4'" Jaargang.
Tweede Blad.
Uit 1st land van Hertog: Hendrik.
Zondag 28 en Maandag 29 October 1900.
No. 10382.
DE MARTELARES.
UIT BE PERS.
SCHIEDAMSCHE COURANT
Deze courant verschijnt dagelj'ks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Pqjs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco
post fi. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
het bureau bezorgd zijn.
Bureau* Boterstraat 68.
Pr^js der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92iedere regel
meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven Inert
van zjjn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde Mei»* sdverfcntfSn opgenomen tot den prjjs van 40 cents
per advertentie, bjj vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
latere. Telefoon Ho. 123.
Onder .boveneta and; opschrift lazen vrij in
eèn buitengewone correspondentie im het
TJbl," van. de band van een zekeren F. een!
stukje, dat wij niet "bunnen, nalaten o-naen.
lezers mede te deelen.
,,'tl Was donker toen) de "trein stilhield en
de blondbaardi'ge conducteur de portier deu
ren opensmeet.
„SóbiwerienSchwerieni!" met een uithaal
voor de laatste lettergreep.
Een eerste indruk van een onbekende
plaats hangt veel af van het station. Die
van Schwerin waa niet slecht. Netjes, flink
uitgebouwd'. 'Buiten het station was het al
nacht, do lichten opgestoken; een flauwe
schijn van lantarens aam den overkant van
wat een breed plein, moest zijn.
Een tram was or niet. En.' begrijpende,
dat waar desze ontbrak, vervoermiddelen
vooralsnog overdaad temden zijm, wend een
aanval van eenig'e wijdjassige koetsiers, ove
rigens onberispelijk wit-geh a n-d-sch oend, afge
slagen.
De (weg wees zich vanzelf. De eerste straat
in, op een donker niet te meten water af,
dat wel een gr"oot bassin leek, want rondom
boorden lanbaarnlialitj-ee en kaatsten oen
dunne streep bewemd licht in heb water-
Een (hotel wierp een breed plaikaat licht
uit het open portaal op etraab. Een vriende
lijke kamer, een waschkom als een kinder
bedje en een vermoeiende reds was spoe
dig vergeten.
De stad had. Éhaar gaslantaarns aangesto
ten -Schwerin wachtte. En ik ging de straat
op, blij' te loopen na een langen rit.
•Doel was er niet. Wandelen om wat te
wandelen; nieuwsgierig rondkijken, omdat
eon reiziger nu eenmaal in het allereerste
kwartier „den indruk" wil hebben van het
nieuwe. De straat was breed en 'bijna leeg.
Aan weerskanten "groote gebouwen uit bak
steen opgetrokken; vele waren winkels met
vergulde opschriften van Hof-dit, Hof-dat,
Hof-zus en Hof-zoo. Een licht-glooiende
straat rechts ingeslagen, toen nóg eens
ixdhts, een straat in, smal, met ruwe klin
kers belegd.
Heb was daar ook donkerder. 3>e lantaarns
stonden op gfrooteron afstand, of waren tel
kens gemaskeerd door een uitspringend stuik
Door H. KRAUSE.
Laat in den niaanaddlag rwaa mijn oude
vriend Balduip, de 'trap opgestrompeld. HHj
bad de rest uit een koffiekan opgeslurpt,
eea sigaar aangenomen, de boeken en schrif
turen op de schrijftafel door mekaar ge
gooid en mij loon, terwijl wij praatten, met
die harde ironie behandeld, die 't recht van
een zeer ouden vriend pleegt te zijn.
