li 05- Jaargang Zondag 16 en Maandag 17 Maart 1902. No. 10804. a:cï Tweede Blad. Langs ©en omweg'. IAN, Prijs der meer 15 cents, innemen. DE SPAANSCHE CRISIS. ne, UIT BE PEES. BINNENLAND. 4 Zaal e Sat, (gates bij 'straat SCIIIEDililMSGII E COt RUT Deze courant verschijnt dageljjks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco ier post fl. 1.65. Prijs per weckYoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent. A fvnnftarliikfl mimmpra 9 r-uni. 6. Ti Afzonderlijke nummers 2 cent. KEtó Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Sroenï, laPÏeii'fi Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur —Aan bet bureau bezorgd zijn. Bureau: Botersfraat 68. Advertentiën: Van 16 regels fl, 0.92iedere regel Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zip voorwaarden. Tarieven hier- Advertentiën bjj abonnement op voordeehge van zjjn gratis aan het Bureau te hekomen. In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde ftletoc m&ttertemHëm opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, hij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. latere. Telefoon No. 123. In Spanjo is dan eind olijk do crisis uitge- broken. Onze lezers weten uiit de gemengde jnedodeelingcn, onder welike omstandigheden F* j)lu minister van financiën Urzaiz onderlian- •U£j dolingen heeft aangeknoopt met db voorstél- Jfarli ers van amendementen op de wet betrökkc- staatslc'oniiiigen. Daar db voorstellers 't --^mtrdfekeii van hot geheele ontwerp, door do lommissie in overeenstemming met den mi nister opgemaakt, ei sekten, zijn de onder- ïandelingen natirarl'ijjk op niets uitgeloopen Hi heeft do minister ieder© transactie gewei gerd. Sagasla werd door dien toestand, dlte noodzakelijk liet ontslag van den minister jan financiën ten gevolge moest hebben, jeer in zijn werk bemoeilijkt. Urzaiz bood nderdaad zijn ontslag aan den premier aan, naar deze weigerde in den beginne heb aan e nemen en wilde nog alles in het werk [tellen alvorens tot een hervorming van zijn Kabinet over te gaan. Hij seinde aan allo 11- reralo senatoren en Kamerleden naar Ma- irid terug to koeren, 'ton einde hem to steu- ïon in den parlementairen strijd, dien hij yildo aanbinden, doch na een nauwkeurige riling schijnt men bevonden to hcibbendat geen meerderheid was voor het ontwerp en Urzaiz, want "Woensdag zijn do Cortes cschorst, wel'lc besluit Sagasta dadelijk aan pt Parlement mededeelde. Sagasta zou, zoo erzakerde men, opnieuw onderhandelingen ïeginnen mot do vc jrstelfers dei' amende- ïenten en zou do Cortes niet bijeenroepen, Svorens cr een vergelijk gevonden was. Dit was geen zuivere politieke toestand. Jaar liet Kabinet met zeker is een meer- jeiSheid to vinden om een zijner voorstellen ,n te nemen, beft het de Parlementszittin- n op en belet daardoor alle discussies. Ze- icr, ui ets is eenvoudiger, maar ook niets ge vaarlijker, want deze maatregel bewijst de proote zwakheid van den ministerraad. Welk pestige toch kan een minister-president lebben na dergelij|ke handelingen en hoo hij, weerstand! kunnen 'bieden aan de jressie dor partijleiders, waarvan hij geheel in al afhanrt en die hem besluiten knun-a I Zooals reeds zoo dikwijls, bevond de beer Albeit Braunlich zich in geldverlegenheid. Opgewonden liep hij in de kamer op en neer, l^^streek met d© hand door zijn bmiinlo'kkig liaar en martelde zijn hersenen af om een 1 banier to vinden om zijn dringende scliuld- I. jaschera to voldoen. I Eindelijk wierp liij zich mismoedig op de 'jrndo sofa. Ilij wist geen raad, hoe zich