"waarin men hier en d.mr een oase aantreft.
Van Tunis -westwaarts gaande, ziet men
een uitgestrekte vlakte, uit zand en klei
bestaande, niet veel honger dan de opper
vlakte der zee, en op sommige plaatsen
juist even hoog, op andere heuvelachtig
met lagere plekken er t.usschen in, die
water bevatten, dat zouter is dan zeewa
ter en dat bij het verdampen een laag
schitterende kristallen achterlaat, die op
een afstand gezien op sneeuw lijkt. De
rivieren van het AuresgeLiergto in belkoor
den dienen tot besproeiing van 'do oase
van 7,ihansoms zijn zij honger dan do
oppervlakte daarvan, maar meestal lager.
Er gaat van de woestijn een bekoring uit,
dia onbeschrijfelijk is, en waarvan nie
mand zich een voorstelling kan maken,die
er niet eenige weken met. een karavaan
doorgereisd heeft. Soms is de warmte ont
zettend, maar omdat ze zoo droog is, werkt
ze niet zoo ontzenuwend als onze tem
peratuur, al is die ook een veertig graden
lager.
Tegen den middag lijkt de woestijn een
gesmolten zee van verblindend, trillend
licht. Soms ziet men dan een luchtspie
geling en de vermoeide oogen van den
reiziger worden verfrisclit. door visioenen
van prachtige meren bij den horizon, soms
zelfs van hoornen, en voorttrekkende ka
ravanen. Dit is helaas een voorbeeld van
„een zien, waaraan men niet kan geloovon."
Na veel teleurstellingen van dien aard hef
fen de kameclen plotseling de koppen op,
snuiven de lucht in door hun wonderlijk
gevormde neusgaten en loopen sneller, om
dat hun instinct, hun zegt, dat. er water
in de buurt is. Op een grooten afstand
wijst een lage. zwarte lijn palmboomen
aan, en na eenige uren verschijnt, de oasis
van Sidi Okba, die gelukkig geen lucht
spiegeling blijkt te. zijn. Onze geleider klimt
heel vlug in een mooie» palm om eenige
van de heerlijke vruchten Ie plukken, die
in den top groeien.
De natuur schijnt den boom daar opzet
telijk voor geschikt gemaakt te hebben,
door 'hem van den voet tot den top van
een soort trapje te voorzien.
Door de hoornen heen kon men de lage
huisjes van de oasis onderscheiden. Daar
bij gekomen, kregen wij op eigenaardige
wijze verlof, er oen binnen te gaan. De zoon
van een der bewoners leed aan kiespijn.
Door toediening van wat creosoot verdween
de pijn tot grootc verbazing van vrienden
en verwanten, die de genezing nis iets
wonderdadigs beschouwden. De dankbare
vader drong er op aan, dat wij bij hem
aan huis het avondeten zouden gebruiken.
Zoo mochten we dus kennis maken met
bet huiselijk leven van een Arabier.
Toen we onze laarzen hadden uitgetrok
ken, gingen we door de lage, donkere gang
in een soort, portaal, waarvan zich aan
weerszijden een kamer bevond. Do vrouw
zat op den grond in een zeer schilderach
tig gewaad, zonder sluier, en was bezig
het avondeten klaar 'tc- maken. Tegen de
leem en wanden hingen pannen en andere
'keukengereedschappen, sommige vim brons,
andere van aardewerk. Op den grond stond
een koperen vijzel met stamper, die ge
bruikt werden om de koffieboon.cn. fijnte
maken. Boven het vuur hing een grootc
schotel van aardewerk, waarin een platte
'koek stond te koken. De man en vrouw
waren den „wonderdoener", die hun zoon
genezen had, zoo dankbaar, dat wij jn den
'familiekring werden opgenomen en met
'hen genoten van „couscous", dadels, vij
gen, eigengebakken brood en heerlijke kof
fie. Na afloop van. het maal deden allen
Kich te goed aan siga.rett.es en nog meer
koffie. De vrouw was werkelijk knap tal
had meer uitdrukking in haar gezicht dan
tie meeste vrouwen uit de woestijn, vooral
'als zo naar haar zoon en erfgenaam keek
en do moederliefde baar donkere, rnaar
mooie gelaatstrekken veredelde.
