„Ek (Wiaa tel blij uw dóchter te ont moeten," gaf 'hij ontwijkend1 ten antwoord'. „Het was etlteof ük u zelf iin dien bloei d'er eerste jeugd terugzag." contractanten hun verplichtingen niet meer na konden komen. Velen verloren Iutn ge- heele vermogen hij deze speculation, aan do processen kwam geen einde, de recht banken wisten geen rand, In het jaar 1637 werd eindelijk op een congres te Amster dam besloten, dat alle contracten, die voor den laatst.cn 'November 1636 ondertcekend waren, moesten worden nagekomen, latere echter niet meer. Nadat zich in April 1637 ook do Ilooge Raad in Den Haag met de zaak bemoeid had, en een besluit had ge nomen, waarbij de geldigheid, van die con tracten niet kon worden betwist, nam ook de „belangstelling iu de tulpen" merkwaar dig snol afde lulpenmanie verdween. Zonderlinge wijzen van groeten, „Het den 'bood in de hand, komt men door het gamscbö land", zegt een oud spreek woord. Maar die „hoed ia de hand", waar mee wij op zinnebeeldige wijze onzen eer bied voor hom, dien wij groeten, loonen, heeft bij de verschillende volkeren der aarde zeer verschillende vormen aangenomen, waarvan de zonderlingste hier genoemd wor den. In Rolynessië, in don Maleischen Archi pel, bij de hcrgvolkcron van Achtcr-Indic, bij de Laplanders, de Eskimo's en anderen, is de neusgrocl de gewone vorm. Lewin ver haalt van de bewoners van Tschittagong „Hun manier van kussen is wonderlijk, in plaats van mond op mond te drukken, leg gen zij mond en neus op de wang en hou den den adem in. In hun taal zegt men niet: geef mij een kus, maar: ruik mij. Bi'tchner vertelt van de Maori's: zij legden met „ernstige, treurige gezichten" de neu zen tegen elkaar en hieven zoo langer onbe weeglijk dan bij ons voor een eenvoudige begroeting de gewoonte is. Zooals in den Bijbel de groetende of aangesprokene zich zelf knecht noemt, zoo is het in China de gewoonte, elkaar te begroeten in termen waarbij men zichzelf vernedert. Men noemt zich dan at naar omstandigheden: „een 'dwaas jongmensch", of „een dwaze oude", zijn vrouw, al te oneerbiedig, „de domme doorn", zijn zoon „het grasinsekt". Do 'groetende, evenals degene!die gegroet wordt, spreekt hier, zooals ook in Japan, over zich zelf in den derden persoon. Veel trolscher klinkt de groet van den Kaffer: „Ik zag je," maar dadelijk voegt hij hieraan toe „geef mij wat tabak." De Indianen uit Da kota groeten elkaar 'eenvoudig met het woord„Goed". Vreemd klinkt in Duitseh- Oosl-Afrika: „Azesenga", „wees gegroet, jij vee." Maar de Wahehers zijn rond trekkende veefokkers en dus grbeten ze elkaar met den naam van 't beste, wat zij hebben. In Soedan begroet men elkaar mol den onvertaaibaren uitroep: „lalé, lalé, lalé." Dan vragen zij meermalen na elkaar: „Hoe zijn de dingen?" En ten slotte zeer teekonend-voor den gevoeligen neger: „Hoe is de huid?" Evenzoo luidt in Boven-Egypte een be- groetingsvraag„Hoe is het met hot zweet?" Aan den Orinoko is, zooals Alexander von Humboldt reeds verhaalt, de vaste mórgen- groet van de Indianen, de vraag: „Hoe heb ben de muskieten het met u gemaakt?" In Britsch-Uganda is de begroetmgsplochtig- heid uiterst ingewikkeld. Een vrouwelijke zendeling beschrijft die in „De Afrika- Bode" op de volgende wijze: „Hoe gaat het?" „Heel goed." „Ik wensch u ge luk." „Ja." -' „Goed?" „Goed" - „Zeker?" „Ja." „HeeL goed?" „Heel goed." „Vrede?" „Vrede." „Zeer vreedzaam?" „Zeer vreedzaam." „Heelemaal vreedzaam?" „Heelcmaal vreedzaam." „Buitengewoon?" „Bui tengewoon." „Gezond?" „Gezond." En dat wordt meermalen herhaald. De Ba- toka-negers aan de "Zambesi mogen zich echter wel op den eigenaardigs ten