dit- -Afmaal hulp en 'bijsband to verschaffen. En nu lag liij veaibittord daar en ver- J Wenschte liet noodlot, dat hem zulke parten 1 Speelde. Uliri Plotseling groep hij een oud boek, dat baast de sofa op den grond lag. Het was een £eel uit een leesbibliotheek, een vergoten ro- Bian van Louise Mülilbaeh, dat zijn hospita jl van oen boekhandelaar liadl gehaaldin di't lil hoek, 'had Mj een paar bladzijden gelezen, 111 jeen was liet hem echter te vervelend gewor- «icn en bad hij zich geërgerd, zich zoo'n 'be spottelijk book, door zijn hospita te 'hebben i**'aten aailPratel1 en rrb! daar was net dikke boek in een hoek 'terecht gekomen. Nu wil- Be hij hot terugzenden. fl 1 En juist toen hij liet gelige, stoffige deel jr'ngeluit de hand loggen wilde, bemerkte Hij dat p' uit 'het midden van heb boek een papier- Me viel, half werktuigelijk, half nieuwsgierig n,< Kapte hij, liet papierbje op en las tob zijn jgCiiyerbaziiig „Ik ben een optimiste. Ik wil mijn hoop Ipn oen gelukkig toeivali overlaten. Misschien irlSifindt een jong© man dit briefje en misschien nklemeeft die jonge man don moed om mij 'to be- nslopijden. Ik zou zoo gaarne huwen, maar ik jenenleer bijna geen enkelen man kennen, omdat Act. kijn tante mij met Argusoogcn bespit"!t. Ik es, pen wat men noemt een „goeie partij," en paisKik geloof wel d'at ik een man zeer gelukkig I esfan nialken, Is ©r iemand dio moed heeft enni.)Juj ga vol vertrouwen naar d'o Marienstrasze p. 3 en vrage naar mejuffrouw Lydia Ebors- i pp Wh, liefst echter van 2 tot 3, daar tante lf"lan slaapt. Ik hoop dusl" ij ure. Toon do lieer Albert Braunlich deze re- iels las, moest hij ondanks zijn slecht hu il 35 Beiu' 'oJhnl'aclien over deze „mop", want iets __jjjtaders kon het tooh niet zijndoch toen hij BAift do'en nemen, die alleen hun partij ton dien ste komen? Het zon verder een dwaling zijn te gelao- ven, dat hot verschil' tussch.011 do regedring en de Cortes alleen over financieeolo punben loopt. Het heeft op .liet geheelo programma betrekking, loopt over de geheele adminis tratie en politiek van het zoogenaamd libe rale Kabinet, dat aan d© conservatieven en cl erica Ism concessies heeft gedaan, waarvoor zelfs Silvola en Azearraga teruggeschrikt zouden zijn. Het is dan ook geen verande ring ink ministerie, wat Sagasta zou kun nen redden en handhaven tot do troonsbe stijging van Alpbons XIII. Om liein in staat te stollen do nieuwe regoering to berei ken, zou hij zich geheel en al moeten ont trekken aan den invloed der conservatieven on financiers, wier cisclien ia.Ho po-gingen dor regcering, om den dk-ndigen financicclen toesband des rijks te verbeteren, verlammen. Maar het was te laat om die houding aan te nemen, Sagasta kon niet meer rekenen op den steun van alle partijen der linkerzijde, tegenover welke hij beloften gedaan he^ft, dm hij niet hoeft kunnen vervullen en ver der heeft hij' 'tijdens de troebelen en werk stakingen met zulk 'n gemis aan tact en om zichtigheid! gehandeld, dat hij onherroepe lijk d'o sympathieën der democraten verloren heeft, zonder wier hulp het niet mogelijk is, hervormingen tob stand te brengen. Sagasta- heeft dat blijikbaar ook ingozi. n, want zooals wij 'gisteren reeds mededeelden, beeft hij met het geheele Kabinet zijn ont slag aan de Regentes aangeboden. Du. Sciiaei-man's Chronica. Plaatsgebrek belette ons tot dusverre molding to maken van liet tweede nummer der derde- reeks van „Chronica"thans wil len wij' daaraan oeniigo plaats afstaan. Heit numer begint met een hulde aan dr. Kuype-r, wiens eerste regeeringstennijn