"voor dames."
to trappen on 'dientengevolge een kreet van
pijn slankte, waardoor de Schotten op lmn
aanvallers opmerkzaam worden gemaakt.
Zij grepen naar hun wapenen on versloe
gen hun vijanden na een hevig gevecht.
Daarna werd de distel in het Schotschc
wapen opgenomen.
MANUEL GARCIA.
Weinig moitschen kunnen het eigenaar
dig genoegen smaken in een standaard
werk een beschrijving te lezen van hun eigen
dood mot bijvoeging van den datum, waar
op, en de stad waar die plaats had. In
een gezaghebbend werk staat de naam van
Mannol Garcia vermeld mot de bijvoeging:
„gestorven in Parijs 1S79", terwijl de
groote zanger den Itdeti Maart UX)0 in
een van de voorsteden van Londen zijn
lOlsien verjaardag gevierd beeft.
Het klinkt ons vreemd als we er aan
herinnerd worden, dat zijn zuster, als opera
zangeres onder den naam Mali bran bekend,
misschien de beste mezzo-sopraan-nit.haar
tijd in 1S3G, dus zeventig jaar geleden,
stierf. Garcia zelf was langen tijd e-en be
roemde bariton. In 1825 vervulde hij be
langrijke rollen.
Meer dan zestig jaar geloden trok hij
zich van 't toonecl terug, en werd de beste
zangonderwijze.r van zijn tijd.
Jenny Lind was zijn beroemdste leerling;
een andere was Marc.he.si, die zelf ook vele
zangeressen beeft, opgeleid. Hij heeft ook
aan de geneeskunde en den zang een groo-
ten dienst bewezen door de uitvinding van
den keelkopspiegel. Hij kan er zich op be
roemen de meest beroemde honderdjarige
te zijn, zoowel als de oudste persoon van
wereldvermaardheid.
GEORGE VAX DERFFLINGER.
In deze maand herdacht men in Duilsch-
land den 300sten geboortedag van den be
kenden Brandenburgschen generaal-veld-
maaischalk George van Derfflinger, eender
beroemdste Duitscbe krijgslieden cn grond
vesters der Pruisische militaire macht on
der den grooten keurvorst. Hij was de zoon
van arme boeren uit het Oostenrijksche
plaatsje Xeuhofen. Waarschijnlijk heeft hij
zijn vaderland gedurende den boerenopstand
aldaar verlaten.
Algemeen verbreid is de sage, dat Derf
flinger ia zijn jeugd kleermakersleerling zou
zijn geweest. Zijn regimenten muntten al
tijd uit door een onberispelijke kleeding eu
een goede uitrustingmisschien is een
voudig hierin de oorzaak te zoeken van
het sprookje, dat door zijn benijders werd
verbreid. In den loop der tijden word de
sage uitgebreid tot het romantische ver
haal volgens hetwelk de arme rondtrekken
de kleermakersgezel uit baloorigheid, om
dat hij de overzetkosten niet betalen kon,
naalden, schaar en strijkijzer in de Elbe
wierp, om daarna als krijgsman een niéuw
leven te beginnen. Van deze geschiedenis
is geen woord waar, maar wel is het. een
feit, dat Derfflinger zijn krijgsmansloopbaan
van onderen af begon, en hierin is ook
niets buitengewoons, daar in dien tijd de
officieren van. het Duitsche leger dikwijls
uit den boerenstand waren.
Ih het jaar 1620 was Derfflinger in het
gevolg van den graaf Tkum; aan den slag
hij den Wittenberg den 20sten November
1620 nam hij een werkzaam aandeel. La
ter trad hij in Zweedschen dienst, waar
hij het in vijftien jaar tot goneraal-inajoor
bracht. Hij streed onder Gustaaf Adolf,
Banér en Torstenson en onderscheidde zich
overal door beleid en dapperheid. Xa den
Westfaalscben vrede rustte Derfflinger eeni-
gen tijd uit van den vermoeiender! krijgs
dienst. Eerst ging hij in Berlijn wonen, la
ter vestigde hij zich op het landgoed Güsow
bij Küstrin, dat aan zijn vrouw toebehoorde.
Maar de oude soldaat ontwaakte weer
in hem, en. dus trad hij in 1655 in Bran-
denbnrgschen dienst, waar hij zich opnieuw
door schitterende heldendaden onderscheid
de. Hij is op negen en tachtigjarigen leef
tijd te Güsow gestorven.