van alle groetvormen beroemen. Zij werpen zich na melijk met <len rug op den grond, wente len zich van de eene zijde op de andere, en slaan zich daarbij, op de maat, op do achtcrzij van de bovendij, om zoo op zinne beeldige wijze hun vi-eugdo uit to drukken. Over het getal dertien, f Op zeer wonderlijke wijze werden Lotlo- wijk NU1 van Frankrijk cn Anna van Qo3. lom-ijk een paar. Aan hel Frnmche hut was men or opmerkzaam op gemaakt, dat ergens een prinses bestond, die van deil. zelfden leeftijd was als de toenmaals 13. jarige Bodewijk, cn dat. het getal 13 voor beiden nog van bijzondere belcekcnis was omdat Bodewijk de 13de koning van dam' naam, Anna do dertiende prinses van het Spaansehe huis was en omdat verder de naam „Anne d'Aulriciie" zoowel als <h naam „Boys de Bourbon" (oude schrijf wijze) met 13 lettors geschreven wordt. Zulk een wenk van hel noodlot moest men voGen en dus werd het huwelijk lusschcn lipids gesloten. Later twijfelde men er aan. of Bet hooge paar werkelijk voor elkaar ba-dennl was. want er kwamen geen kimlcten Jaar op jaar ging voorbij en de och! |ils?f kinderloos. En toch zouden ten lanKle dj goedgeloovigen gelijk krijgen, want in 23ste jaar van dit huwelijk werd er Inch nog een prins geboren do latera bode wijk XIV, do groote koning, do „Bui solvit" En zie drie en twintig jaar fieteekcnt in t Frnnsch „vingl-Liois mis", en dal Pijn piccics weer dertien letters 1 En wonder boven wonderI Behalve dezen „Lovx" kreeg Anna ook nog een kleinen „Philippe" (oude schrijfwijze) en Boys en Phïllippo ge- ven samen weer 13 letters. Nu t wijfoio nog wie daartoe in staat is 1 Ook een jubilee. Hel was in het. jaar 1SÖ5, dat de Ber- lijnschc Academie van Wetenschappen, die, zooals bekend is, gesticht werd door toe doen van Gottfried Wilhelm von Leibniz uit den door haar uitgegeven almanak het laatste overblijfsel van astrologisch bij»?, loof wegliet, dat tot dusver in den kalen der sland Bad gehouden. Reeds eotn in 1779 had de Academie hel beproefd, en al les uit don kalender geschrapt, wal han dclde over den invloed, dien men meende,' dat de stand der sterren op hei menwhen lot oefende. Maar zij had de rekening ge maakt buiten de lezers van den kalender' om. Dezen waren er aan gewend, in don' kalender, hun vriend en raadgever, lc ]e zen, wanneer het bijv. lijd was voor zaaien en planten, warmem voor hef huomon vei ten, wanneer er inoesl worden adergelaten en wanneer koppen moe.stcn worden gezel. En toen zij dit in 1799 niet vonden in den almanak, kochten zij dien niet meer of zoor weinig. De Academie zag zich dus nu gp dwongen, den voornmligan astrologische» onzin weer op lo nemen, maar liet jnurlijk- een gedeelte ervan weg. In hel jaar 1S05 uas ook het laatste bijgeloof berustend op sterrenwichelarij, dat van het hoornen vei Ion, niet moer te vinden. En zoo ging hel ook goed Gezonden en zieken. Een geestige kop heeft eens de opmrr king gemaakt, „het beste middel, om km: Ie leven is ziek (e worden. De gp/.ondï leeft er maar onbezorgd op los en plotse ling overkomt hem iets, dat vroegtijdig ra eind aan zijn leven maakt. De zieke daar enlogen donk! altijd aan zijn toesland, h zorgt er voor. ieder gevaar la ontwijken, li; doet alles om zijn leven !o verlengen". Ho is niet Ie ontkennen, dal aan deze schort een ernstige waarheid ten grondslag ligt cn als de statistiek dit (egenspicekt, il slechts schijnbaar. Wal den gezonde owr komt, is in den regel geen dolksteek o1 ecu beroerte tengevolge van een noodMte toeval, maar ook eea ziekte, en de statists, kennen zulke fijne onderscheidingen voor hen is de eer.v ziekte juist als de ander' of men