Dinsdag 14 Januari 1902. No. 10751. 55"" Jaargang. De terugkeer van een doode Jll, J - NATIONALE MILITIE. ZEEMILITIE. rhuteir. BUITENLAND. V V I EHIEDAIVfSCHE COUIMIII Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prjjs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco per post fl. 1.65. Prjjs per wetkVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan 'iet bureau bezorgd zjjn. Bureau i Roterstraat OS. Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92; iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zy innemen. Advertentiën bjj abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zpn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde tslcStec mdm*riett»fiësa opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Imterc. Telefoon So. 133. 35, 40, irst ma- 'scli) DT, t 1 ONTHEFFING vail WERKELIJKE» DIENST ingevolge art. 113, eerste zinsnede, der Militiewet 1901. De Boboe meester van Sciiiïda», brengt ter kennis van geestelijken, bedienaren van den godsdienst, zendelingleoraren en broeders- diakonen van eene godsdienstige vereeniging, als mede van studenten in de godgeleerdheid en zendelingkweekelingen, die aan eene inlichting van onderwijs tot geestelijken, bedienai en van den gods dienst of zetidelmgleeiaren worden opgeleid, pioef- broeders, die tot broeder-diakenen van eene gods dienstige vereeniging worden opgeleid, en Roornscli- Katholieke ordebroeders, die tot eene binnen het Rijk gevestigde kloosterinrichting belmoren, in deze gemeente, voor de lichting van 19(12, voor de militie hebben geloot en voor den dienst door den militieraad zijn aangewezen of bereids in voorgaande jaren bij de militie zijn ingelijfd en kiachtens ait. 113, eerste zinsnede, der Militiewet 1901, voor tin jaar van den weikelijken dienst zijn ontheven: dat volgens art. 80 van het Koninklijk besluit van 2 December 190! (staatsblad no. 230), de AANVRAGEN om ontheffing van den weikelijken dienst, vermeld in de eerste zinsnede van art. 113 der wet en gericht aan II. M. de Koningin, door de dienstplichtigen, die ontheffing wenschen te bekomen, eigenhandig onderleekend met de VER- KISOHTE BEWIJSSTUKKEN moeten woideu inge diend bij den Burgemeester der gemeente, binnen welke zij voor do militie zijn ingeschreven, en wel. •lo. in de laatsle tien dagen van Januari door hen, bedoeld in de eerste zinsnede van art 9G, onder lo der wet en in de laatete tien dagen van Maart door heil, bedoeld m die zinsnede onder 20 2o door hen, die op een ander tijdstip ter inlijving bij de militie moeten worden afgeleverd, binnen tien dagen na de dagteekoningvan den oproepings brief; 3o. door hen, die opnieuw van den werkelijken dienst wenschen ontheven te worden, in de laatste tien dagen der maand, op ééne na voorafgaande aan de maand waarin de duur van de verleende of laatstelijk verleende ontheffing eindigt; 4o. door de ingelijfden bij de militie, die voor liet eerst voor ontheffing in aanmerking wenschen te komen, zoodra zij meenen op ontheffing aan spraak te kunnen makenen dat het overgelegd bewijsstuk niet vroeger mag afgegeven zijn dan tien dagen vóór de inlevering er van bij don Burgemeester en dat de aanvrage op ongezegeld papier kan worden geschreven. En is hiervan afkondiging geschied, waar liet behoort, den I3den Januari 1902. Do Burgemeester voornoemd VERSTEEG. UUIIGEMEESTEII EN "WETHOUDERS VAN SCHIEDAM, gelet hebbende op art. 138 derMilitiewetlOOl Roepen hij deze op alle lotelingen der Natio