li
05- Jaargang
Zondag 16 en Maandag 17 Maart 1902.
No. 10804.
a:cï Tweede Blad.
Langs ©en omweg'.
IAN,
Prijs der
meer 15 cents,
innemen.
DE SPAANSCHE CRISIS.
ne,
UIT BE PEES.
BINNENLAND.
4
Zaal
e Sat,
(gates
bij
'straat
SCIIIEDililMSGII E COt RUT
Deze courant verschijnt dageljjks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25. Franco
ier post fl. 1.65.
Prijs per weckYoor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
A fvnnftarliikfl mimmpra 9 r-uni.
6. Ti Afzonderlijke nummers 2 cent.
KEtó Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Sroenï,
laPÏeii'fi Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
—Aan bet bureau bezorgd zijn.
Bureau: Botersfraat 68.
Advertentiën: Van 16 regels fl, 0.92iedere regel
Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zip
voorwaarden. Tarieven hier-
Advertentiën bjj abonnement op voordeehge
van zjjn gratis aan het Bureau te hekomen.
In de nummers, die Dinsdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden
zoogenaamde ftletoc m&ttertemHëm opgenomen tot den prijs van 40 cents
per advertentie, hij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
latere. Telefoon No. 123.
In Spanjo is dan eind olijk do crisis uitge-
broken. Onze lezers weten uiit de gemengde
jnedodeelingcn, onder welike omstandigheden
F* j)lu minister van financiën Urzaiz onderlian-
•U£j dolingen heeft aangeknoopt met db voorstél-
Jfarli ers van amendementen op de wet betrökkc-
staatslc'oniiiigen. Daar db voorstellers 't
--^mtrdfekeii van hot geheele ontwerp, door do
lommissie in overeenstemming met den mi
nister opgemaakt, ei sekten, zijn de onder-
ïandelingen natirarl'ijjk op niets uitgeloopen
Hi heeft do minister ieder© transactie gewei
gerd. Sagasla werd door dien toestand, dlte
noodzakelijk liet ontslag van den minister
jan financiën ten gevolge moest hebben,
jeer in zijn werk bemoeilijkt. Urzaiz bood
nderdaad zijn ontslag aan den premier aan,
naar deze weigerde in den beginne heb aan
e nemen en wilde nog alles in het werk
[tellen alvorens tot een hervorming van zijn
Kabinet over te gaan. Hij seinde aan allo 11-
reralo senatoren en Kamerleden naar Ma-
irid terug to koeren, 'ton einde hem to steu-
ïon in den parlementairen strijd, dien hij
yildo aanbinden, doch na een nauwkeurige
riling schijnt men bevonden to hcibbendat
geen meerderheid was voor het ontwerp
en Urzaiz, want "Woensdag zijn do Cortes
cschorst, wel'lc besluit Sagasta dadelijk aan
pt Parlement mededeelde. Sagasta zou, zoo
erzakerde men, opnieuw onderhandelingen
ïeginnen mot do vc jrstelfers dei' amende-
ïenten en zou do Cortes niet bijeenroepen,
Svorens cr een vergelijk gevonden was.
Dit was geen zuivere politieke toestand.
Jaar liet Kabinet met zeker is een meer-
jeiSheid to vinden om een zijner voorstellen
,n te nemen, beft het de Parlementszittin-
n op en belet daardoor alle discussies. Ze-
icr, ui ets is eenvoudiger, maar ook niets ge
vaarlijker, want deze maatregel bewijst de
proote zwakheid van den ministerraad. Welk
pestige toch kan een minister-president
lebben na dergelij|ke handelingen en hoo
hij, weerstand! kunnen 'bieden aan de
jressie dor partijleiders, waarvan hij geheel
in al afhanrt en die hem besluiten knun-a
I Zooals reeds zoo dikwijls, bevond de beer
Albeit Braunlich zich in geldverlegenheid.
Opgewonden liep hij in de kamer op en neer,
l^^streek met d© hand door zijn bmiinlo'kkig
liaar en martelde zijn hersenen af om een
1 banier to vinden om zijn dringende scliuld-
I. jaschera to voldoen.
I Eindelijk wierp liij zich mismoedig op de
'jrndo sofa. Ilij wist geen raad, hoe zich dit-
-Afmaal hulp en 'bijsband to verschaffen.