die zonder eigen schuld heeftop geloopcn of dat men ze door de onhezorfl heid van den gezonde opdeed. Aan d® anderen kant moet echter onze uitsprak ook in zooverre beperkt worden, dat iw alle zieken de kunst verstaan, hun leve ie verlengen. Er zijn er. die zich ten grond Lessing „Verhandelingen over de Fabel") de meeste zijner fabels maakte naar werke lijke voorvallen, vermoedde men later, dat iemand door zijn geestigheid zoo gekwetst was, dat hij zich op deze gewelddadige ma nier wreekte. Bij dit vermoeden kwamen later andore onderstellingen, en zoo werd Aesopus later zelf do held van een fabel. In de middeleeuwen maakte men zelfs oen roman over zijn leven, die vaischelijk on der den naam van Plaunudes 1 doorgaat. Van. die verdichtsels wordt nu veel alge meen voor waar gehouden, zoo ook dc door niets gerechtigde meening, dat Aesopus lee- lijk en gebocheld was. Waf Napoleon in zijn zak droeg. Napoleon I had. evenals andere sterve- velingen, een zakdoek bij zich. lederen morgen nam hij dien na zijn hoed van zijn kamerdienaar in ontvangst, liet er cau-de- cologne op gieten, drukte hem dan eerst legen de lippen, daarna tegen het voor hoofd en raakte er ook zachtjes de slapen' mee aan. De zakdoek was van zeer fijn batist en, zooals al zijn linnengoed, met een gekroonde N geborduurd. Sommige waren op verschillende wijzen versierdzij kostten 12 frs. per stuk. Tot Napoleon's volkomen uitrusting be hoorden verder nog eea lorgnet, een bon bon- en een snuifdoos. Nooit verliet Na poleon zijn kamer, zonder dat hij deze drie voorwex-pen in den zak had gestoken. Het hofpersoneel wist precies in welken zak hij gewoon was. ieder voorwerp te bergen. Als de keizer bijv. vergeefs in den een of anderen zak zocht, snelde een dienaar met het vermiste voorwerp toe, zonder dat hij iets gezegd had. „Dunan," zei hij eens ver baasd tot zijn opperkok, „ben je een go- dachtenlezer, dat je zoo precies weet, wat ik vergeten heb?" „Sire," antwoordde Dunan, „ik heb op gemerkt, dat Uwe Majesteit den zakdoek steeds in den rechter-, en de tabaksdoos in den linkerzak draagt." De zaklorgnetten, die geleverd werden door Sexeborus. een toentertijd beroemd op- tikus op den Pont Neuf, waren meestal van verguld zilver en kostten 150 tot 220 frs. Ofschoon Napoleon veel minder bijziende was dan zijn broeders Lucien. en Jérömo, kon hij toch niet ver zien, hij bediende zich daarom thuis zoowel als op het veld steeds van een lorgnet of binocle. Onder een ge sprek keek hij dikwijls met het lorgnet naai den spreker. De b'onbondoozerx waren kleine, sonde doosjes van kristal of schildpad, met goud ingelegd. Op sommige was een portret, bijv. dat van zijn moeder, de „Madame Mère", of dat van koningin Karoline. De pastilles, uit een mengsel van zoethout en anijs be staande, waren klein en hadden slechts ten doel den mond te parfumeeren. Dit was alles, wat de keizer voor snoeperij bij zich had. De snuifdoozen waren van de meest ver schillende soort en vorm: geschenken van den paus, den sultan, van de keizerinnen Jo sephine en Maria Louisa, van zijn moeder, zijn schoonzusters Katharine en Julie, zijn zuster Karoline. Napoleon, die dikwijls en gaarne snoof, had het liefst een ovale doos, omdat hij die met één hand kon openen en daarbij geen tijd verloor, zooals bij een ronde of vierkante doos. Ook had Napoleon als keizer in het veld altijd vergift hij zich, evenals Themisto- kles, Demosthenes en Hannibal. Sedert 1808 hing op een. over het hemd aangetrokken, flanellen jakje aan een zwart lintje een zwart, zijden voorwerp, ongeveer zoo groot, als een hazelnoot, in den vorm van een hart. Onder het zijden