A ANTE E K EN1A G E X OVER DE
KERSTVIERING 1)0011
EEN ENGELSE iL\l AN.
De gewoonte om de kamer in de maand
December inet. groen te versieren, is van
lieidenschen oorsprong, zooals de meeste
gebruiken hij onze Kerst.- en andere feestvie
ringen. De Druïden deden het om aan de
boschgeesten een warm plaatsje t.e ver
schaffen, waarin zij beschut zouden zijn tol.
den tijd, wanneer de hoornen weer bladen
hadden.
Een schrijver beweert, dal Kerstmis meer
van onze financieele draagkracht vergt dan
de inkomstenbelasting. Een dame uit den
aanzienlijken stamt verleide, dat zij hon
derd tachtig geschenken gaf. Als men be
denkt, hoe kostbaar vele van die geschen
ken zijn, zal men hegrijpen, dat zij daar
voor een aardig sommetje uitgaf. „Kerst
mis komt maar eens in 'I. jaar, draag het
als een man," zegt een cynicus, die ver
der beweert, dat een kalkoen voldoende
is voor één rijken oom. drie vrienden of
zeven arme bloedverwanten.
De eerste echte Kerstboom dateert, voor
zoover men weet, van lief. jaar 1(104. Een
reiziger zag dezen historisclien boom in
liet huis van een Straatsburger predikant
en beschrijft hem als iets heel wonderlijks.
O, die goede oude tijd! Kerstmis is niet
meer wat liet was of, zooals wij het ons
voorstellen op gezag van Dickens, .Wash
ington Irving en vele anderen. Er was, als
wij die schrijvers mogen geloovon, een Lijd,
toen niemand om de kosten gaf aan de
viering van het Kerstfeest verbonden, nog
yeel minder pin de rekeningen, die om
streeks <lien lijd inkomen. Er was een
tijd, toen het geregeld sneeuwde op Kerstmis
en niemand daar iels om gaf; toen er geen
zwervers dood konden, vriezen en ieder
zich verheugde in het bezit van goede schoe
nen toen geen booze oude hoeren knor
rig werden, over de neerval lende witte vlok
ken en om kaartjes voor de Riviera tele
grafeerden.
LANGZAAM AAN.
„Rechtzaken moeten langzaam worden
behandeld," zegt een Engetschinan, die
daarna eenige voorheelden geeft van geval
len, die doen tienken aan „Jarndyce tegen
Jarndyce", door. Dickens onsterfelijk ge
maakt.
Eenige jaren geleden weid het vonnis
uitgesproken in een zaak, die vijftien maan
den vroeger was aangegeven, terwijl jn
dien zelfden tijd een eind kwam aan een
proces, dal sedert, negentien jaar, in. be
handeling was. Verleden jaar werd een
geldsom uitbetaald, die vermaakt was door
iemand, die eenige jaren na den slag bij
Waterloo stierf en een liaiikrbelierazaak
werd niet lang geleden ten einde gebracht,
nadat ze ongeveer een eeuw lang in be
handeling was geweest.
Naar aanleiding hiervan vertelt hij een
grappig verhaal. Een Londens. procureur
gaf zijn zoon hij diens huwelijk tot. ieders
verbazing slechts vijfhonderd pond, plus een
rechtszaak hij de kanselarij aanhangig 'en
een of twee gewone rechtszaken. Eenige
jaren later vroeg de zoon, of zijn vader
hem niet wal. meer werk kon afstaan. „Wal
zeg je?" vroeg de vader boos. „Ik gaf je
die prachtige kanselarijzaak, die op zich
zelf een. 'rijk inkomen voor een advocaat
is, om niet. eens van de andere zaken te
'spreken."
De zoon vertelde, dat. hij eenige maan
den geleden de ka.nselarijzaak tot, een goed
einde had gebracht, en zijn cliënt, verrukt
was, omdat hij hem zijn landgoed had te
rugbezorgd. „Dan ben je al een heel slechte
man van zaken," antwoordde zijn vader.
