59"* Jaargang. Zondag 16 April 1905 No. 11752. Ticeede Blad De as. Juni-verkiezingen. De verkeerde reistasch.. Deze courant verschijnt dagelijks,' met uitzondering \an Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaalVoor Schiedam en V 1 a ar d i n g e n 11. 125. Fianco per post fl. d.65. s Prijs per week"Voor Schiedam enVlaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn, Bureau i Boterstraat 68, Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fl. 0.92iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zjj innemen. Advertentiën bjj abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hier van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde Isletne advertentiën opgenomen tot den pij» van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het.Bureau te voldoen. latere. Telefoon No. 193. Nog eens korte kanttoekeningen. Het was te verwachten, dat onze korte kanttoekeningen op hare artikelen over de a, s. Juni-verkiezingen de redactie van de „N. Sch, Ct." een oorzaak zouden" zijn om de pen te grijpen tot een verweer. Ofschoon nu onze opmerkingen slechts over een paar punten liepen en we doze klaar en duidelijk noemden, daarnaast eeni- ge ophelderingen vragende over een paar uitingen, die nadere uitlegging of "verdedi ging eischten, handelt dat verweer over niets "dan do schoolwctnovelle. „De felheid van den komenden ver kiezingsstrijd vindt haar oorzaak in de schoolwetnovelle; de geheele bestrijding van het tegenwoordige ministcrie-Kuyper geldt enkel de bestrijding van het bijzonder onderwijs!" leert de „N, Sch. CL" Ja, als men op ernstig gestelde vragen zulke ongemotiveerde antwoorden krijgt, als waarmee de „N. Sch. Ct." ons bedeelt, dan zou men liever de pen neerleggen echter, we willen nog eens bij onzen col lega aankloppen om beter antwoord. Wij beaamden: „De partijen van rechts en links zullen elkaar bekampen met een felheid, die aan onzen kalmen volksaard vreemd schijnt"; en wij herhalen, dat we deze felheid toeschrijven aan de geloofs verdeeldheid, die alomme wordt gezaaid door de grievende tegenstelling: „Christen of Paganist", door de schandelijke voort zetting hiervan in „volgers van Christus of kinderen des Satans." En ofschoon nu van hoogerhand, van waar hot sein tot een dergelijke bestrijding is gegeven, gewaarschuwd wordt en of schoon dr. Kuypcr zelfs beweerde geen bedoeling gehad te hebben om te kwetsen, de geloofsonvenlraagzaamhcid zijner volge lingen is met zoo gemakkelijk te beteuge len: wie wind zaait, zal storm oogsten. Nog steeds weer wordt de verontwaardi ging der vrijzinnigen van alle schakeeiin- gen opnieuw opgewekt en zeker zal menig lezer van de „N. Sch. Ct." niet instem men met de woorden der iedactie, waar zij ons ouder de moderne heidenen rang schikt. Heeft de redaeüe zelve hare fout inge zien, dat ze daarom heelemaal zweeg over de door ons aangegeven oorzaak van de felheid van den strijd Toegegeven moet ook worden, dat, behou dens enkele uitzonderingen, behoudens de driftige on giftige woorden van den ka tholieken leider in Den Haag, dc katholieke pers billijker is tegenover hare tegenpartij, minder fel dan do antirevolutionaire, die zelfs nu nog niet'te houden is. Nog zeer onlangs schreef het arititevolu- Het had zonder ophouden geregend gedu rende de laatste drie dagen en door dit slechte weer hadden vele personen hun uit stapje bekort. De middagboot van Ostende was overmatig bezet, maar degenen, die een natten overtocht hadden verwacht, in 't ge heel niet spjjlig daarover misschien, daar regen gewoonlijk gepaard ging met een kal me zee, werden teleurgesteld. Het uil el kaar jagen van do zware regenwolken, was liet werk van een stevigen bries, en of schoon do zon helder scheen, was de zee zeer ruw en de boot rolde en stampte op een wijzo, die hot meercndeol der passagiers in n;et geringe mate verontrustte. Er wa ren echter twee personen, die zich buiten gewoon op hun gemak schenen te gevoelen en hun gemeenschappelijke niet-onlvanko- lijkheid voor zeeziekte was misschien de oorzaak van hun