omhulsel was een tweede van leer en daarin bevond zich een giftig poeiertje, dat naar een geheim voor schrift bereid, aan Napoleons lijfarts Con- dercet was afgegeven. De uitwerking er van zou, naar men zei, nooit missen, maar onmiddellijk den dood veroorzaken. In 1812 verving de keizer dit mengsei door een an- Iitestbeth. .hem. in den salon en ging 'heen om haar (moeder' fce> roepen. Nadtenlkemd keek Stein voor zfdh. Welk eten eigenaardige toevalt, dat hij! zoo kort na zijn terugkeer! dit jonge ir.e.sje ontmoet had. Twintig jaar geileden had hij met laar moeder door (diezelfde straten go- wandel'd 'beide geiteken -als twtee droppels water op elkaar én toen. had) cle moedor neb zoo gelachen en gebaibbeM' als nu die dochter, ien 'hij' was verfljsefd, onzinnig ver liefd1 op 'haar 'geweest. Mlaair hiji was slwchts een arme kantooiM'esrtk en Htetnny Eich- stadt was een Verstandig meósja, dbt met Gerhard. Stein lachte en. schertste. doch mest den. ilfandfedgenaar Berger trouwde, die voor zeer welgesteld doorging. Hij) was tn- dfeirtijd1 wanhopig geweest en ihsadi bot land' verlaten. En als om (hem voor rijtn ongeluk i'n de liefda schadteioto "te stelten, tad! vrouw Fortuna hem in amcfeirlei opstekten toege lachen. zoodat bij nu al? een rijk man terug gekeerd was. Gedurende al1 deze jaren blad 'hot 'teedd ■zijner eerste liefde fern voor oogen gestaan. En nu zou bij' haar terugzien. De deur ging open. 'Maar was dat de gölitefdte zijner jeugd)? Deze magere, bleeke,, roodneuzrge dame met bet dunne- eenvou dig goedheiden thiaar? Vriendelijk reikte zij 'hem! dia band. „Welkom, in 't vaderland'. Wanneer mijn dtoohter mie niet -gezegd (hu'di, diab u mene®r Stein is, zoui ilk u niet heiikend 'hebban. TJ te erg vetrandterdl." „TT oofc," zei hij) zacht. ;,Wijj vrouwen veranderyn in den regel der, dat uitgevonden was door een chirurg Yvati dit lid hem echter in 1.814 met zijn. uitwerking in den steek. Ook bij zijn ver trek naar het Spaansehe leger had hij maatregelen genomen, om niet lovend in handen zijner vijanden te vallen. In 1815, na Belle Alliance, was hij weder in het bezit van een doodelijk vergift, dat bij in een klein, aan den kouseband bevestigd, zakje bij zich droeg. Napoleon had daarentegen geen horloge en nooit geld, bij zich. Als hij soms toe vallig een horloge droeg, had hij er geen zorg voor. Het gebeurde, dat hij bij hel onlklecden het horloge, evenals alles wat hij bij zich had, eenvoudig neerwierp. Als hij toornig was, of, wat even dikwijls voor kwam, toovnïs vvod schijnen, greep hij wel eens naar zijn horloge en gooide dat, even als hij het zijn hoed deed, naar den grond. Dus moesten zijn uurwerken dikwijls gere pareerd worden. Napoleon gebruikte re petitiehorloges zonder cijfers en zonder bijzonder sieraad, in eenvoudige gouden kast met glas op do cijferplaat. Twee wa ren van zilver met slagwerk. Eenige bezat hij reeds vanaf den Italiaanschen veldtocht, bijv. dat, hetwelk hij op St. Helena aan graaf Bertrand gaf mei de woorden„Het sloeg juist 2 uur 's nachts bij Rivoli, toen ik Joubert het bevel tot den aanval gaf. Had Napoleon soms. als bij paardreed of wandelde, geld noodig, om iets te gebrui ken, dan wendde hij zich tot den adjudant, den stalmeester, den dienstdoenden kamer heer, ja, tot den eersten den besten, dien hij in het slot tegenkwam. In zijn kamers la gen steeds in de lade van een tafeltje rol len geldstukken voor hem klaar, die be stemd waren voor kleine gaven. Was er ecu groote som noodig, dan krabbelde hij die op -een bon voor den opperschatmees- ter, of hij gaf zijn particulieren secretaris bevel, het geld uit zijn