„Die zaak hacT ik al een kwart eeuw onder
mijn behandeling en ik zou ze nog hebben,
als ik er de baas over was gebleven. Jij
zult het met jouw manier van zaken doen
niet. ver brengen."
EEN SCHAPEBOUT OP
TIET TOONEEL.
In een klein tooneelstukje, „Cram'ond
Brig" getiteld, dat Henry haring in hot
Lyceum Theater deed opvoeren, komt voor,
dat. een jongen aan een schapebout zit te
smullen.
Natuurlijk at de jongen, die de rol ver
vulde met weinig graagte, want hetvleesch
was volstrekt niet smakelijk klaargemaakt,
het eenige wat voor liet tooneel yereischt
werd, was dat hef. goed wamt was, zoodat
de damp er afsloeg.
Op een avond was hel, evenwel lekker
toebereid, en de jongen speelde zijn rol
nu uitstekend. Irtring merkte dit op en
sprak er na afloop van liet stuk over.
„Hoe smaakte de schapebout, miju jon
gen V" vroeg hij.
„Heerlijk," antwoordde de knaap. „Ik liet)
ervan genoten."
„O, ik dacht wel, dat. je hem lekker
vond," zei Irving. Hij voegde er aan toe,
met iets van spijt, dat hij er niet vroeger
aan gedacht bad: „Jongens hebben altijd
honger."
Toen de jongen uit het gehoor was, gaf
Irving bevel, dat de schapebout lederen'
avond goed klaar gemaakt moest worden.
Daarna was het moeilijk uit te maken,
wie het meest onder het eten. genoot, de
jongen, die smulde, of de I.ooneelspeler, die
er naar keek.
HET NIEUWSTE KUNSTJE.
Iemand legt drie rijksdaalders op zijn
hand en vraagt aan een ander: „Hoeveel
geldstukken zie je nu?" „Drie," antwoordt
de ander na nauwkeurige beschouwing.
„Zonder aan je waarheidsliefde te twijfelen,
geloof ik toch, dat je je vergist," antwoordt
de eerste spreker, „ik zeg, dal. er vier zijn.
Kijk nu nog eens," zegt hij, nadat hij do
geldstukken andere heeft geschikt, „hoe
veel zie je er nu?" „Drie," verklaart de
ondervraagde, nadat hij zich ervan heeft
overtuigd, dat het aantal onveranderd is
gebleven. „Ik zeg, dat er vier zijn," houdt
<le eerste vol. „Geef je mij een rijksdaal
der voor de armen, als ik ongelijk heb?"
Na verder over en weer praten antwoordt
de ander „ja". „Geef hem mij dan maar,"
krijgt 'hij te hooren, „ik heb natuurlijk on
gelijk er zijn er maan drie."
ER IN GELOOPEN.
De trein zou te 10.18 vertrekken en het
was al bijna tien uur.
Mijnheer P. stond op gloeiende kolen,
gepakt en gezakt.
Eindelijk was mevrouw klaar.
Zij Meld aan do huisdeur eensklaps stil.
Man, slaat mijn hoed recht?
Ja, lieve vooruit nu, anders komen
wij zeker te laatt
Ben je er zeker van, dat bij precies
recht staat?
Ja, ja, ik zeg je, hij kan niet rechter
staan.
Dan, zei mevrouw, den heer P. met
de volgende verklaring bijna tot zelfmoord
drijvenddan moet ik nog even nam bin
nen, want dit soort hoeden behooren in
het geheel niet recht te staan.
ERFRECHT.
Een beeldhouwer deelt aan een Engelsch
blad mede, dat, toen hij (lozer dagen de
schoonmaakster, die zijn atelier min houdt,
vroeg, hoeveel kinderen zij had, liet. vol
gende tot antwoord kreeg:
Ik heb ei- zeven, mijnheer. Vier van
de derde vrouw van mijn tweede man en
drie van de tweede vrouw van mijn e era Ion
man.
NEDER LAN DSC11E .WIJSHEID.
