|4"e Jaargang. Dinsdag 25, Woensdag 26 en Donderdag 27 December 1900. No. 10431. Tweede Blad Vrede op Aarde! Uit het leven van de Schiedamsche wijkverpleegster. v V V schiedamsche couraht. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- on Feestdagen. Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco -r post fl. 1.65. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. f Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur jja het bureau bezorgd zijn. Bureau: Boterstraat 68. Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde Itleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bjj vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon Mo. 123. Ban dckke stoflaag bedekt meubelen en anamenten. Hier en daar over do tafel ver- prrid staan gebruikte kopjes en schoteltjes, «rwijl de scherven van een ontbijtbordje op 1® grond liggen. Roodgloeiend is de kachel pgestoofet en een ondragelijke hitte, nog isdragalijker gemaakt door eon vunzige akt die in het vertrek hangt, maakt hei danhalen niet gemakkelijker. Een drietal kinideren, waarvan het oudste en meisje van 13 jaar, bevindt zich in de amer. De twee jongsten, knaapjes van 8 en D jaar, kwamen zooetven uit school on hoop- ;n nu thuis het eten op tafel te vinden baf helaas, zooals in den laat sten tijd al dikwijls was voorgekomen, het meisje id het eten nog niet gereed. Zoo juist eerst id zij de aardappelen geschild, waarvan de lallen nog over den vloer lagen, omdat :t aardappeleneanmertje door de tbuisko- êüde jongeus bij hun binnenstormen was nvergsworpen. In het geheel niet vroolijk gestemd door st vooruitzicht om misschien weder met achts oen boterham naar school te moeten an, toonden de kleinen hun misnoegen Kir hun zusje allerlei verwijten toe te voe- «n, wat ten slotte hiermede eindigde dat st meisje begon te huilen „Wees toch stil, jongens,' klinkt een zwak- istem uit de bedstede, „zoödra moeder we ar beter is, zal zij weer zorgen dat jelui be- x>rlijÖ£ op tijd eten krijgt. Gaat nu maai' olang spelen en dan roept Mietje jelui wel >odra de aardappelen gaar zijn." de knapen, overtuigd dat zij1 voorloopig ais toch niets zouden vinden, gingen de T uit en waren weldra met hun makkers t het ravotten. >p hun kleeren behoefden zij nu niet zoo meer te letten. Wanneer zij vuil of met cl;.curdo Tdoeron thuis kiWamen, dan kre- l zij daarvoor thans toch geen straf, want ieder lag immers te bed en zag zoo daide- c niet hoe haar kinderen zich hadiden toe- fcakeLd. Mietje, het 13-jarige huishoudster- liet hen maar begaan, ziji had! geen over- idbt over de woeste knapen en hoewel zij het begin van moeders ziekte wel eens te- haar broertjes had gebromd, het weini- succes dat zij daarmede gehad had en het genoegen dat er meestal' het gevolg van s, had. haar spoedig doen besluiten dé jon as maar aan hun lot over te laten. Bovendien, ziji had heb den geheel en dag uk genoeg, 's'Morgens, zoodra ziji opstond, b haar eerste weik om de kachel aan te ton en theewater te koken. Dan hielp zij ar broertjes bij het aamkleeden, waarbij t wasseheni dikwijls achterwege bleef, om- t de jongens zich daartegen steeds kradh- verzetten, en dan, wanneer dezen einde- k naar school waren, dan moest moeder bolpen worden. Doch hoe bezwaarlijk ging ook dit. Zij ts te zwak en te onbeholpen om haormo©- r 'behoorlijk te verzorgen. Wél poogde deze If zich zoo goed mogelijk! te helpen, maar laas, een ziekte die haar Weids ruim twee usnden op bod 'hield!, had ook hajr kradh- 1 zoolang gesloopt dat elke bezigheid Novelle naar het Duitse!» van NATHALY VON ESCHSTRUTH. (Slot). KersttijdWat een drukte, wat een leven Londen! óïfl betooverd eitapb Jacoba aan den arm irs vaders