"voor dames." to trappen on 'dientengevolge een kreet van pijn slankte, waardoor de Schotten op lmn aanvallers opmerkzaam worden gemaakt. Zij grepen naar hun wapenen on versloe gen hun vijanden na een hevig gevecht. Daarna werd de distel in het Schotschc wapen opgenomen. MANUEL GARCIA. Weinig moitschen kunnen het eigenaar dig genoegen smaken in een standaard werk een beschrijving te lezen van hun eigen dood mot bijvoeging van den datum, waar op, en de stad waar die plaats had. In een gezaghebbend werk staat de naam van Mannol Garcia vermeld mot de bijvoeging: „gestorven in Parijs 1S79", terwijl de groote zanger den Itdeti Maart UX)0 in een van de voorsteden van Londen zijn lOlsien verjaardag gevierd beeft. Het klinkt ons vreemd als we er aan herinnerd worden, dat zijn zuster, als opera zangeres onder den naam Mali bran bekend, misschien de beste mezzo-sopraan-nit.haar tijd in 1S3G, dus zeventig jaar geleden, stierf. Garcia zelf was langen tijd e-en be roemde bariton. In 1825 vervulde hij be langrijke rollen. Meer dan zestig jaar geloden trok hij zich van 't toonecl terug, en werd de beste zangonderwijze.r van zijn tijd. Jenny Lind was zijn beroemdste leerling; een andere was Marc.he.si, die zelf ook vele zangeressen beeft, opgeleid. Hij heeft ook aan de geneeskunde en den zang een groo- ten dienst bewezen door de uitvinding van den keelkopspiegel. Hij kan er zich op be roemen de meest beroemde honderdjarige te zijn, zoowel als de oudste persoon van wereldvermaardheid. GEORGE VAX DERFFLINGER. In deze maand herdacht men in Duilsch- land den 300sten geboortedag van den be kenden Brandenburgschen generaal-veld- maaischalk George van Derfflinger, eender beroemdste Duitscbe krijgslieden cn grond vesters der Pruisische militaire macht on der den grooten keurvorst. Hij was de zoon van arme boeren uit het Oostenrijksche plaatsje Xeuhofen. Waarschijnlijk heeft hij zijn vaderland gedurende den boerenopstand aldaar verlaten. Algemeen verbreid is de sage, dat Derf flinger ia zijn jeugd kleermakersleerling zou zijn geweest. Zijn regimenten muntten al tijd uit door een onberispelijke kleeding eu een goede uitrustingmisschien is een voudig hierin de oorzaak te zoeken van het sprookje, dat door zijn benijders werd verbreid. In den loop der tijden word de sage uitgebreid tot het romantische ver haal volgens hetwelk de arme rondtrekken de kleermakersgezel uit baloorigheid, om dat hij de overzetkosten niet betalen kon, naalden, schaar en strijkijzer in de Elbe wierp, om daarna als krijgsman een niéuw leven te beginnen. Van deze geschiedenis is geen woord waar, maar wel is het. een feit, dat Derfflinger zijn krijgsmansloopbaan van onderen af begon, en hierin is ook niets buitengewoons, daar in dien tijd de officieren van. het Duitsche leger dikwijls uit den boerenstand waren. Ih het jaar 1620 was Derfflinger in het gevolg van den graaf Tkum; aan den slag hij den Wittenberg den 20sten November 1620 nam hij een werkzaam aandeel. La ter trad hij in Zweedschen dienst, waar hij het in vijftien jaar tot goneraal-inajoor bracht. Hij streed onder Gustaaf Adolf, Banér en Torstenson en onderscheidde zich overal door beleid en dapperheid. Xa den Westfaalscben vrede rustte Derfflinger eeni- gen tijd uit van den vermoeiender! krijgs dienst. Eerst ging hij in Berlijn wonen, la ter vestigde hij zich op het landgoed Güsow bij Küstrin, dat aan zijn vrouw toebehoorde. Maar de oude soldaat ontwaakte weer in hem, en. dus trad hij in 1655 in Bran- denbnrgschen