EEN SCHAPEBOUT OP HET ÏOONEEL. VOOR DAMES YOOR KINDEREN. traan waarin men hier en daar eon oase aantreft. Van Tunis westwaarts gaande, ziet men een uitgestrekte vlakte, uil zand en klei bestaande, niét veel hunger dan de opper vlakte der zee, en op sommige plaatsen juist even lioog. op andere heuvelachtig met lagere plekken er tusschen .in, die water bevatten, «lat zouter is dan zeewa- 1or en dat bij het verdampen een laag schitterende kristallen achterlaat,, die op een afstand gezien op sneeuw 1 ijkt. Do rivieren van het Auresgebcrgte in liet Noor den dienon lol, besproeiing van 'de oase van Xibansoms zijn zij honger dan de oppervlakte daarvan, maar meestal lager. Er gaal. viui de woestijn oen bekoring uil, (lie onbeschrijfelijk is, en waarvan nie mand zich een voorstelling kan maken, dio er niet eenige weken met een karavaan doorgereisd heeft. Soms is de wamde ont zettend, maar omdat ze zoo droog is, werkt zo niet. zon ontzenuwend als onze tem peratuur, al is die unk een veertig graden lager. Tegen den middag lijkt de woestijn een gesmolten zee van verblindend, trillend licht. Soms ziet men dan oen luchtspie geling en! de vermoeide oogen van den reiziger worden verfrischl door visioenen van prachtige meren bij don horizon, soms zelfs van hoornen en voort (rekkende ka ravanen. Dit is helaas een voorbeeld van j.ooii zien, waaraan men niet kan gelooven." Na veel teleurstellingen van dien aard hef fen de kanwelen plotseling de koppen op snuiven de lucht in door hun wonderlijk gevormde neusgaten en loepen sneller, om dat hun instinct hun zegt, dal. er water in de buurt. is. Op een grooten afstand wijst een lage, zwarte lijn palmboomon aan, en na eenige uren verschijn! de oasis van Sidi Ükba, die gelukkig geen lucht spiegeling blijkt te zijn. Onze geleider klimt licel ving in een mooien palm om eenige van de heerlijke vruchten Ie plukken, die in den top groeien. De natuur schijnt den boom daar opzet- telijk voor geschikt gemaakt te hebben, door 'hem van den voet Uil den top van een soort trapje te voorzien. Door de boomen heen kou men de lage huisjes van de oasis onderscheiden. .Daar bij gekomen, kregen wij op eigenaardige wijze verlof, er ecu binnen te gaan. De zoon van een der bewoners leed aan kiespijn. Door toediening van wat creosoot verdween de pijn tot groote verbazing van vrienden cn verwanten, die do genezing als iels wonderdadigs beschouwden. De dankbare vader drong c.r op aan. da! wij bij hem aan huis het avondeten zouden gebruiken. Zoo mochten wc- dus kennis maken met het huiselijk leven van oen Arabier. Toen we onze laarzen hadden uiIgelrok ken, gingen we door de lage, donkere gang in een soort porioal. waarvan zich aan weerszijden een kamer bevond. De vrouw zat op den grond in een zeer schilderach tig gewaad, zonder sluier, eti was bozig liet avondeten klaar te maken. Tegen de leeman wanden hingen pannen eu andere 'keukengereedschappen, sommige van brons, andere van aardewerk. Op den grond stond oen koperen vijzel met stamper, die ge bruikt werden om de koffiebonnen fijn te maken. Roven het. vuur hing een groote schotel van aardewerk, waarin een platte koek stond te koken. De man en vmuw vaien den ..wonderdoener", die hun zoon genezen had, zoo dankbaar, dal. wij