En nu lag liij veaibittord daar en ver-
J Wenschte liet noodlot, dat hem zulke parten
1 Speelde.
Uliri Plotseling groep hij een oud boek, dat
baast de sofa op den grond lag. Het was een
£eel uit een leesbibliotheek, een vergoten ro-
Bian van Louise Mülilbaeh, dat zijn hospita
jl van oen boekhandelaar liadl gehaaldin di't
lil hoek, 'had Mj een paar bladzijden gelezen,
111 jeen was liet hem echter te vervelend gewor-
«icn en bad hij zich geërgerd, zich zoo'n 'be
spottelijk book, door zijn hospita te 'hebben
i**'aten aailPratel1 en rrb! daar was net dikke
boek in een hoek 'terecht gekomen. Nu wil-
Be hij hot terugzenden.
fl 1 En juist toen hij liet gelige, stoffige deel
jr'ngeluit de hand loggen wilde, bemerkte Hij dat
p' uit 'het midden van heb boek een papier-
Me viel, half werktuigelijk, half nieuwsgierig
n,< Kapte hij, liet papierbje op en las tob zijn
jgCiiyerbaziiig
„Ik ben een optimiste. Ik wil mijn hoop
Ipn oen gelukkig toeivali overlaten. Misschien
irlSifindt een jong© man dit briefje en misschien
nklemeeft die jonge man don moed om mij 'to be-
nslopijden. Ik zou zoo gaarne huwen, maar ik
jenenleer bijna geen enkelen man kennen, omdat
Act. kijn tante mij met Argusoogcn bespit"!t. Ik
es, pen wat men noemt een „goeie partij," en
paisKik geloof wel d'at ik een man zeer gelukkig
I esfan nialken, Is ©r iemand dio moed heeft
enni.)Juj ga vol vertrouwen naar d'o Marienstrasze
p. 3 en vrage naar mejuffrouw Lydia Ebors-
i pp Wh, liefst echter van 2 tot 3, daar tante
lf"lan slaapt. Ik hoop dusl"
ij ure. Toon do lieer Albert Braunlich deze re-
iels las, moest hij ondanks zijn slecht hu
il 35 Beiu' 'oJhnl'aclien over deze „mop", want iets
__jjjtaders kon het tooh niet zijndoch toen hij
BAift
do'en nemen, die alleen hun partij ton dien
ste komen?
Het zon verder een dwaling zijn te gelao-
ven, dat hot verschil' tussch.011 do regedring
en de Cortes alleen over financieeolo punben
loopt. Het heeft op .liet geheelo programma
betrekking, loopt over de geheele adminis
tratie en politiek van het zoogenaamd libe
rale Kabinet, dat aan d© conservatieven en
cl erica Ism concessies heeft gedaan, waarvoor
zelfs Silvola en Azearraga teruggeschrikt
zouden zijn. Het is dan ook geen verande
ring ink ministerie, wat Sagasta zou kun
nen redden en handhaven tot do troonsbe
stijging van Alpbons XIII. Om liein in
staat te stollen do nieuwe regoering to berei
ken, zou hij zich geheel en al moeten ont
trekken aan den invloed der conservatieven
on financiers, wier cisclien ia.Ho po-gingen dor
regcering, om den dk-ndigen financicclen
toesband des rijks te verbeteren, verlammen.
Maar het was te laat om die houding aan te
nemen, Sagasta kon niet meer rekenen op
den steun van alle partijen der linkerzijde,
tegenover welke hij beloften gedaan he^ft,
dm hij niet hoeft kunnen vervullen en ver
der heeft hij' 'tijdens de troebelen en werk
stakingen met zulk 'n gemis aan tact en om
zichtigheid! gehandeld, dat hij onherroepe
lijk d'o sympathieën der democraten verloren
heeft, zonder wier hulp het niet mogelijk
is, hervormingen tob stand te brengen.
Sagasta- heeft dat blijikbaar ook ingozi. n,
want zooals wij 'gisteren reeds mededeelden,
beeft hij met het geheele Kabinet zijn ont
slag aan de Regentes aangeboden.
Du. Sciiaei-man's Chronica.
Plaatsgebrek belette ons tot dusverre
molding to maken van liet tweede nummer
der derde- reeks van „Chronica"thans wil
len wij' daaraan oeniigo plaats afstaan.
Heit numer begint met een hulde aan dr.
Kuype-r, wiens eerste regeeringstennijn dr.