Och, of at de menschen, of ik
Zelve lijk het water waar:
Zuiver, onbevlekt, oodnioedig,
Aller list en leugen klaart
Gezelle.
Kraft, is de man niet om een man te
temmen,
Want wrevel beidt aonwackert dooi
den dwang,
Maor moed wordt mack door ingetooghen
stemmen,
En klae.ro t-oèn van vroedmacckendo
sang,
Die 's menschen hart met God's ontsigh
beclemmcn.
P. C. Hooft.
De „meeningen" van. een meiisch zijn
doorgaans maar een klein gedeelte van zijn
persoonlijkheidwat hij is, in zijn geheel
heid, hoe hij voelt, welke mate van schoon
leven or in zijn wezen ligt, uit zijn schep
pende daad zicli uitspreidt, daar komt het
op aan.
Yermeylon.
E:re te minne dats eene dine,
üacr noyt herte mede ommeginc,
Sine was van reinen aerde.
Maori an t.
VOOR DAMES
MODE.
Fluweel is dit jaar zeer m trek, flu
weel van zulke mooie, zachte soort als
men het vroeger nooit gezien heeft. Door
die zachtheid en soepelheid kan men het
voor gewone japonnen gebruiken, het staat
heel goed als het met taf van dezelfde
kleur is opgemaakt. Ook 'draagt, men nu
veel fluweelen rokken bij blouses, waarbij
vroeger bijna altijd laken rokken genomen
werden.
Keurig staat een fluweelen overrok bij
een gladden chiffon of zijden rok, maar
ook kan men bij een zijden of fluweelen
rok een lijfje van kantstof of chiffon ne
men. Dan moet men echter zorgen, dat
beide stoffen met. elkaar- opgemaakt wor
den, om de blouse niet. te veel te doen
afsteken.
Meer dan ooit geeft men voor gekleede
zoowel als voor.huistoiletten de voor
keur aan de „robe princesse". De zoo lang
gedragen ceintuur begint nu te vervelen
en men is blij, dat men de lijn van het
lijf niet meer hoeft af te breken, als men
zich in het bezit van een dun middeltje
mag verbeugen. Maar ook minder slanke
figuren komen in een „robe princesse" be
ter uit. Omdat er echter- veel kunst toe
noodig is, zulk een japon goed te maken,
zal die nooit een algemeene dracht wor
den.
De japonnen, die men op partijen draagt,
hebben zeer wrjde, lange rokken. Het meest
ziet men nog den klokvorm, die geen lan
gen sleep toelaat. Hel is niet gemakkelijk
uit te maken, wat mooier staat: een rok
die glad is op de heupen of een, die daar
geplooid is, beide worden veel gedragen.
HET TWEEDE BUNDELTJE
KLEEN,GEDICHTJES.
Het grootste deel der Oude- en Niemve-
jaarsgedachten, die verleden week in de
rubriek 'Allerlei van deze krant zijn ge
plaatst, zijn. genomen uit hot tweede deeltje
Kleengedichljcs van Gezelle, dat onlangs,
in denzelfden vorm en even aardig gebon
den als het cerate deeltje, Hij 'den uilge
ver J. Veen, te Amsterdam, is verschenen.
Hierin zijn verzameld korte gedichtjes,
spreuken, ook enkele versregels, die bijna
alle duidelijk spreken van het gevoel voor
rythme, dat Gezelle in zoo groote mate
bezat.
Pastoor Verriest, die nu helaas na een
ernstige ongesteldheid, waardoor zijn reeds
niet sterke stem nog zwakker is gewor
den, niet gaarne meer in T publiek optreedt,
kan er van vertellen, hoe Gezelle de klan
ken van de straat opving, ze opteekende
en onthield, als ze hem door hun zange
righeid troffen. Wie het voorrecht had hem
naar aanleiding hiervan eenige versregels
te hooren zeggen, vergeet dat nooit meer
en geniet te meer van een herhaalde le~
"zing voor zichzelf van de eenvoudige, maar
klankrijke gedichtjes.
In dezen nieuwen bundel zijn er weer
verscheidene, waarvan men zou wenschen
ze door Verriest te hooren lezen, om dooi
de wel zwakke, maar toch zoo mooie stem
de welluidendheid van de woorden te meer
te genieten.
