Dinsdag 14 Januari 1902.
No. 10751.
55"" Jaargang.
De terugkeer van een doode
Jll,
J
-
NATIONALE MILITIE.
ZEEMILITIE.
rhuteir.
BUITENLAND.
V
V
I EHIEDAIVfSCHE COUIMIII
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prjjs per kwartaalVoor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco
per post fl. 1.65.
Prjjs per wetkVoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan 'iet bureau bezorgd zjjn.
Bureau i Roterstraat OS.
Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92; iedere regel
meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zy
innemen.
Advertentiën bjj abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier
van zpn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde tslcStec mdm*riett»fiësa opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Imterc. Telefoon So. 133.
35,
40,
irst
ma-
'scli)
DT, t
1
ONTHEFFING vail WERKELIJKE» DIENST
ingevolge art. 113, eerste zinsnede, der Militiewet
1901.
De Boboe meester van Sciiiïda»,
brengt ter kennis van geestelijken, bedienaren
van den godsdienst, zendelingleoraren en broeders-
diakonen van eene godsdienstige vereeniging, als
mede van studenten in de godgeleerdheid en
zendelingkweekelingen, die aan eene inlichting van
onderwijs tot geestelijken, bedienai en van den gods
dienst of zetidelmgleeiaren worden opgeleid, pioef-
broeders, die tot broeder-diakenen van eene gods
dienstige vereeniging worden opgeleid, en Roornscli-
Katholieke ordebroeders, die tot eene binnen het
Rijk gevestigde kloosterinrichting belmoren, in deze
gemeente, voor de lichting van 19(12, voor de militie
hebben geloot en voor den dienst door den militieraad
zijn aangewezen of bereids in voorgaande jaren bij
de militie zijn ingelijfd en kiachtens ait. 113,
eerste zinsnede, der Militiewet 1901, voor tin
jaar van den weikelijken dienst zijn ontheven:
dat volgens art. 80 van het Koninklijk besluit
van 2 December 190! (staatsblad no. 230),
de AANVRAGEN om ontheffing van den weikelijken
dienst, vermeld in de eerste zinsnede van art. 113
der wet en gericht aan II. M. de Koningin,
door de dienstplichtigen, die ontheffing wenschen te
bekomen, eigenhandig onderleekend met de VER-
KISOHTE BEWIJSSTUKKEN moeten woideu inge
diend bij den Burgemeester der gemeente, binnen
welke zij voor do militie zijn ingeschreven, en wel.
•lo. in de laatsle tien dagen van Januari door hen,
bedoeld in de eerste zinsnede van art 9G, onder
lo der wet en in de laatete tien dagen van
Maart door heil, bedoeld m die zinsnede onder
20
2o door hen, die op een ander tijdstip ter inlijving
bij de militie moeten worden afgeleverd, binnen
tien dagen na de dagteekoningvan den oproepings
brief;
3o. door hen, die opnieuw van den werkelijken dienst
wenschen ontheven te worden, in de laatste tien
dagen der maand, op ééne na voorafgaande aan
de maand waarin de duur van de verleende of
laatstelijk verleende ontheffing eindigt;
4o. door de ingelijfden bij de militie, die voor liet
eerst voor ontheffing in aanmerking wenschen
te komen, zoodra zij meenen op ontheffing aan
spraak te kunnen makenen
dat het overgelegd bewijsstuk niet vroeger mag
afgegeven zijn dan tien dagen vóór de inlevering
er van bij don Burgemeester en dat de aanvrage
op ongezegeld papier kan worden geschreven.
En is hiervan afkondiging geschied, waar liet
behoort, den I3den Januari 1902.
Do Burgemeester voornoemd
VERSTEEG.
UUIIGEMEESTEII EN "WETHOUDERS VAN SCHIEDAM,
gelet hebbende op art. 138 derMilitiewetlOOl
Roepen hij deze op alle lotelingen der Natio
nale Militie, voor de lichting van 1902, die
moeten worden ingeiijld,' overeenkomstig art.