in den familiekring werden opgenomen en met hen genoten van ÊStmscous", dadels, vij gen, eigengebakken brood en heerlijke kof fie. Na afloop van het maal deden allen zich Ie goed aan sigaret! es eu nog meer koffie. De vrouw was werkelijk knap en had meer uitdrukking in haar gezicht dan de meeste vrouwen uit de woestijn, vooral als ze naar haar zoon en erfgenaam keek en de moederliefde haar donkere, maar mooie gelaatstrekken veredelde. strecks dien tijd inkomen. Er was een tijd, toen het geregeld sneeuwde op Kerstmis en niemand daar iels om gaf: toen er geen zwervers dood konden vriezen en ieder zich verheugde in het bezit van goede schoe nen toen geen bonze oude heer en knor rig werden over de neervallende witte vlok ken en om kaartjes voor de Riviera tele grafeerden. AANTEE KEN IN 0 E X t AT. IT DE KERSTVIERING DOOR EEN EN EK DSC,: 151 AN. De gewoonte om de kamer in de maand December met. groen te versieren, is van luiidenschen oorsprong, zooals de meeste gebruiken hij onze Korst- en andere feestvie ringen. De Druïden deden led om aan de boschgeesten een warm plaatsje te ver schaffen. waarin zij beschut zonden zijn tot. den.tijd, wanneer de hoornen weer bladen hadden. Een schrijver beweert-, dat Kerstmis meer van onze financieel'' draagkracht vergt dan de inkomstenbelasting. Een dame uil den aanzienlijken stand vertelde, «Int zij hon derdtachtig geschenken gaf. Als men be denkt, hoe kostbaar vele van die geschen ken zijn, zal men begrijpen, dat zij daar voor een aardig sommetje uitgaf. ...Kerst mis komt maar eens in 'l jaar, draag het als eeu man," zegt een cynicus, die ver der beweert, dal een kalkoen voldoende is voor één rijken oom. «Irie vrienden of zeven arme bloedverwanten. De eerste echte Kerstboom da teert, voor zoover men weet., van bet jaar lfiOT. Een reiziger zag dezen hislorischen boom in Jict huis.van eeu Straatsburger predikant en beschrijft hem als iets heel wonderlijks. O, dié goede oude tijd! Kerstmis is niet meer wal het was of, zooals wij hef ons voorstellen op gezag van Dickens. .Wash ington Irving en vele anderen. Er was, als wij die schrijvers mogen gelooven, een tijd, toen niemand om de kosten gaf aan de viering van het Kerstfeest verbonden, nog yeel minder om de rekeningen, die om- LANGZAAM AAN. „Rechtzaken moeten langzaam worden behandeld," zegt een En.gelseh.mnn, die daarna eenige voorbeelden geeft van geval len, die doen denken aan „.larndyce tegen .la.riulyce", door Dickens onsterfelijk ge mankt. Eenige jaren geleden went het vonnis uitgesproken in eeu zaak, die. vijftien maan den vroeger was aangegeven, terwijl in dionzelfden tijd een eind kwam aan een proces, dal. sedert, negentien jaar in be handeling was. Verleden jaar werd een geldsom uitbetaald, die vermaakt was door 'iemand, die eenige jaren na den stag bij Waterloo stierf en een bankroetiers zaak werd niet lang geleden Ion einde gebracht, mulat ze ongeveer een eeuw lang in be handeling was geweest. Naar aanleiding hiervan vertelt hij een 'grappig verhaal. Een Londonsch procureur ■gaf zijn zoon bij diens huwelijk tol. iedere verbazing slechts vijfhonderd pond, plus een rechtszaak bij de kanselarij aanhangig en een of twee gewone rechtszaken. Eenige jaren later vroeg de zoon, of zijn vader