54"" Jaargang-
Zaterdag 5 Mei 1900.
No. 10233.
GOUD EN EER.
Kennisgeving.
BUITENLAND.
I01
SCHIEDAMSCHE COURANT
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen 11. 1.25. Franco
per post fi. 1.G5.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan 'iet bureau bezorgd zijn.
Bureau Boterstraat 68.
Prijs der Advertentiën: Van 1-G regels 11. 0.92iedere regel
meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde Me»»* advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
latere. Telefoon Mo. 123.
1bO -J1
ÏSs-t4
Inrichtingen welke gevaar, schade of
hinder kunnen vei oorzaken.
Burgemeester en wethouders van
Schiedam,
Gezien het verzoek van A. T. MEIJER om
vergunning tot uitbreiding zijner branderij
aan de West-Franlieiandsche laan no. 16,
kadaster sectio M no. 129 door plaatsing
daarin van een stoomketel met een verwarmings
oppervlak van 3 M1, tor vervanging van dien
van geringer afmeting.
Gelet op de bepalingen der Hinderwet
Doen te weten
dat voormeld verzoek met de bijlagen op
de secretarie der gemeente is ter visie gelegd
dat op Vrijdag den 18den Mei as., des
middags ten 12 ure, ton raadhuize gelegenheid
zal worden gegeven om bezwaren tegen het toe
staan van dat verzoek in te brengen en die
mondeling of schriftelijk toe te iichlen en
dat gedurende drie dagen, vóór het tijdstip
hierboven genoemd, op de secretarie der gemeente,
van de schrifturen, die ter zake mochten zijn
ingekomen, kennis kan worden genomen.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort, den 4den Mei 1900.
Burgemeester en Wethouders van Schiedam
VERSTEEG.
De Secretaris,
G. J. BISSCHOP.
Algemeen overzicht.
SCHIEDAM, 4 Mei 1900.
««KhOCi.
Er is bitter weinig nieuws van het oorlogs
terrein. Wij weten dat er voortdurend in de
lijn Brandfort-Thabanchu wordt gestreden.
Generaal Hamilton, heet bij Houtnek of
Scoulsnek een aanmerkelijk succes te hebben
gehad; maar eon feit Is het dat do Boeren
rich handluwen en dat Hamilton er met al
zijn. succes en zijn i-.aurienlijko legermacht
mot in is geslaagd zich een doortocht te ba-
nen. Wel seinde lord Roberts d'at hij den vij
and op de vlucht zou hebben geslagen en een
doortocht door de Houtnek-positie hebban
vrij gemaakt, doch hetzelfde telegram dat
dit feit vermeldt, zegt ook dat do Boeren op
de bergen dab is de Houtnek-positie -
later oen Britsoh kamp me! granaten bescho
ten ten gevolge waarvan hot naar een meer
vettige plaats verlegd moest worden.
Wij dienen nadere en uitvoeriger berichten
af te wachten, voordat wij ons een goed over
zicht der gebeurtenissen vermogen te vor
men. Dit is zeker, na d'agen van strijd zijn
do Engelsclien blijkbaar nog niets gevorderd
wat zij vandaag winnen, verliezen zij morgen.
In het Zuiden van den Vrijstaat trekken
nog altijd Boerenkommando's rond. Een tele
gram aan de sTimes" van 30 April uit
Bergspaarn zegt dat Olivier niet naar het
Noorden is teruggetrokken, maar naar Smith-
Held, terwijl een ander kommar.do aan de
Leeuwrivier staat.
In de laatste dagen boud't men zich weer
Roman uit Transvaal
VAN
AUGUST NIEMANN.
4)
„Wat moet dat beleekenen vroeg de
vrouw van den directeur. „Er is al weer oen
hertogelijk lakei geweest. Wat is dab toch
voor correspondentie?"
„Freule von Ankeustein zond den lakei."