door de volle straten, door al i verdoovende wagengarijl, door de drukte den lichtglans der prachtige winkels, die a kostbaarheden achter epiiegolglas opeta- en, zoodat men niet moede wordt te kij- i en te bewonderen. Ma in sprookjes uit Dluizend en één Nacht ten het flikkerend, diamant, de zijden ff en, d® luchtige kanten en sluiers, zdd- ae bontwerken, heerlijke bloesems, uit- ■ochte confituren, en menig schoon vrou- n-°og baadt zich, dronken van verrukking dezen glans en kan geen weerstand bie- aan de verleiding facoba's Mik zweeft slechte snel en vludh- over do duizenderlei gaven van het ristldiidje. fer villa van. haar vader blijft ze wel Mer daar even staan en ettemJt met zijn goed haar al spoedig te zwaar werd en zij daarom zich zooveel mogelijk van allee afmaakte- Kwam Mietje met het een of ander aan haar bed om hulp of raaid, dan werd het 3uud meestal weer weggestuurd met het matte: „Och, doe maar zooals je denkt dat het goed is, ik kan je niet helpen," zood!at het kind ook 'hiermede ten slotte ophield, als geheel vruchteloos. Etn weldra, verwonde ring behoeft dit niet te verwekken, was hot geheele huishouden verwaarloosd. Werd aan vankelijk heb noodigste in de huishouding verricht en een enkele maal nog1 weer een., een opruiming gehouden, ten slotte bleef ook dit achterwege en vervuiling en wan orde heerschten weldra in het vroeger zoo nette gezin. Tevergeefs had de dokter die bij zijn da- gehjksche bezoeken het verval in het ges in had zien komen, het meisje aangespoord om toch vooral goed voor moeder te zorgen, haar op tijd do geneesmiddelen te doen in nemen en haar do hulp te verleenen diie zij noodig had, maar och, daar* kwam al even weinig van als van de overige werkzaamhe den. en de zieke ging dan ooik meer achter uit dan vooruit. Zoo kon het niet blijven, dit begreep de dokter wel, en hij besloot daarom andere maatregelen te nemen, opdat ten mmsto de zieke behoorlijk zou worden geholpen. Aan de wijtkverpleegster werd bericht ge zonden dat haar hulp voor dit gezin ver- eisdht werd en spoedig deed deue er dan ook haar intrede. „Wel moedertje," zeide zij' toen zij voor het bed had plaats genomen, „ie er bij u en uw dochtertje de moed geheel' uit, dat ik overal zooweel wanorde in de kalmer zie? Dat is toch zeker niet de marnier om beter te wor den." En haastig opstaande, opende zij de vensters en liet de versche ulcht' in breed en stroom naar binnen dringen, zooidat de Vun zige dampkring weldra vervangen werd door frissche zuivere lucht. Daar kwamen de jongens wader binnen stuiven om te vragen of zij nog niet konden eten, en verbluft bleven zijl staan toen zij een vreemde bij moeder vonden. „Wacht maar even, jongens," klonk het hun vriendelijk tegen, „ik zal dadelijk eens kijken." en naar de kachel gaande, keek zij hoe het met het eten was gesteld. Toen nam zij de knapen eens in oogen- sehouw en het bleek haar hoe ook rijj ver waarloosd waren. „Komt eens hier," zeide zij, „terwijl de aardappelen koken, mag ik je zeker wel eens oven wassehen, dat behoeft dan niet na liet eten. meer te geschieden en dan kom je ten minste frisch op school." En de jongens, tegen oen. vreemde dame zich niet durvende Verzetten, ondergingen de reiniging die zij zoo hoog noodig hadden en waartegen zij zich anders zoo levendig had den verzet. Inmiddels waren de aardappelen gaar ge worden en nu was spoedig die tafel ontruimd en het eten daarop geplaatst. Gretig vielen de drie kinideren er op aan en welcüra was het maal in de hongerige ma gen verdiwenem. Nadat de jongens weer naar school waren gegaan, aei de zuster tob Mietje„En mi zullen wij eerst eens de kamer wat oprui men; in zoo'n rommel is bet zoo ongezellig." Eto. Mietje, met nieuwen moed berieM nu zij leiding van een volwassene had, hielp de zus ter het kleed van den vloer nemen en flink of afkeuring in, maar haar gedachten zijn ver weg en vliegen met de glinsterende ka pellen-vleugeltjes der fantasie naar de verre, vreemde droomwereld. Een zoet, wonderlijk verlangen gloeit in haar bonst. 