nale Militie, voor de lichting van 1902, die moeten worden ingeiijld,' overeenkomstig art. 137 der voornoemde wet een der na te melden beroepen uitoefonen en vei langen bij de ZEE MILITIE te dienen, om daarvan vóór 1 Febru Uiib het Duiitsdh, VAN 6) ■Mevrouw Domt vroeg zich sotns treurig af, of er in het verdorde brein, in den uit gedoofde» geest, of misschien in do heime lijke diepten van het gevoelsvermogen toch nog een soort instinct hem deed raden, dat ze slechts met moeite den afkeer, ja den haat, dien zijn persoonlijkheid haar inboezemde, overwon, ofschoon hij' zich nooit over haar gedrag ten zijnen aanzfon uitte, In den laatsten tijd kwam daarbij nog een zonderlinge ijverzucht op de teedore goedheid, die Helge haar vader bewees. Al tijd had mevrouw Dorrit in do ziel van •haar dochter geblikt, als in een open bloe semkelk, met steeds nieuwe verrukking over do mooie klcurenvorming, die zich daar ont hulde nu. was iets vreemds tusschen hen beiden gekomen. Welk© gedachten en gevoelens door den omgang met den zieken vader in Ilclge ge wekt werden clc moeder kwam het niet te weten. Een uitdrukking van ernst on rijpheid was in heb gezichtje gekomen, wat aantoonde, dat onder do dikwijls kinder lijke vroolijkheid, waarmede Helge met •haar vad'er omging, velerlei de jonge ziel bewoog. Maar 'het was, als weerhield een teedere beschroomdheid het meisje, met de moeder over den vader te spreken als ge voelde zo don onzichtbare» band, die haar nauwer aan haar vader verbond,dan de moe der en als was het haar plicht zijn zwakke- art aanstaand ter gemeente-Secretarie aangifte te doen. De bovenbedoelde, bij beschikking van den Minister vnn Marine van 5 October 1901, Bureau B„ No. 44, aangewezen beroepen zijn de vol gende 1. Stuuilieden, stuurmansleerlingen onver dere zeevarendon op koopvaardij schepen van de groote en kleine vaart. 2. Stuurlieden, schippers en verdere op- vai enden van Rijnschepen, aken, ijalken en kleinere vaartuigen, 3. Sluurlieden en veidere opvarenden van passagiers on sleephooten, loods- vaartuigen en tonnenleggers. 4. Diopzee- en Noordzeekustvisscheis, 5. Zniderzpovisschers. 6. Visschers op dp Zeeuwsche wateren en op de grooto rivieren. 7. Mossel- en opstervisschors. 8. Schuitenvoerders en veerlieden. 9. Vlettorlieden. 10. Machinisten, machinist leerlingen en stokers op schepen en vaartuigen, bij spoor- of tramwegen en op fabrieken of andere inlichtingen 11. Machinedrijvers. 12. Tremmers. 13. Smeden. 14. Bankwerkers. 15. Werktuigmakeis. 16. KeMinakers. 17. Voorslagers. 18. Scheepsbeschioters. 19. Scheepstimmerlieden (scheepmakers).. 20. Brood koek- en banketbakkers. 21. Koks. 22. Koffiehuis en hotelbedienden. 23. Ziekenverplegers. 24. Apothekersbedienden, 25. Barbiers- 26. Personeel van 's Rijks-Mai inewei ven. Uit de lotelingen, die een dezer boroepen uitoefenen, wordt de voorkeur gegeven aan hen, die zich overeenkomstig deze uitnoodiging voor den dienst ter zee hebben aangemeld ol hebben doen opgeven de overige voor den dienst noodige manschappen worden te zijner lijd door loting aangewezen. De aandacht van de lotelingen woidt gevestigd op art. 116 der Militiewet 1901, luidende ais volgt sDe bij de militie te land ingelijfden wordon niet tot het aangaan van eene vei bintenis voor de buitonlandsche zeevaart toegelaten, zrtndet schriftelijke toestemming van wege Onzen Minis ter van Oorlog. Die topstemming wordt in gewone tijdon niet gewoigeid aan de iotmgen, die reeds vóór