belangstelling in elkaar. De man had het zich* gemakkelijk gemaakt op het achterdek in een ligstoel, zijn jas toegeknoopt en een reisdeken over de knieën. Ilij was een knap man met een flink, krachtig uiterlijk, en maakte den in druk, vee! gereisd te hebben. De dame was eveneens op' haar gemak in eon dekstoel in zijn onmiddellijke nabijheid gaan zitten. Zij reisde alleen en ofschoon zij een boek in de hand had, las zij niet, paar s.cheaa verdiept in de aanschouyring tionaire weekblad „Nieuwe Hoeksche Waard" naar aanleiding van de „Tegenstel ling" o.m. het volgende: De liberalen christelijk? Zij, die den zelfmoord de bloem der beschaving noemen, christenen? Zij, die den naam van onzen gezegen- den Heiland uit de school hebben ge- Ttannen, christenen Zij, die als moderne dominó's den Christus als den Zóne Gods loochenen, christenen Zij, die den Zondag tot een dag van wereldsche vermaken verlaagd hebben, christenen Zij, die de vrije liefde prediken, chris- 1 ten en? i Zij, die 'Gods Woord van alle terrei nen des levens willen bannen, christe nen? Zij, die alle Christus-belijders weleer als het niet-denkcnd deel der natie schol den, christenen? In één woord: de venverpers van "God en Zijn' Woord, christenen? Aan deze schaamtelooze wartaal ziet men reeds, hoe verre de godsdienstige waanzin der menschen voert. - Moet niet iedere oprechte Christen daar van afkeerig zijn en zich schamen voor een hondgenootschap met hen, die zoo schrijven Is dit ook niet de taal, waarmee zij zullen worden beschimpt, zoodra ,het erop aan komt de „ongeloovigen der groote kerk" nader aan te wijzen. En hoe zullen de hartstochten opvlam men, war.neer eens weer de strijd van „Dordt tegen Rome" opleeft, en die zal en moet eens opleven als gevolg van dento- geinvoordig-n strijd, want: wie wind zaait, zal storm oogsten. We herhalen het nog eens: de oorzaak der felheid is de valsche leuze: „voor of tegen den Christus",waar door dit ministerie aan het bewind kwam, een leuze, die in hare voortzetting de harts tochten heeft geprikkeld en verdeeldheid gezaaid, zoodat ons volk dreigt te worden gesplitst in twee vijandelijke kampen, niet gescheiden door beginselen, maar door den haat 'dor geloofsonverdraagzaamheid. Wij zullen verder over dit punt zwijgen en nog enkel vragen, enkel een antwoord van haar op wat wij schreven omtrent haie staatkundige formule. Deze is: „wij willen volkomen vrijheid voor de ontwikkeling, den groei en den bloei van het godsdienstig volksleven," En wij vrager, hieropwanneer toch is door cenig ministerieel besluit, of door eenige wet die onbeperkte vrijheid voorde ontwikkeling, den groei en den bloei van 't godsdienstig leven beperkt? En omgekeerd: welke der beide Chris telijk ministeries, dat van Mackay of dat van Kuyper, lieeft dien bloei en groei en ontwikkeling bevorderd en waardoor? Dit minisLeric heel christelijk en deed niets van de beweging van hot schip en van do schuimende stortzeeën. Zij stond op, en een touw grijpende om zich vast te hou den, leunde zij over de verschansing, om te zien naar de brekende golven die in lange slieren van sissend schuim uiteen spatten tegen de raderkasten. Zij was een lieve verschijning, zooals ze daar stond in haar nauwsluitend japonnetje en met haar hoedje coquet op het bruine haar. Zoo lief tallig inderdaad, dat de Engelschman even eens opstond en zich naar de verschansing begaf. De plotselinge capitulatie van een man in hun nabijheid, die met groote in spanning had getracht liet tegen de zee ziekte uit te houden, deed hen beiden glim lachen en werd gebruikt als een introductie. „Vindt u zoo'n zeereisje prettig, mejuf frouw?" zeide hij in het Fransch. „O ja, het is voor mjj een groot genot," antwoordde zjj, „maar ik heb inderdaad medelijden met de andere menschen." „En toch moest u zoooven lachen," merk te hij op met een blik in de richting van hun ongelukkigen' medepassagier. „Somtijds is het moeilijk, het lachen te bedwingen. Ik kon het niet helpen, maar toch heb' ik medelijden met hem." Zoo met haar sprekende, werd de