„Ek (Wiaa tel blij uw dóchter te ont
moeten," gaf 'hij ontwijkend1 ten antwoord'.
„Het was etlteof ük u zelf iin dien bloei d'er
eerste jeugd terugzag."
contractanten hun verplichtingen niet meer
na konden komen. Velen verloren Iutn ge-
heele vermogen hij deze speculation, aan
do processen kwam geen einde, de recht
banken wisten geen rand, In het jaar 1637
werd eindelijk op een congres te Amster
dam besloten, dat alle contracten, die voor
den laatst.cn 'November 1636 ondertcekend
waren, moesten worden nagekomen, latere
echter niet meer. Nadat zich in April 1637
ook do Ilooge Raad in Den Haag met de
zaak bemoeid had, en een besluit had ge
nomen, waarbij de geldigheid, van die con
tracten niet kon worden betwist, nam ook
de „belangstelling iu de tulpen" merkwaar
dig snol afde lulpenmanie verdween.
Zonderlinge wijzen van groeten,
„Het den 'bood in de hand, komt men
door het gamscbö land", zegt een oud spreek
woord. Maar die „hoed ia de hand", waar
mee wij op zinnebeeldige wijze onzen eer
bied voor hom, dien wij groeten, loonen,
heeft bij de verschillende volkeren der aarde
zeer verschillende vormen aangenomen,
waarvan de zonderlingste hier genoemd wor
den. In Rolynessië, in don Maleischen Archi
pel, bij de hcrgvolkcron van Achtcr-Indic, bij
de Laplanders, de Eskimo's en anderen, is
de neusgrocl de gewone vorm. Lewin ver
haalt van de bewoners van Tschittagong
„Hun manier van kussen is wonderlijk, in
plaats van mond op mond te drukken, leg
gen zij mond en neus op de wang en hou
den den adem in. In hun taal zegt men
niet: geef mij een kus, maar: ruik mij.
Bi'tchner vertelt van de Maori's: zij legden
met „ernstige, treurige gezichten" de neu
zen tegen elkaar en hieven zoo langer onbe
weeglijk dan bij ons voor een eenvoudige
begroeting de gewoonte is. Zooals in den
Bijbel de groetende of aangesprokene zich
zelf knecht noemt, zoo is het in China de
gewoonte, elkaar te begroeten in termen
waarbij men zichzelf vernedert. Men noemt
zich dan at naar omstandigheden: „een
'dwaas jongmensch", of „een dwaze oude",
zijn vrouw, al te oneerbiedig, „de domme
doorn", zijn zoon „het grasinsekt". Do
'groetende, evenals degene!die gegroet wordt,
spreekt hier, zooals ook in Japan, over zich
zelf in den derden persoon. Veel trolscher
klinkt de groet van den Kaffer: „Ik zag
je," maar dadelijk voegt hij hieraan toe
„geef mij wat tabak." De Indianen uit Da
kota groeten elkaar 'eenvoudig met het
woord„Goed". Vreemd klinkt in Duitseh-
Oosl-Afrika: „Azesenga", „wees gegroet,
jij vee." Maar de Wahehers zijn rond
trekkende veefokkers en dus grbeten ze
elkaar met den naam van 't beste, wat zij
hebben. In Soedan begroet men elkaar mol
den onvertaaibaren uitroep: „lalé, lalé,
lalé." Dan vragen zij meermalen na elkaar:
„Hoe zijn de dingen?" En ten slotte zeer
teekonend-voor den gevoeligen neger: „Hoe
is de huid?"
Evenzoo luidt in Boven-Egypte een be-
groetingsvraag„Hoe is het met hot zweet?"
Aan den Orinoko is, zooals Alexander von
Humboldt reeds verhaalt, de vaste mórgen-
groet van de Indianen, de vraag: „Hoe heb
ben de muskieten het met u gemaakt?"
In Britsch-Uganda is de begroetmgsplochtig-
heid uiterst ingewikkeld. Een vrouwelijke
zendeling beschrijft die in „De Afrika-
Bode" op de volgende wijze: „Hoe gaat
het?" „Heel goed." „Ik wensch u ge
luk." „Ja." -' „Goed?" „Goed" -
„Zeker?" „Ja." „HeeL goed?"