„Jij bent een oud 'Mnld, «maar met zenu
wen," bromde Mj, terwijl! 'hij een opengesla
gen boek nam en heb toén verachtelijk weer
wegwierp, „en dit buig is daarvan de schuld'
Detective geschiedenissen, -sensa t-i ©wekkend,
dat prikkelt zoo aardig en je leest dan in
elk aHedaagsoh gezicht een moodl'ot en voelt
d'e huivering van een duistere daad, als je
'snachts van de kleine, nauiwe doorgang bus-
sdken de huizen gebruik maakt, waar de en
kele lantaarn zoo treurig brandt en je de
echo van je eigen voetstappen hoort. Bij mij
komen zulke gedachten niet op. God zij
knik. Daarvoor leeft men in goed burgerlij
ke toestanden en daarvoor is dan de politie."
„Geloof je niet," begon ik, „dat ook de
meest nuchtere omgeving haar tragische zij
de kan hebben!, geloof je niet aan datgene,
wat men de romantische zijd© van het allo-
daagsrihe leven noemt
r Br maakte mij gereed, -grondig en uitvoe
rig mijn aneening uiteen te zetten, maar hij
bleef niet, mam zijn hoed -em groette met
bet bewustzijn van een man, die weer ©ens
gelijk geinregen, heeft.
De schemering had langzamerhand de ka
mer in het duister gehuld, buiten schemerde
heb nog grijs op de> straten. Ik was naar het
raam gegaan. Het had' geregend en een
adherpe wind gierde door de leeg© straat.
Ben herfstdag met al zijn ontroostbaarheid.
Ik weet niet, wias het het "wteer of dó een
zaamheid' ik gevoelde mij zoo merkwaar
dig gedrukt. Er bleef slechte mijn oud, deug
delijk middel over om mij' daarvan te be
lijden, een f]jrike maisch over heb veld, dat
one huis, het laatste van dó voorstad.,
grensde.
In mijn lang© overjas trapte i-k anoedig
gevel, zoodat hier en daar helle plekken licht
en dadelijk daarnaast 'groote, zwarte huizen-
vlakken afwisselden. Uit sommige vensters
scheen eeni schaarsch. licht naar -buiten; bij
een enkel was een rechte lichtlijn) van halfge
sloten luiken.
Maar halverwege de straat waren de
keien -geel en de gavels der huizen aan den
overkant in ©eau helderen schemer gezet door
een breed licht, dat uit de benedenramen
van het huis gleed. Een lantaarn hing luit en
op de roods ruitjes -stond in witte letter
tjes: „lm Grosshêrzog".
Er gaat oen magnetisme vani huiselijkheid
uit van verlichte ramen in een vreemde
stad.
Het licht dartelde vroolijk van welkom en
gezelligheid. De deur stond aan. (Ze* was
slechts open te stoeten.
Geen' minuut la-t-er zat ik in een klein,
laag lokaal met een imposante reuzen-klok,
die ernstig haar slinger liet "bengelen-, en een
groen-steenen kachel, van den» grond tot
den zolder bijna reikende, en achterin, zoo
wat weggemoffeld in een donkeren hoek, een
schenktafel met w&t góblink van (koperen
kranen', iots dat nauwelijks den naam van
buffet kon dragen.
Er waren maar weinig tafeltjes- Links on
der do klok zat een gezelschap, dat juist
luid-uit lachte toen ik. binnenkwam, maar
inhield toen ik nog half in de der; oad,
een plaats zoekendeom dadelijk weer uit
te schateren, met harde slagen van -groote
handen op de .tafel, dat do glazen rinkelden
en ik "bijna onthutst omkeek.
Met een „Abend" wa3 er over-en-weer ge
groet. Ik Zat vreemd in de ongewone -Sahiwe-
rin-Kneipp-omgewin'g; druk en lawaaiig ging
het gesprek aan hot andere tafeltje.