privaatkas, de zoo genaamde „kleine cassette", te betalen. Zoo eigenaardig als de man zelf waren al zijn gewoonten. Dc handel in sneeuw van den Etna. Deze handeL verschaft nu nog een aar dige opbrengst aan de bewoners van die sti-eek. Niet slechts Silecië, maar ook Malta en geheel Zuid-Italiö worden in den zo mer voorzien van sneeuw van den Etna. Boven op den berg worden de sneeuwmas sa's tot ballen van ongeveer 100 pond ge vormd, die dan stevig ineengedrukt, met stroo omwikkeld en in paklinnen genaaid worden. Op deze wijze kunnen zij zeer ver vervoerd worden. Tot afkoeling van spij zen en dranken gebruikte men vroeger ook op de gezamenlijke stoomboollijnen van de Middellandsche Zee alleen zulke sneeuwko gels. De bisschop van Catanië had vóór de stichting van het koninkrijk Italië het monopolie van deze eigenaardige industrie en verkreeg daarvan jaarlijks- 1520.000 Lire winst. Al naar het jaargetijde kost een pond Etna-sneeuw 5 tot 10 centimes. Waar het hart vol van is. Toen Racine bij Bodewijk NIV in bijzon dere gunst stond, was bij door 'dezen eens meegenomen naar de beroemde vriendin van clen koningMevrouw de Main- tenon. Men sprak over het theater, en in den loop van dit onderhoud raakte Racine hoe langer hoe meer in vuur, omdat zoo wel de koning als diens vriendin hem ge lijk gaven als hij sprak over de treurige too- neeltoeslanden en dergelijke. Toen de ko ning daarop de vraag deed, wat de oorzaak van dit verschijnsel zou zijn, viel Racine onbesuisd uit: „Niets anders dan de dwaze neiging der tooneelspelers tot slechte stuk ken. Vooral die van Scarron, die vol strekt niets waard zijn, worden met voor liefde gespeeld." De dichter had het nau welijks gezegd, of hij bemerkte wat hij had uitgevoerd. Mevrouw de Maintenon zat als versteend, de koning scheen pijnlijk aan gedaan Een onheilspellende stilte ont stond, totdat Lodewijk eindelijk een eind nptet tot ons voortdeel, zooaïs 'het bij Ui. man nen, dikwijls het 'geval! 'is," beiweardte zij güïmÜachendl ,:Er i® echter een tijd geweest dat u todh, wel! een betetje veriiefdi op mie was, is 't nitet V' „Ja, (heat erg zeillfs," „Nul jai, hete!1 etrg! dan ea nu weet u zeikei* riteb of u om uw jeugdige dwaasheid) kuchen of sohnejfen zal?" „Jat, jia. Er is (dikwijls vee! overeenkomst tupsidxen het mensdheiüjk iltewen en, dlat der planten. Zoodra een mWwfei knop tot volle ontwikkeling koimt, vailt db oude bloe sem! 'af." Het binnentreden, Van LEestethi brak het gtespneik taf Toen Stein een ihailf uuitjte daarna af- sdfaleiü nam, vroeg1 (hij,1 verlof aijjn bezoek ta ibemvatten, en van -db toestemming van me vrouw Berger maakte hiji dikwijls gie- ■bruik. Sedert hij. Ldesibbbh voor 'bet witnkielraaim! gezien blad!, was de liefdtei tin aijjn h!ari op nieuw ontwaakt en haar openhartigheid en IWtalKgSheM hajdd'en ihomi 'gdhieel' veroverd! en zijn vast beskuit niet te trouwien aan het wankelen gebarerdSit; Do 'bü'oeon zijtner eerste liefde was vtsr- blfeekfc en viewwetUkt. Nu wilde 'h'djj db f/rasstho knop plukken. En waairoon nitet? Hijj v;aa i'n db kracht van zijn ïetvfaa, Wad! jeugdigs frisdhheidl bewaard tsn was bovendien een rijk man. Hiji wilde de üMolijjkö knop in t aan den toestand maakte, door op te staan en het toeken tot vertrek le geven. Hij had voor Racine geen blik meer over en Me- viouvv xle Mainlenon deed ook, ,of hij niet bestond. In de grootste verwarring snelde Racine naar zijn vriend Lavoycn, vertelde 'dezen het gebeurde en vroeg hem om raad. Er was echter niets meer aan lc doen, hij was in ongenade gevallen. De koning noch Mevrouw de Maintenon wilden hem meer zien, en zij zagen hem ook