G,
Uit één wieg.
54"" Jaargang.
Zondag 12 en Maandag 13 Augustus 1900.
No. 10316.
Eerste Blad
en.
V. M.
r. g.
fcij
ag;
DE VERVUILING DEE OPENBARE WATEEEN IE
NEDEBLAND, ÏÏEEB IN JT BIJZONDER MET
BETEEKONS TOT DEN SCH1EBQEZEM EN
DE STAD SCHIEDAM EN DE MID
DELEN TER VERBETERING.
o,
in.
IDA BOY-ED.
35)
- geld.
'raming
Dec.
83 Va
Dec.
41
SCHIEDAi ISCHE COURANT
Weder
ei dam,
«spoor,
rnr.
iieben-
mr.
02 M.
01 M,
01 M.
08 M.
30 M.
32 M.
I n.m.
1
Aug.
liaan
I. M.
>v.j,
aag;
Rot-
id.;
van
ida;
am;
d.
-Do
<en-
3j,
g—
110-
i!iS-
s—
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prosper kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco
per post fl. 1-65.
Trgs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau j Iloterstraat 6§.
Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0,92iedere regel
meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde "kleine advertentiën opgenomen tot den prgs van AO cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon No. 123.
ia
li-
01'
ve
it.
(Slof).
Do „proef" van 1898 is in de zomermaan
den mn 1899 en van dit jaar herhaald
sterke doorspuiing van de Maas naar Sche-
veningen, waar kunstmatig en natuurlijk ge
loosd wordt. Voorloopig voldoet dit middel
in Den Haag an Helft; !t ie nog een vraag
of het bij natte zomers voldoen zal, zooals
wij zagen.
Maar er zijn nog enkele omstandigheden,
die het middel tegenwerken en die wil men
wegnemen. Terwijl men er nl. naar streeft
zooveel Maaswater 'als mogelijk uit het Zui
den naar het Noorden te voeren en een
doorloopen.de strooming in die richting te
onderhouden, wordt door de geregeld terug-
koerende spuiingen met elk tij te Rotterdam
en door de looringen 's nachts en Zondags te
Schiedam niet alleen weer een vrij aanzien
lijke hoeveelheid' water (gem. ruim 200,000
soms 500,000 kub. M. por etmaal) aan den
boezem onttrokken, maar wordt op de Schie
ten Zuiden van Delft stilstand' en soms een
stroom in Zuidelijke richting veroorzaakt
Delfland kan daartegen niets doen, want dc
sluizen te Rotterdam en Schiedam liggen, op
Schieland's gebied.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
deden nu in deze zomervergadering der Pro
vinciale Staten een voorstel ter verbetering.
Drie middelen, zeggen zij, zouden zijn toe te
passen: lo. Het deel van Schieland dat tot
het gebied van den Schieboezem behoort, bij
Delfland te brengen; 2o. verdeeling van
den boezem in twee deelen door het leggen
van sluizen in de Schie aan de Doehkade en
in de Polderwetering nabij het Huis te Ri
viere; 3o, aan Schieland de verplichting op
te leggen aan of nabij de mondmg der Bobt.
Schie een sluis met ebdeuxen ite stichten
(d. i. een sluis die het afloope® van het boe
zemwater bij eb belet), met onderworpen
heid van .heb gebruik van deze sluis en van
de spuisluis aan hetgeen de dooretrooming
door den Sdbieboezem vordert. Bovendien
zal een. schutsluis in de Polderwetering moe
ten worden gemaakt om hot afvloeien van
water uit de Poldervaart naar de zijdo van
Schiedam te beletten.
Hot eerste middel wordt niet aanbevolen
wegens „de verklaarbare 'tegenzin om dn het
historisch geworden® verandering te bren-
geu".
Tegen het tweede middel verzet zich het
scheepvaartverkeerdoor de te maken
schutsluis dn die Sohie zonden 'sjaars min
stens '100,000 schepen moeten worden ge-
Een rom an
VAN
Al de ervaringen, die zij ite vertellen had,
kwamen haar zoo eenvoudig en volstrekt
niet ongewoon voor. Het voornaamste punt
daarin was voor haar eenig en alleen Lydia's
vermoedelijke haat, Lydia's waarschijnlijke
jaloezie, omdat toch1 Jobst onlangs zoo dui
delijk getoond had, dat zijn hart nog aan
zijn eerste medsje gehecht was.