hunne inlijving bij do militie bun bei oep van de buiten- landsche zeevaart maakten en die zich overeen kamstig art. 138 voor de zee i.ilitïe hebben aan goboden, doch daaibij niet hebben kunnen worden aangenomen." En is hiervan afkondiging geschied, waar liet bohoort, den 13den Januari 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd VERSTEEG. De Secretaris WIJTEMA. den zijn wonderlijkheden haar moeder te sparen. Misschien had mevrouw Dorrit zich nog nooit in haar moeilijk leven zoo troosteloos en eenzaam gevoeld als in deze weken, waar in de gewone omgang met haar pupillen haar ontnomen was, waarin de zorg voor heb dagelijksch brood' haar slapelooze nachten bezorgdo en waarin ze in haar dochter een ontwikkeling zag, die haar verborgen bleef, oa waarvoor ze daarom dubbel anstig was. Met het verstand beschouwd, ging alles ho ven verwachting goed. Haar vrees, dat Hel- ge's zenuwen dezen tot een stompzinnige» idioot geworden man niet zouden kunnen verdragen, bleek ongegrond. Het meisje bleek een betere oppasseres te zijn dan zij zelf. Helgo was kalm en dat haar oogen dik wijls, als ze zich onbespied waande, ernstig en zwaarmoedig stonden, wie kon zich daar over verwonderen. Hot tegenovergestelde zou onnatuurlijk geweest zijn. -En toch en toch woonde er in een hoekje van mevrouw Dorrits ziel een gehei me angst, die ze zelf niet kon verklaren de angst voor iets onbestemds, waaraan ze geen naam kon geven. ■Hoe dikwijls denken we niet, als we door een groot ongeluk getroffen worden dat we heb vooruit gevoeld hebben, lang voordat het nuchtere verstand1 kon bemerken, van welke zijde het ons zou vatten. Wij wisten zonder ta weten. De fijnste gevoelsdraden van onze ziel hadden de gevaren reeds be tast, die Voor het wakend bewustzijn nog verborgen waren. „Mama", zeide Helge eens, „ik geloof dat vader innerlijk levendiger is, dan wij den ALftKMEES OVERWICHT. SCHIEDAM, 13 Jan. 1902. Suld'AIrlka, Chamberlain's antwoord. In een redevoering te Birmingham merk te minister Chamberlain op dat do vijandi ge gezindheid ten opzichte van Engeland wordt toegeschreven aan een oratorische on bescheidenheid van den minister van kolo niën, en zeide vervolgens „Ik trek niets terug, ik qualificeer niets, ik verdedig niets, maai- geen Eagelsch mi nister heeft ooit zijn land trouw gediend en te golijker tijd populariteit genoten op het vasteland. Daarom neem ik do critiek van liet buitenland niet zoo heel kwalijk, maar ik zal niet het mij gegeven voorbeeld vol gen en geen lessen uitdeelen aan een bui- tenlaudsch minister Ik zal er ook geon uit zijn handen aannemen, daar ik alleen ver antwoordelijk ben aan mijn vorst en mijn landgenooten. „Hoe kan ik verantwoordelijk worden ge stold voor wat lord Rosebery beschreef als lage en schandelijke valsclie aantijgingen, welke in 'het buitenland wordon rondge strooid zonder een woord van protest, zon der een tot hiertoe en niet verder van de verantwoordelijke overheid. Mijn tegenstan ders zullen een anderen zondebok moeten zoeken van do vijandige gezindheid, welke wij naar mijn overtuiging niet verdiend hebben en welke steeds opkomt, wanneer wij in eenige moeiijlklieid zijn, maar die ons nooit eenig kwaad heeft gedaan. „Er is iets dat van meer belang is dan de goedkeuring van buitenlandsche volkeren hoewel ik de. beteekenis daarvan geens zins wil onderschatten en dat is de toe genegenheid en het vertrouwen van onzo stamverwanten over de zee, ondanks zware verliezen. Daar