Ik denk bijv. om er een enkel uil te
nemen aan dit:
Nokke maar voort,
Nokke maar voort,
breie ma'
breie maar
nokke maar voort,
'k zal u wel volgen gij
snelle behendigheid,
'k zal u wel halen en
eer gij, uw kouse afbreid t,
hebbe 'k een liedjen al op liet
papier geleid:
nokke maar voorL,
nokke maar voort,
brede maar
breie maar
nokke maar voort,
of
'k Wil zingen
van drie dingen,
wil ik zingen
die bestaan
en die velen
zouden stelen
wisten zo er naartoe te gaan
'I Eerste is liefde
't. tweede is eendracht
't derde is standvastigheid
in oen doen
en in een laten
en om er nu nog maar één hij 'te nemen:
Dat handhaaft de vorkc,
dat handhaaft de koe:
dat werkt als de beste,
van '1 boerengedoe;
dal bidt, in do. kerke;
(lat wiedt op liet land;
dat mint en dat moedert1
en is er geen vrouwvolk
rcch (zinnig gozeid,
als, hier in ons Vlaruleren,
de dorp Vaste meid.
Zoo zijn er nog veel gedichtjes in het
bundeltje, die door zoetvloeiendheid beko
ren, maar wie reeds kennis gemaakt heeft
met liet eerste deeltje zal hier zeker niet
aan twijfelen en gaarne ook deze kleine
dichtwerkjes willen loeren kennen, die
niet alleen door mooien klank ons aan
genaam aandoen, maar waarvan vele ook
de innige vroomheid van den, helaas tij
dens zijn leven zoo miskenden, nu zoo
hooggeroemden, dichter vertolken.
YOOR KINDEREN.
DE FAMILIEKWAAL.
„Tom, zou je, als je terugkomt, even bij
den bakker willen aangaan, cn twee do
zijn kleine broodjes meenomen? Wil je
liet als 't je blieft niet vergeten.
„Goed, moeder", en Tom haastte zich
naar het voetbalveld,
.„Hij heeft hot natuurlijk vergeten, voor
hij drie huizen verder is," sprak Suze bij.
zich zelf, „ik zal ze zelf maar meenemen,
ik heb plaats in mijn lasch." Mevrouw
Knox begon weer aan haar naaiwerk. Het
was Zaterdagmiddag e.n dan is er altijd
veel af te maken, Hot huishouden was
groot er waren tien kinderen van den
leeftijd van zeven tot zes en twintig jaar
en al waren er drie meiden en een naaister,
toch had de moeder het altijd druk.
Een paar minuten later lei Mevrouw Knox
haar werk neer en zei: „ik ben bang,dat
Tom niet aan de broodjes zal denken; 'I
was misschien maar beter, als ik er Win
nie en Blair om stuurde, Aan heb ik ze
zeker."
Winnie en Blair vonden het heerlijk, dat
ze samen naar de stad mochten gaan,
ze waren juist weg, toen hun tante met
twee kinderen kwam zeggen, dat ze graag
tot Maandag wou blijven. „Had ik nu maar
wat meer broodjes lies Leid", dacht Mevrouw
Knox, „twee dozijn zal, nu ik menschen
heb, niet genoeg zijn. Ik. zal mijn man op
bellen en vragen of bij een dozijn mee naar
huis wil nemen."
De Knoxcn hadden een familiekwaal. Joe
noemde het „afgevaardigden afzenden".
Daar was bijv. de achterdeur. Mevrouw
Knox was als de dood zoo bang, dal er
dieven door die deur zouden binnenkomen.
Om zes uur 's avonds begon het sluiten.
„Nell," zei mevrouw Knox, „doe de ach
terdeur als 't jo blieft op slot."
Nell die bezig was, zond. Frank; Frank
zond Lucy en Lucy zond Blair. Nooit was
iemand er zeker van, dat die deur gesloten
was.
„Nell," zei mevrouw' Knox bij liet. avond
eten, „heb je de achterdeur gesloten?"