dienst, waar hij zich opnieuw door schitterende heldendaden onderscheid de. Hij is op negen en tachtigjarigen leef tijd te Güsow gestorven. Koning Alfonso is van plan bij zijn huwelijk weer de oud-Spaansche gewoon ten te volgen. Hij zal op den trouw dag zijn bruid met groot gevolg tege moet rijden en in een dorp buiten Ma drid persoonlijk om haar hand vragen. Als. hij haar daarna in de galakoets heeft doen plaats nemen, zal hij haar te paard bege leiden, tot zij de poort van Madrid bereikt hebben. Daar neemt hij plaats in een an dere koets en laat zich naar dc kathedraal brengen, waar hij de bruid bij den ingang opwacht, om haar zelf de kerk binnen te geleiden. DE PISAXG. De Banaan of pisang, die tegenwoordig in ons land veel gegeten wordt, is nog maar sedert betrekkelijk korten tijd hier inge voerd. Ze is de vrucht van een boomvor- migc plant uit de tropen, tot de familie der Musaceoün behoorende. De meeste de zer vruchten komen tot ons uit Zuid-Ame- rika. Hier zijn ze dan ook sinds onheug lijke tijden in den volsten zin van het woord het volksvoedsel. De inboorlingen eten zo niet alleen rauw, zooals men ze als weekle- vnichlen heeft ingevoerd, maar roosteren, koken, stoven en bakken ze in kokos olie. Zij gebruiken ze in dien vorm bij ieder hunner maaltijden en maken ze bovendien nog in ook, zoodat zij ze op reis mee kunnen nemen. In dezen vorm ziet de vrucht er niet juist smakelijk uit, ze is dan zwart, ingedroogd cn schimme lig, maar zo blijft zoo heel lang goeden als ze geschild, e.n gekookt wordt, zwelt ze op tot driemaal haar oorspronkelijke grootte en wordt oen lekker gerecht,. De inboorlingen trachten ze ook goed te- hou den, door do rijpe vrucht te. splijten en dc doelen in de zon te drogen; daardoor kristalliseert de striker op do oppervlakte, en men krijgt een niet to versmaden lek kernij. D,at is echter nog niet alles. Af.rr- knansehe stamanen bereiden uit de vrucht een soort meel. llrood en koeken uit. dit meel gebakken zijn een voortreffelijk voe dingsmiddel Hoe algemeen hel meel der bananen door de Indianenstammen van Ni caragua en San Salvador gebruikt wordt, blijkt hieruit, dat men een Indirumsohe, vrouw haar zuigeling kan zien voeden met brij, ruit dit meel gekookt, uit eenzelfde» pot -als haar jonge varkens cn haar apen. De aankweeking der bananen is oven een voudig als voordeclig. Een stam levert wel iswaar maar één vrnchtkolf, maar deze kan een gewicht van 40 K.G. bereiken. Xa den oogst, sterft, de stam af, maar dadelijk ontspruit op zijn plaats ecu nieuwe, audit herhaalt rich nog tweemaal irr het jaar, zoodat een plant meer dan 100 K.G. vruch ten kan leveren. Het. hoofdbestanddeel.der vrucht is zetmeel', dat als de vrucht rijp is in suiker overgaat. 'Op een oven groote oppervlakte moet een banaan vier cn veer tig maal zooveel voedingsstof bevatten als een 'aardappel. Als eon Inzonderheid zegt inen nog ter eere van de banaan, dat ze niet gegeten kan worden als men alcohol gebruikt. Wordt ze gelijk hiermee of kort daarvoor genut tigd, dan heeft de gebruiker dientengevolge een alleronaangenaamst uurtje. NEDERLAXDSCHE WIJSHEID. Laet haeters slirreke haul vrij zaeien, Gots rechte weet de vrucht te maaien. Vondel. De zonne boort een gat in 't morzig wolkenduister, en plotseling herleeft, vol pa'radijzenluister, weer, om en overal de schoonc lentemaand.. Gezelle. Ghy moet u s el ven wechgeven omu sel- ven te behouden. Thomas A Kempis. Uw moeder zult ge eeren, en ook uw Moedertaal Beets. Wedstrijd was de lust der Ouden, Wedstrijd is het voorwaarts gaan! Potgieter. 