Sehaepman met een zeer aangenaam gevoel
van bewondering, of zoo men wil, eerbied,
vervult. Dr. S. vervolgt
„Dr. Kuyper is een machtig man. Een
„uieuiw man" als men wil', maar di'c een vol
stuk volkshistorie in zich draagt. En dat
niet in den kleinen zin. Niet in den zin van
consistorie of conventikel', van partij of ricli-
den inhoud nog eens doorvloog, ontdekte hij
oen naivete,it, die hem echt scheen te zijn,
en toen kwam plotseling db gedachte bij
hem opEn als liet nu eens geen ,.mop'
maar ernstig gemeend was?
En hij' sprong als geélecLriseerd op en ijl
de naar de schrijftafel, waar in een zijvakje
het diikke adresboek lag. Met bevende vin
gers bladerde hij de bladzijden om tot hij
zijn doel bereikte en zie, daar stond wer
kelijk zwart op wit te lezen
„Lyd'ia Ebe-rsbach', Marienstrasze."
Nadenkend ging hij weer op de sofa lig
gen.
Dus het was geen mop
Wat nu, wat nu
Alles in hem was in opstand, deze zeldza
me gebeurtenis wond henr zoo op, dab hij zijn
kritieken toestand vergat en slechts alleen
aan de schrijfster van deze regdle.il dacht.
Natuurlijk moest hij erheen gaan!
Met zorg maalkte hij toilet, hij wist uit
ondervinding, dat dikwijls de eerste indruk
do overhand had.
Om twee umr Vertrok hij.
Zijn hart bonsde hem als een hoogere bur
gerscholier die zijn eerste rendezvous heeft.
Toen hij eindelijk aan de bel trok, trilde
zijn hand zoo vroesefijk dat hij al zijn la-ach
ten rnoest verzamelen om meester- over zich
zelf te blijven.
Een bejaarde dienstmeid deed open en
vroeg wat 'liem beliefde.
„Ik zou gaarne mejuffrouw Ebersbacli
willen spraken, hier is mijn kaartje," zeide
hij zoo kalm als hein maar eenigszins moge
lijk was.
„De jonge of de oude juffrouw?" vroeg
de meid, terwij! zij' hem een weinig verbaasd
monsterde.
Dadelijk besloten antwoordde hij„Me
juffrouw Lydia Ebersibach, als 't n belieft."
Toen glimlachte de meid, „zoo beeten de
beide dames, de tante en het nichtje."
„Zeg dan als 't u belieft dat ik om de
jongejuffrouw kom en wol' in verband met
der roman van Miilil-badh."
Hijs moest wachten. Inbussclien keek. !.ij
eens rond in bet portaal en kreeg' den in
druk dat do woning een goeden burgerlijken
smaak en goeden welstand' verried,
Toen kwam de meid terug en zeide: „De
ting. Hij is van ouden huize, al schijnt hij
evenzeer een man van moi-gen als van gis
teren en al is het allernieuwste hom niet on
gewoon. Hij heeft zijn besliste, gewilde, wel
bewuste eenzijdigheid, maar juist deze
maakt hot liem mogelijk breed te zijn.
Van zijn daden, als rogeeringsman, kan
men eigenlijk nog slechts in brokstukken
spraken. Maar bier en daar ziet men reeds
den greep van den leeuw. Wil men hem good
zien, dan moot men hem zien in bet parle
ment, dan moest men 'hem zien bij deze be
grootingen. Hij, was van allo bijzonderheden
op de hoogte. Hij liet, zooals men dat neemt,
hij bot breien met de artikelen geen steek
vallen. Hij, toonde de vlugge vaardigheid
van Borgesius, de stoere kracht van Van
Houten, de stalen lenigheid, de veelzijdige
slagvaardigheid, zelfs de hooge .hoffelijkheid
van Van Lijnden en in handige bedreven
heid kwam hij soms den Heesmkork mot do
twee rechterbanden wal eens een te veel
deal Heemskerk uit de dagen der Grond
wetsherziening nabij.
Maar- als zijn welsprekendheid zich ver-
1 ief in d'o hoogte der bespiegeling, als bij
verrees als de strijder voor beginselen, dan
was hij werkelijk groot. Dan meek hij toch
een staatsman van liooger orde, niet een
staatskunsten aar.