is gebleken dat, indien wo ooit weder moeten strijden tegen de gehee- le gewapende wereld om ons bestaan, wij niet alleen zullen zijn. Voor zulk een resul taat is schier geen opoffering te groot." Ten slotte prees Chamberlain den arbeid van lord Kitchener en lord Milner, welke laatste thans bozig is aan de ontwikkeling van het stelsel van regeling en bestuur. Zoodra de vrede is afgekondigd, hoopt do minister do regeeringsmachine kant en klaar te hebben. TJit bet bovenstaande blijkt ten duide lijkste, dat de monocle-koning zicb niet ge stoord beeft aan de raadgevingen van zijn collega's, om voor liet oogenblik onder voorwendsel van ziekte, van het tooneel af te treden. Hij is besloten om te blijven op treden en om, ben einde aan zijn persoon lijke ijdelheid te voldoen, ernstige verwik kelingen met Duitscliland in heb loven to roepen. Niets moet ons trouwens meer ver wonderen van do zijde van hem, dien Lie- bermann in het Duitscho Parlement „don volmaakstcn en vervlóekts te» schurk die op God's aardbodem rondwandelt" genoemd heeft. Het aplomb, waarmede hij in de Ju weliers-vergadering gelogen en gebluft heeft, was dus te voorzien. Wanneer bijv. Chamberlain het dwaze chauvinisme der Birminghammers vleiende, zegt, dat, indien hij in den vreemde gohaait is, dit het gevolg is van zijn voorbeeldige diensben aan En geland bewezen, dan mogen wij dab toch wel als grove spotterij en voor-den-gelchou der ij beschouwen. Nooit werd Engeland zoo trouw door een Staatsman gediend als door Gladstone, tegenover wion Chamberlain zich als Judas gedragen heeft. Welnu, ge heel Europa bewonderde Gladstone on had Engeland, waarvan hij do vertegenwoordi ger was, lief. Wanneer hij spreekt van de •lasteringen tegen Engeland, in Engeland zelf gemaakt, om dio op liet vasteland te exploiteeren, dan doet hij do waarheid ook aardig te kort. Do Eurojieesche pers heeft heuscli, om de misdadigheid van Engeland in Zuid-Afrlka te veroordeel en, geen aan sporing van den Boeren gunstig gezinde Engelsclicn noodig. Do bewijzen worden ons door de Britsche regoering zelf verschaft. Uit de officieelo „recueils" van War- en Colonial-Office, uit do Blauwboeken put Europa het bewijs, neen do bekentenis van het plunderen en verbranden van hoeven, het halen van vrou wen en kinderen uit hun woningen, om als beesten te wordon opgesloten in do moord- liolen, dio Engeland concentratiekampen neemt, waar zij bij duizenden sterven, waar de weldadigheid der beschaafde wereld ver lichting moet brengen in de ontzaglijko el lende. Uit de officieole proclamaties van Roberts en Kitchener putten wij het bewijs van de verkrachtingen van recht en men- schelijkheid, door Engeland in Zuid-Afrika begaan. Laat Chamberlain maar veinzen dit niet te weten, laat hij de algemcone ver ontwaardiging toeschrijven aan die van zijn landgenooten, welko hem roet een bijna mis dadige zachtheid bestrijden; dat is zijn zaak en zijn recht; zijn brutaliteit hooft mis schien recht van bestaan, omdat zij indruk maakt op zijn blinde landgenootenmaar in den vreemde kunnen zijn woorden niet anders ontvangen worden dan als uitvallen van een slechten comediant, die het drama, waarin hij de hoofdrol speelt, tot een klucht tracht te verlagen. De Wet beproefde met een aanzienlijke macht de spoorlijn ten noorden van Kroon stad over te steken, maar werd teruggedre ven. 