Koning Alfonso is van plan bij zijn
huwelijk weer de oud-Spaansche gewoon
ten te volgen. Hij zal op den trouw
dag zijn bruid met groot gevolg tege
moet rijden en in een dorp buiten Ma
drid persoonlijk om haar hand vragen. Als.
hij haar daarna in de galakoets heeft doen
plaats nemen, zal hij haar te paard bege
leiden, tot zij de poort van Madrid bereikt
hebben. Daar neemt hij plaats in een an
dere koets en laat zich naar dc kathedraal
brengen, waar hij de bruid bij den ingang
opwacht, om haar zelf de kerk binnen te
geleiden.
DE PISAXG.
De Banaan of pisang, die tegenwoordig
in ons land veel gegeten wordt, is nog maar
sedert betrekkelijk korten tijd hier inge
voerd. Ze is de vrucht van een boomvor-
migc plant uit de tropen, tot de familie
der Musaceoün behoorende. De meeste de
zer vruchten komen tot ons uit Zuid-Ame-
rika. Hier zijn ze dan ook sinds onheug
lijke tijden in den volsten zin van het woord
het volksvoedsel. De inboorlingen eten zo
niet alleen rauw, zooals men ze als weekle-
vnichlen heeft ingevoerd, maar roosteren,
koken, stoven en bakken ze in kokos
olie. Zij gebruiken ze in dien vorm bij
ieder hunner maaltijden en maken ze
bovendien nog in ook, zoodat zij ze op
reis mee kunnen nemen. In dezen vorm
ziet de vrucht er niet juist smakelijk uit,
ze is dan zwart, ingedroogd cn schimme
lig, maar zo blijft zoo heel lang goeden
als ze geschild, e.n gekookt wordt, zwelt
ze op tot driemaal haar oorspronkelijke
grootte en wordt oen lekker gerecht,. De
inboorlingen trachten ze ook goed te- hou
den, door do rijpe vrucht te. splijten en
dc doelen in de zon te drogen; daardoor
kristalliseert de striker op do oppervlakte,
en men krijgt een niet to versmaden lek
kernij. D,at is echter nog niet alles. Af.rr-
knansehe stamanen bereiden uit de vrucht
een soort meel. llrood en koeken uit. dit
meel gebakken zijn een voortreffelijk voe
dingsmiddel Hoe algemeen hel meel der
bananen door de Indianenstammen van Ni
caragua en San Salvador gebruikt wordt,
blijkt hieruit, dat men een Indirumsohe,
vrouw haar zuigeling kan zien voeden met
brij, ruit dit meel gekookt, uit eenzelfde»
pot -als haar jonge varkens cn haar apen.
De aankweeking der bananen is oven een
voudig als voordeclig. Een stam levert wel
iswaar maar één vrnchtkolf, maar deze
kan een gewicht van 40 K.G. bereiken. Xa
den oogst, sterft, de stam af, maar dadelijk
ontspruit op zijn plaats ecu nieuwe, audit
herhaalt rich nog tweemaal irr het jaar,
zoodat een plant meer dan 100 K.G. vruch
ten kan leveren. Het. hoofdbestanddeel.der
vrucht is zetmeel', dat als de vrucht rijp is
in suiker overgaat. 'Op een oven groote
oppervlakte moet een banaan vier cn veer
tig maal zooveel voedingsstof bevatten als
een 'aardappel.
Als eon Inzonderheid zegt inen nog ter
eere van de banaan, dat ze niet gegeten
kan worden als men alcohol gebruikt. Wordt
ze gelijk hiermee of kort daarvoor genut
tigd, dan heeft de gebruiker dientengevolge
een alleronaangenaamst uurtje.
NEDERLAXDSCHE WIJSHEID.
Laet haeters slirreke haul vrij zaeien,
Gots rechte weet de vrucht te maaien.
Vondel.
De zonne boort een gat
in 't morzig wolkenduister,
en plotseling herleeft,
vol pa'radijzenluister,
weer, om en overal
de schoonc lentemaand..
Gezelle.
Ghy moet u s el ven wechgeven omu sel-
ven te behouden.
Thomas A Kempis.