hem niet wat meer werk kon afstaan. „Waf •zeg je?" vroeg de vader boos. „Ik gaf je die- prachtige kanselarijzaak, die op zich zelf een rijk inkomen voor een advocaat is, om niet. eens van de andere zaken te '■spreken." De zoon verleide, dat hij eenige maan den geleden de kanselarijzaak tot een goed einde had gebracht en zijn cliënt, verrukt was, omdat hij hem zijn landgoed had te rugbezorgd. „Dan ben je al een heel slechte man van zaken," antwoordde zijn vader. .Die zaak had ik al een kwart eeuw onder mijn behandeling en ik zou ze nog hebben, ris ik er-de baas over was gebleven. Jij zult het. met jouw manier van zaken doen niet ver brengen." In een klein tooneelstukje, „Cramond Brig" getiteld, dat Henry Irving in het Lyceum Theater deed opvoeren, komt voor, dat een jongen aan een schapebout zilte smullen. Natuurlijk at de jongen, die de rol ver vulde met weinig graagte, want hetvlecsch was volstrekt niet smakelijk klaargemaakt, het eenige waf voor het tooneel vereischt werd, was dat hel; goed warm was, zoodat «le damp er afsloeg. Op een a.vond was hei. evenwel lekker toebereid, en de jongen speelde zijn rol nu uitstekend. Irving merkte dit op en sprak er na afloop van het. stuk over. „Doe smaakte tie schapebout, mijn jon gen?" vroeg hij. Heerlijk," antwoordde de knaap. „Iklieb ervan genoten." „O, ik dacht wel, dal. je hem lekker vond," zei living. Hij voegde er aan toe, met iels van spijt, dat hij er niet. vroeger aan gedacht had: „Jongens bobben altijd honger." Toen de jongen uit. hef. gehoor was, gaf Irving bevel, dal de schapebout iederen a.vond goed klaar gemaakt moest worden. Daarna was het moeilijk uit te maken, wie hot meest onder het eten genoot, de jongen, die smulde, of de looneelspelar, die er naar keek. HET NIEUWSTE KUNSTJE. Iemand legt drie rijksdaalders op zijn lmnd en vraagt aan een ander: „Hoeveel geldstukken zie je nu?" „Drie," antwoordt (le ander na nauwkeurige beschouwing. „Zonder aan je waarheidsliefde to twijfelen, geloof ik toch. dat je je vergist," antwoordt do eerste spreker, „ik zeg, dat er vier zijn. Kijk nu nog eens," zegt hij, nadat hij do geldstukken anders heeft geschikt, „hoe veel zie je er nu?" „Drie," verklaart de ondervraagde, nadat hij zich ervan heeft: overtuigd, dat het aantal onveranderd is gebleven. „Ik zeg, dat er vier zijn," houdt de eerste vol. „Geef je mij een rijksdaal der voor de armen, als ik ongelijk heb?" Na verder over en weer praten antwoordt de ander „ja". „Geef hem mij dan maar/ krijgt "hij te hooren, „ik heb natuurlijk on gelijk er zijn er maan drie." ERFRECHT. Een beeldhouwer deelt aan een Engeisch blad mede, dat, toen hij dezer dagen de schoonmaakster, dio zijn atelier rein houdt, vroeg, hoeveel .kinderen zij had, het vol gende tot. antwoord kreeg: -- Ik heb er zeven, mijnheer. Vier van de derde vrouw van mijn tweede man en drie van de tweede vrouw ran mijn eereten man. NF/DERLANBSCHE WIJSHEID. Och, of at do menschen, of ik Zelve lijk het water waar: Zuiver, onbevlekt, oodrnoedig', Aller list en leugen klaar! Gezelle. Kraft is de man niet om een man te temmen, Wanl wrevelheïdt, nomvackert dooi* den dwang, Maer moed wordt mack door. ingetooghen stemmen, En kliierc reên van vroedmaeckende sang, Die 's menschen hart. met