dr. Sehaepman met een zeer aangenaam gevoel van bewondering, of zoo men wil, eerbied, vervult. Dr. S. vervolgt „Dr. Kuyper is een machtig man. Een „uieuiw man" als men wil', maar di'c een vol stuk volkshistorie in zich draagt. En dat niet in den kleinen zin. Niet in den zin van consistorie of conventikel', van partij of ricli- den inhoud nog eens doorvloog, ontdekte hij oen naivete,it, die hem echt scheen te zijn, en toen kwam plotseling db gedachte bij hem opEn als liet nu eens geen ,.mop' maar ernstig gemeend was? En hij' sprong als geélecLriseerd op en ijl de naar de schrijftafel, waar in een zijvakje het diikke adresboek lag. Met bevende vin gers bladerde hij de bladzijden om tot hij zijn doel bereikte en zie, daar stond wer kelijk zwart op wit te lezen „Lyd'ia Ebe-rsbach', Marienstrasze." Nadenkend ging hij weer op de sofa lig gen. Dus het was geen mop Wat nu, wat nu Alles in hem was in opstand, deze zeldza me gebeurtenis wond henr zoo op, dab hij zijn kritieken toestand vergat en slechts alleen aan de schrijfster van deze regdle.il dacht. Natuurlijk moest hij erheen gaan! Met zorg maalkte hij toilet, hij wist uit ondervinding, dat dikwijls de eerste indruk do overhand had. Om twee umr Vertrok hij. Zijn hart bonsde hem als een hoogere bur gerscholier die zijn eerste rendezvous heeft. Toen hij eindelijk aan de bel trok, trilde zijn hand zoo vroesefijk dat hij al zijn la-ach ten rnoest verzamelen om meester- over zich zelf te blijven. Een bejaarde dienstmeid deed open en vroeg wat 'liem beliefde. „Ik zou gaarne mejuffrouw Ebersbacli willen spraken, hier is mijn kaartje," zeide hij zoo kalm als hein maar eenigszins moge lijk was. „De jonge of de oude juffrouw?" vroeg de meid, terwij! zij' hem een weinig verbaasd monsterde. Dadelijk besloten antwoordde hij„Me juffrouw Lydia Ebersibach, als 't n belieft." Toen glimlachte de meid, „zoo beeten de beide dames, de tante en het nichtje." „Zeg dan als 't u belieft dat ik om de jongejuffrouw kom en wol' in verband met der roman van Miilil-badh." Hijs moest wachten. Inbussclien keek. !.ij eens rond in bet portaal en kreeg' den in druk dat do woning een goeden burgerlijken smaak en goeden welstand' verried, Toen kwam de meid terug en zeide: „De ting. Hij is van ouden huize, al schijnt hij evenzeer een man van moi-gen als van gis teren en al is het allernieuwste hom niet on gewoon. Hij heeft zijn besliste, gewilde, wel bewuste eenzijdigheid, maar juist deze maakt hot liem mogelijk breed te zijn. Van zijn daden, als rogeeringsman, kan men eigenlijk nog slechts in brokstukken spraken. Maar bier en daar ziet men reeds den greep van den leeuw. Wil men hem good zien, dan moot men hem zien in bet parle ment, dan moest men 'hem zien bij deze be grootingen. Hij, was van allo bijzonderheden op de hoogte. Hij liet, zooals men dat neemt, hij bot breien met de artikelen geen steek vallen. Hij, toonde de vlugge vaardigheid van Borgesius, de stoere kracht van Van Houten, de stalen lenigheid, de veelzijdige slagvaardigheid, zelfs de hooge .hoffelijkheid van Van Lijnden en in handige bedreven heid kwam hij soms den Heesmkork mot do twee rechterbanden wal eens een te veel deal Heemskerk uit de dagen der Grond wetsherziening nabij. Maar- als zijn welsprekendheid zich ver- 1 ief in d'o hoogte der bespiegeling, als bij verrees als de strijder voor beginselen, dan was hij werkelijk groot. Dan meek hij toch een staatsman van liooger orde, niet een staatskunsten aar. Er waren soms zwakker oogeublikken.Dat was een voordeel. Zoo bleef hij