„Heel goed." „Vrede?" „Vrede."
„Zeer vreedzaam?" „Zeer vreedzaam."
„Heelemaal vreedzaam?" „Heelcmaal
vreedzaam." „Buitengewoon?" „Bui
tengewoon." „Gezond?" „Gezond."
En dat wordt meermalen herhaald. De Ba-
toka-negers aan de "Zambesi mogen zich
echter wel op den eigenaardigs ten van alle
groetvormen beroemen. Zij werpen zich na
melijk met <len rug op den grond, wente
len zich van de eene zijde op de andere,
en slaan zich daarbij, op de maat, op do
achtcrzij van de bovendij, om zoo op zinne
beeldige wijze hun vi-eugdo uit to drukken.
Over het getal dertien, f
Op zeer wonderlijke wijze werden Lotlo-
wijk NU1 van Frankrijk cn Anna van Qo3.
lom-ijk een paar. Aan hel Frnmche hut
was men or opmerkzaam op gemaakt, dat
ergens een prinses bestond, die van deil.
zelfden leeftijd was als de toenmaals 13.
jarige Bodewijk, cn dat. het getal 13 voor
beiden nog van bijzondere belcekcnis was
omdat Bodewijk de 13de koning van dam'
naam, Anna do dertiende prinses van het
Spaansehe huis was en omdat verder de
naam „Anne d'Aulriciie" zoowel als <h
naam „Boys de Bourbon" (oude schrijf wijze)
met 13 lettors geschreven wordt. Zulk een
wenk van hel noodlot moest men voGen
en dus werd het huwelijk lusschcn lipids
gesloten. Later twijfelde men er aan. of Bet
hooge paar werkelijk voor elkaar ba-dennl
was. want er kwamen geen kimlcten
Jaar op jaar ging voorbij en de och! |ils?f
kinderloos. En toch zouden ten lanKle dj
goedgeloovigen gelijk krijgen, want in
23ste jaar van dit huwelijk werd er Inch
nog een prins geboren do latera bode
wijk XIV, do groote koning, do „Bui solvit"
En zie drie en twintig jaar fieteekcnt in
t Frnnsch „vingl-Liois mis", en dal Pijn
piccics weer dertien letters 1 En wonder
boven wonderI Behalve dezen „Lovx"
kreeg Anna ook nog een kleinen „Philippe"
(oude schrijfwijze) en Boys en Phïllippo ge-
ven samen weer 13 letters. Nu t wijfoio nog
wie daartoe in staat is 1
Ook een jubilee.
Hel was in het. jaar 1SÖ5, dat de Ber-
lijnschc Academie van Wetenschappen, die,
zooals bekend is, gesticht werd door toe
doen van Gottfried Wilhelm von Leibniz
uit den door haar uitgegeven almanak het
laatste overblijfsel van astrologisch bij»?,
loof wegliet, dat tot dusver in den kalen
der sland Bad gehouden. Reeds eotn in
1779 had de Academie hel beproefd, en al
les uit don kalender geschrapt, wal han
dclde over den invloed, dien men meende,'
dat de stand der sterren op hei menwhen
lot oefende. Maar zij had de rekening ge
maakt buiten de lezers van den kalender'
om. Dezen waren er aan gewend, in don'
kalender, hun vriend en raadgever, lc ]e
zen, wanneer het bijv. lijd was voor zaaien
en planten, warmem voor hef huomon vei
ten, wanneer er inoesl worden adergelaten
en wanneer koppen moe.stcn worden gezel.
En toen zij dit in 1799 niet vonden in den
almanak, kochten zij dien niet meer of zoor
weinig. De Academie zag zich dus nu gp
dwongen, den voornmligan astrologische»
onzin weer op lo nemen, maar liet jnurlijk-
een gedeelte ervan weg. In hel jaar 1S05
uas ook het laatste bijgeloof berustend op
sterrenwichelarij, dat van het hoornen vei
Ion, niet moer te vinden. En zoo ging hel
ook goed
Gezonden en zieken.