God's ontsigh beclwnmen. P. C. Hooft. De „meciringen" van een mensch zijn doorgaans maar een klein gedeelte van zijn persoonlijkheid.; wal hij is, iri zijn geheel heid, hoe hij voelt, welke male van schoon leven er in zijn wezen ligt, uit zijn schep pende daad zich uitspreidt, daar komt het op aan. Vermeylwn. Ere te minne dats eene dinc, Daer noyt herle mede ommeginc, Sine was van rcinen a ra'de. Maori an t. of MODE. Flu,weel is dit. jaar zeer m trek, flu weel van zulke mooie, zachte soort als men het vroeger nooit gezien heeft. Door die zachtheid en soepelheid kan men het voor gewone japonnen gebruiken, helstaat heel goed als het, met taf van dezelfde kleur is opgemaakt. Ook draagt men nu veel fluweelen rokken bij blouses, waarbij vroeger bijna altijd laken rokken genomen werden. Keurig staat een fluweelen overrok bij een gladden chiffon of zijden rok, maar ook kan men bij een zijden of fluweelen rok een lijfje van kantstof of chiffon ne men. Dan moet men echter zorgen, dat beide stoffen me.t elkaar opgemaakt wor den, om de blouse niet te veel te doen afsteken. Meer dan ooit geeft men voor gekleede zoowol als voor huistoiletten de. voor keur aan de „robe pnincesse". De zoolang gedragen ceintuur begint nu te vervelen en men is blij, dat men de lijn van bet lijf niet meer hoeft af te breken, als men zich in hot bezit van een dun middeltje mag verheugen. Maar ook minder slanke figuren komen in een „robe princesse" be ter uit. Omdat er echter veel kunst toe noodig is, zulk een japon goed te maken, zal die nooit een algemeene dracht wor den. De japonnen, die men op partijen draagt, hebben zeer wijde, lange rokken. Het moest ziet men nog den klokvorm, die geen lan gen sleep toelaat. Het is niet gemakkelijk uit te maken, wat mooier staat: een rok die glad is op de heupen, of een, die daar geplooid is, Heide worden veel gedragen. 'k zal u wel halen en> eer gij, uw kouse afbrcidl, hebbc 'k een liedjon aJ op het papier geleid: nokke maar voort, nokkc maar voort, brede maar breit; maar nokke maar voort. 'k Wil zingen van drie dingen, wil ik zingen die beslaan en die velen" zouden stolen wisten ze er naartoe te gaan 't Eerste is liefde 't tweede is eendracht 'I derde is standvastigheid dn een doen en in een lal en en om er nu nog maar één hij 'te nemen 'Dal handhaaft dc vorke, dat handhaaft de koe: dat werkt als de beste van 't boerengedoe; dat bidt, in de kerke; dat wiedt op liet land; dat mint en dat moedertI en is er geen vrouwvolk rechtzinnig gezeid, als, hier in ons Vlandcrcn, de dorpvaste meid. Zoo. zijn er nog veel gedichtjes in het bundeltje, die door zoetvloeiendheid beko ren, maar wie reeds kennis gemaakt heeft met het eerste deeltje zal hier zeker niet aan twijfelen en gaarne ook deze kleine dichtwerkjes willen leeren kennen, dio niet alleen door mooien klank ons aan genaam aandoen, maar waarvan- vele ook de'innige vroomheid van den, helaas tij dens zijn leven zoo miskenden, nu zoo hooggeroemden, dichter vertolken. DE FAMILIEKWAAL. ER IN GELOOPEN. De trein zou te 10.18 vertrekken en het was al bijna tien uur. Mijnheer P. stond op gloeiende kolen, gepakt en gezakt. Eindelijk was mevrouw klaar. Zij hield aan de huisdeur eensklaps stil. Man, staat mijn hoed recht? Ja, lieve vooruit