'Sedert zij, de jonge wereldvreemde, voor het eerst den schouwburg betrad, heeft het zich aan haar geopenbaard, als een nooit ge dachte, zalige wonderwereld vol hoop en waan, verlangen en liefde! Ach, de liefde Nog nooit is zij haar zoo duidelijk en tast baar voorgekomen al® in de lotgevallen van die ideale mensdhengestalten, daar op het tooneelDe Toete huivering valn de verruk king, het bruidsgeldk, dat de eerst zoo kou de, tnotscho heldin opeens doorstroomt, trilt ook in Jacoba's hart en schudt alle hard heid en kinderlijke preutschheid van haar denken en voelen af. Die echte, betbowerende dweepzucht der eerste jeugd, grijpt het ernstige, door het droeve noodlot vroegrijpe meisje aan al de nevelige hartstocht der liefde-poëzie, diie haar op de eenzame hoeve zoo vreemd geble ven is, staat plotseling als een genius voor halar en kust 'haar glimlachend op het voor hoofd. Nfu ziweven haar gedachten over Moeiende velden, ziji ziet ook op haar pad! de gouidem ster der liefde licMIen, zijl hoort de nachtegalen daan, en ligt ook in de armen van een gieliefde, die hair lippen zoo ■yvarmi, uitkloppen, zoodat het vuil en stof in dikke wolken omhoog steeg. Toen heb vaatwerk ge- wasschen, kopjes en bordjes gereinigd en al les in die kasten gezet waar hot behoorde; de pannen wei-den geschuurd, stof afgeno men en de geheele kalmer vervolgens in orde gebracht. Heb klokje werd weer eens opge wonden en het regelmatige bik-tafc gaf reeds dadelijk iete gezelligs in huis. De geheele kal mer scheen als omgetoovord©en paar uren hard werkens had wonderen verricht, „En ma moet moeder eens verbed worden," zei de zuster, en Mietje, dadelijk bereid om ook hierbij de behulpzame hand te bieden, haalde spoedig heb bedidegoed van haar eigen ledefcant en met behulp van de zuster lag weldra een veldbed gespreid. Met groote handigheid nam nu het teere dametje de zie ke op haar armen en, zondter 'haar maar eenigszins te vermoeden, bracht zij' haar naar het veldbed over. ■Toen werd ook het ziekbed flink gelucht en, van andere la&ans voorzien, weer netjes en zacht opgemaakt. De zieke wend door de geoefende hand der verpleegster geheel gerei nigd en van schoon goed voorzien en vervol gens weer in haar eigen bed tenuggébradht. Met welbehagen strekte deze zich nu in het frissche bed uit en dankbaar zag zij de zuster aan, toen deze haar vroeg of zij nu niet erg vermoeid! was. Neen, vermoeid was zij niet, heb gevoel van welbehagen dat haar nu vervulde, deed haar de mogelijke vermoeidheid niet gevoe len en de orde in haar woning gaf haar rust voor het oog. „En nu, moedertje, eerst uw medicijnen genomen en dan maar flink eens slapen, en dan kom ik vanavond nog weer eens kijken," klonk het vriendelijk van de lippen der zus ter, die al sprekende het drankje van de plank had genomen en den lepel met het onsmakelijk gedoe haar voorhield. En vast beraden hapte de zieke naar den lepel, vast besloten oan die lieve hulpvaardige zuster niet teleur te stellen. De dekens werden warmpjes ingestompt en toen gingen de gordijhen dicht, want nu moest modder slapen. Anderen patiënten moest nu. Weer een 'bezoek gebracht worden ©n de zuster verliet dus dit gezin om ook daar in haar oneindige liefde tot de mensélieu haar hulp te verlee nen, echter belovende 'e avonlds nog te zullen terugkeeren. Wij willen de zuster een