Een geestige kop heeft eens de opmrr
king gemaakt, „het beste middel, om km:
Ie leven is ziek (e worden. De gp/.ondï
leeft er maar onbezorgd op los en plotse
ling overkomt hem iets, dat vroegtijdig ra
eind aan zijn leven maakt. De zieke daar
enlogen donk! altijd aan zijn toesland, h
zorgt er voor. ieder gevaar la ontwijken, li;
doet alles om zijn leven !o verlengen". Ho
is niet Ie ontkennen, dal aan deze schort
een ernstige waarheid ten grondslag ligt
cn als de statistiek dit (egenspicekt, il
slechts schijnbaar. Wal den gezonde owr
komt, is in den regel geen dolksteek o1
ecu beroerte tengevolge van een noodMte
toeval, maar ook eea ziekte, en de statists,
kennen zulke fijne onderscheidingen
voor hen is de eer.v ziekte juist als de ander'
of men die zonder eigen schuld heeftop
geloopcn of dat men ze door de onhezorfl
heid van den gezonde opdeed. Aan d®
anderen kant moet echter onze uitsprak
ook in zooverre beperkt worden, dat iw
alle zieken de kunst verstaan, hun leve
ie verlengen. Er zijn er. die zich ten grond
Lessing „Verhandelingen over de Fabel")
de meeste zijner fabels maakte naar werke
lijke voorvallen, vermoedde men later, dat
iemand door zijn geestigheid zoo gekwetst
was, dat hij zich op deze gewelddadige ma
nier wreekte. Bij dit vermoeden kwamen
later andore onderstellingen, en zoo werd
Aesopus later zelf do held van een fabel.
In de middeleeuwen maakte men zelfs oen
roman over zijn leven, die vaischelijk on
der den naam van Plaunudes 1 doorgaat.
Van. die verdichtsels wordt nu veel alge
meen voor waar gehouden, zoo ook dc door
niets gerechtigde meening, dat Aesopus lee-
lijk en gebocheld was.
Waf Napoleon in zijn zak droeg.
Napoleon I had. evenals andere sterve-
velingen, een zakdoek bij zich. lederen
morgen nam hij dien na zijn hoed van zijn
kamerdienaar in ontvangst, liet er cau-de-
cologne op gieten, drukte hem dan eerst
legen de lippen, daarna tegen het voor
hoofd en raakte er ook zachtjes de slapen'
mee aan. De zakdoek was van zeer fijn
batist en, zooals al zijn linnengoed, met
een gekroonde N geborduurd. Sommige
waren op verschillende wijzen versierdzij
kostten 12 frs. per stuk.
Tot Napoleon's volkomen uitrusting be
hoorden verder nog eea lorgnet, een bon
bon- en een snuifdoos. Nooit verliet Na
poleon zijn kamer, zonder dat hij deze drie
voorwex-pen in den zak had gestoken. Het
hofpersoneel wist precies in welken zak
hij gewoon was. ieder voorwerp te bergen.
Als de keizer bijv. vergeefs in den een of
anderen zak zocht, snelde een dienaar met
het vermiste voorwerp toe, zonder dat hij
iets gezegd had. „Dunan," zei hij eens ver
baasd tot zijn opperkok, „ben je een go-
dachtenlezer, dat je zoo precies weet, wat
ik vergeten heb?"
„Sire," antwoordde Dunan, „ik heb op
gemerkt, dat Uwe Majesteit den zakdoek
steeds in den rechter-, en de tabaksdoos
in den linkerzak draagt."
De zaklorgnetten, die geleverd werden
door Sexeborus. een toentertijd beroemd op-
tikus op den Pont Neuf, waren meestal van
verguld zilver en kostten 150 tot 220 frs.
Ofschoon Napoleon veel minder bijziende
was dan zijn broeders Lucien. en Jérömo,
kon hij toch niet ver zien, hij bediende zich
daarom thuis zoowel als op het veld steeds
van een lorgnet of binocle. Onder een ge
sprek keek hij dikwijls met het lorgnet naai
den spreker.