„Ik heb het aan Frank gevraagd."
„Maar Lucy was beneden, ik vroeg baai-
dus om het. Ie doen," zei Frank.
Winnie, ga eens gauw' kijken of de
deur op slot is," zei mevrouw Knox, en
Winnie ging de kamter uit.
„O, ben jij daar, Joo? Kijk eens of do
achterdeur dicht js," riep Winnie.
„Hier, Blair!" riep Jo, „ga eens gauw-
naar de achterdeur en kijk of ze op slot, is."
Jedea- uur had je diezelfde vertooning
weer, want mevrouw Knox was nooit ge
rust over de deur en' er-ging altijd een hoele
rij afgevaardigden om de de-ur te sluiten
en een andere om te zien, of het gebeurd
was. Ten slotte ging mevrouw Knox in
haar nachtjapon t.usschen twaalven en
tweeën dan zelf nog eens kijken.
Die familiekwaal had al heel wat vi'oo-
lijke en ook minder aangename tooneelen
veroorzaakt. Maar het mooiste gebeurde op
den bewuslen Zaterdagmiddag.
Toen Suze haar verschillon.de boodschap
pen gedaan had, was haar lasch vol en zij
was hlij, toen ze Mary tegenkwam'. Die zou
de broodjes misschien wel mee willen ne
men.
„Neen, ik lieb' mijn zijden japon aan,'dan
kan ik toch niet met een pak broodjes loo
pen," en zij ging gauw naar haar vriendin
nen.
Su2e liep langzaam'. „De meid is zoo
moe, en moeder zal boos zijn over die'
broodjes. Ik zal ze maar eigens in,-zien te
Sloppen," en ze bracht twee dozijn mee
Mary kwam Sam tegen. Die kan de brood
jes mooi meenemen, dacht zo.
„Neen, ik moet. naar de fabriek eu kom
laat. thuis," en voort ging hij op zijn wiel.
Zij 1de]) dus zelf maar naar de bakkerij en
kocht twee dozijn broodjes.
Sa.m zag Frank in de fabriek. „Frank,"
zei hij, „Mary wou graag broodjes hebben
voor het. avondeten; zij was te mooi aange
kleed, om ze zelf te dragon. Kun jij
meenemen?"
„Vader vroeg mij om op het kantoor to'
komen en boeken voor hem to dragen
Waarom stuurden ze er 'Rlaii- of de andere
kleintjes niet om. lkltannunicl voorbood-
schappenjongen spelen," bromde Frank,
terwijl hij op zijn wiel ging zitten.
Sam ging langs de bakkerij, dus kocht
hij maar drie dozijn, broodjes. „Heler laat
dan nooit," dacht hij.
Frank merkte dal, zijn vader vroeger dan
gewoonlijk het kantoor verlaten had eu do
boeken ,ai naar huis liad gezonden. In geen
al te goed humeur ging hij den winkel bin
nen en kocht, 'drie dozijn broodjes.
Winnie en Blair vergaten hooveali brood,
jes zij moesten koop en.
„Zij zei voor een huiven dollar," zei
Winnie.
„Neen, zij zei' lmevc.e.1 dozijn," beweerde'
Blair.
„Ik geloof liet niet. Ik rekende uit, dat al
hot geld er aan op zou gaan."
„Voor «ai halven dollar broodjes," zei
hij tot de winkeljuffrouw. „En wilt u ze
als 'L u blieft in twee zakken pakken."
Omstreeks zes uur begonnen de broodjes
aan 1e komen. Suze kwam er bot eerst. mee.
„Ik heb er Winnie en Blair om, uit ge
stuurd," zei haar moedor. „Ik dacht dat
je te veel t.e dragen, had. Bel je vader op,
en vraag of hij lief, dozijn niet. mee wil ne
men waarom ik hom gevraagd heb."
Maar het was t.e laat; mijnbeer Knox
was juisl bij de dcu'r, l.oen. Suze bij de tele
foon stond,
„Hier zijn de broodjes, ik heb anderhalf
dozijn meegebracht. Wel, Harriet, hoe gnat
het. met je Jk hen blij dat jo er bont,"
Toen kwamen Winnie en Blair. Zij had
den den geheelen weg over gekibbeld.