Wolfgang hoorde een kleine, eenvoudige
geschiedenis van een jeugdig, eenzaam hart,
van een majoorsd'ochter en een armen luite
nant, een geschiedenis, die zoo amidaagsch
was, waarin een weinig grappigs en een wei
nig, droevigs gelegen was, waarvan 't einde
zelf was als een weemoedig wegstervend
h«L Geen geluk, dat ten hemel opgevoerd
bad, geen smart, 'die doodelijk geweest was.
En toch veel bitter wee.
„Toen ik je daarna leerde kennen, Wolf
gang," zeide zij ten slotte, „begreep ik ten
volle, dat Jobst geen echte man was en mij
ook niet recht liefhad. Jij dat voelde ik
terstond zoudt anders gehandeld hebben.
Op jon ikon men zich verlatendat zag ik
terstond in'. Dat je je keuze op mij zoudt la
ten vallen, kwam mij volstrekt niet in do
gedachten. Het kwam mij voor, als moest je
•een zeer verstandige, mooie, rijke vrouw heb
ben. Toen je daarop tegen mij zeidet, dat je
®»j liefhadt, dacht ik, dat het slechte mede
lijden van ie was. En ik zelf, weet je ik
wond mij dikwijls nog op, als ok aan Jobst
dacht. Als hij mij tegenkwam, trilde ik over
schut. Wel beweren de beide Hoogheemraad
schappen, dat wegens het gering verschil in
stand do schuttingen niet veel oponthoud
zouden geven, maar een ernstige belemme
ring voor de scheepvaart zou toch zeker ont
staan.
De beide hoofdwaterschappen zouden
gaarne die scheiding zien on hadden die
reeds in 1893 met elkaar overeengekomen,
maar Ged. Staten gaven geen toestemming,
o. i. terecht. Het zou immers al to dwaas
zijn om ter wille van een administratieve
scheiding door een voor onzen tijd ongerijm
de waterschapsindeeling, ook een scheiding
in werkelijkheid te gaan tot stand brengen,
hinderpalen in drukke vaarwaters te> gaan
maken, waar -dit door de natuurlijke toe
stand niet gevorderd wordt. Waarom dan
niet liever een administratieve vereeniging
door het brengen van een deel van Schieland
bij Delfland „Da verklaarbare tegenzin" zal
wel te overwinnen zijn.
Ged. Staten prijzen echter het derdei mid
del aan. Schieland zal op eigen kosten de eb-
sluis te Rotterdam moeten bouwen, Delf
land die in de Poiderwetering, ook op eigen
kosten, „omdat die werken op hun territoir
noodig zijn". Maar bij de taak tot heden aan
die Waterschappen opgelegd, kunnen zij ze
ker niet daartoe gedwongen word'en en even
min bestaan er waarborgen dat zij een gere
gelde doorsbrooming van Maaswater naar
Schevenmgen. zullen blijven vorderen.
Daarom wordt een verandering van hun
reglementen door Ged'. Staten aan de Prov.
Staten voorgesteld.
Vooreerst is daartoe een wijziging hunner
grenzen ontworpen, zoodat de stad Schiedam
voortaan tot Delfland zal belmoren tot aan
een lijn gaande langs Provenierehuis, H. B.
School, Alg. Begraafplaats, enz. en langs de
Oostzijde -der Haven tot in de Maas. Delf
land zal het beheer over alle boezemwateren
krijgen behalve over de Rott. Seliie (dus ook
over de buiten zijn grenzen gelegen Delfs-
have.nsche Schie). Behalve dab het dan zijn
uit- en inlaatmiddelen zoo zal hebben te ge
bruiken dat dé polders behoorlijk zullen kun
nen loozen on inlaten, zal het hebben te zor
gen „dat tevens een zooveel mogelijke wa-
terdoorstrooming worde verkregen en aange
houden naar het Haagsclie vervorschingska-
naal met 1 oozing op de Noordzee."