De b'onbondoozerx waren kleine, sonde
doosjes van kristal of schildpad, met goud
ingelegd. Op sommige was een portret, bijv.
dat van zijn moeder, de „Madame Mère",
of dat van koningin Karoline. De pastilles,
uit een mengsel van zoethout en anijs be
staande, waren klein en hadden slechts ten
doel den mond te parfumeeren. Dit was
alles, wat de keizer voor snoeperij bij zich
had.
De snuifdoozen waren van de meest ver
schillende soort en vorm: geschenken van
den paus, den sultan, van de keizerinnen Jo
sephine en Maria Louisa, van zijn moeder,
zijn schoonzusters Katharine en Julie, zijn
zuster Karoline. Napoleon, die dikwijls en
gaarne snoof, had het liefst een ovale
doos, omdat hij die met één hand kon
openen en daarbij geen tijd verloor, zooals
bij een ronde of vierkante doos.
Ook had Napoleon als keizer in het veld
altijd vergift hij zich, evenals Themisto-
kles, Demosthenes en Hannibal. Sedert 1808
hing op een. over het hemd aangetrokken,
flanellen jakje aan een zwart lintje een
zwart, zijden voorwerp, ongeveer zoo groot,
als een hazelnoot, in den vorm van een
hart. Onder het zijden omhulsel was een
tweede van leer en daarin bevond zich een
giftig poeiertje, dat naar een geheim voor
schrift bereid, aan Napoleons lijfarts Con-
dercet was afgegeven. De uitwerking er
van zou, naar men zei, nooit missen, maar
onmiddellijk den dood veroorzaken. In 1812
verving de keizer dit mengsei door een an-
Iitestbeth. .hem. in den salon en ging 'heen
om haar (moeder' fce> roepen.
Nadtenlkemd keek Stein voor zfdh.
Welk eten eigenaardige toevalt, dat hij! zoo
kort na zijn terugkeer! dit jonge ir.e.sje
ontmoet had. Twintig jaar geileden had hij
met laar moeder door (diezelfde straten go-
wandel'd 'beide geiteken -als twtee droppels
water op elkaar én toen. had) cle moedor
neb zoo gelachen en gebaibbeM' als nu die
dochter, ien 'hij' was verfljsefd, onzinnig ver
liefd1 op 'haar 'geweest. Mlaair hiji was slwchts
een arme kantooiM'esrtk en Htetnny Eich-
stadt was een Verstandig meósja, dbt met
Gerhard. Stein lachte en. schertste. doch
mest den. ilfandfedgenaar Berger trouwde, die
voor zeer welgesteld doorging. Hij) was tn-
dfeirtijd1 wanhopig geweest en ihsadi bot land'
verlaten. En als om (hem voor rijtn ongeluk
i'n de liefda schadteioto "te stelten, tad! vrouw
Fortuna hem in amcfeirlei opstekten toege
lachen. zoodat bij nu al? een rijk man terug
gekeerd was.
Gedurende al1 deze jaren blad 'hot 'teedd
■zijner eerste liefde fern voor oogen gestaan.
En nu zou bij' haar terugzien.
De deur ging open. 'Maar was dat de
gölitefdte zijner jeugd)? Deze magere, bleeke,,
roodneuzrge dame met bet dunne- eenvou
dig goedheiden thiaar?
Vriendelijk reikte zij 'hem! dia band.
„Welkom, in 't vaderland'. Wanneer mijn
dtoohter mie niet -gezegd (hu'di, diab u mene®r
Stein is, zoui ilk u niet heiikend 'hebban. TJ
te erg vetrandterdl."
„TT oofc," zei hij) zacht.
;,Wijj vrouwen veranderyn in den regel
der, dat uitgevonden was door een chirurg
Yvati dit lid hem echter in 1.814 met zijn.
uitwerking in den steek. Ook bij zijn ver
trek naar het Spaansehe leger had hij
maatregelen genomen, om niet lovend in
handen zijner vijanden te vallen. In 1815,
na Belle Alliance, was hij weder in het
bezit van een doodelijk vergift, dat bij in
een klein, aan den kouseband bevestigd,
zakje bij zich droeg.