Het wanen vijf menschan, die dk weet niet
hoe zou moeten (bestempelen, hetzij met
heèren, of met mannen. Een kleine magere,
met een toegeknoopte jas, had het hoogste
-woord. 'BCij knapte er de woonden radi qn 'on
verstaanbaar uit en schudde voortdurend 't
hoofd op de maat van -den reuzenlbengel van
de klok achter hem; aan den anderen kant
vaji de tafel, ook met den. -rug tegen den
muur geleund, zat een! zware vent, een groo
te jas met vierkant-opgevc-aMe schouders, los-
om, om den hals een (kleurige bouffante met
bonte cirikelbjes, die om-ket-a n-der, bonte
ruitfiguurtjes sneden; met heb gelaat naar
den muur, de ruggen naar mij toe, zaten de
'drie anderen, zoodab ik ze niet -in het gezicht
'kon riem; maar de middelste moest heed Joe
ivan ledematen- zijn, iwant telkens als het
tegen den wind in In de verte staken aan
den loodgrijzen horizon, de scherpe, getakte
lijnen der huizenrijen uf met -a-aar gele licht
puntjes, terwijl zich naar den anderen kant
een uitgestrekt veld in de schemering; ver
loor. Het was nog kaal, braak land, slechte
eon groot, plomp gebouw rees ale een zwarte
kubus in heb -midden van de vlakte op. Dat
was het St. Thomas-hospitaal, ik konde het
goed, daai- ik er dikwijl-s up mijn wandelin
gen voorbij geloopen -was. Van heb eigen
lijke hoofdgebouw was niet veel' te zien, daar
het ruime hof door een hoogen baksteens
muur omgeven was. Dicht naast het lioofd-
portaaü! enbeidde deze muur een laag, een
voudig gebouw af. Men had, mij gezegd, dat
hei; een- lij-kenharisje .was.
Terwijl ik zoo op den rijweg, die naar de
poort voerde, voortging, drong het geknars
van zware wagenwielen uit de duisternis tot
mij door. Na korten tijfd h-ad' ik het lang
zaam voortrollende gevaarte ingeliaol'd.
Het -was een groote kar, zooals bij de ex
pediteurs in gebruik zijn. De last bestond
uit een gnoot, lomp houten kruis, ongeveer
van den vorm, zooals wij ze op heiligenbeel
den plegen te zien. Wat kon die rnerkwaar-
digo lading boteckenen? Wat .beteekende
dlat kruis? Ik was wel nieuwsgierig gewor
den, maar de voerman, die naast de knol
voortging, had zoo brommerig „goeden
aivond1" gezegd-, dat ik n-iet vragen, -wilde-
Zijn plaats van bestemming kon alleen het
hospitaal rijn en spoedig verstomd© ook het
geknars ,van de wielen bij de poort.
Bijna een uur -was verloopen, toen ik weer
bij de huizengjvau de straat kwam-. Bij de
houten schutting van een gebouwtje van ru
we planken stonden twee mamien te praten.
Zij schenen afscheid' van elkaar te nemen
on ik verstond, teen ik langzaam op den
doorweekten grond voortging, duidelijk hun
woorden
„Morgen sterft zij, misschien vannacht
nog", Beide .de een, „is alles klaar? U weet
toch wat er voor mij op het jespefl. staat, als
het ruchtbaar wordt. "Voorzichtig dus
„Yeriaat u daarop," hoorde ik den ander
zeggen. „Het is lichte maan, u zult een goe
de -terugreis hebben. Goeden nacht."
Ik keerdle mij nog eena om, maar kon al
leen het gericht van iden eersten spreker
(kleine-, magere mannetje er wat had' uitgera-
Iteld, sloeg hij driftig voorover, -zwaaide met
rijn armen -boven het hoofd en gilde luid-
lachend gi-ea maor Sie neen, maor", tot
vijf, zesmaal herhaald; die naast hem zat,
deed telkens -breedgewichtig met een lang
zaam vooruit 'brengen van de rechterhand,
"waarin hij zijn pijp vast hield, zoodab die
cnet rijn -kleurige bouffante, zoo diep moge-
tijk in rijn jas dookde vijfde tman van het
-gezelschap zat stram en recht, vierkant op
rijn stoel, met een vierkante ombuiging
rijn glas van de tafel' nemend en als een
automaat telkens rij,n elok naar binnen wip
pend.