menschclij'k, een mensch onder monsdhen. Maar de alge- meene indruk was die van grootheid en kracht en ik verheug mij van liarte deze te hebben aanschouwd." Daarna verdedigt dr. S. do uitingen van den Minister van Justitie betreffende, do doodstraf. Schr. noemt de critiek van do „Standaard" onbillijk en onvoorzichtig en wel omdat zij „wel wat misplaatst" is. „"Want" zegt hij, „men wist ook, dat do meening van den Minister van Justitie door meerderen aan de rechterzijde werd gedeeld'. Nu is de rechterzijde een coalitie en in deze coalitie moot men naar db eendracht stre ven, d'ie boven alle verschil' van meening be staan kan cn bestaat. Alleen dan kan do eendracht ophouden, wanneer een meening of een richting in alles en in elk geval de eeirigo meening wil zijn. Dit -moet worden vermeden en toroolit zegt mijn vriend van de „Venlosche Courant": „Van do verschillen de doelen der meerderheid mag men, wat juffrouw verzoekt u binnen to komen," en zij ginig liem voor naar bet salon. Toen hij binnen kwam en eens rond wilde zien, kwam door een andere deur een jong mcisjo binnen dat hem verbaasd opnam, echter mot oen welopgevoede manier hem uilnoodigde te gaan zitten en vroeg: „Mag ik u vragen, wat u tot ons voert?" Hij zag haar aan met een blik van onver holen bewondering, want hij vond dat ze niet alleen jong en iief was, maai- dat er ook een bekoring van haar uitging, dieheim liet hart deed Moppen. Eindelijk begon 'hij„Ik heb den roman van Miililbach „Aplira Bdhn" gelezen en ik hen liet toeval dankbaar, dat mij konnis met dit oude boek heeft doen maken." Zij knikte, glimlachte, doch zeide niets. Een weinig onzeker begon liij weder„U ziet dus mejuffrouw, dat nw optimisme u niet heeft bedrogen er gebeuren nog lie den woiiderou men moet er echter aan geloovem!" Daarop antwoordde zij glimlachend': „Pardon, mijnheer, maar ik begrijp niet, waarop u zinspeelt." Nu kreeg hij moed. Met een elegante en zelcero handbeweging zeide liij„Ik ben die moedige, mejuffrouw! en als ik u niot mis haag, zoo verder kwam hij echter niet. Want zij verhief zich en antwoordde vriendelijk, maar vastberaden „Ik 'geloof, mijnheer, dat hier een kilein misverstand in het spel is. „Maar neen, juffrouw," zeide hij, „ik heb uw briefje gevonden „Wolk briefje? Ik weet van geen briefje!" „Wateen oogenblik zag hij haar onderzoekend aan, toen antwoordde hij(, rrooTijik wel is waar, echter todh met eenige energie: „Ziet n, dat was nu niet erg net jes Als men iets doet, anoet men de gevol gen van do handeling ook dragen 1 Of, als ik u absoluut niet behaag, loom er dan liever openlijk voor uit dan neem ik mijn hoed en vertrek terstond weder!" Lachend antwoordde zij„Ik 'herhaal u, mijnheel", liier hoerscht een misverstand. Ik weet werkelijk niets van een briefje!" Nu werd hij plotseling ontmoedigd. „Dus heeft zich iemand anders met uw naam een slechten scherts veroorloofd! Hier, ais 't u de praktijk van liet samenwerken betreft, verwachten dat ze, ook door ondervinding wijzer geworden, over en weer zullen weten te geven en te nemen en cr aan zullen den ken dlat ook in de politiek de liefde niet van één kant kan koonen." Eveneens "betreurt dr. S., dat de Minister van Bui'teiiilandsclie Zaken o. a. in de „Stan daard" zoo beoordeeld is. De Minister van Buitenlandsche Zaken todh staat aan hot hoofd' van een zeer ge vaarlijk departementdo geschiedenis van de vredesconferentie en wat daarmee samen hangt ten opzichte van Transvaal en Oranje Vrijstaat, is ongeschreven, en de botreï feil de Minister alsmede het geheele Kafcmct