137 der voornoemde wet een der na te melden
beroepen uitoefonen en vei langen bij de ZEE
MILITIE te dienen, om daarvan vóór 1 Febru
Uiib het Duiitsdh,
VAN
6)
■Mevrouw Domt vroeg zich sotns treurig
af, of er in het verdorde brein, in den uit
gedoofde» geest, of misschien in do heime
lijke diepten van het gevoelsvermogen toch
nog een soort instinct hem deed raden, dat
ze slechts met moeite den afkeer, ja den haat,
dien zijn persoonlijkheid haar inboezemde,
overwon, ofschoon hij' zich nooit over haar
gedrag ten zijnen aanzfon uitte,
In den laatsten tijd kwam daarbij nog
een zonderlinge ijverzucht op de teedore
goedheid, die Helge haar vader bewees. Al
tijd had mevrouw Dorrit in do ziel van
•haar dochter geblikt, als in een open bloe
semkelk, met steeds nieuwe verrukking over
do mooie klcurenvorming, die zich daar ont
hulde nu. was iets vreemds tusschen hen
beiden gekomen.
Welk© gedachten en gevoelens door den
omgang met den zieken vader in Ilclge ge
wekt werden clc moeder kwam het niet
te weten. Een uitdrukking van ernst on
rijpheid was in heb gezichtje gekomen, wat
aantoonde, dat onder do dikwijls kinder
lijke vroolijkheid, waarmede Helge met
•haar vad'er omging, velerlei de jonge ziel
bewoog. Maar 'het was, als weerhield een
teedere beschroomdheid het meisje, met de
moeder over den vader te spreken als ge
voelde zo don onzichtbare» band, die haar
nauwer aan haar vader verbond,dan de moe
der en als was het haar plicht zijn zwakke-
art aanstaand ter gemeente-Secretarie aangifte
te doen.
De bovenbedoelde, bij beschikking van den
Minister vnn Marine van 5 October 1901, Bureau
B„ No. 44, aangewezen beroepen zijn de vol
gende
1. Stuuilieden, stuurmansleerlingen onver
dere zeevarendon op koopvaardij
schepen van de groote en kleine vaart.
2. Stuurlieden, schippers en verdere op-
vai enden van Rijnschepen, aken,
ijalken en kleinere vaartuigen,
3. Sluurlieden en veidere opvarenden van
passagiers on sleephooten, loods-
vaartuigen en tonnenleggers.
4. Diopzee- en Noordzeekustvisscheis,
5. Zniderzpovisschers.
6. Visschers op dp Zeeuwsche wateren en
op de grooto rivieren.
7. Mossel- en opstervisschors.
8. Schuitenvoerders en veerlieden.
9. Vlettorlieden.
10. Machinisten, machinist leerlingen en
stokers op schepen en vaartuigen, bij
spoor- of tramwegen en op fabrieken
of andere inlichtingen
11. Machinedrijvers.
12. Tremmers.
13. Smeden.
14. Bankwerkers.
15. Werktuigmakeis.
16. KeMinakers.
17. Voorslagers.
18. Scheepsbeschioters.
19. Scheepstimmerlieden (scheepmakers)..
20. Brood koek- en banketbakkers.
21. Koks.
22. Koffiehuis en hotelbedienden.
23. Ziekenverplegers.
24. Apothekersbedienden,
25. Barbiers-
26. Personeel van 's Rijks-Mai inewei ven.
Uit de lotelingen, die een dezer boroepen
uitoefenen, wordt de voorkeur gegeven aan hen,
die zich overeenkomstig deze uitnoodiging voor
den dienst ter zee hebben aangemeld ol hebben
doen opgeven de overige voor den dienst
noodige manschappen worden te zijner lijd door
loting aangewezen.
De aandacht van de lotelingen woidt gevestigd
op art. 116 der Militiewet 1901, luidende
ais volgt
sDe bij de militie te land ingelijfden wordon
niet tot het aangaan van eene vei bintenis voor
de buitonlandsche zeevaart toegelaten, zrtndet
schriftelijke toestemming van wege Onzen Minis
ter van Oorlog.
Die topstemming wordt in gewone tijdon niet
gewoigeid aan de iotmgen, die reeds vóór hunne
inlijving bij do militie bun bei oep van de buiten-
landsche zeevaart maakten en die zich overeen
kamstig art. 138 voor de zee i.ilitïe hebben aan
goboden, doch daaibij niet hebben kunnen worden
aangenomen."