bolang- setlling van den Engelschman in haai steeds grootér. De conversatie kwam op algemeone onderwerpen. Zij vernam dat de Engelschman terugkeerde van een reisje op hel vasteland en naar Schotland ging om te jagen. Hij kwam' te weten, dat zij naar Engeland ging voor zaken, die haar eeni- gen tjjd dfifir zoudyn doen blijven, d&t zij speeifieks-christelijk ze was enkel een parlijrcgeering. De „N. Sch. Ct." begrijpt dit niet, vol gens haar moeten parlijrcgeering en chris telijke icgeering 't zelfde zijn. Eere aan haar logica maar wij den ken beter van haai- partij. Partijdig is deze regeeririg in het door jakkeren haier partij-wetten, geen chris- tclijke wetten, in haar partijdige be noemingen. En nu moge de „N. Sein Ct." aanko men met: ook de liberale ïegeoringen de den zoo, er wordt tegenwooidig bewijsma teriaal te over aangevoerd voor het tegen overgestelde. Laat ze er aan denken, dat vele harer lezers ook de „N. R. Ct." wel onder do oogen krijgen. Ze zullen daarin mogelijk ook gelezen hebben de vraag, hoe 't mogelijk is, dat zorg voor het openbaar onderwijs kauwor den opgedragen aan christelijke arr. school opzieners, die dat onderwijs verfoeien en bestrijden moeten, terwijl er toch allomme bijna steeds christelijke arr. schoolopzie ners worden benoemd. Doch verder. Het verweer handelt grootendeels over de ondervvijsnovolle, toch heeft de „N. Sch. Ct.'"niet veidedigd, wam- zij den zedelijken moed vandaan haalde te schrijven van: het politiek fanatisme, volgens het welk alleen de openbare school van over heidswege kon en mocht worden gesteund, en den rechtsgro nd, waarop hunpar- üjgenooten steunen. Ieder weet, we herhalen het nog eens, dat de wet van 1889 werd gesteund door liberalen, omdat cr een pacificatie was be loofd, een einde van den schoolstrijd. Deze werd echter nu weer, ondanks deze belofte, in 't leven geroepen. En de verbreking der gedane belofte wordt eenvoudig, ook door de „N. Sch. Ct.", voorgesteld als: „De wet van 1889 was niet dc volle pacificatie, zij was het begin ervan, en een gedeeltelijke voortzet ting krijgen we nu." Overigens zullen we over de Schoohvet,- noVelle zwijgen, we hebben er reeds een artikel aan gewijd en gewezen op de treu rige waarborgen, die van hot bijzon der onderwijs gevorderd worden. Wat de „N. Sch. Ct." daar tegenover stelt, beeft totaal geen beteekenis, we zullen er later nog wel eens op wijzen. Maar dit even aan haar adres: indien er goede waarborgen waren, er zou in de Kamer* niet telkens op het opnemen er van in de wet worden aangedrongen. En of ze er ooit in zullen komen? Dr. Kuy per zegt: wat praat gij van waarborborgen en beter toezicht, daardoor zou het vrije onderwijs niet vrij blijvenI Maar wil de „N. Sch. Ct." eens deze paar vragen beantwoorden? Wat is de oorzaak -van den treurigen toe stand van het onderwijs en van den groolen achteruitgang van de volksontwikkeling in België Londen zeer goed kende en gewend was alleen te reizen. Hij gevoelde, dat zij elk aanbod om haar te helpen, van de hand zou wijzen, wat hij maar* al te gaarne had wil doen. Niet vatbaar voor plotselinge indiuJcen, en juist een man, om, zooals zijn vrienden zeiden, zijn leven lang een vrijgezel te blijven, trok deze vrouw hem toch onweerstaanbaar aan en er was misschien geen mensch aan booid die met meer leede oogen de nadering der witte klippen van Dover aanschouwde dan hij. „Wij zullen elkaar misschien nog eens ontmoeten," zelde hij, toen 'dc passagiers om fien heen zoo langzamerhand herstel den en hun bagage begonnen bijeen te zoe ten. ,„Dat is niet zeer waarschijnlijk," zeide zij met een glimlach. Zij schudde haar hoofd, een beetje be droefd naar hij meende, en reikte hem do hand. Hij begreep, dat zij het slechts als een voorbijgaande kennismaking beschouw de. Missschien zou hij anders hebben ge dacht, indien hij zich had omgekeerd om haar aan te zien, toen h\j zijn reistascli op nam en zich naar de loopplank begaf. In de "drukte bjj het aan land stappen verloor hij haai uit 't gezicht en zag haar ook niet instappen in