „Geen enkelen; maar nu ga ik de brieven schrijven die ik moet schrijven. Bedenk dat ik er sinds mijn terugkomst meer dan 5000 heb ontvangen, ongerekend die welke mijn vrouw heeft gekregen. Officieren, zelfs in ac tieven dienst, hebben mij geschreven, met hun vollen naam ond'erteekend. Een kame raad van mijn promotie schreef mij deze een voudige woorden„Ik verheug me over je terugkomst; ik verheug me over je aan staand eerherstel." Wat zullen die weinige woorden, komend uit het hart, den ongelukkige goed hebben gedaan. En daartegenover de indruk van het onbil lijke vonnis van den krijgsraad: „Eerst was het een diepe smart; toen verbazing; toen eenige weldadige troost bij het vernemen dat twee officieren den moed gehad hadden mij openlijk onschuldig te verklaren. Ik zweer u dat die twee brave officieren gelijk hebben gehad!" En nog eens ging hij na welk motief hij kon gehad hebben voor verraad, en geen bleek steekhoudend. Nooit had men hem een kaart zien aanraken. En hoe de beschuldi ging van een los leven te rijmen met het feit dat hij als no. 7 de krijgsschool had. verlaten. Wist men dan niet dat er ingespannen ar beid wordt vereiseht voor de examens? Evenzeer verzette hij zich tegen de ver zachtende omstandigheden van den krijgs raad in deze termen„Verraad jegens het vaderland is de grootste misdaad die een mensch kan begaan. Een moordenaar, een dief kunnen in zekere mate nog verontschul digingen aanvoeren. Hun misdaad is er een tegen een individu; het verraad is een mis daad tegen de gemeenschap. Er bestaan geen vi. '--.achtende omstandigheden. Het is een monsterachtigheid dat te zeggen." Aandoenlijk is het zachte oordeel over rijn vijanden. Van Mercier zeide hij „Hij is een slecht man en een oneerlijk man, maar ik geloof niet dat hij zich be wust is van de grootte van het kwaad dat hij sticht. Hij is te verstandig dan dat ik hem onbewust kan noemen; maar al is hij zich geestelijk bewust, zedelijk is hij het niet." geerde kamer. Twee derden van de muren waren van den vloer tot het plafond achter boeken verborgen; een groot openstaand raam gaf een overvloed van. licht eu door een deur aan de tegenovergestel den kant zag men iets van een vertrek dat er eonigsrins mysterieus uitzag. „Mijn laboratorium," zei de geleerde, toen hij zag dat ik er naar keek. „Latei- zal ik het u wel eens laten rien; voor 't oogenblik kunt u naar dictee goed schrijven „Jawel in. stenografie." „Prachtig. Doe dan als 't u blieft uw uiter ste best. Wat ik u zal dicteeren moet van avond nog voor Engeland op de post. Het zal verschijnen in de „Science Gazette". Aan gezien u er belang in stelt, wil ik u het on derwerp wel meedeelen. Juffrouw Rennick, ik heb een methode uitgevonden om „ge dachten te photografeeren"." Ik keek hem verbaasd aan; rijn diepe blik ontmoette den mijnenin hun donkere kas sen. zagen zijn oogen1 ev uit als glinsterende kooltjes vuur. „U gelooft mij niet," zei hij, „en u staat hier voor mij als vertegenwoordigster van het publiek, waarvoor mijn werk bestemd is. Ongetwijfeld zullen ze me in Engeland uit lachen, maar wacht een. oogenblik. Ik kan mijn. beweringen staven, maar nog niet nog niet. Is u klaar?" „Ik ben een en al oor." Zijn gelaat klaarde op en hij leunde ach terover op zijn divan. Hij begon te dicteeren en ik nam voortdurend rijn. woorden over. Na een uur hield hij op. „Zoo is het genoeg," zei hij. „Wilt u nu zoo goed zijn het zoo mooi gestileerd en dui delijk mogelijk over te brengen in gewoon schrift?" „Heel goed," antwoordde ik. „En wilt u verder zoo goed zijn tien roe- En verbijsterend-juist toekende hij Mer cier door dit korte woord „II est amoral Niet immoral niet handelend (ryen een zedelijkheidsbewustzijn, maar amoral :on- drr zedelijkheidsbewustzijn. Ook over Esterhazy een zacht oordeel „Ik geloof dat hij een oplichter is, een in dustrie-ridder, die zijn vaderland heeft op gelicht, zooals hij zijn neef en zijn leveran ciers oplichtte. Evenwel zonder zich eenige rekenschap te geven van het feit dat hij daarmede zoo slecht deed. Hij had geldge brek. Ziedaar