En is hiervan afkondiging geschied, waar liet
bohoort, den 13den Januari 1902.
Burgemeester en wethouders voornoemd
VERSTEEG.
De Secretaris
WIJTEMA.
den zijn wonderlijkheden haar moeder te
sparen.
Misschien had mevrouw Dorrit zich nog
nooit in haar moeilijk leven zoo troosteloos
en eenzaam gevoeld als in deze weken, waar
in de gewone omgang met haar pupillen
haar ontnomen was, waarin de zorg voor heb
dagelijksch brood' haar slapelooze nachten
bezorgdo en waarin ze in haar dochter een
ontwikkeling zag, die haar verborgen bleef,
oa waarvoor ze daarom dubbel anstig was.
Met het verstand beschouwd, ging alles ho
ven verwachting goed. Haar vrees, dat Hel-
ge's zenuwen dezen tot een stompzinnige»
idioot geworden man niet zouden kunnen
verdragen, bleek ongegrond. Het meisje
bleek een betere oppasseres te zijn dan zij
zelf.
Helgo was kalm en dat haar oogen dik
wijls, als ze zich onbespied waande, ernstig
en zwaarmoedig stonden, wie kon zich daar
over verwonderen. Hot tegenovergestelde
zou onnatuurlijk geweest zijn.
-En toch en toch woonde er in een
hoekje van mevrouw Dorrits ziel een gehei
me angst, die ze zelf niet kon verklaren
de angst voor iets onbestemds, waaraan ze
geen naam kon geven.
■Hoe dikwijls denken we niet, als we door
een groot ongeluk getroffen worden dat we
heb vooruit gevoeld hebben, lang voordat
het nuchtere verstand1 kon bemerken, van
welke zijde het ons zou vatten. Wij wisten
zonder ta weten. De fijnste gevoelsdraden
van onze ziel hadden de gevaren reeds be
tast, die Voor het wakend bewustzijn nog
verborgen waren.
„Mama", zeide Helge eens, „ik geloof dat
vader innerlijk levendiger is, dan wij den
ALftKMEES OVERWICHT.
SCHIEDAM, 13 Jan. 1902.
Suld'AIrlka,
Chamberlain's antwoord.
In een redevoering te Birmingham merk
te minister Chamberlain op dat do vijandi
ge gezindheid ten opzichte van Engeland
wordt toegeschreven aan een oratorische on
bescheidenheid van den minister van kolo
niën, en zeide vervolgens
„Ik trek niets terug, ik qualificeer niets,
ik verdedig niets, maai- geen Eagelsch mi
nister heeft ooit zijn land trouw gediend en
te golijker tijd populariteit genoten op het
vasteland. Daarom neem ik do critiek van
liet buitenland niet zoo heel kwalijk, maar
ik zal niet het mij gegeven voorbeeld vol
gen en geen lessen uitdeelen aan een bui-
tenlaudsch minister Ik zal er ook geon uit
zijn handen aannemen, daar ik alleen ver
antwoordelijk ben aan mijn vorst en mijn
landgenooten.
„Hoe kan ik verantwoordelijk worden ge
stold voor wat lord Rosebery beschreef als
lage en schandelijke valsclie aantijgingen,
welke in 'het buitenland wordon rondge
strooid zonder een woord van protest, zon
der een tot hiertoe en niet verder van de
verantwoordelijke overheid. Mijn tegenstan
ders zullen een anderen zondebok moeten
zoeken van do vijandige gezindheid, welke
wij naar mijn overtuiging niet verdiend
hebben en welke steeds opkomt, wanneer
wij in eenige moeiijlklieid zijn, maar die ons
nooit eenig kwaad heeft gedaan.
„Er is iets dat van meer belang is dan de
goedkeuring van buitenlandsche volkeren
hoewel ik de. beteekenis daarvan geens
zins wil onderschatten en dat is de toe
genegenheid en het vertrouwen van onzo
stamverwanten over de zee, ondanks zware
verliezen. Daar is gebleken dat, indien wo
ooit weder moeten strijden tegen de gehee-
le gewapende wereld om ons bestaan, wij
niet alleen zullen zijn. Voor zulk een resul
taat is schier geen opoffering te groot."