Te ver zat ik af om te hooren waarover
het gesprek liep, maar ik zag den kleinen
man doorfcnapperen, onvermoeid rijp. hoofd
meeelingerend. met den kioksbnger achter
hem.
Er zat anders niemand in de „Grossher-
eog".
„Mijne heereni," zei ik, half naar hen toe
gewend, met heb glas in de han'd, „ik stel de
(gezondheid' in van den- verloofden hertog
(Hendrik van MecklenburgSchwerin,
.Proost!"
Aan (het tafeltje was eensklaps stilte. Heb
"ratelmondje van den kleinen magere was
halfgeopend blijven stilstaande wijdjas
"schoof uit rijn jasschouders te voorschijn, als
een ringslang "de kleurige bouffante vooruit
de drie anderen maakten volte-face naar
-mijn kamt; ik zag drie half-verbaasde gerich-
ten, een met een lichtgeknepen oog, en een
met een -sürakken mondsplit, vierkante ka
ken boven een plooilooze, om den" hals dicht
geknoopte jas.
„Waas?" zei het tafeltje.
Maar ik had mijn .dronk reeds herhaald',
nu in anderen vorm, omdat het nu eenmaal
niet gaat, een heelen rirn juist zoo over te
zeggen.
Nu klonk heb ook „proost" van "den over
kant, ingezet door plukhaard, die het half-
pleehtig zei, nagezegd door don jasdrage-r, in
een grom, door den middenmap-, die mij toe
lachte -en lustig 'knipte met rijm ©ene oog,
"door den man met -den strammen' rug als
een kommando, en haastig, met een ongeloo-
vig hoofdschudden van den kleinen klepper
man.
Er was een oogenblik stilte, hetgeen! ik
eigenlijk niet vorwadhb had'ld© «nap. met de
deftige -beweging, die zijn glas het eerst had
neergezet, vroeg beleefd„Wma-s meenen Se
edgenlich?"
Maar reeds had de man met het lonkend
zien, die juist naar de lUcht kee-k. Heb was
een roodaeh tig-bruin gericht, door een vollen
blonden baard omgeven, op -den sterk go-
kromden neus glinsterden de briileglazen.
De 'man "scheen van een herfculisehen li
chaamsbouw te rijn. Do adder, -die kleiner
was, had mij gevolgd en ging nu haastig
voorbij. Hij Was gehuld in een .donkeren pe
lerine-mantel en de "breedgerande hoed, die
diep i,n rijn gericht gedrukt wa-s, "belette mij
iets van rijn trokken te zien'. Hij ging haas
tig den kant op van het centrum der stad.
De lange was in tegenovergestelde richting
weggegaan.
Toen ik mijn bametr binnentrad, la.g daar
een aktenbuud'el, die een onmiddellijk© be
handeling eisckte en mij voor verscheidene
uren aan den schrijftafel' (bond, niet zomder
dat- een onbehagelijke herinnering aan de
beide mannen spins bij- mij was opgekomen.
Ook den volgenden dag was het eïmk, zoo-
dab Ik eerst laat besloot mijn gewone avond
wandeling te doen. Het was tamelijk -don
ker, een zachte, regenachtige lucht. Daar ik
den gewonen weg ingeslagen was, iwas het
niet -te verwonderen, -dat de herinnering aan
den voorafgaan-den avond weer bij' -mij -leven
dig werdda logge wagen, het kruis, het ge
sprek van de b'wee mannen aan de houten
schutting.
Toen ik dichter bij het portaal van het
ziekenhuis kwam, bemerkte ik, -dab een mat
te lichtschijn uit het smalle venster van heb
lijkenhuisje drong. Ik kon de verzoeking
niet weerstaanheb luik van het raam was
niet geheel toegetrokken, ik nadeirtde d© ope
ning, -drukte mijn gericht er togen en keek
naar -binnen.