oogenblik vooruit snellen om te zien in welk gezin zjj thans als een weldoende engel zal worden ontvangen. In een armoedige omgeving ligt een groote zware man. Een geheele verlamming heeft hem voor altijd aan het bed gekluisterd en tijden heeft hij doorgebracht zouder behoor- Igk le worden verpleegd of verbed. Zijn vrouw, als hij reeds bejaard, moet door werken in hun beider onderhoud voor zien. Haar getrouwde zoon kwam wel menig maal helpen om zjjn vader eens te verbedden of andere hulp te bieden, maar slechts zelden veroorlooft zjjn werk hem deze diensten. Bovendien, hoeveel kracht hij ook bezit, zijn vader is zwaar en slechts met de grootste inspanning kon hjj den ouden man van het bed krijgen en dan vermoeit hjj deze daar mede in hoogen mate. Ook hier heeft zuster Gotfried op een briefje van den dokter haar intrede gedaan en regelmatig komt zjj nu hier terug om te helpen zooveel in haar vermogen is. hartstochtelijk kust, alö Rom-eo die zijner Julia Wie echter wie is het die den wegnaar het door do maan beschenen balkon vindt? Jacoba kent geen mannen haar hart heeft nog noodt sneller geklopt en toch Hoe komt het, dat de oogen van dien vreemde op de Theemsboot altijd en altijd weer voor haar zweven Dat zij zijn schoon gelaat in waken en. droom en ziet en al haar zoete dweeperijien slechte bloesems om zijn beeld winden? Is zij dan krankzinnig? Wat bezielt haar plotseling? Een vreemde! Een overmoedige, aanmatigende man, dien zij zelf afwees, en dien zij wel nooitl, nooit in haiar leven weer zal rien Waarom wordt het haar opeens zoo week en treurig te moede bij deze gedachte? Beminde Julia haar Romeo ook niet, ter wijl 'hun familaën toch ook door ernstige ve ten gescheiden waren? Wat vraagt de liefde er naar of volkereu in vijandschap leven en elkaar beoorlogen Zij raakte met haar gouden tooverstaf de harten aan, en alle haat en afgunst ver dwijnen cn een jubelende engelenschaar zweeft om de hoofden der geliefden, wuift d'e gouden palmen tot een zegenende liefdegroet en stemt in met den juichenden Boetklank; „Vrede op'aarde!" Als in een droom stapt Jacoba aan haars vaders arm voort en haar blik glijjdt zoekend Het lijfgoed van den zieke, dat niet ge regeld was bijgehouden, verkeerde bij haar komst in allei treurigsten toestand, en op haar verzoek werd haar dooreen damesvereeuigiog ondergoed voor den zieke verschaft. Zij, |de geschoolde verpleegster, verbedt thans den ouden vader, en de krachtige jonge man, die slechts met de grootste moeite zijn vader overdroeg, ziet thans vol verbazing toe wanneer dat kleine dametje den zoozwaren man op een veldbed draagt zonder dat deze daar merkbaar door wordt vermoeid. ïZou de zuster nog niet komen?" vraagt de zieke die reeds lang de vriendelijke ver schijning had verwacht. Het gewone tiur van haar bezoek is reeds lang verstreken en angstig kijkt de oude man naar de deur, elk oogenblik hopende haar te zullen zien binnen treden. ïZij zal toch nog wel komen 7" vraagt hij op nieuw, en zijn vrouw, wetende hoezeer hij op dit bezoek hoopt, spreekt hem bemoe digend toe, er op wijzende dat ook andere patiënten de hulp der zuster behoeven. Eindelijk dan loch, daar treedt zij binnen en een glans van voldoening verschijnt op het gelaat van den hulpbehoevende. iO, zuster, ik dacht al dat u niet zou komen, u bleef zoo lang weg. ïMaar, vadertje, ik had toch gezegd dat ik komen zou, en dan moet het al raar loo- pen, wil ik dan niet verschijnen. »Ja, maar u wordt soms plotseling bij iemand geroepen en dan zoudt u toch niet kunnen komeo. »Dat is wel zoo, maar ik zou toch altjjd wel trachten een oogenblikje vrij te maken om mijn wachtende luidjes niet teleur te stellen." Zoo pratende