G, Uit één wieg. 54"" Jaargang. Zondag 12 en Maandag 13 Augustus 1900. No. 10316. Eerste Blad en. V. M. r. g. fcij ag; DE VERVUILING DEE OPENBARE WATEEEN IE NEDEBLAND, ÏÏEEB IN JT BIJZONDER MET BETEEKONS TOT DEN SCH1EBQEZEM EN DE STAD SCHIEDAM EN DE MID DELEN TER VERBETERING. o, in. IDA BOY-ED. 35) - geld. 'raming Dec. 83 Va Dec. 41 SCHIEDAi ISCHE COURANT Weder ei dam, «spoor, rnr. iieben- mr. 02 M. 01 M, 01 M. 08 M. 30 M. 32 M. I n.m. 1 Aug. liaan I. M. >v.j, aag; Rot- id.; van ida; am; d. -Do <en- 3j, g— 110- i!iS- s— Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prosper kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco per post fl. 1-65. Trgs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau j Iloterstraat 6§. Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0,92iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde "kleine advertentiën opgenomen tot den prgs van AO cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon No. 123. ia li- 01' ve it. (Slof). Do „proef" van 1898 is in de zomermaan den mn 1899 en van dit jaar herhaald sterke doorspuiing van de Maas naar Sche- veningen, waar kunstmatig en natuurlijk ge loosd wordt. Voorloopig voldoet dit middel in Den Haag an Helft; !t ie nog een vraag of het bij natte zomers voldoen zal, zooals wij zagen. Maar er zijn nog enkele omstandigheden, die het middel tegenwerken en die wil men wegnemen. Terwijl men er nl. naar streeft zooveel Maaswater 'als mogelijk uit het Zui den naar het Noorden te voeren en een doorloopen.de strooming in die richting te onderhouden, wordt door de geregeld terug- koerende spuiingen met elk tij te Rotterdam en door de looringen 's nachts en Zondags te Schiedam niet alleen weer een vrij aanzien lijke hoeveelheid' water (gem. ruim 200,000 soms 500,000 kub. M. por etmaal) aan den boezem onttrokken, maar wordt op de Schie ten Zuiden van Delft stilstand' en soms een stroom in Zuidelijke richting veroorzaakt Delfland kan daartegen niets doen, want dc sluizen te Rotterdam en Schiedam liggen, op Schieland's gebied. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland deden nu in deze zomervergadering der Pro vinciale Staten een voorstel ter verbetering. Drie middelen, zeggen zij, zouden zijn toe te passen: lo. Het deel van Schieland dat tot het gebied van den Schieboezem behoort, bij Delfland te brengen; 2o. verdeeling van den boezem in twee deelen door het leggen van sluizen in de Schie aan de Doehkade en in de Polderwetering nabij het Huis te Ri viere; 3o, aan Schieland de verplichting op te leggen aan of nabij de mondmg der Bobt. Schie een sluis met ebdeuxen ite stichten (d. i. een sluis die het afloope® van het boe zemwater bij eb belet), met onderworpen heid van .heb gebruik van deze sluis en van de spuisluis aan hetgeen de dooretrooming door den Sdbieboezem vordert. Bovendien zal een. schutsluis in de Polderwetering moe ten worden gemaakt om hot afvloeien van water uit de Poldervaart naar de zijdo van Schiedam te beletten. Hot eerste middel wordt niet aanbevolen wegens „de verklaarbare 'tegenzin om dn het historisch geworden® verandering te bren- geu". Tegen het tweede middel verzet zich het scheepvaartverkeerdoor de te maken schutsluis dn die Sohie zonden 'sjaars min stens '100,000 schepen moeten worden ge- Een rom an VAN Al de ervaringen, die zij ite vertellen had, kwamen haar zoo eenvoudig en volstrekt niet ongewoon voor. Het voornaamste punt daarin was voor haar eenig en alleen Lydia's vermoedelijke haat, Lydia's waarschijnlijke jaloezie, omdat toch1 Jobst onlangs zoo dui delijk getoond had, dat zijn hart nog aan zijn eerste medsje gehecht was. Wolfgang hoorde een kleine, eenvoudige geschiedenis van een jeugdig, eenzaam