Hot svolgend© oogenblik -deinsde ik ach
teruit. Was dat -waanzinWa-t een ver
schrikkelijk -schouwspelDe (keel werdi mij
droog en oen rilling ging 'door tmiju lichaam.
Ik moest zekerheid hébben. Ik drukte mijn
gericht nog eens tegen de lichte spleet-
De kal© kelderachtige ruimte was door
een op den grond staande groote lantaarn,
verlicht. In het midden stond een donkere
groep van vier of vijf mannen, wier schadu
wen in spookachtige reuzengrootte op den
witgepleisterden muur werden geworpen. In
liet midden van -da groep verhief rich het
kruis. Aan heb kruis hing de witte gestalte
oog rijn arm uitgestrekt naar een stoel en
had 'dien tusscben hem en rijn (buurman in
gezet.
Het was een) ui-tnoodigdng,
Tk had niet anders verwacht, en zonder
"doel zijnde, doch een doel gevonden hebben
de, stond ik op en Eat aan het "tafeltje van
vijven.
Ik zat in Schwerin, in het hartje van het
land, in het midden van een vijftal Mesk-
lenburgers, van wie ik mocht aannemen dat
rij goede specimina van de bevolking waf-
ren en ik had dadelijk weer -die nieuwsgie
righeid om snel' te weten, hoe rij het nieuws
•hadden opgenomen, wat rij, wel' vonden van
de koninklijke verloving, wat dit huwelijk
hun toch moest zeggen?
Maar er rijju leeringen te trekken voor
memschen, die te bard van stal willen loo
pen. Ik kendo mij,n Mecki enhfurgc ra uit den.
„Grosshërzog" nog niet. Zij had-den „proost"
gedronken zooafe elk goed Duit schor „proost"'
drinkt, maar de vraag van „Waas meenen
Se ©igenlich?" was hun alle -vijf naar het
hart.
Wel verre echter van in mijn zwak getast
to rijn van Hollander, die nu eenmaal goed-
Duitsch meent te spreken, we!' verre ook van
mijn geduld te verliezen door het intimitee-
rende -d"at in dab „eigenlek" zou fcupnen 'ge
zocht worden, herhaalde ik mijn wemsch,
herzei, -hersprak, 'herspelde, herleidde- mijn
woorden tot ik eindelijk aan 't pittige spits-
kinnebje van het! kleine, oude heertje meen
de te bespeuren, dat hij mij" toegreep. En- heb
raffelde van rijn lippen ih ecu wilden, niet
te volgen woordenstroomzijn tafellgenooten
hadden hom begrepen en nu k-wa-men ook zij
los, ieder op rijn manier. Mijn "buurman met
den plukhaard graasde met do hand over de
kin en mompelde voor zich heen
„Ha, den Herzog Heinrich meent er."
De stramme m)an stootte, 'tUEschem (tiwe©
hartig» slokken, een "bevelend
„Gut, gut,"
uit, en de toouffantdrager en zijn overbuur
aan het tafeltje waren in ©en levendig etdm-
menduo, waarvan liet snellere tempo van
het slingesrhoofd goed) uitkwam tegen het
bromgepraat van den schouderjas.
Zij praatten allen, te gelijfk, niet alleen to
gen mij; maar ieder voor zich, soms tegen
elkaar of elkaar overpratenid.
O, was het over den jongen hertog, dat ik
het had! Dat had ik dadelijk-moeten zog
gen Hertog Heimlich, die -trouwen zou
met .de koningin van Holland Ja, "dat
was aardig De hertog oen vriendelijke,
van een dood© vrouw. Het hoofd Ihing voor
over, 'het lichaam king .uitgerekt en slap
door witte doeken onder de okselholten, vast
gehouden ik kon echter zien, da.t jeugd, en
schoonheid de ongelukkige in het -leven had
den gesierd. Ik verslond heb afgrijselijke
schouwspel, maar plotseling 'trof nüj als een
slag (de gedachteDat -was niet alleen oen
sdhouwlspel, dat was een misdaad'!