Uw moeder zult ge eeren, en ook uw
Moedertaal
Beets.
Wedstrijd was de lust der Ouden,
Wedstrijd is het voorwaarts gaan!
Potgieter.
't ïs ons goet, dal. wij somwijlen e'ènige
swarichheden ende tegenspoeden hebben,
omdat ze menichmael den geheelen mensche
totttet herte brengen.
Thomas Kempis.
MODE.
De allernieuwste mouw wordt hoog op
den schouder ingezet cn is niet zoo heel
wijd, maar wel rijk gegarneerd. De korte
mouw, die bij den elleboog eindigt, wordt
veel voor gekleede toiletten genomenheeft
men liever den onderarm niet geheel onbe
dekt, dan laat men de mouw in kant of
crêpe de Chine uitkropen.
Men zal dit voorjaar veel gekleurde bor
duursels en Grieksche randjes zien, borduur
sels met goud on zilverdraad zullen de
lichtere verdringen.
Men zegt, dat de mode van 1906 terug zal
keeren naar de fijne Indische mousselinen
die Josephine irr de vorige eeuw ingang
deed vinden, en die zich zoo gemakkelijk
om het lichaam voegen. De smaak is zoo
veranderlijk, dat men nu waarschijnlijk die
.nauwsluitende eenvoudige japonnen zal zien
als opvolgsters van de tegenwoordige rijk
versierde. In dn warme dagen zullen japon
nen met lage halzen gedragen worden; in
ieder geval zal men niet meer dien stijven,
nauwen, hoogen kraag zien, die den hals
zoo geheel insloot.
Deze verandering in de mode is een re
den tot blijdschap voor den juwelier; hals
kettingen, die plaats hadden gemaakt voor
de lange kettingen, waaraan de juwelier
zoo weinig kunst besteden kan, worden nu
weer gedragen, en in de antiquiteiten-win
kels zoekt men de kleinoodiën uit den tijd
van het eerste keizerrijk, vooral die met
mooie gommen zijn versierd
HEIXE's VROUW.
Toon Heine zijn latere vrouw Mathilde
Crescentia Mrrat in het jaar 1834 leerde
kennen, was zij een meisje van 15 of 16
jaar, dat juist van buiten naar Parijs ge
komen was. Een tante had haar daar laten
komen om haar tot hulp in den winkel te
zijn. Daar achter de toonbank zag de, van
alle Parijsche genoegens meer dan verza
digde, dichter, het kleine innemende meisje,
terwijl hij uit de Voorname salons kwam,
waar vorstinnen hem om het zeerst-vleiden.
En na de geestvolle gesprekken, na de
kunstmatige genoegens in die salons, had
het eenvoudig bekoorlijke en zelfs geeste-
looze gebabbel van het buitenmeisje des
te meer aantrekkelijkheid voor Heine. Hij
vond bij haar orrvervalsclil.e natuur. Dat
werkte verfrissclrend on den oververzadigde.
In dien lijd schreef Heine aan zijn vriend
Lewald: „Heb je hof. Hooglied gelezen?
Lees het dan nog eens, je zult daar alles
in vinden, wat ik je zou kunnen zeggen."
Zoo went hot mooie meisje, dat eenige
weken te voren in haar dorp nog de koeien
had gehoed, de vriendin van een dichter,
floor wierr zij onsterfelijk is geworden. Zij
vermoedde niet, dat de Duitsche lieer, die
altijd zoo gezellig met haar praatte, we
reldberoemd was, zij wist nauwelijks wat
een dichter was.
Dat juist streelde hem het meest; inde
voorname salons werd hij aartgebeden, om
dat hij do beroemde Heirrrich Heine was,
de geestige dichter; dit meisje had hem
lief om zijns zelfs wil.
Zij vormden dus spoedig een zoogenaam
de ménage parisicn. Wol bestond er groot
verschil tusschcn do twee, het jonge meisje
ging dol graag naar een comcdio of een
circus, de vijf en dertigjarige Heine had
geen plezier moer in dergelijke dingen,
maar hij beschouwde haar als een kind,
dat men veel moet toegeven, cn liet haar
met zijn vrienden uitgaan.
Wel hinderde den dichter Mathildes to
taal gebrek aan beschaving. Toen hij haar
leerde kennen, kon zij lozen noch'schrijven.