Napoleon had daarentegen geen horloge
en nooit geld, bij zich. Als hij soms toe
vallig een horloge droeg, had hij er geen
zorg voor. Het gebeurde, dat hij bij hel
onlklecden het horloge, evenals alles wat
hij bij zich had, eenvoudig neerwierp. Als
hij toornig was, of, wat even dikwijls voor
kwam, toovnïs vvod schijnen, greep hij wel
eens naar zijn horloge en gooide dat, even
als hij het zijn hoed deed, naar den grond.
Dus moesten zijn uurwerken dikwijls gere
pareerd worden. Napoleon gebruikte re
petitiehorloges zonder cijfers en zonder
bijzonder sieraad, in eenvoudige gouden
kast met glas op do cijferplaat. Twee wa
ren van zilver met slagwerk. Eenige bezat
hij reeds vanaf den Italiaanschen veldtocht,
bijv. dat, hetwelk hij op St. Helena aan
graaf Bertrand gaf mei de woorden„Het
sloeg juist 2 uur 's nachts bij Rivoli, toen
ik Joubert het bevel tot den aanval gaf.
Had Napoleon soms. als bij paardreed of
wandelde, geld noodig, om iets te gebrui
ken, dan wendde hij zich tot den adjudant,
den stalmeester, den dienstdoenden kamer
heer, ja, tot den eersten den besten, dien hij
in het slot tegenkwam. In zijn kamers la
gen steeds in de lade van een tafeltje rol
len geldstukken voor hem klaar, die be
stemd waren voor kleine gaven. Was er
ecu groote som noodig, dan krabbelde hij
die op -een bon voor den opperschatmees-
ter, of hij gaf zijn particulieren secretaris
bevel, het geld uit zijn privaatkas, de zoo
genaamde „kleine cassette", te betalen. Zoo
eigenaardig als de man zelf waren al zijn
gewoonten.
Dc handel in sneeuw van den Etna.
Deze handeL verschaft nu nog een aar
dige opbrengst aan de bewoners van die
sti-eek. Niet slechts Silecië, maar ook Malta
en geheel Zuid-Italiö worden in den zo
mer voorzien van sneeuw van den Etna.
Boven op den berg worden de sneeuwmas
sa's tot ballen van ongeveer 100 pond ge
vormd, die dan stevig ineengedrukt, met
stroo omwikkeld en in paklinnen genaaid
worden. Op deze wijze kunnen zij zeer ver
vervoerd worden. Tot afkoeling van spij
zen en dranken gebruikte men vroeger ook
op de gezamenlijke stoomboollijnen van de
Middellandsche Zee alleen zulke sneeuwko
gels. De bisschop van Catanië had vóór
de stichting van het koninkrijk Italië het
monopolie van deze eigenaardige industrie
en verkreeg daarvan jaarlijks- 1520.000
Lire winst. Al naar het jaargetijde kost een
pond Etna-sneeuw 5 tot 10 centimes.
Waar het hart vol van is.
Toen Racine bij Bodewijk NIV in bijzon
dere gunst stond, was bij door 'dezen
eens meegenomen naar de beroemde
vriendin van clen koningMevrouw de Main-
tenon. Men sprak over het theater, en in
den loop van dit onderhoud raakte Racine
hoe langer hoe meer in vuur, omdat zoo
wel de koning als diens vriendin hem ge
lijk gaven als hij sprak over de treurige too-
neeltoeslanden en dergelijke. Toen de ko
ning daarop de vraag deed, wat de oorzaak
van dit verschijnsel zou zijn, viel Racine
onbesuisd uit: „Niets anders dan de dwaze
neiging der tooneelspelers tot slechte stuk
ken. Vooral die van Scarron, die vol
strekt niets waard zijn, worden met voor
liefde gespeeld." De dichter had het nau
welijks gezegd, of hij bemerkte wat hij had
uitgevoerd. Mevrouw de Maintenon zat als
versteend, de koning scheen pijnlijk aan
gedaan Een onheilspellende stilte ont
stond, totdat Lodewijk eindelijk een eind
nptet tot ons voortdeel, zooaïs 'het bij Ui. man
nen, dikwijls het 'geval! 'is," beiweardte zij
güïmÜachendl ,:Er i® echter een tijd geweest
dat u todh, wel! een betetje veriiefdi op mie
was, is 't nitet V'
„Ja, (heat erg zeillfs,"
„Nul jai, hete!1 etrg! dan ea nu weet u
zeikei* riteb of u om uw jeugdige dwaasheid)
kuchen of sohnejfen zal?"