„Zoo! En wat wil zij nu weer? Je vader
houdt er niet van de hertogelijke livrei in zijn
huis te zien. Een goed-burgerlijk huis wordt
er door in opspraak gebracht. Hier woont
geen tooneelprinses. Als de freule wat van
ons wil hébben, laat ze dan zelf hier komen.
Maar ons huis is haar zeker niet voornaam
genoeg. Zij stuurt een lakei. Wat wil zii nu
weer 4
Ottilie oordeelde het 't best» niet to ant
woorden.
„Wat wil zij t" herhaalde haar stiefmoeder.
„Voor die chocolade-tafel is toch zoo'n corres
pondentie niet noodig. En één ding zal ik je
zeggendo geheele stad zal op jy"letten op
den bazar. Geheel Gotha zal zijn oogen op je
vestigen, en je zoudt wel doen met je graaf
een wenk te gaven. Want van die geschiede
nis kan toch niets komen, en het is noodïg
dat er geen nieuwe p;aatjes ontstaan."
„Lk heb immers gezegd dat ik naar Afrika
wil gaan. Uw voorstel om gouvernante te
worden bij mijnheer Pudge is immers woed
gevonden."
meer bezig mat het lot van Mafeking. Men
vreest terecht dat de stad het niet zal kun
nen houden totdat hetzij uit liet Noord'en
hetzij uit hot Zuiden Hulp is aangerukt. Van
generaal Carrington whijnt voor Mafeking
alleen indirect uitkomst zijn te verwachten;
hij zou nl. door Rhodesië naar do noordgrens
van Transvaal trekken. Misschien dab dan
een deel der Boeren macht van Mafeking weg
gelokt zou worden.
Uit Mafeking wordt do. 19 April gemeld,
dat het aantal te voeden personen beloopt
1150 blanke mannen, 400 vrouwen, 300
kinderen 2000 mannelijke en 2000 vrouwe
lijke inboorlingen met 3000 kinderen.
De Engelseho bladen behelzen ook een
eenigszins uitvoerig bericht oveT den aanval
op Mafeking op 11 April.
Na een hevig bombardement uit 6 kanon
nen, nikten do Boeren tegen fort Adams op.
De bezetting heb lien naderen totdat ze goed
binnen scliot waren en loste toen een salvo,
waarop de Boeren met achterlating van vijf
dooden naar hun schansen terugkeerden. Dc
aanval was d'aarmede afgeslagen.
In het geheel is aan 121 Eng< bclie onder
danen, G2 mannen en 59 vrouwen, vergund
te Paelona te blijven, liet peisoneel der
Verlichting- en der Watei leiding-Maatschappij
is daaronder niet begrepen.
Hoe de Engebche divisies en regimenten
versmelten, leert eec tabelletje in de nMor
ning Post'' over de Gde divisie. Deze telde
op 12 Februari 198 officieren en6f>56min-
deien, op 14 Maart nog maar 138 officieren
en 5190 minderen, een verlies dus van GO
officieren en 1466 minderen, dus 30 pCt.
verlies aan officieren en 22 pCt. aan minderen
Dc Zuid'Afrtkaanschc Mail.
Schoon sinds het afzenden van onderstaan-
den brief van dr. Met®, die- deel uitmaakt van
tic tweede Nederiandteche ambulance, veel is
veranderd, vinden wij het schrijven belaug-
rijk genoeg om liet onze lezers niet te ont
houden.
HARtRYSMITH, 12 Febr. 1900.
Gisteren, kwam de versterking der 2e Hol-
iandsche ambulance ons in Harrysmith be
zoeken, zoodat ook de goederen door de vrij
gevige Hollanders met dezelfde gelegenheid
verzonden, ook spoedig aan hun bestemming
zullen kunnen voldoen.
Er is hier het meest gebrek aan medicij
nen, (speciaal chinine, Salicylas natric), sui
ker en koffie.