Er waren soms zwakker oogeublikken.Dat
was een voordeel. Zoo bleef hij menschclij'k,
een mensch onder monsdhen. Maar de alge-
meene indruk was die van grootheid en
kracht en ik verheug mij van liarte deze te
hebben aanschouwd."
Daarna verdedigt dr. S. do uitingen van
den Minister van Justitie betreffende, do
doodstraf. Schr. noemt de critiek van do
„Standaard" onbillijk en onvoorzichtig en
wel omdat zij „wel wat misplaatst" is.
„"Want" zegt hij, „men wist ook, dat do
meening van den Minister van Justitie door
meerderen aan de rechterzijde werd gedeeld'.
Nu is de rechterzijde een coalitie en in deze
coalitie moot men naar db eendracht stre
ven, d'ie boven alle verschil' van meening be
staan kan cn bestaat. Alleen dan kan do
eendracht ophouden, wanneer een meening
of een richting in alles en in elk geval de
eeirigo meening wil zijn. Dit -moet worden
vermeden en toroolit zegt mijn vriend van de
„Venlosche Courant": „Van do verschillen
de doelen der meerderheid mag men, wat
juffrouw verzoekt u binnen to komen," en
zij ginig liem voor naar bet salon.
Toen hij binnen kwam en eens rond wilde
zien, kwam door een andere deur een jong
mcisjo binnen dat hem verbaasd opnam,
echter mot oen welopgevoede manier hem
uilnoodigde te gaan zitten en vroeg:
„Mag ik u vragen, wat u tot ons voert?"
Hij zag haar aan met een blik van onver
holen bewondering, want hij vond dat ze
niet alleen jong en iief was, maai- dat er
ook een bekoring van haar uitging, dieheim
liet hart deed Moppen.
Eindelijk begon 'hij„Ik heb den roman
van Miililbach „Aplira Bdhn" gelezen en ik
hen liet toeval dankbaar, dat mij konnis met
dit oude boek heeft doen maken."
Zij knikte, glimlachte, doch zeide niets.
Een weinig onzeker begon liij weder„U
ziet dus mejuffrouw, dat nw optimisme u
niet heeft bedrogen er gebeuren nog lie
den woiiderou men moet er echter aan
geloovem!"
Daarop antwoordde zij glimlachend':
„Pardon, mijnheer, maar ik begrijp niet,
waarop u zinspeelt."
Nu kreeg hij moed. Met een elegante en
zelcero handbeweging zeide liij„Ik ben die
moedige, mejuffrouw! en als ik u niot mis
haag, zoo verder kwam hij echter niet.
Want zij verhief zich en antwoordde
vriendelijk, maar vastberaden „Ik 'geloof,
mijnheer, dat hier een kilein misverstand in
het spel is.
„Maar neen, juffrouw," zeide hij, „ik heb
uw briefje gevonden
„Wolk briefje? Ik weet van geen briefje!"
„Wateen oogenblik zag hij haar
onderzoekend aan, toen antwoordde hij(,
rrooTijik wel is waar, echter todh met eenige
energie: „Ziet n, dat was nu niet erg net
jes Als men iets doet, anoet men de gevol
gen van do handeling ook dragen 1 Of,
als ik u absoluut niet behaag, loom er dan
liever openlijk voor uit dan neem ik mijn
hoed en vertrek terstond weder!"
Lachend antwoordde zij„Ik 'herhaal u,
mijnheel", liier hoerscht een misverstand. Ik
weet werkelijk niets van een briefje!"
Nu werd hij plotseling ontmoedigd. „Dus
heeft zich iemand anders met uw naam een
slechten scherts veroorloofd! Hier, ais 't u
de praktijk van liet samenwerken betreft,
verwachten dat ze, ook door ondervinding
wijzer geworden, over en weer zullen weten
te geven en te nemen en cr aan zullen den
ken dlat ook in de politiek de liefde niet van
één kant kan koonen."
Eveneens "betreurt dr. S., dat de Minister
van Bui'teiiilandsclie Zaken o. a. in de „Stan
daard" zoo beoordeeld is.
De Minister van Buitenlandsche Zaken
todh staat aan hot hoofd' van een zeer ge
vaarlijk departementdo geschiedenis van
de vredesconferentie en wat daarmee samen
hangt ten opzichte van Transvaal en Oranje
Vrijstaat, is ongeschreven, en de botreï feil
de Minister alsmede het geheele Kafcmct
stonden voor allerlei vragen, die onbeant
woord moeten blijven.