zijn drijfveer." Gevraagd hoe hij zich de vijandschap ver- Haarde, die de generale staf sinds 1894 te gen hem toont, liet Dx-eyfus zich aldus uit: „Ik geloof dat de oorzaak daarvan zeer complex is. Eerst en boven alles dacht men mij schuldig; vervolgens was or het anti semietisme, nog in latenden staotT; eindelijk heeft mijn aard er ook wel toe bijgedragen. Ik was tamelijk scherp, maar tegen mijn meerdei-en, wel te verstaan, want ik was er integendeel op uit mijn minderen, de meest mogelijke achting te toonen." En hij werkte dit nog uit. Hij had geen wit zwart willen noemen, ook al zeiden het de chefs. Blind meeloopen met de meerderen in oorlog of op manoeuvre, goed; maar niet waar het eer en plicht geldt. Nog over veel meer heeft Huret met Drey fus gesprokenook over rijn lijden, lichame lijk en geestelijk. Met het leger heeft hij voor goed afgedaan. „Zou u in het leger terugke-c-ren, indien u er de wettige b(voegdheid toe had?" vroeg Huret. En het antwoi rd luidde: „Neen, op den avond zelf van m jn eerherstel zou ik ontslag nemen." Welk een ve !ies voor een leger, zoo'n man, zoo'n wil. Algemeen overzicht. SCHIEDAM, 23 September '99. De legerorder van generaal De Gallifet aan de kommundanten der legerkorpsen kan nog wel ernstige gevolgen hebben. In zijn verlangen om den indrik van zijn rapport aan president Loubet over het ver- leenen van giatie aan Dreyfus te verachten, misschien ook nu het oogenblik gekomen achtend om de spons ter hand te nemen, heeft de minister geschreven: De zaak is uit. (ISincident est clos). Maar dit is buiten zijn collega's omgegaan, en de legerorder is dan ook niet langs offi cieelen weg publiek gemaakt. Eigenhandig heeft De Gallifet dus feitelijk het kabinet willen binden aan de politiek van de spons. Hoe de vork eigenlyk in den steel zit, weet men niet precies. Men verzekert dat de legerorder door den minister van ooi log aan Havas ter bekendmaking was gezonden. De minister-president "Waldeck-Rousseau zou dit echter verhinderd hebben, omdat De Galli fet verzuimd had hem de tekst te laten lezen. De tegen de regeering gekante bladen gaan zelfs zoo ver met de mogelijkheid te bels aan te nemen voor liet genoegen en de hulp die u mij verleend hebt. Geen woord van weigerenWees verzekerd dat ik u har telijk dankbaar hem" Toen keek hij mij lang en ernstig aan, en ik verliet heb vertrek. Ik had bijna drie uur noodig om over te schrijven wat zoo vlug achtereen door den geleerde gedicteerd was. Toen ik het af had, ging ik naar boven. Zoodra ik in het salon was kwamen Olga en Maroussa op mij toe- loopen, „Vertel eens gauw wat er gebeurd is," rie pen ze. „Maar ik heb niets te vertellen," „Och kom, u is vijf volle uren weg ge weest." „Ja je papa heeft me in dien tijd een opstel gedicteerd, dat ik in stenografie heb opgenomen. Ik ben juist klaar met het uit werken en heb het beneden laten liggen." „Toe, Madeleine," zei Olga-, „vertel ons eens wat het onderwerp is van papa's op stel?" „Dat mag ik niet doen, Olga." Olga en Maroussa keken elkander aan. Toen nam Olga mij bij de band. „Luister," zei ze. „Wij hebben je wat te vertellen. In het vervolg zal je wel meer in, de laboratoria komen." „Zijn er dan meer dan een?" „Ja.. Luister nu eens goed naar mij. Je moet begrijpen dab papa je herhaaldelijk zal vragen hem te helpen. Hij zal waarschijnlijk ook wel je hulp vvenschen bij zijn proeven. En nu is het over papa's andere laborato rium, dat je nog niet hebt gezien, het blauwe laboratorium, dat wij je willen spreken. De quaestie is, dat Olga en ik een geheim met ons ronddragen dat daarmee in verband staat. Het drukt ens soms drukt het ons tc zwaar." opperen dat dit incident generaal De Galli fet zijn portefeuille zal kosten. De groote moeilijkheid is alleen een opvolger voor hem te vinden. Of 't nu zoo'n vaart zal loopen, weten wij niet. Een zonderling stuk is die legerorder van den minister zeker, en 't is zeer wel mogelijk dat Waldeck-Rousseau, De Lanessan, Monri, Millerand, zoo zijn ge kund hadden, de zinsnede: sDe zaak is uit'", gewijzigd zouden