'Men gelooft dat hij de poging zal her vatten. .ken. En flt geloof, dat hij heel veel van mij houdt. U hadt eens moeten zien, hoe vrien delijk hij mij aanzag, toen ik heden dien krans van rozen bij hem op de kamer bracht. Anders heeft hij slechts oogen voor zijn post zegels, en vandaag wekken de rozen zijn be langstelling op. Hij heeft ze lang bekeken, ermede gespeeld en hij heeft mijn hand gestreeld," voegde ze er heel zachtjes, diep bewogen aan toe. „Misschien wordt hij toch wel weer krachtig en gezo-nd Ach, moe dertje, ik denk ook wel eensdat verschrik kelijke gesticht Dikwijls komt de ge dachte biji mij op, dat als we vader hij ons hadden gehouden „Lief kind," viel mevrouw Dorrit haar in de rede, „dat zijn dingen, dio je niet be grijpen kunt. Yergeet niet, dat vader bij tijden zoo opgewonden was wij zouden hem niet thuis hebben kunnen houden, om dat er gevaar was, dat hij zichzelf of ande ren een ongeluk zou toebrengen.,' 'Helge zette groote oogen op. Zij zweeg en bleef met een afgetrokken blik voor zich uit staren. Plotseling omvatte ze haar moe der cn drukte het hoofd tegen haar schou ders aan. Mevrouw Doiuit voelde, dat een zenuw achtig beven door haar leden ging. Einde lijk fluisterde ze haar moeder in het oor „Moedertje, lief moedertje als als ik eens Ach, zend me dan daar niet heen daarheen, waar vader was! Acli, moeder, sla me liever dood ik ben zoo bangriep ze plotseling, do gevouwen •handen smeekend omhoog heffend, liet blee- ke gezichtje nat van tranen. „Beloof me, dat u me hij u honden zult!" „Kind, kind je bent toch gezond," sta melde mevrouw Dorrit. „Waarom pijnig je jezelf zoo? En wat weet je van het gesticht af, waar vader geweest is? liet was een mooie, vriendelijke omgeving „Ja, ja," riep het meisje huiten zich zelf, „dat zegt u maar Maar ik weet beter. O wat ik gehoord heb, is verschrikke lijk „Helge, heeft vader je dan vroeg mevrouw Helge ontzet. „Vader ach neen, die niet maar Schülz Scliülz 'heeft me dikwijls gezegd, hoe streng ze tegen de zieken zijn moeten en hoe die stumperds gestraft worden als ze ongehoorzaam zijn en en velen zijn in het geheel' niet krankzinnig zijn daar slechts opgesloten ...begijptu, uit wraak!" „Helge, hoe kunt go dien dwazen onzin aankooren. Waarlijk, ik had je voor ver standiger en voorhamer aangezien. Voor 't vervolg vorbied ik je dergelijke gesprekken met vader's oppasser verstaat ge me Mevrouw "Dorrit sprak met een ongewo ne scherpte en heftigheid; de opwinding, waarin ze zelf verkeerde, klonk eruit. Helge zwoeg beschaamd. Maar, terwijl zij de kamer verliet, sloeg ze een koelen, wan trouwige» blik op haar moeder, welken deze nog nooit tevoren in de zachte meis- jesoogen gezien had. Schülz werd in streng verhoor genomen. Maar de man gevoelde zich onmisbaar. Aanvankelijk ontkende hij; toen mevrouw Dorrit hem toeli verwijten maakte, hoe -hij de fantasie van een jong meisje op die wijze kon vergiftigen, antwoordde liij, boos: „De juffrouw is ook zoo nieuwsgierig, dat men aan haar vragen niet ontkomen kan! Ze vraagt zooveel dat men er dikwijls een kleur van zou krijgen wat die al niet weten wil 1" Een zóó scherpen blik van verachting trof hem uit mevrouw Don-it's oogen, een Kolonel Wing heeft Zaterdag een Boeren- lager op 20 mijlen ten noordwesten van Er- melo verrast. Er werden 42 man gevangen genomen, onder wie majoor Wolniarans, ka pitein Wolmarans en luitenant Mal an, al len van de Staatsartillerie. De voornaamste officieren van dit korps zijn thans van hot oorlogstooneel verdwenen. Kolonel Sir James Willcocks, die met succes den jongsten veldtocht