En ia de kostschool, waarheen Heine haar
zond, voor hij haar tot zich nam, leerde
zij buitengewoon weinig.
„Hoe kon hij zich gelukkig voelen,"
vraagt een zijner vrienden, „met een vrouw
die ongelooflijk onwetend was cn zich ook
volstrekt niet wilde laten beschaven? Zij
had zich aangewend om te spreken als een
drie- of vierjarig kind, wat misschien wel
aardig leek, toen zij heel jong was, maar
niet meer bij haar paste, toen zij naar de
dertig liep. Zij was dom en vond het aar
dig zich nog rlommer voor te doen; zij
meende, dat men daar plezier in had."
De geestelijke ongelijkheid was dus wel
heel groot en van een meeleven van Ma
thilde met haar man in dien zin kon geen
sprake zijn. Heine scheen daar echter geen
behoefte aan te hebben. Hij was haar dank
baar voor elk bewijs van liefde, vond het
heerlijk dat zij hem, den onrustigen geest,
een kalm tehuis bereidde en met groote,
opgewektheid schrijft hij aan zijn vriend,
toen hij met zijn vrouw buiten was:
„Mathilde zit naast mij nieuwe hemden
voor mij te naaien;" aan denzelfden stuurt
hij ook met een geestigen brief een kleedje,
dat zijn vrouw tijdens zijn afwezigheid voor
hem gemaakt had.
In de ruim twintig jaar hunner vereerrj-
ging kan men geen enkele uiting van den
dichter aanwijzen, waaruit men tot een
verkoeling zijner liefde zou kunnen beslui
ten. Integendeel!
De in geldzaken zoo onbezorgde dichter
werd door de liefde yoori Mathilde een
overleggend man. Toen hij' genoodzaakt
werd tot een duel liet Heine zich, om
daardoor tenminste ©enigermate voor Ma
thildes toekomst to zorgen, met haar in
den echt verbinden. Twee dagen na de
bruiloft maakte hij zijn testament, waarin
hij zijn vrouw universeele erfgenaam
maakte.
Door hun huwelijk veranderde echter niets
in hun verhouding. Heine bleef zijn vrouw
even vurig liefhebben als hij het haar voor
hun huwelijk deed. Hij schreef in 1843 aan
zijn broeder Maximiliaan
„Mijn vrouw is een goed, natuurlijk, vroo-
lijk kind, zoo veranderlijk als eon Parijsche,
maar zijn kan, en zij laat mij niet toegeven
aan de zwaarmoedige droomerijen, waartoe
mijn natuur zoozeer geneigd is. Sedert acht
jaren heb ik haar lief met oen teederheid
en een hartstocht die aan het fabelachtige
grenzen. Ik heb in dien tijd verbazend veel
geluk genoten, een mengeling van kwelling
en zaligheid, meer dan goed was voor mijn
gevoelige natuur,"
Zijn liefde ontaardde dikwijls in razenden
ijverzucht. Mathilde gaf hem daartoe niet de
minste aanleiding. Men kan gerust geloo-
vcn, dat, als er in dit opzicht, ook maar
hot minste op haar aan te merken was ge
weest, allen die zoo nauwlettend toezagen
op alles wat Heine en zijn vrouw betrof,
dit wereldkundig gemaakt zouden hebben.
Men weet echter, dat Heine, ondanks zijn
jaloerschlreid, steeds weer de trouw zijner
Mathilde prees cn men weet ook, dat deze
hem zelfs na zijn dood trouw bleef en zeer
goede huwelijksaanzoeken afsloeg, ofschoon
ze nog pas ruim dertig jaar was, dus nog
een heel leven voor zich had en de laat
ste acht jaren van Heines leven zijn voort
durende ziekenoppaster had moeten zijn.
Mathilde las hem dan voor al de
werken van Dumas bijv. en het wekte
den zieke op als zij, nadat zij uitgeweest
was, hem vertelde van alles wat zij gezien
en. gehoord had. Hij kon met. haar schert
sen en de gekste dingen uithalen om hen
beiden op te vroolijken. Het spreekt van
zelf, dal. zij zeer met het. lot van haai
man begaan was. „Dikwijls stortte zij tra
nen over zijn akelige ziekte, maar een klei
nigheid was in staat die tranen te drogen,"
zegt Alfred Meiszner. „Ilaar levenslustige
aard beschouwde alle ernstige verschijnse
len als voorbijgaande en dat was een ze
gen voor Ileine. Dat kalm vertrouwen
maakte, dal. zij van ieder goed uurlje ge
noten, hel stelde hem gerust over het lot
zijner vrouw en maakte hem zelfs in zijn
ellende nog gelukkig."