't ïs ons goet, dal. wij somwijlen e'ènige swarichheden ende tegenspoeden hebben, omdat ze menichmael den geheelen mensche totttet herte brengen. Thomas Kempis. MODE. De allernieuwste mouw wordt hoog op den schouder ingezet cn is niet zoo heel wijd, maar wel rijk gegarneerd. De korte mouw, die bij den elleboog eindigt, wordt veel voor gekleede toiletten genomenheeft men liever den onderarm niet geheel onbe dekt, dan laat men de mouw in kant of crêpe de Chine uitkropen. Men zal dit voorjaar veel gekleurde bor duursels en Grieksche randjes zien, borduur sels met goud on zilverdraad zullen de lichtere verdringen. Men zegt, dat de mode van 1906 terug zal keeren naar de fijne Indische mousselinen die Josephine irr de vorige eeuw ingang deed vinden, en die zich zoo gemakkelijk om het lichaam voegen. De smaak is zoo veranderlijk, dat men nu waarschijnlijk die .nauwsluitende eenvoudige japonnen zal zien als opvolgsters van de tegenwoordige rijk versierde. In dn warme dagen zullen japon nen met lage halzen gedragen worden; in ieder geval zal men niet meer dien stijven, nauwen, hoogen kraag zien, die den hals zoo geheel insloot. Deze verandering in de mode is een re den tot blijdschap voor den juwelier; hals kettingen, die plaats hadden gemaakt voor de lange kettingen, waaraan de juwelier zoo weinig kunst besteden kan, worden nu weer gedragen, en in de antiquiteiten-win kels zoekt men de kleinoodiën uit den tijd van het eerste keizerrijk, vooral die met mooie gommen zijn versierd HEIXE's VROUW. Toon Heine zijn latere vrouw Mathilde Crescentia Mrrat in het jaar 1834 leerde kennen, was zij een meisje van 15 of 16 jaar, dat juist van buiten naar Parijs ge komen was. Een tante had haar daar laten komen om haar tot hulp in den winkel te zijn. Daar achter de toonbank zag de, van alle Parijsche genoegens meer dan verza digde, dichter, het kleine innemende meisje, terwijl hij uit de Voorname salons kwam, waar vorstinnen hem om het zeerst-vleiden. En na de geestvolle gesprekken, na de kunstmatige genoegens in die salons, had het eenvoudig bekoorlijke en zelfs geeste- looze gebabbel van het buitenmeisje des te meer aantrekkelijkheid voor Heine. Hij vond bij haar orrvervalsclil.e natuur. Dat werkte verfrissclrend on den oververzadigde. In dien lijd schreef Heine aan zijn vriend Lewald: „Heb je hof. Hooglied gelezen? Lees het dan nog eens, je zult daar alles in vinden, wat ik je zou kunnen zeggen." Zoo went hot mooie meisje, dat eenige weken te voren in haar dorp nog de koeien had gehoed, de vriendin van een dichter, floor wierr zij onsterfelijk is geworden. Zij vermoedde niet, dat de Duitsche lieer, die altijd zoo gezellig met haar praatte, we reldberoemd was, zij wist nauwelijks wat een dichter was. Dat juist streelde hem het meest; inde voorname salons werd hij aartgebeden, om dat hij do beroemde Heirrrich Heine was, de geestige dichter; dit meisje had hem lief om zijns zelfs wil. Zij vormden dus spoedig een zoogenaam de ménage parisicn. Wol bestond er groot verschil tusschcn do twee, het jonge meisje ging dol graag naar een comcdio of een circus, de vijf en dertigjarige Heine had geen plezier moer in dergelijke dingen, maar hij beschouwde haar als een kind, dat men veel moet toegeven, cn liet haar met zijn vrienden uitgaan. Wel hinderde den dichter Mathildes to taal gebrek aan beschaving. Toen hij haar leerde kennen, kon zij lozen noch'schrijven. En ia de