nu, anders komen wij zeker te laatl Ben je er zeker van, dat hij precies recht, staat? - Ja, ja, ik zeg je, hij kan niet rechter staan. Dan, zei mevrouw, den heer P. met de volgende verklaring bijna tot zelfmoord drijvend: clan moet ik nog even naar bin nen, want dit soort hoeden hehooren in het geheel niet recht te staan. HET TWEEDE BUNDELTJE KLEENGEDICHT.1ES. Ilot grootste deel de.' Oude- en Niemvc- jaarsgedachten, die verleden weck in de rubriek Allerlei van deze krant zijn ge plaatst, zijn genomen uit het tweede deeltje Klecngedichtjes van Gezelle-, dat onlangs, in denzelfden vorm en even aardig gebon den als het eerste deeltje, bij 'den uitge ver J. Veen,, te Amsterdam, is verschenen Hierin zijn verzameld korte gedichtjes spreuken, ook enkele versregels, (lie bijna alle duidelijk spreken van het gevoel voor rythme, dat G-ezelie in zoo groote mate bezat. Pastoor Ver nest, die nu helaas na een ernstige ongesteldheid, waardoor zijn reeds niet sterke stem nog zwakker is gewor den, niet gaarne meer in 't publiek optreedt, kan er van vertellen, hoe Gezelle de klan ken van de straal, opving, ze opteekende en 'onthield, als ze hem door hun zange righeid troffen. Wie het voorrecht had hem naar aanleiding hiervan eenige v ere re gels te hooren zeggen, vergeet dat nooit meer on geniet te meer van, een herhaalde le zing voor zichzelf van de eenvoudige, maar klankrijke gedichtjes. In dezen nieuwen bundel zijn or weer verscheidene, waarvan men zou wenschen ze door Vernies t te hooren lezen, om door de wel zwakke, maar toch zoo mooie stem de welluidendheid van cle woorden te meer te genieten. Ik denk bijv*, om er een enkel uit le nemen aan dit: Nokke maar voort, Nokke maar voort,, hreie ma' breie maaï nokke maar voort, 'k zal u wel volgen gij snelle behendigheid, „Tom, zou je, als je terugkomt, even bij den bakker willen aangaan, en twee do zijn kleine broodjes meenemen? Wil je het als 'f, je blieft niet vergeten. „Goed, moedor", en Tom haastte zich naar liet. voetbalveld. „Hij heeft het natuurlijk vergeten, voor hij drie huizen verder is," sprak Suze bij zich zelf, „ik zal ze zelf maar meenemen, ik heb plaats in mijn tasch." Mevrouw Knox begon weer aan haar naaiwerk. Het was Zaterdagmiddag en dan is er altijd veel af te maken. Het huishouden was groot er waren tien kinderen van den leeftijd van zeven tot zes en twintig jaar en al waren er drie meiden en een naaister, toch had de moeder liet altijd druk. Een paar minuten later lei Mevrouw Knox haar werk neer en zei: „ik hen bang,dal Tom niet aan de broodjes zal denken; 'I was misschien maar beter, als ik er Win nie en Blair om stuurde, dan heb ik ze zeker." Winnie en Blair vonden het heerlijk, dat ze samen naar de stad mochten gaan, zc waren juist weg, toen hun tante met twee kinderen kwam zeggen, dal ze graag tot Maandag wou blijven. „Had ik nu maar wat meer broodjes besteld", dacht Mevrouw Knox, „twee dozijn zal, nu ik menschen heb, niet genoeg zijn. Ik zal mijn man op bellen en vragen of hij een dozijn mee naar huis wil nemen." De Knoxen hadden een familiekwaal. Joe noemde het „afgevaardigden afzenden" Daar was bijv. de achterdeur. Mevrouw Knox was als do dood zoo bang, dat er dieven door die deur zouden Binnenkomen Om zes uur 