Het blijkt uit alles dat Heine Mathilde
werkelijk heeft liefgehad en hij had daar
ook wel reden toe. Er was iets vaderlijks
in de liefdo van den zich oud voelenden
man voor hot jonge vrouwtje, dat steeds
een kind bleef. Hij verblijdde zich over
haar vroolijkheid, rnaar liet haar niet aan
zijn strijd deelnemen. Had hij het hoofd
ook vol zorgen, kromde hij zich onder het
leed, altijd kon hij voor zijn vrouwtje nog
een schertsend woord vinden wie zou
ook zijn kind lastig vallen mot zijn eigen
lijden! Hij had. or plezier in, als z.e zich
mooi aankleedde en zijn liefde overwon
zelfs 'zijn ijverzucht, zoodat hij er genoegen
in kon vinden, als zij zich mooi maakte,
niet voor hem, die altijd op hel. ziekbed
lag uitgestrekt, maar voor anderen.
Hij was dus in waarheid een goed echt
genoot voor zijn vrouw, voor wie hij ook
uit ecu wereklsch. oogpunt goed zorgde.
Dat hij zich als haar echtgenoot tegelijk
haar vader voelde, drukte hij uit. in zijn
gevoelvol gedicht „Au die Engel", waarin
hij smeekt., dat deze na zijn dood zullen
zorgen voor haar, die bij hem dc plaats
van gade en kind. beide bekleedde.
IERSCHE KANT.
Hot stokpaardje der damesmode van te
genwoordig is kant: kostbare, met de hand
vervaardigde, zoogenaamde echte en do
machinaal verwaardigde nabootsingen daar
van. Zeer in trek is de lorsche kant. Zoo
noemt men op guipure gelijkende gehaakte
kant, door lorsche vrouwen naar het be
ginsel der oude volkskunst l'iligrainachtig
bewerkt.' op een grond van losse steken
met picots verheffen zich bloemen-, blader
en dergelijke figuren. De lorsche kant-in
dustrie heeft haar oorsprong te danken
aan ti slechten aardappeloogst van hel.
jaar 1846. Van uit Youngiral aan dc Zuid
kust van bet groene eiland werd deze kunst
over geheel Ierland verbreid, en de, schoone
„rose point", waarom het klooster New
Rosz beroemd is geworden, heeft zich ont
wikkeld uit een patroon, dat oen Iersche
non een menschenleeftijd geleden van een
marskramer kocht. De opleving dezer oude
kunst, haar beoefening ook op het vaste
land, en haar opheffing tot een werkelijk
hoogstaand kunsthand werk danken wij aan
Oostenrijk. Hier bestaat erar „vereeniging
tot opheffing der kant-industrie", die de
voortbrengselen van den huisarbeid verza
mel t, voor nieuwe afnemers zorgt en
nieuwe patronen door de eerste kunste
naars en kunstenaressen laat ontwerpen. Dc
Iersche kant zat de modekant van den
aanstaanden zomer worden. Ze is dan ook
heel mooi en het moeten zeer Bekwame,
fijne vromveimngers zijn, die dit kunstwerk
kunnen vervaardigen.
In deze maand vierde de beroemde doch
ter eener beroemde moeder, VVilhelmina vorr
Hillern, de dochter van Charlotte Birch-
Pfeiffer, haar 70sten geboortedag. Oor
spronkelijk een tooneelspedster, gaf zydit
beroep op na haar huwelijk met den heer
von Hillern on wijdde zich aan het roman
schrijven. Van haar boeken, die alle zeer
boeiend zijn, hebben „Gier Wally" en „Aan
het kruis", een roman die handelt over dc
Passiespelen te Oberammergau, den mees
ten opgang gemaakt. In dit mooie plaatsje
bewoont zij een beeldige villa; bier leeft
zij mee inet .dc bewoners van het zoo heel
bizondere stadje, Over wier leven en kunst
haar dochter een uitgebreid, rijk met af-
beeldingen voorzien werk heeft geschreven.