hart, van een majoorsd'ochter en een armen luite nant, een geschiedenis, die zoo amidaagsch was, waarin een weinig grappigs en een wei nig, droevigs gelegen was, waarvan 't einde zelf was als een weemoedig wegstervend h«L Geen geluk, dat ten hemel opgevoerd bad, geen smart, 'die doodelijk geweest was. En toch veel bitter wee. „Toen ik je daarna leerde kennen, Wolf gang," zeide zij ten slotte, „begreep ik ten volle, dat Jobst geen echte man was en mij ook niet recht liefhad. Jij dat voelde ik terstond zoudt anders gehandeld hebben. Op jon ikon men zich verlatendat zag ik terstond in'. Dat je je keuze op mij zoudt la ten vallen, kwam mij volstrekt niet in do gedachten. Het kwam mij voor, als moest je •een zeer verstandige, mooie, rijke vrouw heb ben. Toen je daarop tegen mij zeidet, dat je ®»j liefhadt, dacht ik, dat het slechte mede lijden van ie was. En ik zelf, weet je ik wond mij dikwijls nog op, als ok aan Jobst dacht. Als hij mij tegenkwam, trilde ik over schut. Wel beweren de beide Hoogheemraad schappen, dat wegens het gering verschil in stand do schuttingen niet veel oponthoud zouden geven, maar een ernstige belemme ring voor de scheepvaart zou toch zeker ont staan. De beide hoofdwaterschappen zouden gaarne die scheiding zien on hadden die reeds in 1893 met elkaar overeengekomen, maar Ged. Staten gaven geen toestemming, o. i. terecht. Het zou immers al to dwaas zijn om ter wille van een administratieve scheiding door een voor onzen tijd ongerijm de waterschapsindeeling, ook een scheiding in werkelijkheid te gaan tot stand brengen, hinderpalen in drukke vaarwaters te> gaan maken, waar -dit door de natuurlijke toe stand niet gevorderd wordt. Waarom dan niet liever een administratieve vereeniging door het brengen van een deel van Schieland bij Delfland „Da verklaarbare tegenzin" zal wel te overwinnen zijn. Ged. Staten prijzen echter het derdei mid del aan. Schieland zal op eigen kosten de eb- sluis te Rotterdam moeten bouwen, Delf land die in de Poiderwetering, ook op eigen kosten, „omdat die werken op hun territoir noodig zijn". Maar bij de taak tot heden aan die Waterschappen opgelegd, kunnen zij ze ker niet daartoe gedwongen word'en en even min bestaan er waarborgen dat zij een gere gelde doorsbrooming van Maaswater naar Schevenmgen. zullen blijven vorderen. Daarom wordt een verandering van hun reglementen door Ged'. Staten aan de Prov. Staten voorgesteld. Vooreerst is daartoe een wijziging hunner grenzen ontworpen, zoodat de stad Schiedam voortaan tot Delfland zal belmoren tot aan een lijn gaande langs Provenierehuis, H. B. School, Alg. Begraafplaats, enz. en langs de Oostzijde -der Haven tot in de Maas. Delf land zal het beheer over alle boezemwateren krijgen behalve over de Rott. Seliie (dus ook over de buiten zijn grenzen gelegen Delfs- have.nsche Schie). Behalve dab het dan zijn uit- en inlaatmiddelen zoo zal hebben te ge bruiken dat dé polders behoorlijk zullen kun nen loozen on inlaten, zal het hebben te zor gen „dat tevens een zooveel mogelijke wa- terdoorstrooming worde verkregen en aange houden naar het Haagsclie vervorschingska- naal met 1 oozing op de Noordzee." Of dit deel dbr taak dat men feitelijk tot het voornaamst© deel wil maken wel altijd goed in overeenstemming zal zijn te brengen met het hoofddoel van elk water schap, waterkeering en waterloozing, is ze ker nog een vraag. Op dio wijze dwingt men Delfland om een deel van zij® boezem door afsluitingen links en rechts tot een soort van doorvoerkanaal te maken, met verhang (hel ling van den waterspiegel) van Zuid naar Noord, De afsluitingen zullen de scheepvaart min of meer hinderen, maar, wat erger is, de boe zemstanden in het Zuiden worden door dat sterke inlaten zoo hoog dat do aangrenzende polderkaden gevaar loopen door te breken al mijn leden. Dab ergerde mij'. Dat moest eerst overwonnen worden. Daarom verzocht ik je, nog wat te wachten. Neen zou ik op je aanzoek niet hebben kunnen zeggen. Voor geen geld van de wereld'. 