Of dit deel dbr taak dat men feitelijk
tot het voornaamst© deel wil maken wel
altijd goed in overeenstemming zal zijn te
brengen met het hoofddoel van elk water
schap, waterkeering en waterloozing, is ze
ker nog een vraag. Op dio wijze dwingt men
Delfland om een deel van zij® boezem door
afsluitingen links en rechts tot een soort van
doorvoerkanaal te maken, met verhang (hel
ling van den waterspiegel) van Zuid naar
Noord,
De afsluitingen zullen de scheepvaart min
of meer hinderen, maar, wat erger is, de boe
zemstanden in het Zuiden worden door dat
sterke inlaten zoo hoog dat do aangrenzende
polderkaden gevaar loopen door te breken
al mijn leden. Dab ergerde mij'. Dat moest
eerst overwonnen worden. Daarom verzocht
ik je, nog wat te wachten. Neen zou ik op je
aanzoek niet hebben kunnen zeggen. Voor
geen geld van de wereld'. 'Het zou mij dan
geweest zijn, ais verbeurde ik mijn eeuwige
zaligheid. Bn nu is het zoo opmerkelijk:
lederen dag cfenk ik, dat je grooter, edeler
wordt ik mag niet zeggen, dat ik je meer
liefkrijg. Het komt mij dikwijls voor, alsof
hol iets anders dan liefde was- Bijna iets
heiligs. In allen gevalle is het heel anders
dan toenmaals
Wolfgang hoorde alles aan. Een hevige ja
loezie maakte zich van hem meester': hij
kwam zich zelf als de belogen© en bedrogene
voor; toon trof hem haar jeugdig leed', en
een diepe verachting voor den lafhartige, die
heb haar had aangedaan, vervulde hem en
verder veranderde deze in aandoening over
de bekoorlijke openhartigheid van haar mee-
deelingen. Een reine ziel sprak tot hem
dat hoorde hij wol. En toen rij daarop met
onbeholpen woorden begon te zeggen, hoe hij
haar toescheen, hoe rij zich voor hem. boog,
hoe zij hem vertrouwde, 'toen wist hij nog
slechts, dat hij haar oneindig liefhad' cn haar
wilde steunen en sterken. Hij drukte haar
hartstochtelijk: aan zijn hart. Hoe was het
toch mogelijk geweest, aan dit zachte, lieve
meisje leed te berokkenen 1 'Dat kon slechts
lage zelfzucht doen.
Maar hij wilde haar wreken en den ellen
dige straffen. Hij vergat, dat hij noch tot
wraak noch tob straf geroepen was, omdat hij
door die lafhartigheid rijn geluk verkreeg.
„Als Lydia mij haat, wil ik van je schei
den," zeide rij! weeaiend.
„Ona scheidt niets en niemand' van el-,
>kaar," zwoer hij. „Maar zeg mij nog één
ding: waarom heb je heb zoolang voor mij
verzwegen!"
en bij nat weer de molens niet kunnen uit
slaan; het is m. i." zelfs de vraag of men het
inlaten aan de Vijfsluizen niet zal moeten
verminderen, als de loozing te Rotterdam
geheel belet wordt. En zal in dat goval het
voorgestelde middel wel helpen Reeds in
dezen zomer wordt aan de Vijfsluizen tot
een lager peil ingelaten (10 M. minder) dan
de beide vorige jaren, omdat men voor de
boezemkaden vreest. Ook zal heb Zuid-Oos
telijk deel van don boezem, vooral dat in
Schieland, een dooden hoek gaan vormen,
met zeer weinig waterbeweging, want als de
loozing te Rotterdam is opgehouden zal men
wegens do hoogt- standen niet meer aldaar
en te Delfshavon kunnen inlaten, zooals in
do laatste jaren geschiedt; de waterverver-
sohing voor dit gedeelte zal dus ie wenschen
overlaten.
Heb is duidelijk dat Schieland zich tegen
de voorgestelde regeling verzet, mede omdat
het de kosten der nieuwe sluis te Rotterdam
zou moeten betalen, die aangelegd wordt in 't
belang van Den Haag en Delft, maar waar
door rijn belangen geschaad worden- Delf
land komt er tegen op, dat het de polders
van Schieland kosteloos zal moeten bema
len, wat tot nu ook 'gebeurde, maar wat
meer zal gaan beteekenen als niet meer afge
waterd wordt door het Spui te Rotterdam
bovendien zullen de ingelanden worden be
zwaard met verhoogde kosten voor het on
derhoud hunner pcldenkaden. Rotterdam
komt op tegen het voorstel, omdat da.u d'e
Rotterdamsche Schie niet behoorlijk meer
ververecht kan worden. De Schielandscbe
polders en de Oost-Abtspolder van Delfland
hebben bezwaren tegen de te verwachten
hooge boezemstanden, do eerste ook tegen de
vervuiling van heb boezemgedeelte in het
ZO. Deze zouden bovendien als waterschap
pen in een zeer nadeelige positie komenzij
zouden blijven behooren tot .Schieland en
hieraan omslagplichtig blijven, maar rij' zou
den uitslaan op den boezem beheerd door
Delfland', in welles bestuur rij' geen aandeel
hebben, in welles Vereenigde Vergadering zij
niet vertegenwoordigd zijn, waarin zij dus
met den minsten invloed kunnen uitoefe
nen een toestand, ongekend in ons wa
terschapswezen, verward, samengesteld en
desorga ni seeren d
Werd het eerste middel toegepast, dus
kwam het geheele baezemgobied onder Delf
land, dan 'had dit op de belangen van al
zijn deelen te letten en de eigenlijke water-
schapsbelangcn, die het nu misschien reeds
te veel heeft achtergesteld bij die van een
paar steden, die zelve den boezem sterk ver
vuilen, zouden meer op den voorgrond moe
ten blijven.