RECEPTEN.
Notengebak.
Klop twee eieren; doe daar een kopje
bruine striker hij en een klein beetje zout,
een kopje vol noten, drie eetlepels bloem,
een lepel bakmeel err oen theelepeltje va-
nillepocder. Laat dit omstreeks vijf minu
ten in een warmen oven bakken.
Aardappelsoep.
Laat vier groote aardappelen in ruim
twee liter water koken.'Als do aardappels
fijn gekookt zijn, voegt, men er nog twee
groote, aardappels bij, drie of vier uien cn
twee flinke eetlepels boter. Laat dit alles
goed koken tot de aardappels en uien heel
goed gaar zijn. Doe erdan zoul, peper en wat
Sjraansche peper bij.
YOOR KINDEREN.
EEN ONGELUKSDAG.
„Jan", riep mevrouw Reinders.
Een klein, in 'l groen gekleed, ventje
kwam aanloopen en sprak
„Wat blieft u, mevrouw?"
„Kijk eens, jongen, hier is een mooio
hoed, dien je hij mevrouw De Vries op de
Keizersgracht moet brengen."
„Goed, mevrouw," antwoordde Jan,
En hij nam de hoededoos in de hand,
die mevrouw Reinders hom aangaf.
„En blijf voorat niet onderweg spelen!"
„0, mevrouw!" zei Jan op den toon van
iemand die zich bolee.digd voelt door een
zeer onverdiende verdenking. En irij begaf
zich met groote waardigheid mei. zijn doos
narr den arm op weg.
Jan was veertien jaar en sedert onge
veer een half jaar in dienst bij het groote
hoedennmgazijn van mevrouw Reinders.Hij
was een aardige blonde jongen niet oen
frisch, vroolijk gezicht eu zag er keurig
uit in zijn mooie groene livrei met de
platte pet, waarop dc naam van het maga
zijn in gouden letters geborduurd was. Een
beste jongen, dien men ten volle had
kunnen vertrouwen, als hij niet zoo ver
bazend veel van knikkeren had gehouden.
Als hij kennissen tegenkwam, die daar
mee bezig waren, dan vergat hij dat hij
zijn boodschap zoo gauw mogelijk moest,
doen en speelde wel eens een spelletje mee.
En hij had heel wat kennissen in Am
sterdam I
Dien dag was het prachtig weer; men'
was in het begin van den zomer, de zou
scheen aan een helderblauwen hemel en
Gedrukt ter E
Jan genoot van hel loopon, totem!, hij op
eens zijn naarn hoorde noemen.
„Hé, Jan, waar ga je naar toe?"
En toen hij keck in do richting, vanwaar
hij de stemmen gehoord had, zag hij twee
vrienden, Bas, de kleine telegrambesteller,
en Gris, do bankelhakkersleerling.
Jang ging naar hen loe.
„Je ziet er uit, alsof je haast liad, Jan
zei Gus.
„Ik moet ook een hoed wegbrengen."
.„Dat hoeft zoo gauw niet... we kunnen'
met ons drietjes wel even een beetje knik
keren."
Jan krabde zich achter bet oor. Hij
streed een zwaren strijd. De woorden van
mevrouw Reinders: „Blijf vooral niet on
derweg spelen," klonken hem nog in de
opren.
Maar Gus ging voort: „Die mevrouw zal
er niets van krijgen, als ze een kwartiertje
langer op haar hoed moet wachten; ik
moet ook eon taart wegbrengen."
„En ik mooi, drie telegrammen bezorgen,
maar daarom kan ik wel even een spel
letje doen," sprak Gus.
'Dat gaf den doorslag. 'Als men op drie
telegrammen kon wachten, da.n kon me
vrouw 'De Vries ook wel een «ogenblikje
geduld hebben.
„Eén spelletje dim," zei hij.
Hij zette den hoed naast de taart neer
en het spel begon. Er kwamen andere
jongens om hen heen slaan e.n lmt ceim
spelletje volgde op hel. andere, tol,dal. na
een half uur Bas vond, dal. er nu lang
genoeg op de telegrammen gewacht was.
Be drie vrienden namen afscheid en gin
gen ieder hun eigen weg.
Onder het loopen dacht Jan: „Wat is
die doos veel zwaarder dan eerst, zoude
hoed gegroeid zijn in dien tijd?"