'Het zou mij dan geweest zijn, ais verbeurde ik mijn eeuwige zaligheid. Bn nu is het zoo opmerkelijk: lederen dag cfenk ik, dat je grooter, edeler wordt ik mag niet zeggen, dat ik je meer liefkrijg. Het komt mij dikwijls voor, alsof hol iets anders dan liefde was- Bijna iets heiligs. In allen gevalle is het heel anders dan toenmaals Wolfgang hoorde alles aan. Een hevige ja loezie maakte zich van hem meester': hij kwam zich zelf als de belogen© en bedrogene voor; toon trof hem haar jeugdig leed', en een diepe verachting voor den lafhartige, die heb haar had aangedaan, vervulde hem en verder veranderde deze in aandoening over de bekoorlijke openhartigheid van haar mee- deelingen. Een reine ziel sprak tot hem dat hoorde hij wol. En toen rij daarop met onbeholpen woorden begon te zeggen, hoe hij haar toescheen, hoe rij zich voor hem. boog, hoe zij hem vertrouwde, 'toen wist hij nog slechts, dat hij haar oneindig liefhad' cn haar wilde steunen en sterken. Hij drukte haar hartstochtelijk: aan zijn hart. Hoe was het toch mogelijk geweest, aan dit zachte, lieve meisje leed te berokkenen 1 'Dat kon slechts lage zelfzucht doen. Maar hij wilde haar wreken en den ellen dige straffen. Hij vergat, dat hij noch tot wraak noch tob straf geroepen was, omdat hij door die lafhartigheid rijn geluk verkreeg. „Als Lydia mij haat, wil ik van je schei den," zeide rij! weeaiend. „Ona scheidt niets en niemand' van el-, >kaar," zwoer hij. „Maar zeg mij nog één ding: waarom heb je heb zoolang voor mij verzwegen!" en bij nat weer de molens niet kunnen uit slaan; het is m. i." zelfs de vraag of men het inlaten aan de Vijfsluizen niet zal moeten verminderen, als de loozing te Rotterdam geheel belet wordt. En zal in dat goval het voorgestelde middel wel helpen Reeds in dezen zomer wordt aan de Vijfsluizen tot een lager peil ingelaten (10 M. minder) dan de beide vorige jaren, omdat men voor de boezemkaden vreest. Ook zal heb Zuid-Oos telijk deel van don boezem, vooral dat in Schieland, een dooden hoek gaan vormen, met zeer weinig waterbeweging, want als de loozing te Rotterdam is opgehouden zal men wegens do hoogt- standen niet meer aldaar en te Delfshavon kunnen inlaten, zooals in do laatste jaren geschiedt; de waterverver- sohing voor dit gedeelte zal dus ie wenschen overlaten. Heb is duidelijk dat Schieland zich tegen de voorgestelde regeling verzet, mede omdat het de kosten der nieuwe sluis te Rotterdam zou moeten betalen, die aangelegd wordt in 't belang van Den Haag en Delft, maar waar door rijn belangen geschaad worden- Delf land komt er tegen op, dat het de polders van Schieland kosteloos zal moeten bema len, wat tot nu ook 'gebeurde, maar wat meer zal gaan beteekenen als niet meer afge waterd wordt door het Spui te Rotterdam bovendien zullen de ingelanden worden be zwaard met verhoogde kosten voor het on derhoud hunner pcldenkaden. Rotterdam komt op tegen het voorstel, omdat da.u d'e Rotterdamsche Schie niet behoorlijk meer ververecht kan worden. De Schielandscbe polders en de Oost-Abtspolder van Delfland hebben bezwaren tegen de te verwachten hooge boezemstanden, do eerste ook tegen de vervuiling van heb boezemgedeelte in het ZO. Deze zouden bovendien als waterschap pen in een zeer nadeelige positie komenzij zouden blijven behooren tot .Schieland en hieraan omslagplichtig blijven, maar rij' zou den uitslaan op den boezem beheerd door Delfland', in welles bestuur rij' geen aandeel