niet meer. Men weet dat de vriendin van don Roi SoleiL voor zij Mevrouw de Mainlenon heette, mevrouw Scarron was. Bloemen en koerslijsten, Ieder weet, welke buitengewone sommen er in de 17de eeuw voor tulpen werden gegeven. De lulpenmanie werd toen geheel en al een speculatie. Men zou' ze kunnen vergelijken met het belang, dat men in onze dagen in wedietnien stelt. Dc moesten ge ven daarbij niet om de paarden en wat deze kunnen, maar om de weddenschappen, die ermee verbonden zijn. En zoo was ook de buitengewone belangstelling, die men in het midden dor 17de eeuw voor de tulpen bad, eigenlijk niet voor de bloe men, maar voor haar geldwaarde, haar „stij gen en dalen," de „overwinning"-*van de eene soort op dc andere. Vee! duizenden van die tulpen vrienden hebben in hun ge- heele leven volstiekt geen tulp gezien, vcel minder nog, er een in een pot gekweeld of er hun tuintje (als ze er een bezaten) mee versierd. Het was niet om de bloemen te doen. maar om tie bollen, en dc koo- pen, die daarin gesloten werden, geschied den nog meest op papier de bollen wa ren er niet eens. Eerst als men dat weet, kan men het verklaren, dal niet weinigen al hun have- en goed, hun huis en hof. hun vee en land voor tulpenbollen gaven. In het begin won ook ieder en men hoorde van geen verlies. Knechts, meiden, turf- dragers, uitdraagsters, enz. kwamen plotse ling als de grootste Hanzen le voorschijn, zij kochten huizen, rijtuigen van de, met tul penbollen behaalde, winsten. De speelwoede had alle kringen aangetast, de laagste zoo wel als de hoogste. In iedere Hollandsche stad waren bepaalde herbergen die tot beurslokaal dienden, waar voortdurend han delaars, schrijvers en notarissen aanwezig waren, en dagelijks honderden kontraklen over leveringen gesloten werden, aan wel ker nakoming niemand dacht. Iu een en kele week werden dikwijls in één stad meer tidpen gekocht en verkocht dan er in ge heel Holland voorhanden waren. Van de soort „Semper Augustus", welker waarde tot 2000 gulden steeg, zegt men, dat slechts twee exemplaren voorhanden waren, één in Amsterdam en één in Haarlem, de omzet ervan liep echter in de millioenen. De soorten werden in de koerslijsten geno teerd, zij stegen en daalden als actiën, men wedde op de overwinning der 'eene soort op de andere, zooals nu op renpaarden geschied. Een voorbeeld zal de zaak nog duidelijker maken. Een edelman nam de verplichiing op zichaan een schoorsteenveger over zes maanden duizend gulden te betalen voor een zekei-en tul penbol, dien deze hem dan zou leveren. De schoorsteenveger dacht er echter niet aan, hem te leveren, en de edelman wilde hem niet eens hebben. De eerste zou hem nooit hebben kunnen leveren, den Lweeden was het bezit ervan geheel onverschillig, en hij zou in vertwijfeling zijn geraakt, als hij den bol werkelijk bad moeten nemen. Zes maanden later was do waarde tot 1500 gulden geslegen 'of tol 600 gulden gedaald. In het eerste geval moest de schoorsteen veger den edelman hot verschil van 500 gulden betalen, in het laatste kon de edel man den schoorsteenveger 400 gulden uit- keeren. Bleef de koers dezelfde, dan had niemand gewonnen, noch verloren, maar maar niemand dacht er ook aan, den bol te leveren of aan te nemen, de zaak was afgedaan. Het is nu duidelijk, dat de meeste een goudlen. -vaas zetten als hlet schoonste sieuaad' van een vriendelijk tfauis, vaar li ij geluk en tevted'enlielild "wpidei zoaken. Tus- sdhien .hem en imewrouw Berger ontstond langzarmteïiliand een kallkne vtfendsc'ha'p. Ge(- diuirende -hun veiUblijf in d!o stad bezodht Stiefel de cüames dagelijks en deze hadden dlaar niets