Men denke slechts aan wat op 3 cn 5 De
cember 1901 is gezegd, op het zeer raadsel
achtige antwoord van dir. Kuyper cp 5 De
cember,en op de allen strijd ontwijkende
verdediging, die de afgetreden reigcering ten
bate kwain.
In dezelfde „Chronica" handelt dr. S. nog
over een katholieke universiteit cn waar
schuwt dat men oen bijzondere, katholieke
universiteit te zeer op één lijn stelt met do
„vrije" universiteit.
Hij aelit liet stelsel van vrije lioogleora-
ren en docenten nog altijd het moest moge-
lijike, en nu 'blijven bij dit stelsel wol' de ge
varen van liet onderwijs aan openbare uni
versiteiten, maar dio bestaan in ons geheele
Nedcrlandscbo leven, en een universitaire
opleichng, geheel en al in Roomsolien kring,
zou de beste voorbereiding zijn om die ge
varen te weerstaan.
Men vergeto niet liet volgende: een anti
revolutionair behoort als niet-Katfliolidk
steeds tot de meerderheid der bevolking. IDj
lieeft nog een hand, hoe los die van zijn kant
ook zijn moge, waardoor do meerdeiheid
zich aan hem verbonden voelt. Het is ecu
teer punt, maar liet is noodig er op te wij
zen. De leerling van een bijzo i Je re Katho
lieke Universiteit staat vreemder tegenover
deigcmeugdo wereld waarin hij z'<'h bewegen
en werken moet, dan een anti-revolutionair.
„Wil men do vrije .leerstoelen, liet stolsel
van Katholieko privaat-docenten een correc
tief noemen, wil men do eigen Katholieke
Universiteit het ideaal hectcn, ik heb met
belieft, dit papiertje vond ik lieden in dien
ouden roman en hij reikte haar het brief
je ovea-.
Hoogst verbaasd las zij, herlas, glimlach
te toen en zeide eindelijk„Dat is werke
lijk zoor zonderling P' Toen schelde zij
en fluisterde zachtjes iets tot de meid, die
verscheen.
Met eenige bevreemding had. hij, haar
handelwijze 'aangezien, waagde het echter
niot te vragen, maar wilde wachten hoe het
raadsel opgelost zou worden.
Beods het volgende oogenblik werd do
deur geopend en con oude dame trad bin
nen. „Lieve tante," begon de jongejuffrouw,
nadat zij do 'beide anderen aan elkaar voor
gesteld had, „deze heer 'heeft lieden dit
briefjo in een ouden roman gevondenver
gis ik me niet, dan bobt u dit geschreven,
niet waar?"
'Den hoer Albert Braunilieh. werd hot plot
seling duister voor de oogen, bet geheele
'kasteel van zijn kort-opgokomen wensdhen
viel' in duigen.
Intusschen bad de oude dame haar bril
opgezet en Jas nu den inhoud van het brief
je. Toen glimlachte zij mot zacliteai weemoed
cn zcido niet haar vriendelijke stem:
„Ja, ja, dat liob ik eens geschreven. Maar
voor veertig jaren. Nu zou het te l'aat zijn
om mij' te schaken. U liadb dat papier vroe
ger moeten vindon, jongeheer! 'Maar die
oude 'tante, dio mo altijd vasthield, is al
lang begraven en zoo u ziet, dk iben thans
een oude tante geworden.
Liefkoozend zei het nichtje, terwijl zij
haar tante omhdlsdo: „Maar u is ver van
een tyran voor me geworden, tante!"
De lieer Albert Brannlich kwam zich
thans 'geheel overbodig voor, hij nam zijn
hoed, bood vdo verontschuldigingen aan en
wilde vertrekken.
Maar tante liet hem niet vertrekken, liij
moest blijVen theedrinken.
En hij bleef.
En ond'or de thee werd de stemming zoo
vertrouwelijk, dat de heor Albert Brauniirih
nog zelfs goruïmen tijd bleef.
Tanto veatëlde van haar jeugd boe ze
eens gedweept had met de romans van
Mülilbacli, en hoo ze eens in dweepzieke
hoop verlangend had. gewacht op den redden".
alles gaarne vrede. Wat ik herhaal is dit
beginnen!"