's avonds begon het sluiten „Nell," zei mevrouw Knox, „doc .de acli terdeur als 't. je blieft op slot." Nell die bezig was, zond Frank; Frank zond Lucy en Lucy zond Blair. Nooit was iemand er zeker van, dat die deur gesloten was. „Nell," zei mevrouw Knox bij het. avond eten, „heb je dc achterdeur gesloten?" „Ik heb het aan Frank gevraagd." „Maar Lucy was heneden, ik vroeg haar dus om het. te doen," zei Frank. „Winnie, ga eens gauw' kijken of de deur op slot is," zei mevrouw Knox, en Winnie ging de kamier uit. .,0, ben jij (laar, Joe? Kijk eens of de achterdeur dicht js," riep Winnie. „Hier, Blair!" riep Jo, „ga eens gauw naar de achterdeur en kijk of ze op slotis.' Ieder uur had je diezelfde vertooning weer, want mevrouw Knox was nooit ge rust over de deur en er ging altijd oen lieele rij afgevaardigden om dc deur te sluiten en een andere om' te zien, of het gebeurd was. Ten slotte ging mevrouw Knox in haar nachtjapon tusschen twaalven en tweeën dan zelf nog eens kijken. Die familiekwaal had al heel wat vrioo lijke en ook minder aangename tooneolcn veroorzaakt. Maar het mooiste gebeurde op den bewusten Zaterdagmiddag. Toen Suze haar verschillende boodschap pen gedaan had, was haar tasch vol en zij was blij, toon ze Mary tegenkwam1. Die zou de broodjes misschien wel mee willen ne men. „Neen, ik heb' mijn zijden ja,pon aan,, dan kan ik'toch niet met een pak broodjes loo pen," cn zij ging gauw naar haar vriendin non. Suze liep langzaam'. „De meid is zoo moe, en moeder zal boos zijn over die broodjes. Ik zal ze maar ergens in zien le stoppen," en ze bracht twee dozijn mee. Mary kwam Sain tegen. Die kan de brood jes mooi meenemen, dacht zo. „Neen, ik moet naar de fabriek en kom laai. thuis," en voort ging hij op zijn wiel. Zij liep dus zelf maar naar de bakkerij en kocht twee dozijn broodjes. Snm zag Frank in de fabriek. „Frank," zei hij, „Ma.ry wou. graag Ijes hebben voor hel. avondetenzij was te mooi aange kleed, om zc zelf Ié dragon. Kun jij zo meenemen „Vader vroeg mij om op hel kantoor te komen en boeken voor hein le dragen. Waarom stuurden ze er Blair of de ande.ro kleintjes niet om. Ik kan nu niet voor bood schappenjongen spelen," bromde Frank terwijl hij op zijn wiet ging zitten. Sam ging langs de bakkerij, dus kochl. hij maar drie dozijn broodjes. „Beier laat an nooit," dacht hij. Frank merkte dat zijn viuler vroeger dan gewoonlijk wd kantoor verlaten luid en de boeken al naar buis had gezonden. In geen 1 te goed humeur ging hij den winkel bin nen en kocht 'drie dozijn broodjes, Winnie en Bla.il- vergaten hoeveel, brood jes zij moesten koopen. „Zij zei voor oen halven dollar," zei Winnie. *v „Neen, zij zei hoeveel dozijn," beweerde Blair. „Ik geloof hef wiel. Ik rekende uit, dat al hel geld er aan op zou gaan." „Voor een halven dollar broodjes," zei hij tol. de winkeljuffrouw. „En will, u ze als ii blieft in twee zakken pakken." Omstreeks zes uur begonnen de broodjes mn te komen. Suze kwam er liet eerst mee. ,,lk heb er Winnie on Blair om uit ge stuurd," zei baar moeder. „Ik dacht (lat. je le veel le dragon liad. Bet je vader op, en vraag of hij hel. dozijn niet, mee wil ne men waarom ik hom. gevraagd heb." Maar liet was 1o laat; mijnheer Knox was juist bij (le