Ged. Staten meenon aan Prov. Staten het
bedoelde voorstel van reglementswijziging te
mogen doen, omdat de laatste volgens art.
190 der Grondwet bevoegd zijn veranderin
gen te maken in de inrichting der wa
terschappen. Daaronder, zeggen zij, kan niet
anders worden verstaan, dan „de roeping, de
baak, de bestemming of de rol" iets wat
„Ik wilde het je vertellen op den dag, toen
wij ons werkelijk met elkaar verloofden. Zóó
had ik het mij voorgenomen. Maar toen
kwam de verloving zoo plotseling en te
gelijkertijd hoorde ik, dab Reurieth en Ly
dia en toen nam ik mij voor, nooit iets
te zeggen, om zijnentwil als Lydia het
eens hoorde ik vreesde al dadelijk voor
Lydia, toen ik haar zag."
„Dat behoef je niet. Zij zal nooit iets on
behoorlijke doen."
„Maar onlangs, des Zondags, vergat hij
zich zelf en sprak tegen mij over het verle-
dene, en dat hij Lydia me.t liefhad. En ver
wijten wide hij mij doen, omdat ik veran
derlijk was, en weten .wilde hij, of ik je lief
had. O, toen heb ik hem d'e waarheid gezegd,
eenmaal eindelijk toen is mij een pak
van het hart gevallen. Het hinderde mij,
dat hij zou kunnen gelooven, dat .ik nog over
hem dacht zooals vroeger. Maar mij te vra
gen of ik je liefhad' neen, da.t verbood' ik
hem. 'Dat is mij te heilig dat zeide ik
hem niet. En Lydia, weet je, heeft zeker al
les gehoord. En daarom moest ik het ook te
gen jou zeggen."
„Gehoord! Heeft rij gahoord riep
Wolfgang uit. En nog bleef zij' geëngageerd i
Nog had rij die verbintenis niet verbroken
Zij verdroog het, te weten
Wilde rij zich in de ellende van een huwe
lijk zonder liefde storten, alleen om niet nog
eenmaal aan de wereld een tragisch lot te
vertoonen? Wildo rij' liever eon leven vol
stille smart dragen, dan nog eenmaal haar
engagement verbroken te zien
Had Lydia dien man zóó lief? Was haar
liefde van dien aard, dat rij zich. liever wilde
laten folteren dan afstand van hem te doen 1
Ontzettende gedachte! Het bloed steeg
Wolfgang naar de wangen.
'En deze man, dia lafhartig met heb on-
ik meen met nadruk te moeten tegenspre
ken. Dit punt vormt waarschijnlijk een
grondwettig bezwaar tegen de aanhangige
voorstellen- Ik kan daarop hier ter plaatse
echter niet verder ingaan.
Hoewel uit een oogpunt van algemeen be
lang heb voorstel van Ged. Staten m. i. be
hoort te worden verworpen, omdat het zou
leiden tob een toestand die onze watei-
schapsorganisatie geweld aandoet en die na-
dealig en onbillijk is jegens de betrokken
landstreek in het algemeen, zoo willen wij
hot nu nog eens bezien met 't oog op do be
langen der gemeente Schiedam.
In do voorgestelde reglementswijziging
voor Delfland wordt o. a. als onderdeel van
het beheer van den Schieboezem opgenoemd
„b. dat de gemeente Schiedam daaruit over
eenkomstig regelen ,te dier zake vastgesteld
door Dijkgraaf en Hoogheemraden van
Delfland cn Burgemeester en Wethouders
van Schiedam in onderling overleg, of, bij
gemis aan overeenstemming tusschen die
beide, vastgesteld door Gedeputeerde Staten,
water kunnen ontleenen tot doorspoeling lia-
rer grachten."