hebben, in welles Vereenigde Vergadering zij niet vertegenwoordigd zijn, waarin zij dus met den minsten invloed kunnen uitoefe nen een toestand, ongekend in ons wa terschapswezen, verward, samengesteld en desorga ni seeren d Werd het eerste middel toegepast, dus kwam het geheele baezemgobied onder Delf land, dan 'had dit op de belangen van al zijn deelen te letten en de eigenlijke water- schapsbelangcn, die het nu misschien reeds te veel heeft achtergesteld bij die van een paar steden, die zelve den boezem sterk ver vuilen, zouden meer op den voorgrond moe ten blijven. Ged. Staten meenon aan Prov. Staten het bedoelde voorstel van reglementswijziging te mogen doen, omdat de laatste volgens art. 190 der Grondwet bevoegd zijn veranderin gen te maken in de inrichting der wa terschappen. Daaronder, zeggen zij, kan niet anders worden verstaan, dan „de roeping, de baak, de bestemming of de rol" iets wat „Ik wilde het je vertellen op den dag, toen wij ons werkelijk met elkaar verloofden. Zóó had ik het mij voorgenomen. Maar toen kwam de verloving zoo plotseling en te gelijkertijd hoorde ik, dab Reurieth en Ly dia en toen nam ik mij voor, nooit iets te zeggen, om zijnentwil als Lydia het eens hoorde ik vreesde al dadelijk voor Lydia, toen ik haar zag." „Dat behoef je niet. Zij zal nooit iets on behoorlijke doen." „Maar onlangs, des Zondags, vergat hij zich zelf en sprak tegen mij over het verle- dene, en dat hij Lydia me.t liefhad. En ver wijten wide hij mij doen, omdat ik veran derlijk was, en weten .wilde hij, of ik je lief had. O, toen heb ik hem d'e waarheid gezegd, eenmaal eindelijk toen is mij een pak van het hart gevallen. Het hinderde mij, dat hij zou kunnen gelooven, dat .ik nog over hem dacht zooals vroeger. Maar mij te vra gen of ik je liefhad' neen, da.t verbood' ik hem. 'Dat is mij te heilig dat zeide ik hem niet. En Lydia, weet je, heeft zeker al les gehoord. En daarom moest ik het ook te gen jou zeggen." „Gehoord! Heeft rij gahoord riep Wolfgang uit. En nog bleef zij' geëngageerd i Nog had rij die verbintenis niet verbroken Zij verdroog het, te weten Wilde rij zich in de ellende van een huwe lijk zonder liefde storten, alleen om niet nog eenmaal aan de wereld een tragisch lot te vertoonen? Wildo rij' liever eon leven vol stille smart dragen, dan nog eenmaal haar engagement verbroken te zien Had Lydia dien man zóó lief? Was haar liefde van dien aard, dat rij zich. liever wilde laten folteren dan afstand van hem te doen 1 Ontzettende gedachte! Het bloed steeg Wolfgang naar de wangen. 'En deze man, dia lafhartig met heb on- ik meen met nadruk te moeten tegenspre ken. Dit punt vormt waarschijnlijk een grondwettig bezwaar tegen de aanhangige voorstellen- Ik kan daarop hier ter plaatse echter niet verder ingaan. Hoewel uit een oogpunt van algemeen be lang heb voorstel van Ged. Staten m. i. be hoort te worden verworpen, omdat het zou leiden tob een toestand die onze watei- schapsorganisatie geweld aandoet en die na- dealig en onbillijk is jegens de betrokken landstreek in het algemeen, zoo willen wij hot nu nog eens bezien met 't oog op do be langen der gemeente Schiedam. In do voorgestelde reglementswijziging voor Delfland wordt o. a. als onderdeel van het beheer van den Schieboezem opgenoemd „b. dat de gemeente Schiedam daaruit over eenkomstig regelen ,te dier zake vastgesteld door Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland cn Burgemeester en Wethouders van Schiedam in onderling overleg, of, bij gemis aan overeenstemming tusschen die beide, vastgesteld door Gedeputeerde Staten, water kunnen ontleenen tot doorspoeling lia- rer grachten." Dit artikel nu kan voor deze gemeente ■een voordeel worden; alles hangt af van