„Jat, jia. Er is (dikwijls vee! overeenkomst
tupsidxen het mensdheiüjk iltewen en, dlat der
planten. Zoodra een mWwfei knop tot volle
ontwikkeling koimt, vailt db oude bloe
sem! 'af."
Het binnentreden, Van LEestethi brak het
gtespneik taf
Toen Stein een ihailf uuitjte daarna af-
sdfaleiü nam, vroeg1 (hij,1 verlof aijjn bezoek ta
ibemvatten, en van -db toestemming van me
vrouw Berger maakte hiji dikwijls gie-
■bruik.
Sedert hij. Ldesibbbh voor 'bet witnkielraaim!
gezien blad!, was de liefdtei tin aijjn h!ari op
nieuw ontwaakt en haar openhartigheid en
IWtalKgSheM hajdd'en ihomi 'gdhieel' veroverd!
en zijn vast beskuit niet te trouwien aan het
wankelen gebarerdSit;
Do 'bü'oeon zijtner eerste liefde was vtsr-
blfeekfc en viewwetUkt. Nu wilde 'h'djj db f/rasstho
knop plukken. En waairoon nitet? Hijj v;aa
i'n db kracht van zijn ïetvfaa, Wad! jeugdigs
frisdhheidl bewaard tsn was bovendien een
rijk man. Hiji wilde de üMolijjkö knop in
t
aan den toestand maakte, door op te staan
en het toeken tot vertrek le geven. Hij had
voor Racine geen blik meer over en Me-
viouvv xle Mainlenon deed ook, ,of hij niet
bestond. In de grootste verwarring snelde
Racine naar zijn vriend Lavoycn, vertelde
'dezen het gebeurde en vroeg hem om raad.
Er was echter niets meer aan lc doen,
hij was in ongenade gevallen. De koning
noch Mevrouw de Maintenon wilden hem
meer zien, en zij zagen hem ook niet meer.
Men weet dat de vriendin van don Roi
SoleiL voor zij Mevrouw de Mainlenon
heette, mevrouw Scarron was.
Bloemen en koerslijsten,
Ieder weet, welke buitengewone sommen
er in de 17de eeuw voor tulpen werden
gegeven. De lulpenmanie werd toen geheel
en al een speculatie. Men zou' ze kunnen
vergelijken met het belang, dat men in onze
dagen in wedietnien stelt. Dc moesten ge
ven daarbij niet om de paarden en wat
deze kunnen, maar om de weddenschappen,
die ermee verbonden zijn. En zoo was
ook de buitengewone belangstelling, die
men in het midden dor 17de eeuw voor
de tulpen bad, eigenlijk niet voor de bloe
men, maar voor haar geldwaarde, haar „stij
gen en dalen," de „overwinning"-*van de
eene soort op dc andere. Vee! duizenden
van die tulpen vrienden hebben in hun ge-
heele leven volstiekt geen tulp gezien, vcel
minder nog, er een in een pot gekweeld
of er hun tuintje (als ze er een bezaten)
mee versierd. Het was niet om de bloemen
te doen. maar om tie bollen, en dc koo-
pen, die daarin gesloten werden, geschied
den nog meest op papier de bollen wa
ren er niet eens. Eerst als men dat weet,
kan men het verklaren, dal niet weinigen
al hun have- en goed, hun huis en hof.
hun vee en land voor tulpenbollen gaven.