kostschool, waarheen Heine haar zond, voor hij haar tot zich nam, leerde zij buitengewoon weinig. „Hoe kon hij zich gelukkig voelen," vraagt een zijner vrienden, „met een vrouw die ongelooflijk onwetend was cn zich ook volstrekt niet wilde laten beschaven? Zij had zich aangewend om te spreken als een drie- of vierjarig kind, wat misschien wel aardig leek, toen zij heel jong was, maar niet meer bij haar paste, toen zij naar de dertig liep. Zij was dom en vond het aar dig zich nog rlommer voor te doen; zij meende, dat men daar plezier in had." De geestelijke ongelijkheid was dus wel heel groot en van een meeleven van Ma thilde met haar man in dien zin kon geen sprake zijn. Heine scheen daar echter geen behoefte aan te hebben. Hij was haar dank baar voor elk bewijs van liefde, vond het heerlijk dat zij hem, den onrustigen geest, een kalm tehuis bereidde en met groote, opgewektheid schrijft hij aan zijn vriend, toen hij met zijn vrouw buiten was: „Mathilde zit naast mij nieuwe hemden voor mij te naaien;" aan denzelfden stuurt hij ook met een geestigen brief een kleedje, dat zijn vrouw tijdens zijn afwezigheid voor hem gemaakt had. In de ruim twintig jaar hunner vereerrj- ging kan men geen enkele uiting van den dichter aanwijzen, waaruit men tot een verkoeling zijner liefde zou kunnen beslui ten. Integendeel! De in geldzaken zoo onbezorgde dichter werd door de liefde yoori Mathilde een overleggend man. Toen hij' genoodzaakt werd tot een duel liet Heine zich, om daardoor tenminste ©enigermate voor Ma thildes toekomst to zorgen, met haar in den echt verbinden. Twee dagen na de bruiloft maakte hij zijn testament, waarin hij zijn vrouw universeele erfgenaam maakte. Door hun huwelijk veranderde echter niets in hun verhouding. Heine bleef zijn vrouw even vurig liefhebben als hij het haar voor hun huwelijk deed. Hij schreef in 1843 aan zijn broeder Maximiliaan „Mijn vrouw is een goed, natuurlijk, vroo- lijk kind, zoo veranderlijk als eon Parijsche, maar zijn kan, en zij laat mij niet toegeven aan de zwaarmoedige droomerijen, waartoe mijn natuur zoozeer geneigd is. Sedert acht jaren heb ik haar lief met oen teederheid en een hartstocht die aan het fabelachtige grenzen. Ik heb in dien tijd verbazend veel geluk genoten, een mengeling van kwelling en zaligheid, meer dan goed was voor mijn gevoelige natuur," Zijn liefde ontaardde dikwijls in razenden ijverzucht. Mathilde gaf hem daartoe niet de minste aanleiding. Men kan gerust geloo- vcn, dat, als er in dit opzicht, ook maar hot minste op haar aan te merken was ge weest, allen die zoo nauwlettend toezagen op alles wat Heine en zijn vrouw betrof, dit wereldkundig gemaakt zouden hebben. Men weet echter, dat Heine, ondanks zijn jaloerschlreid, steeds weer de trouw zijner Mathilde prees cn men weet ook, dat deze hem zelfs na zijn dood trouw bleef en zeer goede huwelijksaanzoeken afsloeg, ofschoon ze nog pas ruim dertig jaar was, dus nog een heel leven voor zich had en de laat ste acht jaren van Heines leven zijn voort durende ziekenoppaster had moeten zijn. Mathilde las hem dan voor al de werken van Dumas bijv. en het wekte den zieke op als zij, nadat zij uitgeweest was, hem vertelde van alles wat zij gezien en. gehoord had. Hij kon met. haar schert sen en de gekste dingen uithalen om hen beiden op te vroolijken. Het spreekt van zelf, dal. zij zeer met het. lot van haai man begaan was. „Dikwijls stortte zij tra nen over zijn akelige ziekte, maar een klei nigheid was in staat die