Met de geschenken die nu uit Holland zelf
meegebracht zijn, zijn we in staat veel men
sehen uit de verlegenheid te helpen. Zoo zag
ik zooeven nog een Boer wiens „baalje" door
een Iyd'dictbom (lang niet zulke vröeselijke
projectielen als men zich in Holland' voor
stelt) verscheurd was, als een heer wandelen
in een fantasiejasjc, dat hij van een onzer
zusters gekregen liad. We hebben in Potgie
tershoeve, circa uur te paard van do spcor-
lijai HarrysmithLadysmit.li, dicht bij La
dysmith een veldhospitaal. Potgieter is een
NaitnlselïC boer, zeer op de lrand der Boeren,
die gaarne zijn erf voor het veldhospitaal wil
de afstaan.
De gewonden van de Tugela en van de laa
gers van Ladysmi tli worden door ons zelf
voorloopig verbonden, dan naar liet veldhos
pitaal gebracht ea Wanneer ze sterk genoeg
geworden zijn om vervoerd te worden, in ons
basishospitaal in Harrysmith opgenomen.
„Dat. doe je alleen rib koppigheid en uit
lust om tegen te spreken."
„Maar ik doe dan toch wat u beid'en
wensdit 1"
„U beidenJe vader heeft over je te be
slissen. Het gaat mij niets aan. Ik bemoei
me uit principe niet. mét je aangelegenhe
den."
Ottilie haalde de schouders op en zei de
niets meer. De door Jeai him aangegeven lijd
kwam haar volstrekt n rt gelegen. Om zeven
uur werd heb bureau der verzekeringsbank ge
sloten; dan kwam haar vader boven en om
half acht werd! thee gedrenken. Heb zou in *t
oog loopen, wanneer zij gemist werd. Boven
dien was het buiten zoo hcht alsof het dag
was. Nu was het al half zeven. De sneeuw
schitterde i.n den maneschijn, Men was bij
d'ifc Mare licht dui lelijk zichtbaar in het
park, en alleen verliefde paartjes waren van
oudsher 's .wonds op de eenzame wegen cm
het hoog gelegen ou i'e kasteel Friedensiein
te vinden .Hoe dikwijls tad Joachim er n el
over geklaagd, dat h>.-t zoo ontzaglijk moeilijk
was, in kleine stadjes een. „stille vrijage" ge
heim. te houden. Daarom had hij er imme"s
ook op aangedrongen hun engagement pu
bliek te maken. Maar dat was onmogelijk ge-
woest.
Ottilie besloot zich nergens aan tic storen,
en naar de afgesproken plaats te gaan. De
verwijten ikarer stiefmoeder strekten slechts
om haar in haar besluit te bevestigen. Wat
had! rij nog te duchten Zij werd immers i ach
reefds zoo slecht behandeld als had zijl alle
mogelijke kwaads gedaan. En het was cte
laatste maal dat zij Joachim, zou riem
Zoodra de directeursvrouw haar boetpre d:-
Het hospitaal in Hariysmitih is het vroege
re nieuwe schoolgebouw, waarin thans 15 zie
ken en 15 gewonden verpleegd worden. De
meeste rieken bevinden zich echter in het
gouvornem'ents-hospilaal van Harrysmith,
waar ze door een Afrikaan selien dokter be
handeld worden.
Daar er voor zes doktoren in het basisihos-
pitaal en veldhospitaal geen werk is, gaan er
steeds twee naar de laagers.
Morgen ga ik waarschijnlijk naar het Sene
gal-laager om Ladysmi th. Wanneer het mee
loopt, ben ik nog getuige van de overgave.
Men verwacht hier eiken dag de overgave;
het vee is ziek en zou ongeschikt voor con
sumptie zijn. Gisteren hebben de belegerden
weer te vergeefs een uitval gedaan.