Ten slotte willen wij nog melden, diaih
deze „Chronica" eon naschrift bevat, uit
Rome, waar dr. S. do tijding van liet over
lijden van den heer Fransen van dei Putto
ontving.
Over d'czen zegt li'ij
„Hij' was een man van kracht. Kracht
van geest, kracht van lichaam. Kracht van
wil, kracht van daad. Kraoht van gedachte,
kracht van woord. Kloeke gezondheid adem
de zijn goliealo verschijning, straalde uit zijn
oog. Van rusten wist hij niet, van twijfelen
nog minder, aarzelen was kern onbekend.
Waaghalzerij, zeiden zijn vijandenmoed,
roomden zijn vrienden. Als er waaghalzerij
was, dan was hot die van den touwsiagu's-
jongen op den toren van Vlissingon, maar
do moed was die van „Bestovaer"."
Verder 1 eet bot: „de kanigste echtvaar
digheid jegens Van de Putte vordert dat
men nooit vergc'to hoe de Atjeh-oorlog ons
is opgedrongen door een reeks van hande
lingen en gebeurtenissen, waarvan de ver
antwoordelijkheid niet bij l.em berustte,
maar waarvan hij don goheelcn last te dra
gen had." Ten slotte getuigt dr. S. van hom
„Velen hebben liem gehaat, meerderen
hebben liem vereerd' en liefgehad. Maai
baat en liefde zullen te samen getuigen van
do kracht zijner persoonlijkheid en demaebt
zijner liefde tot liet vaderland."
Hofberichten
Het bezoek van II. M. do Koningin aan
Amsterdam zal waarschijnlijk plaats hebben
in do week van 712 April. Van Amster
dam zou hot Hof dan naar Het Loo gaan.
Luitenant-generaal graaf Du Monceau, chef
van Hr. Ms. Militaire Huis, en de hem ver
gezellende luitenant baron Van Voorst tot
Voorst, zyu gisternamiddag te's-Giavenhage
teruggekeerd uit Rome.
Menw-Uuinea.
De correspondent van de ,,N. R. Ct." to
Batavia seint onder dagtcekeiiing van giste
ren
Officieel word't bekend gemaakt dat een
En terwijl tante zoo aardig vertelde van.
haar jeugd, keek de heer Albert Brauiü'ick
onafgebroken naar een andere jeugd, of lie
ver naar een vertegenwoordigster daarvan,
waarin hij telkens en telkens nieuwe be
koorlijkheden ontdekte en die hij ten slotte
zeer netjes en zeer stoutmoedig hot hof
maaJkte.
Toon bij oindelüj'k vertrdk, vroeg tante
liem, zeer spoedig terug te komen, wat hijj
dan ook dadelijk zeer verheugd beloofde;
cn toen hij weg was, vroeg de dame aan liaan
nichtje hoe liaar de jonge man bewallen was,
waarop het Heintje blozend antwoordde
„o, uitstekend."
Daarbij glimlachte tante stil-vergonoogd
bij zich zelve echter dacht ze: misschien
bloeit voor die kleine heb geluk, waarop iik
vergeefs gehoopt hob 1
En werkelijkDe beer Albert Brauriliok
kwam zeer spoedig terug en ditmaal bleef
hij nog langer omdat hij 't zoo machtig ge
zellig vond. En daarna wildé het toeval dat
de jougelui elkaar dag aan dag ontmoetten
en dat de heer Albert Braiudich dan steeds
de juffrouw naai" huis begeleidde, sprak van
zelf en ook dat tante dan vroeg of hij, nog
een oogenblikje binnen wilde komen wat
het galante jongmensdh uatuurlijik niet kon
afslaan.
En zoo gebeurde heb, dat men hem. hoe
langer hoe meer als een ouden bekende, als
een huisvriend ging beschouwen. Eens, enen
zat aan de koffietafel, knapte tante sehijln-
baar een uiltje, dat wil zeggen zo liad de
oogon wel gesloten, maar sliep niet en.
toen zag zij hoo de lieer AlSberb Brannlich
en haar nichtje, die zich onbespied waan
den, elkaar kusten.
De oude d'ame glimlachte, deed de oogen
lieeloniaal open en zeide„Ik ben iblij, kin
deren, dat mijn briefje van toen, nu nog
eon doel heeft gehadEn daarbij, logde zij
de handen van dé jonge menschen in elkaar
en drukte haair nichtje een ikns op het
voorhoofd.