de bedoelde overeenkomst dio kan worden ge troffen, zoo noodig door Ged. Staten vast gesteld. Tob nu was de toestand deels na- deelig, omdat waterinlating tot doorspoe ling absoluut verboden is, deels onzeker, om dat heb uitlaten van water telkens door Schieland kan worden beperkt; voor eenige jaren dreigde zelfs een (vati hoogerhand niet goedgekeurde) keur met geheel verbod om te spuien. Voor lozere, die hiermede minder bekend rijn, diene nl. dab ten opzichte van den af voer van den inhoud der riolen en doorspoe ling der grachten de stad verdeeld is in 3 doelenlo, het gedeelte buiten den Dam en de Hoogstraat, dus langs Lange Haven, Korte Haven en Nieuwe Haven, welks riolen op die drie havens loozen. De Nieuwe Haven wordt uit de sluis in den Fran ken! a n d sc'lien dijk en het kanaal langs de zweminrichting bij vloed gevuld en met den inhoud bij la gen waterstand door de sluis aan het einde der Korte Haven, deze met de Lange Haven doorgespuid; d'o Nieuwe Haven dient dus als spuikom 2o.*het stadsgedeelte ten Oos ten van do Hoogstraat en de Schie; deze is geheel gerioloerd, de inhoud der riolen wordt door hot stoomgemaal bij' het Kerk hof opgepompt en in de Schie gestuwd 3o. het Noordelijk deel der stad tusschen do Noordvest, de Schie en de Korte Haven. Alle vuil loopt hier af in de vestgracht en d e grachtjes die dit deel doorsnijden en welker afgrijselijke inhoud nu en dan een weinig wordt afgetapt door een duiker op heb einde der Korte Haven. Dit gedeelte kan niet worden doorgespoeld, het is zeker het meest vervuilde deel der stad. Het is het hieruit geloosde vuil, dat ook langs de Lan ge Haven zooveel stank veroorzaakt, als door schuldige kinderhart van Eleonore had ge speeld, nam nu in genado de liefde zijner trotsclie zuster aan Dat mocht niet gebeuren, dat zou niet gebeuren Allerlei verwarde gedachten bestormden hem. Men moest Lydia noodzaken, haar en gagement te verbreken. Hij wilde Reurieth beleedigen, zóó hevig en zóó zwaar, dab bet tot een duet kwam, en dan wilde hij hem doodschieten. Deze mensch was te veel op de wereld'. Lydia moest liever verdriet hebben dan heb slachtoffer van een leugen en een handel te worden. „Wat scheelt er aan V' vroeg Eleonore ang stig. Ziji hoorde nem hijgen, an zijn hand omklemde de hare zóó stevig, dat het haar pijn deed. Hij antwoordde niet. „O mijn Godzeide zij met een pijnlij ken zucht. Nu sprong hij' op. Hij keek in de rondte. Hij had. liceiemaal vergeten, waar zij waren. Hoe avontuurlijk hoe dwaas' Hier in het donkere, vochtige bosch te ritten, waar dc witte grafkruisen in de nabijheid uit de duisternis ie voorschijn kwamen. „Mijn land vergeef het mij maar dat is altijd al zoo geweest als ik in toom ontstoken was, kon ik reeds als jongen blind en dol rondloopen. Ben je huiverig zijn je voeten koud?" „Neen, volstrekt niet." „Kom gauw mee! We zullen hard loopen." Zij holden bijna. En Eleonore hoopte, dat hij nu, op den terugweg, vroolijker of althans spraakzamer zou worden. Hij bleef echter zwijgen. Zoo liep rij dan stil en bescheiden naast hem voort, zonder te vermoeden, dat rijn gedachten zich met verschrikkelijke dingen afpijnigden. wassend water de uitstrooming wordt belet. Wordt het voorstel van&ed. Staten aan genomen, dan moet bij een eventueel© rege ling der doorspoeling te Schiedam de ge meente in de eerste plaats aandringen op vergunning van. waterinlating door een te bouwen sluis aai. het einde dei Nieuwe Haven op de Noordvest, dus op de 'grachten van het Noordelijk stadsgedeelte. Dan wordt dit doorgespoeld en het ingelaten water (met nog iets) kan door de sluis aan de Beurs worden geloosd. Deze inlating en doorspoeling moeten dan plaats hebben ge lijktijdig met dei spuiingen