Ten slotte prees Chamberlain den arbeid
van lord Kitchener en lord Milner, welke
laatste thans bozig is aan de ontwikkeling
van het stelsel van regeling en bestuur.
Zoodra de vrede is afgekondigd, hoopt do
minister do regeeringsmachine kant en
klaar te hebben.
TJit bet bovenstaande blijkt ten duide
lijkste, dat de monocle-koning zicb niet ge
stoord beeft aan de raadgevingen van zijn
collega's, om voor liet oogenblik onder
voorwendsel van ziekte, van het tooneel af
te treden. Hij is besloten om te blijven op
treden en om, ben einde aan zijn persoon
lijke ijdelheid te voldoen, ernstige verwik
kelingen met Duitscliland in heb loven to
roepen. Niets moet ons trouwens meer ver
wonderen van do zijde van hem, dien Lie-
bermann in het Duitscho Parlement „don
volmaakstcn en vervlóekts te» schurk die
op God's aardbodem rondwandelt" genoemd
heeft. Het aplomb, waarmede hij in de Ju
weliers-vergadering gelogen en gebluft
heeft, was dus te voorzien. Wanneer bijv.
Chamberlain het dwaze chauvinisme der
Birminghammers vleiende, zegt, dat, indien
hij in den vreemde gohaait is, dit het gevolg
is van zijn voorbeeldige diensben aan En
geland bewezen, dan mogen wij dab toch
wel als grove spotterij en voor-den-gelchou
der ij beschouwen. Nooit werd Engeland zoo
trouw door een Staatsman gediend als door
Gladstone, tegenover wion Chamberlain
zich als Judas gedragen heeft. Welnu, ge
heel Europa bewonderde Gladstone on had
Engeland, waarvan hij do vertegenwoordi
ger was, lief. Wanneer hij spreekt van de
•lasteringen tegen Engeland, in Engeland
zelf gemaakt, om dio op liet vasteland te
exploiteeren, dan doet hij do waarheid ook
aardig te kort. Do Eurojieesche pers heeft
heuscli, om de misdadigheid van Engeland
in Zuid-Afrlka te veroordeel en, geen aan
sporing van den Boeren gunstig gezinde
Engelsclicn noodig.
Do bewijzen worden ons door de Britsche
regoering zelf verschaft. Uit de officieelo
„recueils" van War- en Colonial-Office, uit
do Blauwboeken put Europa het bewijs,
neen do bekentenis van het plunderen en
verbranden van hoeven, het halen van vrou
wen en kinderen uit hun woningen, om als
beesten te wordon opgesloten in do moord-
liolen, dio Engeland concentratiekampen
neemt, waar zij bij duizenden sterven, waar
de weldadigheid der beschaafde wereld ver
lichting moet brengen in de ontzaglijko el
lende. Uit de officieole proclamaties van
Roberts en Kitchener putten wij het bewijs
van de verkrachtingen van recht en men-
schelijkheid, door Engeland in Zuid-Afrika
begaan. Laat Chamberlain maar veinzen
dit niet te weten, laat hij de algemcone ver
ontwaardiging toeschrijven aan die van zijn
landgenooten, welko hem roet een bijna mis
dadige zachtheid bestrijden; dat is zijn zaak
en zijn recht; zijn brutaliteit hooft mis
schien recht van bestaan, omdat zij indruk
maakt op zijn blinde landgenootenmaar
in den vreemde kunnen zijn woorden niet
anders ontvangen worden dan als uitvallen
van een slechten comediant, die het drama,
waarin hij de hoofdrol speelt, tot een klucht
tracht te verlagen.
De Wet beproefde met een aanzienlijke
macht de spoorlijn ten noorden van Kroon
stad over te steken, maar werd teruggedre
ven. 'Men gelooft dat hij de poging zal her
vatten.
.ken. En flt geloof, dat hij heel veel van mij
houdt. U hadt eens moeten zien, hoe vrien
delijk hij mij aanzag, toen ik heden dien
krans van rozen bij hem op de kamer bracht.