Dit artikel nu kan voor deze gemeente
■een voordeel worden; alles hangt af van de
bedoelde overeenkomst dio kan worden ge
troffen, zoo noodig door Ged. Staten vast
gesteld. Tob nu was de toestand deels na-
deelig, omdat waterinlating tot doorspoe
ling absoluut verboden is, deels onzeker, om
dat heb uitlaten van water telkens door
Schieland kan worden beperkt; voor eenige
jaren dreigde zelfs een (vati hoogerhand niet
goedgekeurde) keur met geheel verbod om te
spuien.
Voor lozere, die hiermede minder bekend
rijn, diene nl. dab ten opzichte van den af
voer van den inhoud der riolen en doorspoe
ling der grachten de stad verdeeld is in 3
doelenlo, het gedeelte buiten den Dam
en de Hoogstraat, dus langs Lange Haven,
Korte Haven en Nieuwe Haven, welks riolen
op die drie havens loozen. De Nieuwe Haven
wordt uit de sluis in den Fran ken! a n d sc'lien
dijk en het kanaal langs de zweminrichting
bij vloed gevuld en met den inhoud bij la
gen waterstand door de sluis aan het einde
der Korte Haven, deze met de Lange Haven
doorgespuid; d'o Nieuwe Haven dient dus
als spuikom 2o.*het stadsgedeelte ten Oos
ten van do Hoogstraat en de Schie; deze is
geheel gerioloerd, de inhoud der riolen
wordt door hot stoomgemaal bij' het Kerk
hof opgepompt en in de Schie gestuwd
3o. het Noordelijk deel der stad tusschen do
Noordvest, de Schie en de Korte Haven.
Alle vuil loopt hier af in de vestgracht en
d e grachtjes die dit deel doorsnijden en
welker afgrijselijke inhoud nu en dan een
weinig wordt afgetapt door een duiker op
heb einde der Korte Haven. Dit gedeelte kan
niet worden doorgespoeld, het is zeker het
meest vervuilde deel der stad. Het is het
hieruit geloosde vuil, dat ook langs de Lan
ge Haven zooveel stank veroorzaakt, als door
schuldige kinderhart van Eleonore had ge
speeld, nam nu in genado de liefde zijner
trotsclie zuster aan
Dat mocht niet gebeuren, dat zou niet
gebeuren
Allerlei verwarde gedachten bestormden
hem. Men moest Lydia noodzaken, haar en
gagement te verbreken. Hij wilde Reurieth
beleedigen, zóó hevig en zóó zwaar, dab bet
tot een duet kwam, en dan wilde hij hem
doodschieten. Deze mensch was te veel op de
wereld'. Lydia moest liever verdriet hebben
dan heb slachtoffer van een leugen en een
handel te worden.
„Wat scheelt er aan V' vroeg Eleonore ang
stig. Ziji hoorde nem hijgen, an zijn hand
omklemde de hare zóó stevig, dat het haar
pijn deed.
Hij antwoordde niet.
„O mijn Godzeide zij met een pijnlij
ken zucht.
Nu sprong hij' op. Hij keek in de rondte.
Hij had. liceiemaal vergeten, waar zij waren.
Hoe avontuurlijk hoe dwaas' Hier in
het donkere, vochtige bosch te ritten, waar
dc witte grafkruisen in de nabijheid uit de
duisternis ie voorschijn kwamen.
„Mijn land vergeef het mij maar
dat is altijd al zoo geweest als ik in toom
ontstoken was, kon ik reeds als jongen blind
en dol rondloopen. Ben je huiverig zijn
je voeten koud?"
„Neen, volstrekt niet."
„Kom gauw mee! We zullen hard loopen."
Zij holden bijna.
En Eleonore hoopte, dat hij nu, op den
terugweg, vroolijker of althans spraakzamer
zou worden.
Hij bleef echter zwijgen. Zoo liep rij dan
stil en bescheiden naast hem voort, zonder
te vermoeden, dat rijn gedachten zich met
verschrikkelijke dingen afpijnigden.
wassend water de uitstrooming wordt belet.
Wordt het voorstel van&ed. Staten aan
genomen, dan moet bij een eventueel© rege
ling der doorspoeling te Schiedam de ge
meente in de eerste plaats aandringen op
vergunning van. waterinlating door een
te bouwen sluis aai. het einde dei Nieuwe
Haven op de Noordvest, dus op de 'grachten
van het Noordelijk stadsgedeelte. Dan wordt
dit doorgespoeld en het ingelaten water
(met nog iets) kan door de sluis aan de
Beurs worden geloosd. Deze inlating en
doorspoeling moeten dan plaats hebben ge
lijktijdig met dei spuiingen door de sluis aan
de Beurs; anders zou het vuile water de
Schie optrekken naar de rijde van Overschie,
wat zieker niet door Delfland zou worden ge
doogd.