hebben. Want de zaak is natuurljjk niet uit. Daar is geen sprake van. En wie 't toch denkt, wie duifi hopen dat de regeering aan alles een eind zal maken, zonder hardheid, zonder strenge maatregelen, wie meent dat zelfs bet hoogvei raadeproces wel met een sisser zal nfloopen om niet de gemoederen opnieuw op ie winden, die leze den open brief van Zola aan mevrouw Dreyfus, waarvan een telegram in ons voiig nummer reeds een kort résumé gaf. "Wij zouden gaarne liet mooie stuk proza in exienso opnemen; het gaat niet; het is te lang. Maar enkele passages brengen wij hier over. Na zich verheugd te hebben voor Dreyfus en de zijnen dat hem de vrijheid is weer gegeven, al is het dan ook een gratie, waar recht had behooren te geschieden, spreekt Zola in bewogen termen over het lijden van den onschuldige, dat hem is geworden tot een glorie, dat hem doet bewonderen, lief hebben en vereeren, dat hem heeft gemaakt tot een held, grooter dan de anderen, omdat hij meer heeft geleden. Juist het supreeme lijden heeft hem doen uitkomen, als den held, den bewondereriswaardigen stoïcijn. En de onschuidig-veroordeelde heeft de volken tot elkaar gebrachtvoor het eerst is er van de gansche menschheid opgegaan één kreet naar bevrijding, één opstand van rechtvaardig heid en edelmoedigheid. De dichters zijo het die den eerepalm uit reiken; aan hen de taak om het nageslacht eerbied en liefde in te boezemen voor den martelaar; aan hen de plicht de schuldigen aan de eeuwige schandpaal te slaan. Reeds is een geheele bibliotheek geschre ven over Dreyfus, en de vrienden van waar heid en gerechtigheid zullen niet ophoudeu de stukken te publiceeren van het ontzaglik onderzoek dat het eens mogeljjk zal maken de feiten voor goed vast te stellen. Zola wijst er op dat verachting en vergeten noodig is tegenover laagheden en beleedigin- gen; hij zelf heeft daaraan veertig jaar bloot gestaan; er zijn slijk-mannen wier naam uit zijn leven z'yn geschrapt. Dat is hygiène, niets meer. En dan vervolgt de schrijver: ïMaar wij, mevrouw, zullen den strijd voortzetten, mor gen even krachtig siryden voor de gerech tigheid als gisteren. Wij moeten het eer herstel van den onschuldige hebben, minder om hem le rehabiliteeren, hem die zooveel roem heeft, ais wel om Frankrijk in eere te herstellen, dat zeker zou ondergaan onder deze uitspatting van onrechtvaardigheid. sFrankrijk te rehabiliteeren in de oogen der volken, den dag waarop het 't schande lijke vonnis zal vernietigen, dat zal onze arbeid Toen Olga zoo sprak huiverde zij, en Ma- roussa's olijfkleurig gelaat werd een tintje bleeker, „AVij verlangen er naar ons hart bij iemand uit te storten," zei Olga. „Van het oogenblik af dat wij je leerden kennen, voel den wij dat car een nauwe band tusschen ons zou ontstaan. AA'il je nu naar ons luisteren „Zeker, en ik beloof je ook dat ik je ge heim zal bewaren." „AVelnu, dan zal ik het je zoo kort moge lijk vertellen." ,.Een paar maanden geleden kwamen eeni ge hoeren bij ons dineeren het waven Duitschers, heel knappe menschen. Een van hen vooral, dr. Schopenhauer, is een groot geleerde. Toen er nogal wijn gedronken was, begonnen zij over iets te spreken dat papa boos maakte, en het duurde niet lang of zij waren druk aan het disputeeren. Het was aardig er naar te luisteren. Zij weiden rood en papa bleek, en pa zei: „Ik kan mijn be wering staven. Komt mee, heeren. Ik ben in staat u mijn stelling volmaakt duidelijk te maken." Zij gingen allen de eetkamer uit naar het kabinet. Mama zei dat ze hoofdpijn had en ging naar boven naar haar boudoir, maar Maroussa en ik waren nieuwsgierig gewor den en we slopen achter hen het kabinet bin nen ik geloof niet dat een van hen ons zag. Zij gingen uit het kabinet naar het labora torium, waarin u even een blik hebt kunnen werpen. Toen deed papa een deur achter in het laboratorium open en ging een lange gang door. De geleerden en papa, geheel in beslag genomen door hun gedachten, gingen voorop, en Maroussa en ik volgden hen. (Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1899 | | pagina 1