Een misdaad, een moord! Hier moest ik
handelen. Ik vloog het volgend! ©ogenblik
©ver -de duistere vlakte naar de stald terug.
Vriend Balduin! Hij met rijn beeonnenhcid,
met zijn ouden jongonsmood, hij moest mee.
Een kwartier later stormde ik -ademloos
zijn kamer binnen. „Wat rie j© er uit, wat
is er gebeurdriep hij en greep mijn hand.
Nauwelijks had' ik gezegd, wat ik meende
gezien te hébben, of hij kleedde rich haastig
aan, liet een revolver in rijp mantelzak glij
den en stormde na-ar buiten. Terwijl ik hij
gend naast hem voortging, gaf ik bericht
over enkele bijzonderheden. Wij; liepen dwars
het land over, bijna werktiuigeiljfc, de oogen
op het lijkenhuisje, dat nu reeds voor ons
lag, gericht. Ik liep als in een- droom.
Nu -sloeg de klok van het ziekenhuis met
zware, langzame dagen negen uur. Toen
terwijl wij er nog slechts ongeveer honderd
pas af -waren ging het licht uit.
- Wij stonden diep ademhalend bij de reet.
Het vertrek was in duisternis gehuld, maar
or waren schreden te hooren en mompelende
stemmen.
Toen ©en! 'onderdrukte schreeuw van
Balduin; krampachtig had 'hij-mijn arm ge
grepen. Ik 'had het gezien. Een grillig, wit
blauw licht was opgevlamd! en had hot hui-
verin-gfwekkeiid beeld nog eenmaal onthuld.
Ditmaal hing eenzaam in- het midden de ge
kruisigde, terwijl "d© donkere gestalten zidh
in een hoek had'den- teruggetrokken. "Slechts
co i -second©, toen lag alles weer in heb duis
ter.
„Wij moeten naar binnen," fluisterde Bal
duin, en- voelde met dé hand in" zijn mantel
zak.
„Onmogelijk, or rijn er te veel."
Plotseling H-onken mannenstemmen van
den kant van den rijweg. Twee gestalten do
ken- op, misschien arbeiders op weg naar
huis, die zich verlaat! hadden. Wïj" vlogen
jongo man^ de koningin jong en mooi ze
ker, het was eon mooie partij-, want konin
ginnen rijn schaarsch.
-En daar lachte de man met (het bewege
lijke (bovenlichaam -er weer tusschen door,
dat het schetterde in onze -oorenen de
kleine man trompetterde ©r hooi© verhalen
tusschen door'over de hertog-olijke familie
en de man met de bouffante was bij'na- ge
heel uit rijn. jas gekropen en sprak van hot
kasteel' en het park, dat ik riep. moest; eni
de deftige plukhaard! had riju liand op mij-nl
arm gelegd en) deed lange gewkjhitigi voor-
godragen vragen over Bolland en het Hol-
landisdhe koninginnetje; en d© vierkante
vriend (beweerde met een nog-strakker-t-rek-
ken van den rug, "dat de Herzog oen ,,-schnei-
diger Militar" was.
Later k-wam. ik voor den -dag tmet mijn
krant, waarin- de beschrijving! had gestaan-
van de ontvangst der Koningin en den Her
tog te 'e-Gravénliagemijn gehoor spalkte
de oogen open -en het drukke praatmannotje
was er heusch stil van. Toen dab zóó insloeg,
kwam ik met mijn „Handelsblad", waarin
het persoverricht had gestaanmijn nieuw©
vrien-den hingen- aan mijn lippen; eimdelijjb
was hot Eraakemsiék met rijn plaat, die d'e
dieur dichtdeed.