tranen te drogen," zegt Alfred Meiszner. „Ilaar levenslustige aard beschouwde alle ernstige verschijnse len als voorbijgaande en dat was een ze gen voor Ileine. Dat kalm vertrouwen maakte, dal. zij van ieder goed uurlje ge noten, hel stelde hem gerust over het lot zijner vrouw en maakte hem zelfs in zijn ellende nog gelukkig." Het blijkt uit alles dat Heine Mathilde werkelijk heeft liefgehad en hij had daar ook wel reden toe. Er was iets vaderlijks in de liefdo van den zich oud voelenden man voor hot jonge vrouwtje, dat steeds een kind bleef. Hij verblijdde zich over haar vroolijkheid, rnaar liet haar niet aan zijn strijd deelnemen. Had hij het hoofd ook vol zorgen, kromde hij zich onder het leed, altijd kon hij voor zijn vrouwtje nog een schertsend woord vinden wie zou ook zijn kind lastig vallen mot zijn eigen lijden! Hij had. or plezier in, als z.e zich mooi aankleedde en zijn liefde overwon zelfs 'zijn ijverzucht, zoodat hij er genoegen in kon vinden, als zij zich mooi maakte, niet voor hem, die altijd op hel. ziekbed lag uitgestrekt, maar voor anderen. Hij was dus in waarheid een goed echt genoot voor zijn vrouw, voor wie hij ook uit ecu wereklsch. oogpunt goed zorgde. Dat hij zich als haar echtgenoot tegelijk haar vader voelde, drukte hij uit. in zijn gevoelvol gedicht „Au die Engel", waarin hij smeekt., dat deze na zijn dood zullen zorgen voor haar, die bij hem dc plaats van gade en kind. beide bekleedde. IERSCHE KANT. Hot stokpaardje der damesmode van te genwoordig is kant: kostbare, met de hand vervaardigde, zoogenaamde echte en do machinaal verwaardigde nabootsingen daar van. Zeer in trek is de lorsche kant. Zoo noemt men op guipure gelijkende gehaakte kant, door lorsche vrouwen naar het be ginsel der oude volkskunst l'iligrainachtig bewerkt.' op een grond van losse steken met picots verheffen zich bloemen-, blader en dergelijke figuren. De lorsche kant-in dustrie heeft haar oorsprong te danken aan ti slechten aardappeloogst van hel. jaar 1846. Van uit Youngiral aan dc Zuid kust van bet groene eiland werd deze kunst over geheel Ierland verbreid, en de, schoone „rose point", waarom het klooster New Rosz beroemd is geworden, heeft zich ont wikkeld uit een patroon, dat oen Iersche non een menschenleeftijd geleden van een marskramer kocht. De opleving dezer oude kunst, haar beoefening ook op het vaste land, en haar opheffing tot een werkelijk hoogstaand kunsthand werk danken wij aan Oostenrijk. Hier bestaat erar „vereeniging tot opheffing der kant-industrie", die de voortbrengselen van den huisarbeid verza mel t, voor nieuwe afnemers zorgt en nieuwe patronen door de eerste kunste naars en kunstenaressen laat ontwerpen. Dc Iersche kant zat de modekant van den aanstaanden zomer worden. Ze is dan ook heel mooi en het moeten zeer Bekwame, fijne vromveimngers zijn, die dit kunstwerk kunnen vervaardigen. In deze maand vierde de beroemde doch ter eener beroemde moeder, VVilhelmina vorr Hillern, de dochter van Charlotte Birch- Pfeiffer, haar 70sten geboortedag. Oor spronkelijk een tooneelspedster, gaf zydit beroep op na haar huwelijk met den heer von Hillern on wijdde zich aan het roman schrijven. Van haar boeken, die alle zeer boeiend zijn, hebben „Gier Wally" en „Aan het kruis", een roman die handelt over dc Passiespelen te Oberammergau, den mees ten opgang gemaakt. In dit mooie plaatsje bewoont zij een beeldige villa; bier leeft zij mee inet .dc bewoners van het zoo heel bizondere stadje, Over wier leven en kunst