Anders heeft hij slechts oogen voor zijn post
zegels, en vandaag wekken de rozen zijn be
langstelling op. Hij heeft ze lang bekeken,
ermede gespeeld en hij heeft mijn hand
gestreeld," voegde ze er heel zachtjes, diep
bewogen aan toe. „Misschien wordt hij toch
wel weer krachtig en gezo-nd Ach, moe
dertje, ik denk ook wel eensdat verschrik
kelijke gesticht Dikwijls komt de ge
dachte biji mij op, dat als we vader hij ons
hadden gehouden
„Lief kind," viel mevrouw Dorrit haar
in de rede, „dat zijn dingen, dio je niet be
grijpen kunt. Yergeet niet, dat vader bij
tijden zoo opgewonden was wij zouden
hem niet thuis hebben kunnen houden, om
dat er gevaar was, dat hij zichzelf of ande
ren een ongeluk zou toebrengen.,'
'Helge zette groote oogen op. Zij zweeg
en bleef met een afgetrokken blik voor zich
uit staren. Plotseling omvatte ze haar moe
der cn drukte het hoofd tegen haar schou
ders aan.
Mevrouw Doiuit voelde, dat een zenuw
achtig beven door haar leden ging. Einde
lijk fluisterde ze haar moeder in het oor
„Moedertje, lief moedertje als als
ik eens Ach, zend me dan daar niet
heen daarheen, waar vader was! Acli,
moeder, sla me liever dood ik ben zoo
bangriep ze plotseling, do gevouwen
•handen smeekend omhoog heffend, liet blee-
ke gezichtje nat van tranen. „Beloof me,
dat u me hij u honden zult!"
„Kind, kind je bent toch gezond," sta
melde mevrouw Dorrit. „Waarom pijnig je
jezelf zoo? En wat weet je van het gesticht
af, waar vader geweest is? liet was een
mooie, vriendelijke omgeving
„Ja, ja," riep het meisje huiten zich zelf,
„dat zegt u maar Maar ik weet beter.
O wat ik gehoord heb, is verschrikke
lijk
„Helge, heeft vader je dan vroeg
mevrouw Helge ontzet.
„Vader ach neen, die niet maar
Schülz Scliülz 'heeft me dikwijls gezegd,
hoe streng ze tegen de zieken zijn moeten
en hoe die stumperds gestraft worden als ze
ongehoorzaam zijn en en velen zijn in
het geheel' niet krankzinnig zijn daar
slechts opgesloten ...begijptu, uit wraak!"
„Helge, hoe kunt go dien dwazen onzin
aankooren. Waarlijk, ik had je voor ver
standiger en voorhamer aangezien. Voor 't
vervolg vorbied ik je dergelijke gesprekken
met vader's oppasser verstaat ge me
Mevrouw "Dorrit sprak met een ongewo
ne scherpte en heftigheid; de opwinding,
waarin ze zelf verkeerde, klonk eruit.
Helge zwoeg beschaamd. Maar, terwijl zij
de kamer verliet, sloeg ze een koelen, wan
trouwige» blik op haar moeder, welken
deze nog nooit tevoren in de zachte meis-
jesoogen gezien had.
Schülz werd in streng verhoor genomen.
Maar de man gevoelde zich onmisbaar.
Aanvankelijk ontkende hij; toen mevrouw
Dorrit hem toeli verwijten maakte, hoe -hij
de fantasie van een jong meisje op die wijze
kon vergiftigen, antwoordde liij, boos: „De
juffrouw is ook zoo nieuwsgierig, dat men
aan haar vragen niet ontkomen kan! Ze
vraagt zooveel dat men er dikwijls een kleur
van zou krijgen wat die al niet weten
wil 1"
Een zóó scherpen blik van verachting
trof hem uit mevrouw Don-it's oogen, een
Kolonel Wing heeft Zaterdag een Boeren-
lager op 20 mijlen ten noordwesten van Er-
melo verrast. Er werden 42 man gevangen
genomen, onder wie majoor Wolniarans, ka
pitein Wolmarans en luitenant Mal an, al
len van de Staatsartillerie. De voornaamste
officieren van dit korps zijn thans van hot
oorlogstooneel verdwenen.