Kan geen toestemming tot de bedoelde
waterinlating worden verkregen, dan rijn de
aanhangige voorstellen, eer nadeelig dan
voordeelig te achten voor deze gemeente.
Want door het beletten der loorimg te Rot
terdam en de afsluiting der Polderwetering
wordt het watorgehaIte in den Zuid-Oost
hoek, zooals wij zagen, er niet beter op, èn
omdat het frissch© op den boezem ingelaten
water er niet meer heen zal trekken, èn' om
dat waarschijnlijk de waterinlating aan de
Vijifduizen zal moeten word'en beperkt.
De gemeente zal in dat geval rich tegen
bedoelde regeling moeten, verzetten. Dan zal
ook voor haar de beste oplossing voortkomen
uit bet thans niet voorgestelde, doch vol
gens Ged. Staten zeiven „meest rationeele"
middelde opname van het in Schieland ge
legen deel van het boezemgebied in Dielf-
land, want dan, zal dit Hoogheemraad
schap zich ook aan de belangen van het Z.O.
deel van rijn gebied moeten laten gelegen
liggen en. niet langer in de eerste plaats het
oog gericht houden op die van. Delft en den
Haag.
Kan dus misschien de zaak zoodanig gere
geld worden, dat ook het tot nu geheel van
verversching verstoken gedeelte van onze ge
meente in. betere omstandigheden komt, ook
na die verbetering'zal de toestand nog zeer
veel te wen6chen overlaten. Er zullen wat
meer 'grachten en grachtjes worden doorge
spoeld, maar dat is alles; en wij' hebben ge
zien, dat daarmede geen afdoende verbete
ring verkregen wordt, omdat de oorzaak, de
vervuiling zelve niet wordt weggenomen.
Terwijl alt dit schrijf, 27 Juk 1900, heb ik
het gewaagd één raam van mijri kamer nog
open te houden, maar 't gaat niet langer:
een stank dringt naar binnen zoo walgelijk,
dat het er niet meer bij' uit te houden, is, Ite
zwartgroene inhoud! van het open riool, ge
naamd de Lange Haven, onze „deftige"
hoofdgracht, staat doodstil- „Doorspoelen"
en „vervenschen" bijt voortgezette
vervuiling, het rijn slechts palliatieven,
waardoo-r men met de eene hand geeft wat
men met de andere neemt. Om aan den wal
gelijken toestand, te ontkomen -bestaat
slechte één middel.
Hoe kinderachtig en hoe kleingeestig
scheen 'hem nu rijn twist met Henri toe!
Zijn broeder daarvan was hiji zeker zou
in d'e quaesties, die zich nu hadden voorge
daan, eveneens denken, als hiji zelf. Maar hij
wilde daarover niet met Henri spreken. Nie
mand in de familie mocht te weten komen,
dat Jobst en Eleonore elkaar vroeger had-
de® liefgehad' niemand. Bn Lydia dio
zou wel zwijgen. Daarvoor kende Wolfgang
haar genoeg. Die zou zelfs tegenover hem on
der vier oogen nog ontkennen, dat zij iets
had gehoord, als rij het verstandiger vond,
niets gehoord te hebben.
Als Reurieth uit hun kring verwijderd
moest worden, dan moest dit geschieden,
zonder dat de eigenlijke redenen ook maar
vermoed werden. Aan Lydia zelf moest men
deze vernedering besparen.
„Door mij moet 'heb gebeuren," dacht
Wolfgang.
Hoe gemakkelijk kan men toch iemand
grievend beleedigen, vooral iemand, die de
officiersuniform draagt! Allerlei invallen
kwamen ed bij Wolfgang op. Zij schenen
hem ruw of kinderachtig toe.
Hij overdacht Reurieth's leven cn reputa
tie. In^-dit opricht was alles zuiver en helder -
Schulden had hij niet, bij den overste stond
hij zeer goed aangeschreven, bij rijn kamera
den was hij1 bemind, in gezellige kringen
werd hij geacht.
En een ernstige minnarij! met een jong
meisje en een huwelijk ter wille van heb
g-elril dat zijn zoo de gewone voorvallen
in het leven van een jong officier.
Wolfgang grimlachte bitter.
(Wordt vervolgd.)