te/gen. JBahiaïVe dat mfen hom om zijn iinnemendie manieren giriaaig aag, was hij) onuitputtelijk in tal van attenties. Hlijl zond de daan-es de moed'ste bilbennon, itaim hen miea naai* banketwiinkeils en naar dien scihouwbuing, maaikte rijtoeren mét ben enz. Diem .avond vóór Ihiun vertrek, zouden rij samen .raar1 die opera. gaan. Een star van de eerste grootte gaf gastvoorstalDtngem in Ko ningsbergen en d'ei ipïaatebGljetten vierden miet goud! betaald'. Stein wadhitte i'n ih-et salon op de dames, die nog met 'hun toilet bezig -wiaren. LategSbétlh vers'dhteen het eerst. Zij! zag ör affleiiMJefst uit in eetn japon vian zwarte (kantstof. „Wiat staat drlt to'I'et gpedl," meukte bijl op. „Ik vimdi 'hst een beetje sómtor,," ant woordde zij, tebwijjE zij oip ten vaas met bloemen 'toetrad'. „Ik zal! een paar rozen némen .om er vat küteiur aan te geven." „Wilt ui mij vcroerfooven ook wïit bij te dragen tot verl'eVandïging van uw toiüet?" vroeg bijl en baalld'a 'heit étu/ii met juweeten uit ziijln zallc. „Wat riep zijl verbaasd' ruit, toen. hij haar Ihet geopende, ctuil vdorix'ieHI; „teeft idle jougo dlame Ab juivteeöfen nog nii|et ge kregen V' „Noen. Wil u niet eans proboeren hoe die broche staat „Jiawel 'waiarom niet? O, wat fonkelt ze. Eu wiat staat ze beeil'dl'g o.p die, zwarte kant. Ik wil het eens -avon aan maima laten zien." „W'adht evieu, idlan zal dk u oolk: den amm- b'amd aandoen vM'aax xi gelooft todh, dat ik met zulke gejleondb sieraden naar den slelhouav'burg zal gaan „(Zo rijm niiet gefleemd, u moet ze be hoorden." „Béhoudien En uiw nictht dan „Ik heb geen nidht. Ik Ihieb' dfeza sieraden voor u.g'ekodlit." „■Maar tem kend'e u mijl in, 't giethccit nii'et." „Ik 'bad imijj stellig voorgenomen ktennis met u, te> maken." „Dat ós een veeil te kostbaar cadeau, smeneter Sterin; iilc kan het onmogelijk, aan namen," zeiid© rij] ernstig), temw|ijPi riji hbt slbt van den (armband weer losmaakte. HSj drukte het echten weer toe. „Lieabcflh, laat miij dien aamfband' goed vastmaken en geef ma je Band ei' bij." „Hod hoie meent u dlat „Heel «©nvoorfiigdbt wnji ons ©ng'age&rtsn. Wïf jo niet guaag gecngagecavl ziijjn „Ik weet hetjh'i'ct: lik ihie/b (hét nog nooit geprobeerd." ^,Dan moet ja Jret pa-obeieaKni. Jiei zulit ri'en, fh'et is heel prettiig." „Werkelijk Is ui er zoo- goed, mieei op d'o hoogte?" „Ja, iik heb hét eenmaal geprofeteerd toen. ik nog jong wias. Maair .laten we niet sdie» sou over zoo'n ernstige' zaak. Geloof je. je zou kunnen teren een Ibeotjo Van n>c houden Li'eebeth?" „Ik houd aieeds -htel', hee'P veel van jt f.liuiistetrdto ziji blozend met nectrgfcsl'asp oogen. Hij sïoegj 'do «imt om ihw heen 0'1 haar il a air' zioh toe. Op. dat ooge-ribilik Vanédlieen roem'os' Bergter, „Wat wat if-* dat?" Vroeg zij1 vertast j '„Alllceni malar eten, oude jongen, die dlroom rijper jeug'd nog eenmaal Wil droom6 cn idlie zoo lichtzinnig1 geweest is ztol veribvan." t ,.,Ja heit 'is ffiohtzi'nnig zifch mtot een met* te cng'aigeeren, dlat je 'l'ettörlijk' o? gcv'ondten hebt," antwoorddb zij S!<JT' tochtend. „Neen, ik 'heb baaa* in «an giailanttf'1 winlkdli gewonden." „Ja, tusschcn alfeirlöil dJi'ngten Van t'1) meiiilk wtardb," viol LitcsbetJlii 'laeihemi ■- In Seder geva.T was p i'n mijn °°S^U. mooiste wat er in dten geh'etelbn win'»- vindon was)," zetitte hij, „haar hand w 1 zijnd nenncudk „Jtelugtd' is aUtrijcB scthoon.," xiiorkte virouw Bfrgter op, met eten vooktigc» g' in icfa oogen. Maar mi'feuoWen lluvsu» van db hwfenten in LiiWbets broonc fonkol'den zóó, dat d'o oogjen cn 11 gfngdn doem.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1905 | | pagina 6