Hij deed de doos open cn
Hij voelde zijn haren te berge rijzen, en
werd doodsbleek, bét angstzweet stond hem
op 't voorhoofd.
Irr plaats van den hoed voor mevrouw
De Vries was er een taart in de doos.
Terwijl zij aan hel. knikkeren waren had
ee X- we grappenmaker den hoed en de
taart tewisseld.
Jan begreep, 'dat ïuj verloren was. Hij
kon niet naar mevrouw Reinders teruggaan.
Zij zou liern natuurlijk wegsturen en hoe
zou men hem dan thuis ontvangen?
Een oogenblik dacht, hij erover Gus te
gaan opzoeken, maar waar zou hij dien
vinden En zelfs al vond hij hem, de hoed
zou in de taartedoos gVheel bedorven zijn!
Hij was dus onherroepelijk verloren, durf
de niet naar huis gaan cn besloot te
vluchten. Maar waarheen? Hij stak tie hand
in den zak en voelde, dat hij een- guldon
en vijf en zestig cent bij zich had: dat was
een groote som. Hij ging naar hel. station
met het plan een kaartje naar België te
nemen.
Maar al voorlloopende bedacht Irij. dat
zoo'n kaartje wel meer darr één gulden vijf
en zestig zou kosten eri dat hij gelukkig
zijn fiets liad neergezet hij een vriendje,
die in cerr koffiehuis in de. buurt bediende.
Hij haalde zijn wiel dus op en besloot
per fiets naar België te trekken. Heel pre
cies wisl. hij wel niet hoe hij daar moest
komen, maar hij begreep, dat hij naar hei.
Zuiden moest gaan.
Ongelukkig kwam Jan in do drukkeLeid-
sclre straat te dicht hij een rijtuig en l.oen
hij daarvoor op zij .won gaan, gaf Irij een
le forscherr ruk aan zijn stuur, zoodal. Irij
op het trottoir viel met het hoofd in een
mand met eieren, die daar juist was neer
gezet.
Je kunt begrijpen, hoe hij cr uitzag, Hij
had niet lang werk oru op lc slaan, maar
dc arme jongen was heel en al vol met
eierdooiers cn eiwit.
Met. den moed der wanhoop ging hij maar
weer op zijn fiets zitten cn reed zoosnel
als hij kon verder.
Maar, helaas' liet ongeluk vervolgde hem!
Een eind verder hoorde hij roepen„Pas
op, voorzichtig I"
Er liep een man voor hem mol. een zak
op de schouders; hij wou uitwijken maar
viel err Jan kwam hoven op den zak te
recht, die daardoor npcnbgrstle,
Hoe afschuwelijk! De zak was mol. zeegras
gevuld.
En dc arme. Jan had, l.oen hij weer op
zijn fiets ging ziften, niets mcnschclijks
meer aan zich. Het zeegras was overal
vastgekleefd aan hui eiwit, waarmee zijn
lichaam bedekt was, zoodal Irij cr als een
monster uitzag.
Maar Jan stoorde er zich niet aan; men
riep hem na, men lachte liém uil, hij
bleef cr onverschillig onder. Hij reed maar
door. Hij wist niet waarheen, hij trapte
maar voort, altijd verder.
Onderwijl groeide hut aanlal jongens, dat
liem najouwde, steeds aan, verscheiden»
liepen een heel eind met hem moe; dat gaf
zulk een opstandje in de drukke. Arnslcr-
damsché stralen, dat er de aandacht van
een politic-agent doo.r getrokken werd.
Deze liet den wonderlijk i.oegeiakelden jon
gen van zijn wiel afstijgen, nam bom mee
naar hol naastbij zij rule bureau en liet hem
daar zijn weden-aren vertellen. Onder ge
leide van een agenL werd iiij daarna, bij
zijn ouders gebracht, die wel heel boos
waren, maar vonden, dal. Irij al genoog ge
straft was cn hom dus niet al te erg be
knorden.
Hij moest mevrouw Reinders om verge-
ring gaan vragen, on daar deze hem na
hel gebeurde niet meer in haar dienst te
rug wou nemen, werd er een andere be
trekking voor hem gezocht, waarin hij ge
lukkig heter oppaste.
UJKKERIJ V. d. SCHIEDAMSCHE COURANT»