In het begin won ook ieder en men hoorde
van geen verlies. Knechts, meiden, turf-
dragers, uitdraagsters, enz. kwamen plotse
ling als de grootste Hanzen le voorschijn,
zij kochten huizen, rijtuigen van de, met tul
penbollen behaalde, winsten. De speelwoede
had alle kringen aangetast, de laagste zoo
wel als de hoogste. In iedere Hollandsche
stad waren bepaalde herbergen die tot
beurslokaal dienden, waar voortdurend han
delaars, schrijvers en notarissen aanwezig
waren, en dagelijks honderden kontraklen
over leveringen gesloten werden, aan wel
ker nakoming niemand dacht. Iu een en
kele week werden dikwijls in één stad meer
tidpen gekocht en verkocht dan er in ge
heel Holland voorhanden waren. Van de
soort „Semper Augustus", welker waarde
tot 2000 gulden steeg, zegt men, dat slechts
twee exemplaren voorhanden waren, één
in Amsterdam en één in Haarlem, de
omzet ervan liep echter in de millioenen.
De soorten werden in de koerslijsten geno
teerd, zij stegen en daalden als actiën, men
wedde op de overwinning der 'eene soort
op de andere, zooals nu op renpaarden
geschied. Een voorbeeld zal de zaak
nog duidelijker maken. Een edelman
nam de verplichiing op zichaan een
schoorsteenveger over zes maanden duizend
gulden te betalen voor een zekei-en tul
penbol, dien deze hem dan zou leveren.
De schoorsteenveger dacht er echter niet
aan, hem te leveren, en de edelman wilde
hem niet eens hebben. De eerste zou hem
nooit hebben kunnen leveren, den Lweeden
was het bezit ervan geheel onverschillig,
en hij zou in vertwijfeling zijn geraakt, als
hij den bol werkelijk bad moeten nemen.
Zes maanden later was do waarde tot 1500
gulden geslegen 'of tol 600 gulden gedaald.
In het eerste geval moest de schoorsteen
veger den edelman hot verschil van 500
gulden betalen, in het laatste kon de edel
man den schoorsteenveger 400 gulden uit-
keeren. Bleef de koers dezelfde, dan had
niemand gewonnen, noch verloren, maar
maar niemand dacht er ook aan, den bol
te leveren of aan te nemen, de zaak was
afgedaan. Het is nu duidelijk, dat de meeste
een goudlen. -vaas zetten als hlet schoonste
sieuaad' van een vriendelijk tfauis, vaar li ij
geluk en tevted'enlielild "wpidei zoaken. Tus-
sdhien .hem en imewrouw Berger ontstond
langzarmteïiliand een kallkne vtfendsc'ha'p. Ge(-
diuirende -hun veiUblijf in d!o stad bezodht
Stiefel de cüames dagelijks en deze hadden
dlaar niets te/gen. JBahiaïVe dat mfen hom om
zijn iinnemendie manieren giriaaig aag, was hij)
onuitputtelijk in tal van attenties. Hlijl
zond de daan-es de moed'ste bilbennon, itaim
hen miea naai* banketwiinkeils en naar dien
scihouwbuing, maaikte rijtoeren mét ben enz.
Diem .avond vóór Ihiun vertrek, zouden rij
samen .raar1 die opera. gaan. Een star van de
eerste grootte gaf gastvoorstalDtngem in Ko
ningsbergen en d'ei ipïaatebGljetten vierden
miet goud! betaald'. Stein wadhitte i'n ih-et
salon op de dames, die nog met 'hun toilet
bezig -wiaren.
LategSbétlh vers'dhteen het eerst. Zij! zag ör
affleiiMJefst uit in eetn japon vian zwarte
(kantstof.
„Wiat staat drlt to'I'et gpedl," meukte
bijl op.
„Ik vimdi 'hst een beetje sómtor,," ant
woordde zij, tebwijjE zij oip ten vaas met
bloemen 'toetrad'. „Ik zal! een paar rozen
némen .om er vat küteiur aan te geven."