Kolonel Sir James Willcocks, die met
succes den jongsten veldtocht tegen do
Aslianti's heeft geleid, heeft bevel ontvan
gen zich naar Zuid-Afrika tc begeven.
Kitchener II?
Liebenberg, de moordenaar van luitenant
Ncumcyer, is terechtgesteld.
Aldus een Reuter-berickt in Reutor-be-
woordiugen.
De „Times" waarschuwt graaf Von Bii-
low, geen parlementairen smet to wrijven
op de uniform des konings. Andere Jingo-
bladon zingen op dezelfde wijzo, dat het
Engolscho geduld en do verdraagzaamheid
uitgeput zullen raken.
Van bevoegde zijde wordt aan liet „Va
derland" uit Utrecht bericht, dat er niets
aan is van de bewering, dat van Boerenzij-
de de cisch van onafhankelijkheid zou zijn
opgegeven. Eveneens wordt voor omvaar
verklaard de bewering van den ongenoem
de» Franschen dokter in de „Indépendan-
co", dat onder de mannen van Do Wet on
tevredenheid zou zijn over de deputatie in
Europa.
Een proclamatie betreffende den invoer
van goederen in deze kolonie bepaalt dat
de invoerrechten van goederen, bestemd
voor andere plaatsen dan Pretoria en Jo
hannesburg, betaald moeten worden in de
k'olonischo havens van aankomst. De in
voerrechten van goederen, bestemd voor do
genoemde plaatsen, moeten hij aflevering
der goederen worden voldaan. De tariefweb
der voormalige Zuid-Afrikaansclie repu
bliek blijft van kracht.
Een tweede proclamatie is uil gegeven,
waarbij do superintendenten der concentra
tiekampen worden bekleed met de bevoegd-
lieid van resident-magistraat, opdat ze in
staat zullen zijn, persoonlijk af te doen ver
grijpen tegen sanitaire en andere bepalin
gen, vastgesteld in de proclamatie tot ver
betering van den gezondheidstoestand cn
liet welzijn in de kampen.
Treffend die zorg voor vrouwen en kin
deren
Duitscliland.
Tegenover de uitlatingen van den heer
Bebel legde de rijkskanselier, graaf Von
Bülow de volgende verklaring af:
iiTussehen een verstandige wereldpolitiek
zóó energiek„Zwijg met uw onbeschaamd
heden 1" werd hem toegevoegd, dat hij er
do voorkeur aan gaf, met een ontevreden
gemompel af te trokken.
Hij loog hij loog zonder twijfel
maar mevrouw Dorrit had te treurige
ervaringen gehad met meisjes van Helge's
leeftijd, om zich niet angstig af te vragen
•Hoe ver waren de openbaringen van Sehiilz
gegaan Hoeveel onheil hadden ze aange
richt? En toch was Helge zoo bewaakt ge
worden Toch was zo zelf voortdurend thuis
en in haar nabijheid geweest
Wel is wa-ar de wandelingen in den
tuin, waarbij Helge haar vader zorgzaam
geleidde, terwijl Schülz er naast wandelde
het postzegels opplakken in de veranda,
terwijl zij in de keukon bezig was
Mevrouw Don-it gaf Helge de. volgende
dagen voortdurend werk in haar nabijheid,
en verloor haar niet uit liet oog, niet uit
het gehoor. Maar hoe schrikte ze, toon zo
eens op een morgen, terwijl zo met llelge
in de keuken bezig was, een zwaren, slepen
de tred door de gang hoorde komen, cn ze
plotseling haar man voor zich zag, die met
veel moeite de trap van het sous-terrain af
gekomen was, om Helge te zoeken. Met een
triomfantelijken lach als van een kind, riep
liij heb meisje vroolijk toe„Kom, we gaan
wandelen
Moest ze haar niet laten begaan
Toen vader en dochter weer naar boven
gingen, kwam. er plotseling een gevoel in
haar op, waarin medelijden en angst en
plotselinge, wilde haat zich vermengden en
ze balde do vuisten, en de wenseh kwam in
haar op: „Dood dood was hij maar
dood hij neemt 'heb laatste van mij weg
Kon ik hem maar dooden
Wordt vervolgd.)
ST.