Over 't algemeen hebben de Boeren bui
tengewoon weinig, de Engelscihen buitenge
woon veel doodten en gewonden. De enorme
cijfers dor Engelsehe verliezen bij den slag
bij Spionkop zijn in Holland stellig wel reeds
bekend.
5 Maart. 1900. Dit schreef ik indertijd in
Hanysmith, in een wanhopige poging om den
brief nog vóór den mail af te krijgen. Toen
ik zag dat dit toch zou mislukken, heb ik er
mets meer aan ged'aan. Daarna kwamen mijn
omzwervingen om Ladysmithik had toen
geen schrijfbehoeften, doch nu zit ik veilig
en wel in de Draken she rgen. Ik zal je vertel
len hoe dit is toegegaan.
Mijn plan was om bij een der laagers te
gaan. Daartoe kreeg ik spoedig gelegenheid
m heb Kroonstadlaager, waar d© Afrikaan-
sche dokter uit was gegaan. De ambulance
bevonid zich aan don Dewdropspruit, op kor
ten afstand van Dewdrop. Het laager lag om
Ladysmith. Van uit dat hospitaal, waar ik
een groot aantal zieken kreeg, bezocht ik de
versclullende laagers die Ladysmith houden
ingesloten. Wanneer men bedenkt dat men
dagen noodig heeft om te paard de verschil
lende laagers om Ladysmith te bezoeken, dan
is het begrijpelijk dat een groot aantal Boe
ren hierdoor werkeloos blijft.
Verleden Dinsdag maakte ik met eon dei-
leden van do ambulance van het Harrysmith-
laager een rit naar den dam in de Khprivier.
Ten einde de bommen die onophoudelijk
uit Ladysmith naar een Boerenkanon werden
afgevuuid', en die juist ia de buurt van liet
pad dab we volgen moesben, vielen te ver
mijden, maakten we een omweg tusschen klo
ven door en over heuvels heen, een tocht die
ik niet licht vergeten zal. De kleine paarden
droegen ons echter veilig tusschen do lage
boompjes, over de kleine spruiten eai over de
niét duizenden klippen bczaaidé hellingen.
Intusschen hoorden Wf duidelijk heftig
klein geweervuur en kanonschoten in de rich
ting van de Tugela.
Eindelijk bereikten we de Kliprivier, die
mot suizend geraas tusschen de rotsbloltkea
in haax bedding doorstroomde. Do spoorlijn
van Colenso naar Ladysmith liep daar langs
do rivier en werd gebruikt voor hét vervoer
van de duizenden zandzakken. die dienden
voor don d!a>m.
Het zand werd door een menigte Kaffers
van den oever der rivier naar boven, naar de
spoorlijn gewerkt, werd! daar in zakken ge
schept en op de spoorwegtrucs geladen. Een
paar honderd meter verder was do dam. Hot
krioelde er van Kaffers. Dc dam bestond uit
een aantal zandzakken opeengestapeld, onge
veer ter breedte van 10 zakken in do lengte
naast elkander.
katie had! gestaakt, nam Ottilie haar manie],
zette haai- pelsmuts op er. sloop het huis uit
Het waa stralend licht. Op verscheiden bun-
derden passen afstamd herkende zij in de Sta
tionstraat een vriendin, het eenige mensehe-
lijk wezen trouwens dat te zien was. Oto.iie
ging in de richting der jtaü om haaa- vrieaibn
op een dwaalspoor te brengen, maar sloeg bij
de Oranjerie links af en ging dei hoogte cp
dio naar dén Friedenslem leidde. Het moest
reeds over zevenen zijn, want rij kwam ver
scheiden heeren tegen lie haar bekend waren
en die haar grootten. Het waren amibtenaien
van het ministerie, die van den Friedenstein
kwamen, en ©ogenschijnlijk naar hun bier
tafel in „Café franjais" gingen.
Die groeten waren het jonge meisje a eist
pijnlijk. Al dio heeren zouden denken of zelfs
zoggen, dat juffrouw Rieneck in 't géheim sa
menkomsben had met graaf Povritz.