„Wilt ui mij vcroerfooven ook wïit bij te
dragen tot verl'eVandïging van uw toiüet?"
vroeg bijl en baalld'a 'heit étu/ii met juweeten
uit ziijln zallc.
„Wat riep zijl verbaasd' ruit, toen. hij haar
Ihet geopende, ctuil vdorix'ieHI; „teeft idle
jougo dlame Ab juivteeöfen nog nii|et ge
kregen V'
„Noen. Wil u niet eans proboeren hoe
die broche staat
„Jiawel 'waiarom niet? O, wat fonkelt ze.
Eu wiat staat ze beeil'dl'g o.p die, zwarte
kant. Ik wil het eens -avon aan maima laten
zien."
„W'adht evieu, idlan zal dk u oolk: den amm-
b'amd aandoen
vM'aax xi gelooft todh, dat ik met zulke
gejleondb sieraden naar den slelhouav'burg
zal gaan
„(Zo rijm niiet gefleemd, u moet ze be
hoorden."
„Béhoudien En uiw nictht dan
„Ik heb geen nidht. Ik Ihieb' dfeza sieraden
voor u.g'ekodlit."
„■Maar tem kend'e u mijl in, 't giethccit
nii'et."
„Ik 'bad imijj stellig voorgenomen ktennis
met u, te> maken."
„Dat ós een veeil te kostbaar cadeau,
smeneter Sterin; iilc kan het onmogelijk, aan
namen," zeiid© rij] ernstig), temw|ijPi riji hbt
slbt van den (armband weer losmaakte.
HSj drukte het echten weer toe.
„Lieabcflh, laat miij dien aamfband' goed
vastmaken en geef ma je Band ei' bij."
„Hod hoie meent u dlat
„Heel «©nvoorfiigdbt wnji ons ©ng'age&rtsn.
Wïf jo niet guaag gecngagecavl ziijjn
„Ik weet hetjh'i'ct: lik ihie/b (hét nog nooit
geprobeerd."
^,Dan moet ja Jret pa-obeieaKni. Jiei zulit
ri'en, fh'et is heel prettiig."
„Werkelijk Is ui er zoo- goed, mieei op d'o
hoogte?"
„Ja, iik heb hét eenmaal geprofeteerd toen.
ik nog jong wias. Maair .laten we niet sdie»
sou over zoo'n ernstige' zaak. Geloof je.
je zou kunnen teren een Ibeotjo Van n>c
houden Li'eebeth?"
„Ik houd aieeds -htel', hee'P veel van jt
f.liuiistetrdto ziji blozend met nectrgfcsl'asp
oogen.
Hij sïoegj 'do «imt om ihw heen 0'1
haar il a air' zioh toe.
Op. dat ooge-ribilik Vanédlieen roem'os'
Bergter,
„Wat wat if-* dat?" Vroeg zij1 vertast j
'„Alllceni malar eten, oude jongen, die
dlroom rijper jeug'd nog eenmaal Wil droom6
cn idlie zoo lichtzinnig1 geweest is ztol
veribvan." t
,.,Ja heit 'is ffiohtzi'nnig zifch mtot een met*
te cng'aigeeren, dlat je 'l'ettörlijk' o?
gcv'ondten hebt," antwoorddb zij S!<JT'
tochtend.
„Neen, ik 'heb baaa* in «an giailanttf'1
winlkdli gewonden."
„Ja, tusschcn alfeirlöil dJi'ngten Van t'1)
meiiilk wtardb," viol LitcsbetJlii 'laeihemi ■-
In Seder geva.T was p i'n mijn °°S^U.
mooiste wat er in dten geh'etelbn win'»-
vindon was)," zetitte hij, „haar hand w 1
zijnd nenncudk
„Jtelugtd' is aUtrijcB scthoon.," xiiorkte
virouw Bfrgter op, met eten vooktigc» g'
in icfa oogen. Maar mi'feuoWen lluvsu»
van db hwfenten in LiiWbets broonc
fonkol'den zóó, dat d'o oogjen cn 11
gfngdn doem.