„Ja, dat is-ter", 'knikte nu heb geheel© ta
feltje in koor.
En zoo praatten vijf Mecklonlburgers en-
één Holander in -het lage, kleine 'bieiifcaimer-
tje van de „Grossherzo-g" over de verloving
van een Oranje ©n ©en! Sledklenlburger to-t
een glimmend© helm door de detnr kwam kij
ken en een barsebe stem zei, idat het (bedtijd
Grondwetsherziening en de
Algemeene Kieswet.
De „Standaard" geeft in een artikel aan,
dat het het beste zou wezen zoo spoedig mo
gelijk, nl. één jaar voor de stembus, eigen
voorstellen over Grondwetsherziening aan
hangig te maken. Stelt men de quac-sti© bij1
de stembus aan de orde, zoo ontsluit men
een periode, waarin d© gang van zaken voor
loop ig tot stilstand wordt genoodzaakt.
Een Kabinet met zul-k een mandaat, zou
onmiddellijk daartoe voorstellen moeten
doen. Wachtte het daarmede tot na de af
doening der begroeting, dus tot in Januari,
dan zou heb geheele zittingjaar er mede ge-
moeid rijn en zou, als de voorstellen aange
nomen waren, een nieuwe general© ve-rkie-
zins? voor de deux staan.
hen tegemoet ©n spraken hen aan. „Maar
manneke, ge h-elbb toch niet gedroomd V' zei
de een, maar reeds stormden de brave lieden
op hot huis toe. Wijl gingen achter hen aan.
In Baldwin's hand glinsterde d'e revolver.
Nu hamerden rij met hun sterke vuisten op
de deur. „Doe open, schurken, moorde
naars 1"
Onder het Hoppen hoorden wij stemmen
binnen fluisteren, daarna werd aarzelend
open gedaan. D© -brandende lantaarn sboad
weer op den grond, ik herkend© den langen
man met riji haviksneus en sprong ham naar
de keel. Terwijl wij met elkaar worstelden,
gioep een ander mïï- van achteren aan hij
droeg* de uniform van ©en ziekenoppasser.
„Ik houd hem vast, dokter, de ma-ru moet
gek rijn!" i
Dokter
Wat vendér o-etoeurde, zal ik zoo kort mo
gelijk vertellen. Do zaak loste zidh heel een
voudig op. De klein© in den mantel en den
breedgeranden hoed was een jonge beeldhou
wer, wiens naam mij wel bekend was. Hij
werkte sedert weken aan de figuur van een
martelares en daar natuurlijk de uitrekking
van het ineengezakt© lichaam aan geen le
vend model te ibestudeeren was, (had hij rijn
vriend, dr. L., den eersten assistent-arts van
•het Thomas-hospitaal overreed', hem een
jeugdig, mooi lijk te laveren om dat aan het
kruis te binden en een gipsafgietsel van en
kele lichaamsdeel-en te nemen. Alles was
zorgvuldig voorbereid', maaa- streng geheim
gehouden, om onaangename vragen van het
publiek te ontgaan. Men vreesde, d© anme
doode te on toeren, als men! haar zoo in den
dienst der heilig© kunst stelde. En inder
daad, toen! ik eva jaar -later in de tentoon
stelling van kunst! voor de „Martelares"
stond', ivoeld© £k, da-t het ©en wenk van aan
grijpende waarli e i dskrunst -was.
Hoe -wij met de vermeende moordenaars
(Haar gekomen rijn, zal ik stilzwijgend' voor
bijgaan. Zij waren beschamend vriendelijk
en toegevend voor ons. Acht dagen na dien
fhaic(!it van schrik, ontvingen Balduin en ik
een .uitnoodiging „tot een gemoedelijk ver-
zoeningsfuifje". D® invitatie -was ©ndertee-
'kend met de v-ersohrikkélij'ko -woorden:
„De moordenaars-''