Toen zij op het eerst© terras was gekomen,
liep zij naai* de stcenon balustrade en keek
naar beneden in de Oranjerie. Een troepje
ambtenaren kwam aan en zij wilde nidt aan
gegaapt worden. Daarom liep zij door naar de
hoogte achter het terras. Een kronkelend
pad. liep om den heuvel heen, die het vri rger
versterkte kasteel droeg. Dat pad. was omge
ven door hooge boo men, d'ie van aivond even
wel ook al bitter weinig bescherming Loden.
Zij zag reeds van verre Joachim's hooge ge
stalte on een glimlichtje dat de maan mt de
scheede van zijn sabel lokte.
Zij snelde hem tegemoet en liiii kwam op
haar toe.
„Hoe licht is héb, hè," sprak Ottilie.
„Verschrikkelijk," antwoordde hij. „Maar
zeg me nu eens wat dat voor een zonderlinge
Deze massieve dam was circa 2 M. boven
het water, dat wegstroomde door een grooten
duiker van hout, welke rich in den dam be
vond, en door een opening in de rivier, waar
nog geen zakken lagen. Men vertelde mij dat
do dam reeds de geheele breedte dér rivier
had ingenomen en al hot water door den dui
ker stroomde, doch dat men tengevolge van
oen plotselingo vermeerdering van het opstu
wend© water verplicht was om eon opening
aan den kant te maken. Ton einde tegen de
Engelsehe bommen beschermd te zijn, was do
zijde van den dam die naar Ladysmith was
gekeerd', belangrijk opgehoogd, om aldus ach
ter die schans rustig te kunnen werken. Even
voor onze aankomst was er een bom midden
tusschen de Kaffers gevallen en had er twee
gewond. Terwijl ik op den dam sta te praten,
zie ik plotseling allen als een bliksemstraal
achter de eclians op den buik vallen. Ik had
zonder dralen dadelijk hetzelfde gedaan en
was al gauw bedolven onder do Kaffers. De
bom was evenwel te kort geschoten. Er is een
wacht op het kopje, die waarschuwt als hij
het kanon riet „blitzen".
Ho© ver ook gevorderd, het scheen mij nog
oen groot werk toe den dam geheel en al te
voltooien. De plaats welke men ervoor in de
Ivhprivicr heeft gekozen, bevindt zich tus
schen 2 kopjes waar de rivier door loopt, juist
achter een kronkel der stroom, circa 2000
meter ervan verwijderd.
Op den platrand staan de Engelsehe ka
nonnen, die echter weinig tegen den dam uit
richten. Het vrouwenkamp in Ladysmith is
tusschen den platrand' en den dam, dus op
zeer korten afstand van den dam.
We reden weer naar huis, zadelden in het
Utrechblaager af en -leden voorts een wande
ling naar heb Zuiden, in de richting vanwaar
met het gevecht hoordé. Bovenop een kopje
waren al een aantal Boeren verzameld, die
mij op d© hoogte van de posities trachtten te
stellen, doch ze zagen veel meer dan ik.
„Kijk, daar is ons© mense op die koppie, 't is
nio rooies nie," maar ik zag net zoo min iets
van „onse mensé' als van „rooics". Dn Boe
ren herkendon ook uit den knal welk kanon
werd' afgeschoten onze Long Tom, 't Krupp-
kanon, de Engelsehe lyd'dietkanonnen enz.
Daartusschen hoorde men het ratelend tikken
van het onophoudelijk vuren met „kleine ge
weertjes". D© Utrechters, die behoorden tot
de laagers om Ladysmith, waren niet rustig,
deoh onkelen die waagden te opperen dat zij
rooies zagen waar zo met hoorden, werden
door anderen niet honderd argumenten van
't onmogelijk© overtuigd. Inderdaad stonden
de Boerenpaarden rustig in een grooto klomp
aan d'en voet van liet kopje, en dit moest
toch oen zeker boeken zijn dat alles in orde
was.