„Moeder-, zei u niet, dal. ik voor een hal
ven dollar nioest koopen?" zei Winnie.
„Voor oen halven dollar? Vier dozijn? Ik
heb duidelijk gezegd twee dozijn,' kinderen.
Zeven en een half dozijn broodjes we
kunnen ze niet opkrijgen,"
Daar kwamen NclL en Lucy aan. „Moe
der, Joo vroeg ons, om; deze broodje» mee
naar buis te nemen,"
Mevrouw Knox snakte naar adem. Mijn
heer Knox lachte. Er waren nu negen en
een half dozijn broodjes in huis.
„Hier zijn de broodjes, Suze," riep Mary,
die in baar zijden japonnetje kwam aan
wandelen. „Hel stond bespottelijk, maar
hier zijn ze."
„Je zéi dat. jo ze niet mee kon nemen,
Mary, dus kocht ik ze zeil'. We hebben
met de jouwe mee, elf en een. half dozijn.
En daar komt Frank: bij heeft ook brood
jes! Drie dozijn nog wel!"
„Sain zei mij, dat ik ze mee moest, no
men, is 't niet goed?"
„Veertien en een half dozijn! Wij zijn
nis naar gewoonte allen afgevaardigden ge
weest."
„Mary, hier is hel. brood, noem liet. aan,
dan kan ik mijn wiel wegzeilen," riep Sam.
„O Sa.ni, nam je ook al broodjes mee?
Frank kocht ze, Mary kocht, ze, Suze kocht
ze we hebben er nu zeventien en een
half dozijn; en kijk eens daar komt
Tom, en ik geloof, dat. hij voor den eersten
keer an zijn leven zijn boodschap niet. vor-
,ga!.t"
„llier zijn uw broodjes. Ik was al bijna,
thuis, toon ik er nog aan dacht en gauw
terugging. U zei drie dozijn, is 't. niet? Wal
is er?"
Maar zij lachten slechts te harder. Ein
delijk-kon Frank er uitbrengen: „We heb
ben nu twintig en een half dozijn broodjes."
Tom floot. „Hoe kom je aan zooveel?
O, ik begrijp hel, al; afgevaardigden. Nu be
denk ik mij, dat. ik Joe vroeg, om ze tc
koopen, maar bij zei, dal. hij 't niet kon
doen. Wi.en zond hij er op uit? Ik vind dat
ieder dé broodjes op moest eten, die hij;
zeil' gekocht heeft."
„Wal'is er? Ik heb' do broodjes nïeego-
bracht. Waarom lach jullie toch. zoo?"
Ieder lachte te hard om te kunnen spre-,
ken, Eindelijk wees Mary op do broodjes,
die op 'de tafel .logen. Joc begreep het.
„Hoeveel?" vroeg hij.
„Twintig en een half dozijn."
„Ik breng er drie dozijn mee. Drie en
twintig en oen half dozijn! Afgevaardigden,
waar moet (lat met ons heen? Het had kun
nen gebeuren, dat wij in 'L geheel geen'
brood hadden gehad. En nu hebben wij
deze- hoeveelheid!"
Mijnheer Knox hield op .met lachen. „Er
moet eens een einde komen aan die ge,
woon Ie om afgevaardigden te zenden; 't is
nu wel heel aardig, dat we zooveel brood-
jes hebben, maar liet is een vervelende
manier. Daar is bijv. die achterdeur dat
praten daarover van zessen tot elven moet
ophouden. Joe, jij moet. die voorlaan slui
ten; als ze open is, ben jij er verantwoor
delijk voor. En nu, moeder, ik heb' gezien,
dat er hier iii de buurt een ncgerbijeen-
komst is, laat de meid daar de overtollige,
broodjes heenbrengen. 7,ij kon or een aar
dig sommetje uit slaan, als zij ze allen
gesmeerd en belegd verkocht."
QBDLOXT TIK DauKKKRIÏ V. d.' SCHIEDAMBCJIE COURANT,