tegen do Aslianti's heeft geleid, heeft bevel ontvan gen zich naar Zuid-Afrika tc begeven. Kitchener II? Liebenberg, de moordenaar van luitenant Ncumcyer, is terechtgesteld. Aldus een Reuter-berickt in Reutor-be- woordiugen. De „Times" waarschuwt graaf Von Bii- low, geen parlementairen smet to wrijven op de uniform des konings. Andere Jingo- bladon zingen op dezelfde wijzo, dat het Engolscho geduld en do verdraagzaamheid uitgeput zullen raken. Van bevoegde zijde wordt aan liet „Va derland" uit Utrecht bericht, dat er niets aan is van de bewering, dat van Boerenzij- de de cisch van onafhankelijkheid zou zijn opgegeven. Eveneens wordt voor omvaar verklaard de bewering van den ongenoem de» Franschen dokter in de „Indépendan- co", dat onder de mannen van Do Wet on tevredenheid zou zijn over de deputatie in Europa. Een proclamatie betreffende den invoer van goederen in deze kolonie bepaalt dat de invoerrechten van goederen, bestemd voor andere plaatsen dan Pretoria en Jo hannesburg, betaald moeten worden in de k'olonischo havens van aankomst. De in voerrechten van goederen, bestemd voor do genoemde plaatsen, moeten hij aflevering der goederen worden voldaan. De tariefweb der voormalige Zuid-Afrikaansclie repu bliek blijft van kracht. Een tweede proclamatie is uil gegeven, waarbij do superintendenten der concentra tiekampen worden bekleed met de bevoegd- lieid van resident-magistraat, opdat ze in staat zullen zijn, persoonlijk af te doen ver grijpen tegen sanitaire en andere bepalin gen, vastgesteld in de proclamatie tot ver betering van den gezondheidstoestand cn liet welzijn in de kampen. Treffend die zorg voor vrouwen en kin deren Duitscliland. Tegenover de uitlatingen van den heer Bebel legde de rijkskanselier, graaf Von Bülow de volgende verklaring af: iiTussehen een verstandige wereldpolitiek zóó energiek„Zwijg met uw onbeschaamd heden 1" werd hem toegevoegd, dat hij er do voorkeur aan gaf, met een ontevreden gemompel af te trokken. Hij loog hij loog zonder twijfel maar mevrouw Dorrit had te treurige ervaringen gehad met meisjes van Helge's leeftijd, om zich niet angstig af te vragen •Hoe ver waren de openbaringen van Sehiilz gegaan Hoeveel onheil hadden ze aange richt? En toch was Helge zoo bewaakt ge worden Toch was zo zelf voortdurend thuis en in haar nabijheid geweest Wel is wa-ar de wandelingen in den tuin, waarbij Helge haar vader zorgzaam geleidde, terwijl Schülz er naast wandelde het postzegels opplakken in de veranda, terwijl zij in de keukon bezig was Mevrouw Don-it gaf Helge de. volgende dagen voortdurend werk in haar nabijheid, en verloor haar niet uit liet oog, niet uit het gehoor. Maar hoe schrikte ze, toon zo eens op een morgen, terwijl zo met llelge in de keuken bezig was, een zwaren, slepen de tred door de gang hoorde komen, cn ze plotseling haar man voor zich zag, die met veel moeite de trap van het sous-terrain af gekomen was, om Helge te zoeken. Met een triomfantelijken lach als van een kind, riep liij heb meisje vroolijk toe„Kom, we gaan wandelen Moest ze haar niet laten begaan Toen vader en dochter weer naar boven gingen, kwam. er plotseling een gevoel in haar op, waarin medelijden en angst en plotselinge, wilde haat zich vermengden en ze balde do vuisten, en de wenseh kwam in haar op: „Dood dood was hij maar dood hij neemt 'heb laatste van mij weg Kon ik hem maar dooden Wordt vervolgd.) ST.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1902 | | pagina 1