deur, toom. Suze hij de tele foon stond. „Hier zijn de broodjes, ik heb anderhalf dozijn meegebracht. Wel, Harriet, hoe gaat hel. met je? Ik 'ben blij dat. je er bent," Toen kwamen Winnie en Blair. Zij had den den geheelem weg over gekibbeld. „Moeder, zei u niet, dal. ik voor een hui ven dollar moest konpen?" zei Winnie. „Voor een huiven dollar? Vier dozijn? Ik heb duidelijk gezegd l.wee dozijn, kinderen. Zeven en een half dozijn broodjes we kunnen ze niet opkrijgen." Daar kwamen Nell en Lticy aan. „Moe der, .Toe vroeg ons, om 'deze broodjes' men naar huis te nemen." Mevrouw Knox snakte naar adem. Mijn heer Knox lachte. Er waren nu negen en een half dozijn broodjes in huis. „Hier zijn de broodjes, Suzo," riep Mary, die in haar zijden japonnetje kwam aan wandelen. „Hel. stond bespot lelijk, maar hier zijn ze." ,Je zei dat je ze. niet mee kon nemen, Mary, dus kocht ik ze zelf. We hebben met de jouwe mee, elf en een half dozijn. En daar komt Frank; hij heeft, ook brood jes i Drie dozijn nog wel!" „Snm zei mij, dat ik ze mee moest ne men, is 'L niet goed „Veertien en een half dozijn I Wij zijn als naar gewoonte allen afgevaardigden'ge weest." „Ma.ry, hier is hel. brood, neem het aan, dan kan ik mijn wiel wegzetten," riep Sam. „O Sa.ni, muit je ook al broodjes mee? Frank kocht ze, Alary kocht, ze, Suzekoohl zc we hebben, er nu zeventien en eeu halt dozijn; en kijk eens daar komt Tom, cn ik geloof, dat hij: voor den eersten keer in zijn leven zijn boodschap niet vcr- gat.1" „Hier zijn uw broodjes. Ik was al bijna thuis, l.oen ik er .nog na.n dacht cn gauw terugging. IJ zei drie dozijn, is 'L niet Wat is er?" Maar zij lachten slechts le harder. Ein delijk kou Frank er uitbrengen: „We heb ben nn twintig en een half dozijn broodjes." Tom. floot. „Hoe kom je aan zooveel O, ik begrijp liet al; afgevaardigden. Nu be denk ik mij, dal. ik Joe vroeg, om ze te koopen, maar hij zei, dat hij 't niet kou doen, Wti.cu zond hij er op uit? Ik vind dat ieder de broodjes op moest, eten, die hij zelf gekocht, heeft." „Wat is er? Ik heb de broodjes meege bracht. Waarom lach jullie l.och. zoo?" Ieder lachte te hard om te kunnen spre ken. Eindelijk wees Mary op (le broodjes, die op 'de tafel lagen, loc liegroep het. „Hoeveel?" vroeg hij. „Twintig en eeri half dozijn." „Ik breng er drie dozijn, mee. Drie en twintig cn een half dozijn! AfgevaardigcUm, waar moet dat met ons heen? Het bad kun nen gebeuren, dat wij in 't geheel |'een brood hadden gehad. En nu hebben/ wij deze hoeveelheid 1" j Mijnheer Knox hield op met. lachen,' „Er moet eens een einde komen aan dii ge woonte om afgevaardigden te zenden/ 't is lm wel heel aardig, dat we zooveel jrood- jos hebben, maar het is een verrilen.de manier. Daar is bijv. die achterdeur— dal. praten daarover van zessen tot cl ra moet. ophouden. Joe, jij moei, die'voortafn slui ten; als ze open lis, ben jij cr vcrritwoor- delijk voor. En nu, moeder, ik heb gezien, dal er hier in de buurt een nogabijoen- komsl is, laat de meid daar de o-ertollagc broodjes heenbrengen. Zij kon er een aar dig sommetje uit slaan, als zij ze allen gesmeerd en belegd verkocht." OSDRUKT TKR DRUKKERIJ V. (1. SCHIEDAMSCHE COURANT,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1906 | | pagina 10