We zadelden weer op, ea reden naar huis.
Onderweg w©rd van uit het gevecht op een
kopje gevuurd waar we juist langs trokken;
op den knal volgde ten, schreeuwend gefluit
van den hub d'ie over ons heen ging. We ga
loppeerden spoedig uit deze urm veilige
streek.
Er was in den laalsten tij'd voortdurend
te Colenso gevochten, er ging haast geen dag
om dat er niet een groot aantal schoten wer
den gehooid'. In verband met hetgeen ik ge
zien had en wat ik steeds hoorde vertellen
van de sterkte der Boerenposibies, dacht ik
niet dat deze slag van oemge beteeken is zou
zijn.
's Nachts hoor ik echter kanonnen en klein
brief is, dien je mij geschreven hebt." Zijn
oogen lichtten en hij was toen zeer mooi. Het
gezicht geheel wit en de oogen donker en
toornig.
„He heb geschreven wat ik schrijven
moest."
„Dio onrin begrijp ik niet, of heb je een
and'er lief?"
Joachim
„Men moet zich nooit op liefdesecden ver
laten. Zoodra ik je brief las dacht ikdaar
rit wat anders achter. Je bent het moe, je
wilt oen goede partij doen. Je werpt den lui
tenant met schulden overboord."
„Joachim, d'at is beneden je waardigheid."
„Ik ben woedend."
„Als je Wist boe onrechtvaardig je bent."
„Zeg me dan dat je me nog liefhebt; kan
je dat?"
„Neen, ik heb je niet meer lief; je bent
hardvochtig, achterdochtig, onrechtvaardig,
en niet verstandig."
„Ik had zulle een brief niet van je ver
wacht, maar het is toch zooals tante F rede-
rik a, zegt„alles heeft een begin en een ein
de"."
„Ah je komt juist op tijd met je tante
Frederik-a I"
„Hoezoo?"
Joachim, laat ons hier vandaan gaan!
Daarginder komt Windheim aan met Anna
von Volémann."
De luitenant gaf haar den arm en zij gin
gen weg, zonder te bemerken dat het andere
par ook de vlucht nam. Zij zochten een weg
op die als een kurkentrekker bergopwaartss
ging. Dezen weg hadden rij in den zomer
dikwijls gebruikt. Er stond aan beide zijdén
geweervuur. Ik vermoed een uitval uit La
dysmith., doch 's morgens heel in dé vroegte
komt er een wagen met gewonden en ik ver
neem dat de Engelscben den vorige® avond
de helft der sterke Boerenposities genomen
hebben.
's Middags zie ik een mijlen lange streep
van ossenwagens langs het hospitaal trék
ken; het rijn d© wegtrekkendé laagers van
om Ladysmith.
Er yjel 's avonds een vreeselijke regen;
een mijner collega's komt 's avonds van de
Hoïïa/ndsoke ambulance en vertelt me dat de
Zandrivier bijna niet meer door te komen is.
Heb Kroonstadlaager gaait ook trekken, er-
ik moet met mijn ambulance, de Kroonstad-
ambulance, mee.
Alle laagers zullen i.i de Drakensbergen
terug trékken. Al het goed wordt geladen, op
een ossenwagen. Ikzelf neem plaats achter op
den ambulance-trolley met 6 muilen bespan
nen.
Ik heb geen spijt van die reis gehad. We
haalden spoedig het Haxrysmilth-laager in;
het was een ware vlucht, de Boeren op hun
paarden vooraan, dan te onafzienbare streep
ossenwagens en daarachter de ambulance
We kampeerden op ©enigen afstand van
de plaats waar het laager liad halt gehouden.
De Kaffers hadden in een oogeniblik een
vuurtje gemaakt en koffie gezet. Om beurten
bliezen we op heb gaatje in het blikje „con
densed milk", en genoten met smaak hét ge
droogde brood met de koffie.