had zuster Gotfried hare gewone taak begonnen om den ouden man te helpen, zooals zij dit eenige malen per week deed. Hoe gaarne zjj al hare patiënten dageljjks zou willen bezoeken daartoe ontbrak haar de tijd. Maar de keeren dat zij kwam, waren oasen in het ljjden der patiënten; haar takt bij het helpen, haar opgewekte hlijinoedige stemming die zij aan haar omgeving mededeelde, waren oorzaak dat allen haar komst met blijdschap steeds tegemoet zagen. Allen" Neen, een paar gevallen had zy beleefd, waarbij de patiënten of de omgeving haar onvriendelijk b-jegenden. Op aanvraag van den dokter was zij in een gezin gekomen waar de man ziek lag en onvoldoende door zijn vrouw werd ge holpen en veipleegd. Onreinheid en wanorde heerschten in het gezin, doch toen zij kwam werd haar door de vrouw gezegd dat zij geen rvreemde hulp" wilde hebben, Zjj had haar man tot nog toe zelf opgepast en zoo zou zij blijven voortgaan. En van dit besluit was zg niet af te brengen. Onverrichter zake kon zuster Gotfried weer heengaan. Erger had zjj het nog ondervonden bij een viouw die ook geheel vervuild door haar was aangetroffen. De eerste dagen dat zij door de zuster bezocht werd, had zjj zich aan de rei nigingen onderworpen, waardoor zij zoo was opgeknapt dat de dokter zjjn patient niet meer herkende, maar reeds spoedig had zjj van die ongewone zindelijkheid genoeg en tot dank voor de moeite en zorg die de zuster haar betoonde, wierp zij deze de teil met water uit de handen. Maar, gelukkig, zulke gevallen waren uit zonderingen en deze teleurstellingen werden ruimschoots vergoed door de dankbaarheid van patiënten zooals de oude man waar zjj thans vertoefde. over de voorbijsnellende mansébenmassa, als zou plotseling weder die vreemde voor haar staan en haar lachend de handen toestekend zeggen: „Het is heden Kerstmis! dan spreekt men niet van Engelschen en Boeren, dan is er slechts een groote, bevrijde, met erbarmen vervulde memschheid, slechts één herder en één kuddeen de heinel'sche ko ren zungen en de klokken luiden„Vrede op Aarde Lnfcis Doorndorp slaat zijwaarts af een stille laan in. „Het is me hier te drulk, kind!" zegt hij1, „en door dit park bereiken wij vlugger ons hotel. Welk een feest ditmaal! Als men gewend is Keistonis op een eenzame hoeve te vieren, dan wordt zulk een gewoel licht te veel. Arm Wind, ook voor jou zal hel, hier ongezellig in het vreemd© land zijn, ■maar wees gerust, de Kerstengel vindt zijn weg ook naar ten hotelkamer De oude heer lacht bijpa schalks en denkt aan de verrassingen, die hij' haar bereid heeft. Stil en menscikverlaten ligt de laan daar; in de villa's aan beid'e zijden glinsteren reels de Kerstilichten en de paaiidboomen strékken hun naakte armen over den neveligen zand weg uit. Voor hen ligt het helverlichte ho tel en Lukas Doomdorp zegt met een ge heimzinnig lachje„Laat mij' vóór gaan on wacht beneden in de leeszaal^ tob ik je roep Lang kon zij hier echter niet blijven. Nog moest zjj andere bezoeken afleggen. Een vijfjarig kereltje dat al tijden niet van het bed is geweest, wacht thans op haar, om, voor den nacht te worden neergelegd. Nie mand kan dat zóó goed als zuster Gotfried, zelfs moeder niet; slechts door haar wil hij geholpen worden. En iederen avond gaat zij er heen, nu eens lang dan weer kort bij zijn bedje zit tende, oogenblikken waarin de arme kleine patient zijn lgden vergeet. Dezen avond zal het bezoek maar kort zjjn want straks keert zuster Gotfried weer terug naar het gezin, waar zjj van middag haar entrée deed. Daar valt immers nog zooveel te doen, vóór het verwaarloosde huishouden weder geheel op orde is gebracht. En als zij daar straks weder binnentreedt dan wordt