haar dochter een uitgebreid, rijk met af- beeldingen voorzien werk heeft geschreven. RECEPTEN. Notengebak. Klop twee eieren; doe daar een kopje bruine striker hij en een klein beetje zout, een kopje vol noten, drie eetlepels bloem, een lepel bakmeel err oen theelepeltje va- nillepocder. Laat dit omstreeks vijf minu ten in een warmen oven bakken. Aardappelsoep. Laat vier groote aardappelen in ruim twee liter water koken.'Als do aardappels fijn gekookt zijn, voegt, men er nog twee groote, aardappels bij, drie of vier uien cn twee flinke eetlepels boter. Laat dit alles goed koken tot de aardappels en uien heel goed gaar zijn. Doe erdan zoul, peper en wat Sjraansche peper bij. YOOR KINDEREN. EEN ONGELUKSDAG. „Jan", riep mevrouw Reinders. Een klein, in 'l groen gekleed, ventje kwam aanloopen en sprak „Wat blieft u, mevrouw?" „Kijk eens, jongen, hier is een mooio hoed, dien je hij mevrouw De Vries op de Keizersgracht moet brengen." „Goed, mevrouw," antwoordde Jan, En hij nam de hoededoos in de hand, die mevrouw Reinders hom aangaf. „En blijf voorat niet onderweg spelen!" „0, mevrouw!" zei Jan op den toon van iemand die zich bolee.digd voelt door een zeer onverdiende verdenking. En irij begaf zich met groote waardigheid mei. zijn doos narr den arm op weg. Jan was veertien jaar en sedert onge veer een half jaar in dienst bij het groote hoedennmgazijn van mevrouw Reinders.Hij was een aardige blonde jongen niet oen frisch, vroolijk gezicht eu zag er keurig uit in zijn mooie groene livrei met de platte pet, waarop dc naam van het maga zijn in gouden letters geborduurd was. Een beste jongen, dien men ten volle had kunnen vertrouwen, als hij niet zoo ver bazend veel van knikkeren had gehouden. Als hij kennissen tegenkwam, die daar mee bezig waren, dan vergat hij dat hij zijn boodschap zoo gauw mogelijk moest, doen en speelde wel eens een spelletje mee. En hij had heel wat kennissen in Am sterdam I Dien dag was het prachtig weer; men' was in het begin van den zomer, de zou scheen aan een helderblauwen hemel en Gedrukt ter E Jan genoot van hel loopon, totem!, hij op eens zijn naarn hoorde noemen. „Hé, Jan, waar ga je naar toe?" En toen hij keck in do richting, vanwaar hij de stemmen gehoord had, zag hij twee vrienden, Bas, de kleine telegrambesteller, en Gris, do bankelhakkersleerling. Jang ging naar hen loe. „Je ziet er uit, alsof je haast liad, Jan zei Gus. „Ik moet ook een hoed wegbrengen." .„Dat hoeft zoo gauw niet... we kunnen' met ons drietjes wel even een beetje knik keren." Jan krabde zich achter bet oor. Hij streed een zwaren strijd. De woorden van mevrouw Reinders: „Blijf vooral niet on derweg spelen," klonken hem nog in de opren. Maar Gus ging voort: „Die mevrouw zal er niets van krijgen, als ze een kwartiertje langer op haar hoed moet wachten; ik moet ook eon taart wegbrengen." „En ik mooi, drie telegrammen bezorgen, maar daarom kan ik wel even een spel letje doen," sprak Gus. 'Dat gaf den doorslag. 'Als men op drie telegrammen kon wachten, da.n kon me vrouw 'De Vries ook wel een «ogenblikje geduld hebben. „Eén spelletje dim," zei hij. Hij zette den hoed naast de taart neer en het spel begon. Er kwamen andere jongens om hen heen slaan e.n lmt ceim spelletje volgde op hel. andere, tol,dal. na een half uur Bas vond, dal. er nu lang genoeg op de telegrammen gewacht was. Be drie vrienden namen afscheid en gin gen ieder hun eigen weg. Onder het loopen dacht Jan: „Wat is die doos veel zwaarder dan eerst, zoude hoed