Toen het donker werd, zocht ik een plaats
je in den wagen; het begon te regenen. Alle
personen konden in den wagen geen plaats
vinden; overal staken bee nen naar buiten.
Zoo trachtte ik half zittend wat te slapen.
Toen alles stil was, zetten de Boeren in
hun kamp voor ons hun avondspsalm in, dat
uit duizend kelen gezongen, plechtig wegstierf
tusschen de bergen.
Den volgenden morgen zetten de wagens
zich weer in beweging. In de nauwe wegen op
den Van Reenenspas, was hei een verschrik
kelijk leven. Met schorre kelen schreeuwden,
de Kaffers hun ossen toe, die, nauwelijks in
gang, weer moesten stoppen voor de voor
gaande wagen. Vaak liepen de achterste ossen
dbor, terwijl de voorste stilstonden, niette
genstaande heb gefluit der Kaffers, die hen
ten slotte weer tob staan kregen door hen
handen vol zand in de ocgen té werpen. In
één woord, een verschrikkelijke verwarring.
Eindelijk waren we de pas door. De ver
schillende bonimaaid'o's der Vrijstaiters bezet
ten nu de versclnllende passen in. de Dra-
kensbergen. De reden van 't bevel tot terug
tocht wordt nog steeds gtgist
Er komt daar juist een Boer in mijn tent.
We spreken over de terugtocht. Hij „ban 't
nie verstaan nie", daar de order om terug te
trekken midden, in 't gevecht kwam, toen de
Engelschen reeds herhaaldelijk teruggescho
ten waren. De aangevallen positie was boven
dien zeer sterk En al hadoen de Engelschen
die positie genomen, dan waren er nog tweo
■sterke posities achter. Hij meent dat er vrede
komt, temeer daar Je Boeren ook uit dé
Kaap op de Vrijstaatsche grens zijn terugge
trokken op denzelfden dag.
[Wij weten, wat dr. Met® nog niet wist:
dat de inval van Roberts in dén Vrijstaat ea
do daarop gevolgde capitulatie* van Cronjé
aanleiding garven tot d'en geforcoerden terug
tocht der Boeren. R e d.]
zulk een dichte heg dat men zelfs in den win
ter niet gezien werd. Maar het was onmoge
lijk, uit te wijken wanneer men iemand! ont
moette, want liet pad was smal.
„Hoe> kom je zoo op mijn tante Frederi-
ka?" vroeg de luitenant.
„Heeft freule von Ankenstein, niets ver
teld'? Ze heeft toch je brief geadresseerd?"
„Neen, wat is er dan?"
„Je tante heeft mij bij freule von Anken-
stem ontboden en mij verteld dab ik je ruï-
neeren wilde. Daarop heb ik je geschreven d'at
wij moesten scheiden."
De luitenant stootte heftig met de sabel
in de sneeuw.
„Je tante heeft gelijk, Joachim. Zij is een
voortreffelijke, energieke vrouw. Ze heeft ge
lijk, zoo even haalde je nog haar eigen woor
den aan."
„Zoo was het niet gemeend. O God; Otti
lie, heb toch medelijden met me! Ik word
gekAls ik je zoo terug zie je bent zoo
goddelijk mooi."
„Onze ontmoeting :s te ernstig, Joachim,
voor zulke onnoodige opmerkingen. Het is
onze laatste ontmoeting; wij moeten voor
ons geheele leven scheiden."
„Dat doe ik niet! Dat doe ik niét! Ottilie,
■ik héb je lief! Hoe dikwijls moet ik het je
herhalen, dat ik alles in het werk zou willen
stellen om je te krijgen, als je mij maar
trouw blijft!"
„Heb is tob je bestwil, Joachim. Wij moe
ten lieden afscheid! nemen.'
Wordt vervolgd.)