den trein, die op de pier wachtte. Ilij ging naar Londen. Hij zou in die stad overnachten en'den volgen den dag naar Schotland reizen. Toen hij zich in het hotel naar zijn kamer begaf, be merkte hij tot zijn uiterste verbazing, dat de kleine reistasqh, die hij had meegeno- Iloe bestrijdt ge de uiting, dat de meer dere subsidie niet uw bijzonder onderwijs, maar grootendeels uw'Idoosteiorden tongoe de zal komen? We hebben onze kantteekeningen de vo rige week geschreven zonder vervolg 3, 4, 5 van de „N. Sch, Ct." af te wachten. Ze verwondert zich daarover. Och, bepaald on- noodig. In de vervolgen kon enkel gepraat worden over de taktiek, de noodzakelijk heid om den anti-revolutionairen candidnat te stemmen. Dat vele katholieken in een district als 't onze over een eigen candidaat dachten en denken, ligt natuurlijk voor de hand. 'tKomt er echter niet op aan, of de ka tholieken een paar meer afgevaardigden in de Kamer hebben, bemerkt de „N. Sch.", maar of de ciericale partij de meerderheid bezit. En ofschoon dus partijgenooten mochten denken, dat Schiedam een katholiek moest afvaaidigen, het wachtwoord is nu eenmaai gegeven, zij zullen zich met onzen loffe- lijken vertegenwoordiger van nu tevieden moeten stellen, volgons de „N. Sch." Dat het overigens ook hier weer zou we melen van algemeenheden, mochten we uit de artikelen 1 en 2 afleiden. We verwonderen ons dan ook niet meer over „de verwezenlijking van het Christe lijk ideaal in de sociale wetgeving en zoo veel andere groote belangen; Minder net vinden we: „Verliezen we niet uit het oog, dat de liberale partij soms belang heeft bij het stoken van godsdiensthaat." Er is echter een korte uitlating, die we ook gaarne onze partij als opwekkend woord willen toeroepen, n.l.: Men schatte den invloed van goed ge stelde strooibiljetten niet te licht. Zelfs de flauwen en tragen van geest kunnen er zich niet aan onttrekken. De indruk van nummer 1 is minach ting. .„O, zoo'n verkiezingsding 1 Datlees ik niet. Bij de verschijning vair nummer 2 is de impressie spot„Weer zoo'n ding? Er ljjkt wél brand!" De derde uit gave wekt verwondering en belangstel ling, die zich onwillekeurig uitspreekt: „Er schijnt toch bij de verkiezing iets van gewicht betrokken te zijn, kom, laat ik eens lezen wat het is." Zoo raakt eindelijk de aanhoudende re gen den wortel. Overigens ademen de artikelen een geest van „vrees voor den goeden uitslag" in vele wankele districten. Daar' tegenover staat echter aan pnzen kant nog niet voldoende de overtuiging, die den hoogsten moed geeft, dat wij winnen zrtll en. Die overtuiging behoort er te zijn, want men, niet de zijne was. Een dienstman had de bagage te Ostende aan boord gebracht en de tasch naast hem op het dek ge plaatst, en te Dover had hij ze zelf in den trein gedragen. De groote jiagage had hij direct naar Londen doorgezonden. De klei ne reistasch geleek zeer veel op de zjjne en hij 'had reeds eeirige pogingen gedaan om ze met den sleutel te openert, toen hij tot de ontdekking kwam, dat hel de zjjne niet was. Op dien avond was er niets meer aan te doen, tenzij het aan den portier to zeg gen, voor het geval iemand er naar vroeg. De- vergissing kon in het hotel hebben plaats gevonden en indien niet, dan zou hij den volgenden morgen de tasch bij dc douanen achterlaten, om af te geven in ruil voor de zjjne. Ongeveer tien uur des avonds kwam de kollner naar hem toe in het rooksalon en zeide hem, dat er een lieer was om liem te spreken. Naai- den corridor gaande, bemerkte hij daar een man, wiens trekken hem bekend voorkwamen. „Ik veronderstel dat u de heer is, die dezen namiddag een verkeerde reistasch meenam van de boot uit Ostende?" vroeg de vreemdeling. „Ik kan mijzelf niet van slordigheid be schuldigen; de tasch gelijkt precies op de mijne," was het antwoord, „ik ben er ze ker van, dat iemand onbemerkt de mjjne verwisseld heeft." „Het spijt mij, dat ik niet in staat ben u uw eigendom' terug te geven. Zou ik u gen er zijn feiten te over om haar kracht te verleenen. En waar dit zoo is, daar