gegroeid zijn in dien tijd?" Hij deed de doos open cn Hij voelde zijn haren te berge rijzen, en werd doodsbleek, bét angstzweet stond hem op 't voorhoofd. Irr plaats van den hoed voor mevrouw De Vries was er een taart in de doos. Terwijl zij aan hel. knikkeren waren had ee X- we grappenmaker den hoed en de taart tewisseld. Jan begreep, 'dat ïuj verloren was. Hij kon niet naar mevrouw Reinders teruggaan. Zij zou liern natuurlijk wegsturen en hoe zou men hem dan thuis ontvangen? Een oogenblik dacht, hij erover Gus te gaan opzoeken, maar waar zou hij dien vinden En zelfs al vond hij hem, de hoed zou in de taartedoos gVheel bedorven zijn! Hij was dus onherroepelijk verloren, durf de niet naar huis gaan cn besloot te vluchten. Maar waarheen? Hij stak tie hand in den zak en voelde, dat hij een- guldon en vijf en zestig cent bij zich had: dat was een groote som. Hij ging naar hel. station met het plan een kaartje naar België te nemen. Maar al voorlloopende bedacht Irij. dat zoo'n kaartje wel meer darr één gulden vijf en zestig zou kosten eri dat hij gelukkig zijn fiets liad neergezet hij een vriendje, die in cerr koffiehuis in de. buurt bediende. Hij haalde zijn wiel dus op en besloot per fiets naar België te trekken. Heel pre cies wisl. hij wel niet hoe hij daar moest komen, maar hij begreep, dat hij naar hei. Zuiden moest gaan. Ongelukkig kwam Jan in do drukkeLeid- sclre straat te dicht hij een rijtuig en l.oen hij daarvoor op zij .won gaan, gaf Irij een le forscherr ruk aan zijn stuur, zoodal. Irij op het trottoir viel met het hoofd in een mand met eieren, die daar juist was neer gezet. Je kunt begrijpen, hoe hij cr uitzag, Hij had niet lang werk oru op lc slaan, maar dc arme jongen was heel en al vol met eierdooiers cn eiwit. Met. den moed der wanhoop ging hij maar weer op zijn fiets zitten cn reed zoosnel als hij kon verder. Maar, helaas' liet ongeluk vervolgde hem! Een eind verder hoorde hij roepen„Pas op, voorzichtig I" Er liep een man voor hem mol. een zak op de schouders; hij wou uitwijken maar viel err Jan kwam hoven op den zak te recht, die daardoor npcnbgrstle, Hoe afschuwelijk! De zak was mol. zeegras gevuld. En dc arme. Jan had, l.oen hij weer op zijn fiets ging ziften, niets mcnschclijks meer aan zich. Het zeegras was overal vastgekleefd aan hui eiwit, waarmee zijn lichaam bedekt was, zoodal Irij cr als een monster uitzag. Maar Jan stoorde er zich niet aan; men riep hem na, men lachte liém uil, hij bleef cr onverschillig onder. Hij reed maar door. Hij wist niet waarheen, hij trapte maar voort, altijd verder. Onderwijl groeide hut aanlal jongens, dat liem najouwde, steeds aan, verscheiden» liepen een heel eind met hem moe; dat gaf zulk een opstandje in de drukke. Arnslcr- damsché stralen, dat er de aandacht van een politic-agent doo.r getrokken werd. Deze liet den wonderlijk i.oegeiakelden jon gen van zijn wiel afstijgen, nam bom mee naar hol naastbij zij rule bureau en liet hem daar zijn weden-aren vertellen. Onder ge leide van een agenL werd iiij daarna, bij zijn ouders gebracht, die wel heel boos waren, maar vonden, dal. Irij al genoog ge straft was cn hom dus niet al te erg be knorden. Hij moest mevrouw Reinders om verge- ring gaan vragen, on daar deze hem na hel gebeurde niet meer in haar dienst te rug wou nemen, werd er een andere be trekking voor hem gezocht, waarin hij ge lukkig heter oppaste. UJKKERIJ V. d. SCHIEDAMSCHE COURANT»

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1906 | | pagina 10