door de sluis aan de Beurs; anders zou het vuile water de Schie optrekken naar de rijde van Overschie, wat zieker niet door Delfland zou worden ge doogd. Kan geen toestemming tot de bedoelde waterinlating worden verkregen, dan rijn de aanhangige voorstellen, eer nadeelig dan voordeelig te achten voor deze gemeente. Want door het beletten der loorimg te Rot terdam en de afsluiting der Polderwetering wordt het watorgehaIte in den Zuid-Oost hoek, zooals wij zagen, er niet beter op, èn omdat het frissch© op den boezem ingelaten water er niet meer heen zal trekken, èn' om dat waarschijnlijk de waterinlating aan de Vijifduizen zal moeten word'en beperkt. De gemeente zal in dat geval rich tegen bedoelde regeling moeten, verzetten. Dan zal ook voor haar de beste oplossing voortkomen uit bet thans niet voorgestelde, doch vol gens Ged. Staten zeiven „meest rationeele" middelde opname van het in Schieland ge legen deel van het boezemgebied in Dielf- land, want dan, zal dit Hoogheemraad schap zich ook aan de belangen van het Z.O. deel van rijn gebied moeten laten gelegen liggen en. niet langer in de eerste plaats het oog gericht houden op die van. Delft en den Haag. Kan dus misschien de zaak zoodanig gere geld worden, dat ook het tot nu geheel van verversching verstoken gedeelte van onze ge meente in. betere omstandigheden komt, ook na die verbetering'zal de toestand nog zeer veel te wen6chen overlaten. Er zullen wat meer 'grachten en grachtjes worden doorge spoeld, maar dat is alles; en wij' hebben ge zien, dat daarmede geen afdoende verbete ring verkregen wordt, omdat de oorzaak, de vervuiling zelve niet wordt weggenomen. Terwijl alt dit schrijf, 27 Juk 1900, heb ik het gewaagd één raam van mijri kamer nog open te houden, maar 't gaat niet langer: een stank dringt naar binnen zoo walgelijk, dat het er niet meer bij' uit te houden, is, Ite zwartgroene inhoud! van het open riool, ge naamd de Lange Haven, onze „deftige" hoofdgracht, staat doodstil- „Doorspoelen" en „vervenschen" bijt voortgezette vervuiling, het rijn slechts palliatieven, waardoo-r men met de eene hand geeft wat men met de andere neemt. Om aan den wal gelijken toestand, te ontkomen -bestaat slechte één middel. Hoe kinderachtig en hoe kleingeestig scheen 'hem nu rijn twist met Henri toe! Zijn broeder daarvan was hiji zeker zou in d'e quaesties, die zich nu hadden voorge daan, eveneens denken, als hiji zelf. Maar hij wilde daarover niet met Henri spreken. Nie mand in de familie mocht te weten komen, dat Jobst en Eleonore elkaar vroeger had- de® liefgehad' niemand. Bn Lydia dio zou wel zwijgen. Daarvoor kende Wolfgang haar genoeg. Die zou zelfs tegenover hem on der vier oogen nog ontkennen, dat zij iets had gehoord, als rij het verstandiger vond, niets gehoord te hebben. Als Reurieth uit hun kring verwijderd moest worden, dan moest dit geschieden, zonder dat de eigenlijke redenen ook maar vermoed werden. Aan Lydia zelf moest men deze vernedering besparen. „Door mij moet 'heb gebeuren," dacht Wolfgang. Hoe gemakkelijk kan men toch iemand grievend beleedigen, vooral iemand, die de officiersuniform draagt! Allerlei invallen kwamen ed bij Wolfgang op. Zij schenen hem ruw of kinderachtig toe. Hij overdacht Reurieth's leven cn reputa tie. In^-dit opricht was alles zuiver en helder - Schulden had hij niet, bij den overste stond hij zeer goed aangeschreven, bij rijn kamera den was hij1 bemind, in gezellige kringen werd hij geacht. En een ernstige minnarij! met een jong meisje en een huwelijk ter wille van heb g-elril dat zijn zoo de gewone voorvallen in het leven van een jong officier. Wolfgang grimlachte bitter. (Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1900 | | pagina 1