is het zaak, dat die overtuiging alom post vatte, want zij vooral zal aanvuren en bemoedigen in den strijd, die wacht. Zou men ons reeds aanstonds als dood doener de statenverkiezingen willen voor houden? Maar wat is er sinds de nederlaag van 1901. niet veel gebeurd en veranderd, dat zonder onderscheid de kansen der Lerke- lijken verzwakt heeft. Hoevelen niet heeft het ministerie-Kuyper teleurgesteld, hoeve len van zich vervreemd, hoevelen verbit terd en in het harnas gejaagd die eertijds zwijgend of openlijk' zijn steun zijn geweest 1 Hoeveel ontevredenheid is er geslopen on der de kleine luyden, kleurlooze en zelfs christelijke, die, ondanks de schoone be loften van een geheel agitators-leven lang, nog geen enkele sociale wet tot stand zagen komen! Denkt men, dat zij allen zich ver gapen zullen aan de wetsontwerpen die ge reed liggen, dat zij allen aanvaarden zullen de uitvluchten van „veel gepraat in de Ka mer", „langzame Raad van State", „dood van twee ministers", „moeilijke onderwer pen", „hooge leeftijd", „niet in de rechten gestudeerd", „stakingsoponthoud", en „de oogst komt eerst in het vierde jaar" De vrijzinnigen zijn ontwaakt; zij weten nu heel wat meer dan in 1901, toen zij zich nog slechts een kabinet-Mackay als voorbeeld voor oogen kondep halen. Vier jaren Kuyper is hepl wat andershij jieeft het anti-clericalisme opgekweekt en duch tig ook. Vele eonservatief-lib'eralen hebben, naar zij openlijk bekennen, in 1901 clericaal gesteundmaar dogenen onder honv die het in 1905 nog doen zullen, zullen wel met een lantaarntje zijn te zoeken. Twee der grootste groepen onder de vrpzinnigen, de Unie-liberalen en de vrijzinnig-democraten, die elkaar in 1901 bestreden, hebben thans een bondgenootschap gesloten. En daar is voorts het sinds 1901 geheel nieuwe ver schijnsel der clubs van jonge vrijzinnigen als een bewijs hoe de ijver weer sterk' op- het santi-clericalime opgekweekt en duch- verbetert; en Brielle, Aal ten, Den Ilaag, Amsterdam zijn daar om op succes reeds te wijzen. BINNENLIEP. Indische kunstnlj Terheid uit het huis-archief van H. M, de Koningin. Tot dé in het Museum voor land- en vol kenkunde te Rotterdam tentoongestelde verzameling uit het hulis-ardhief Van ÏL M, •d!e Koningin behoort in do eerste plaats een "houten (kist met fotografieën van Atjeh een geschenk Van Z. E. den luitenant generaal Van Hëutsz aan H. M. de Koningin. De kist lis aan alle kanten versierd met de gouden kostbaarheden die tot den opschik van -Atjéhsche Vrouwen en manmm behooren; zoo is midden op heb deksel een groote peum- deng bevestigd, de gesp die den lendenband oogenblik onder vier oogen mogen spre ken?" En zonder op antwoord te wachten, begaf hij zich naar een afgelegen hoek van den corridor. „Herkent u mij met?" zeide hij, op een bank plaats nemende. „Neen, en toch „Juist, u zag mij onder minder gunstige omstandigheden," hernam de vreemdeling mot een glimlach. „In den ïegel heb' ik geen last van zeeziekte. Maar vandaag U sprak met een jonge dame toen ik zeeziek werd." „O, nu herinner ik 't me." „Ik bespiedde die jonge dame en ook haar bagage. Ik was verwonderd, te be merken dat haar reistasch dicht bjj uw stoel stond, en toen ik u met haar zag spre ken, dacht ik dat u een medeplichtige was." „Wat?" „Een medeplichtige, mijnheer Dumsford. ik kende uw naam toen niet, ik werd dien van avond gewaar door den portier. Die dame is een van de vermetelste leden der continentale bende van dieven en oplich ters, en wederom heeft zjj, tot mjjn spijt, mij op het dwaalspoor gebracht. Op welk punt van haar reis zij ontdekte, dat ik haar op de hielen zat, zou ik niet kunnen zeggen, maar ik denk, dat zij het zoo heeft weten in te richten, dat zij haar reistasch in plaats van de uwe van boord liet brengen, en u niet kennende, was ik genoodzaakt u in 't oog te houden. Dit zal u de zaak iets dui- deljjker maken, meneer Dumsford," en de vreemdeling reikte hem zjjn kaartje, „ik bei; een detective." SCHIEDAM

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1905 | | pagina 5