stonden voor allerlei vragen, die onbeant woord moeten blijven. Men denke slechts aan wat op 3 cn 5 De cember 1901 is gezegd, op het zeer raadsel achtige antwoord van dir. Kuyper cp 5 De cember,en op de allen strijd ontwijkende verdediging, die de afgetreden reigcering ten bate kwain. In dezelfde „Chronica" handelt dr. S. nog over een katholieke universiteit cn waar schuwt dat men oen bijzondere, katholieke universiteit te zeer op één lijn stelt met do „vrije" universiteit. Hij aelit liet stelsel van vrije lioogleora- ren en docenten nog altijd het moest moge- lijike, en nu 'blijven bij dit stelsel wol' de ge varen van liet onderwijs aan openbare uni versiteiten, maar dio bestaan in ons geheele Nedcrlandscbo leven, en een universitaire opleichng, geheel en al in Roomsolien kring, zou de beste voorbereiding zijn om die ge varen te weerstaan. Men vergeto niet liet volgende: een anti revolutionair behoort als niet-Katfliolidk steeds tot de meerderheid der bevolking. IDj lieeft nog een hand, hoe los die van zijn kant ook zijn moge, waardoor do meerdeiheid zich aan hem verbonden voelt. Het is ecu teer punt, maar liet is noodig er op te wij zen. De leerling van een bijzo i Je re Katho lieke Universiteit staat vreemder tegenover deigcmeugdo wereld waarin hij z'<'h bewegen en werken moet, dan een anti-revolutionair. „Wil men do vrije .leerstoelen, liet stolsel van Katholieko privaat-docenten een correc tief noemen, wil men do eigen Katholieke Universiteit het ideaal hectcn, ik heb met belieft, dit papiertje vond ik lieden in dien ouden roman en hij reikte haar het brief je ovea-. Hoogst verbaasd las zij, herlas, glimlach te toen en zeide eindelijk„Dat is werke lijk zoor zonderling P' Toen schelde zij en fluisterde zachtjes iets tot de meid, die verscheen. Met eenige bevreemding had. hij, haar handelwijze 'aangezien, waagde het echter niot te vragen, maar wilde wachten hoe het raadsel opgelost zou worden. Beods het volgende oogenblik werd do deur geopend en con oude dame trad bin nen. „Lieve tante," begon de jongejuffrouw, nadat zij do 'beide anderen aan elkaar voor gesteld had, „deze heer 'heeft lieden dit briefjo in een ouden roman gevondenver gis ik me niet, dan bobt u dit geschreven, niet waar?" 'Den hoer Albert Braunilieh. werd hot plot seling duister voor de oogen, bet geheele 'kasteel van zijn kort-opgokomen wensdhen viel' in duigen. Intusschen bad de oude dame haar bril opgezet en Jas nu den inhoud van het brief je. Toen glimlachte zij mot zacliteai weemoed cn zcido niet haar vriendelijke stem: „Ja, ja, dat liob ik eens geschreven. Maar voor veertig jaren. Nu zou het te l'aat zijn om mij' te schaken. U liadb dat papier vroe ger moeten vindon, jongeheer! 'Maar die oude 'tante, dio mo altijd vasthield, is al lang begraven en zoo u ziet, dk iben thans een oude tante geworden. Liefkoozend zei het nichtje, terwijl zij haar tante omhdlsdo: „Maar u is ver van een tyran voor me geworden, tante!" De lieer Albert Brannlich kwam zich thans 'geheel overbodig voor, hij nam zijn hoed, bood vdo verontschuldigingen aan en wilde vertrekken. Maar tante liet hem niet vertrekken, liij moest blijVen theedrinken. En hij bleef. En ond'or de thee werd de stemming zoo vertrouwelijk, dat de heor Albert Brauniirih nog zelfs goruïmen tijd bleef. Tanto veatëlde van haar jeugd boe ze eens gedweept had met de romans van Mülilbacli, en hoo ze eens in dweepzieke hoop verlangend had. gewacht op den redden". alles gaarne vrede. Wat ik herhaal is dit beginnen!" Ten slotte willen wij nog melden, diaih deze „Chronica" eon naschrift bevat, uit Rome, waar dr. S. do tijding van liet over lijden van den heer Fransen van dei Putto ontving. Over d'czen zegt li'ij „Hij' was een man van kracht. Kracht van geest, kracht van lichaam. Kracht van wil, kracht van daad. Kraoht van gedachte, kracht van woord. Kloeke gezondheid adem de zijn goliealo verschijning, straalde uit zijn oog. Van rusten wist hij niet, van twijfelen nog minder, aarzelen was kern onbekend. Waaghalzerij, zeiden zijn vijandenmoed, roomden zijn vrienden. Als er waaghalzerij was, dan was hot die van den touwsiagu's- jongen op den toren van Vlissingon, maar do moed was die van „Bestovaer"." Verder 1 eet bot: „de kanigste echtvaar digheid jegens Van de Putte vordert dat men nooit vergc'to hoe de Atjeh-oorlog ons is opgedrongen door een reeks van hande lingen en gebeurtenissen, waarvan de ver antwoordelijkheid niet bij l.em berustte, maar waarvan hij don goheelcn last te dra gen had." Ten slotte getuigt dr. S. van hom „Velen hebben liem gehaat, meerderen hebben liem vereerd' en liefgehad. Maai baat en liefde zullen te samen getuigen van do kracht zijner persoonlijkheid en demaebt zijner liefde tot liet vaderland." Hofberichten Het bezoek van II. M. do Koningin aan Amsterdam zal waarschijnlijk plaats hebben in do week van 712 April. Van Amster dam zou hot Hof dan naar Het Loo gaan. Luitenant-generaal graaf Du Monceau, chef van Hr. Ms. Militaire Huis, en de hem ver gezellende luitenant baron Van Voorst tot Voorst, zyu gisternamiddag te's-Giavenhage teruggekeerd uit Rome. Menw-Uuinea. De correspondent van de ,,N. R. Ct." to Batavia seint onder dagtcekeiiing van giste ren Officieel word't bekend gemaakt dat een En terwijl tante zoo aardig vertelde van. haar jeugd, keek de heer Albert Brauiü'ick onafgebroken naar een andere jeugd, of lie ver naar een vertegenwoordigster daarvan, waarin hij telkens en telkens nieuwe be koorlijkheden ontdekte en die hij ten slotte zeer netjes en zeer stoutmoedig hot hof maaJkte. Toon bij oindelüj'k vertrdk, vroeg tante liem, zeer spoedig terug te komen, wat hijj dan ook dadelijk zeer verheugd beloofde; cn toen hij weg was, vroeg de dame aan liaan nichtje hoe liaar de jonge man bewallen was, waarop het Heintje blozend antwoordde „o, uitstekend." Daarbij glimlachte tante stil-vergonoogd bij zich zelve echter dacht ze: misschien bloeit voor die kleine heb geluk, waarop iik vergeefs gehoopt hob 1 En werkelijkDe beer Albert Brauriliok kwam zeer spoedig terug en ditmaal bleef hij nog langer omdat hij 't zoo machtig ge zellig vond. En daarna wildé het toeval dat de jougelui elkaar dag aan dag ontmoetten en dat de heer Albert Braiudich dan steeds de juffrouw naai" huis begeleidde, sprak van zelf en ook dat tante dan vroeg of hij, nog een oogenblikje binnen wilde komen wat het galante jongmensdh uatuurlijik niet kon afslaan. En zoo gebeurde heb, dat men hem. hoe langer hoe meer als een ouden bekende, als een huisvriend ging beschouwen. Eens, enen zat aan de koffietafel, knapte tante sehijln- baar een uiltje, dat wil zeggen zo liad de oogon wel gesloten, maar sliep niet en. toen zag zij hoo de lieer AlSberb Brannlich en haar nichtje, die zich onbespied waan den, elkaar kusten. De oude d'ame glimlachte, deed de oogen lieeloniaal open en zeide„Ik ben iblij, kin deren, dat mijn briefje van toen, nu nog eon doel heeft gehadEn daarbij, logde zij de handen van dé jonge menschen in elkaar en drukte haair nichtje een ikns op het voorhoofd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1902 | | pagina 5