zij door moeder en dochter met hartelijkheid begroet. Vandaag voor det eerst hebben beiden zich, dank zjj do komst der wijkver pleegster, weer eens in een prettige, nette omgeving gevoeld, Geruimen tijd brengt zjj nog in dit gezin door, verzorgt de patient, helpt en raadt bij het in orde brengen der kieeren van de beide knapen die door haar op bed zijn gebracht en, door haar voorbeeld opgewekt en door haar raad geleid, neemt de kleine huishoud ster met nieuwen lust haar taak weder op. Die hulp, zij zal ze blijven geven zoolang de moeder op bed blijft; en ais dan eenmaal de zieke is hersteld, dan zal deze haar taak weder op zich nemen en dankbaarheid voor de redding uit een zekeren ondergang zal het loon zjjn voor de praktische hulp der vriendelijke verpleegster. Eindelijk keert zuster Gotfried naar haar kamer terug om rust te vinden na de ver moeienissen des daags. Hoe welkom zijn haar die uren, waarin zij in gedachte nog weer eens de menschen voor zich heen laat gaan, die zij des daags heeft bezocht. Nog eens weer doorleeft zg dan de indrukken die zij bij haie bezoeken ontving; vriendelijke en onvriendelijke be handeling wisselen zich daarin af, maar god dank, het meerendeel van hen die zij bezoekt heeft met dankbaarheid hare hulp aanvaard. Ja wel is het eene schoone roeping, die van wijkverpleegster. Hier heeft men gele genheid zich te geven, geheel en ten volle, aan de lijdende menschheidhiér ervaart men hoeveel ljjden er moet worden verzacht, hoe vaak een tijdig toegestoken reddende hand een gezin voor ondergang kan behoeden. Wat vaak ook heeft zij reeds voorkomen dat een patient naar het ziekenhuis moest worden getransporteerd wanneer de familie deze zoo gaarne bjj zich hield, en geschoolde verpleging noodzakelijk was. Nu eens was hét een kindje van een half jaar dat een operatie moest ondergaan, dan weer een oude vrouw, die, met haar geheel verlamden man samen wonende, door een ernstige ziekte werd aan getast. Doch niet enkel in de huizen der minder bedeelden treedt zuster Gotfried binnen. Voor haar opende het lijden reeds bij menig patri ciër de deur der woning. Ook ddar wordt haar hulp naar waarde geschat en menig harteljjk bewjjs van dankbaarheid mocht zij ook uit die kringen ontvangen. Nog geen jaar is het geleden dat een georganiseerde wijkverpleging hier in het leven werd geroepen en de ontelbare gevallen waarin de hulp en medewerking der ver- op Kerstavond heeft men voor zooveel te zorgenen hij drukt haar arm nog eens teader en ijlt met reuaensdhreden vooruit. Jacoba volgt langzaam. Zdj| is alleen in de eenzame 1 aan, slechts een heer komt lang zaam aangewandeld en als zijl hem juist be reikt heeft en achteloos voorlbij' wil gaan, schalt plotseling uit een nabijzijhd dennen- bosdh een jubelend hallo. Ben bende opgeschoten knapen en meisjes omringen haar en d'en vreemlden heer cn roepen met vroolijk gelach het voor den Hollander geiheel onvea&taaribare woord „MistletoeMistletoe Do heer kijikt een oogenMik naar boven in de overhangende boomtakken, lacht vroo lijk mee, en eer Jacoba weet wat er gebeurt, hoeft hij haar beetgepakt, trekt haar met krachtigen arm aan rijn borst en kust haar 'hartelijk wangen en mond. „Mistletoe!" roept ook hij het jonge meisje staat ochter eon oogen'Mik alg ver steend en dan ontsnapt een half vers tikte schreeuw van drift haar lippen zoo bui ten zichzelf is rij en zoo radeloos, dat de heer geheel verschrikt terugdeinst en haar aanziet. Hun oogen ontmoeten elkaar nu her kennen rij elkander. Lyomel Jacoba! Als verateend staan ze en staren elkaar aan, en zij'n gelaat weerspiegelt het geluk

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1900 | | pagina 1