Okdrukt tb» Drukkerij v. d. Schiedamsghe Courant. l u te ontkomen. 3 Ia ar dit is nog niet hot ge val, Twee zagen snijden er dc einden af met een korten slag en een x-egen van vuur werk stort neder. Stalen handen grijpen hot dan opnieuw en doen het door een koude rolmachine gaan om zijn oppervlakte hard te doen worden. Nu moet hij nog maar al leen recht gemaakt worden en moeten er nog gaten in geboord Daarmee is hij klaar. Geen menscholijke hand heeft hem aan maakt, van het begin tot het eind. Het eenige werk, dat met de hand gedaan wordt, is het inboren dor gaten, Als men hom in zijn loopbaan volgt, ziet men maar heel weinig werklieden. Ilier en daar- ziet men werkplaatsen, waarin menschen bezig zijn. Het zijn geen gespierde Samsons. De mees te hunner zijn moor vlug dan krachtig. De tijd van ruwe kracht is uit. EEN GESCHIEDKUNDIGE HERINNERING. In de lSde eeuw verzocht de Oosten* rijksclie keizerin Maria Theresia, knappe, vermogende jonge edellieden naar Weenen to zenden, om een buitengewoon keurig gckleede lijfgarde der keizerin te vormen. „Het moeten allen knappe kerels zijn," had Maria Theresia geschreven. En in Hongarije, waar, zooals men weet, mannen zoowel als vrouwen om hun schoonheid bekend zijn, trokken talrijke jongelieden naar Weeuen om zich voor de lijfgarde aan tc geven. Door het overgrooto aantal, dat zich aanmeldde, kwam Maria There sia niet weinig in verlegenheid, en zo was aan het einde van een lange audibntiewel wat geërgerd, toen er, nadat alle mooie jongelieden vertrokken waren, nog een klein, Icelijk mannetje overbleef. De. kei zerin vroeg hem verbaasd, wat hij eigen lijk vilde, waarop hij zonder ecnige verle genheid antwoordde dat hij in de lijfgarde venschte te worden opgenomen. De kei zerin was zoo verontwaardigd over dit on verwachte antwoord, dat zij. de anders zoo taktvolle vrouw, hem vroeg, of hij dan niet wist hoe leelijlc hij was. Zo zal wel dadelijk spijt gehad hebben over die vraag, maar ze werd in ieder geval ge heel ontwapend door het antwoord van den leelijken jongen man: ,,Ik dacht, dat het geen kwaad zou kunnen, als er onder de talrijke schoone jongelieden uit de lijf garde ook een verstandig man was, en ik geloof ,dat ik dat kan zijn, ik heb iets geleerd in mijn leven." De keizerin vroeg hem daarna naar zijn naam „Georg Bessenyei," was het antwoord. ■Om hem op de proef te stellen sprak Maria Theresia hem in het Latijn aan, dat ze zelf volkomen meester was. Bessenyei bleef haar het antwoord niet schuldig, en daar hij verder bewees, dat hij buitenge woon ontwikkeld was, nam de koningin hem aan haar hof. Hij werd bij de lijf garde geplaatst en bracht het daarbij zoo ver, dat bij er vier jaar lang kommandant ran was met den rang van generaal. Nog meer werd Bessenyei bekend als dichter, en zijn drama's en vertellingen hebben evenzeer een blijvenden indruk ge maakt, als zijn uitstekende esthetische, his torische en algemeen letterkundige geschrif ten. In Hongarije wordt de naam van Georg Bessenyei nu nog met trots genoemd. Keizerin Maria Theresia benoemde Besse nyei tot hofbibliothekaiïs en in die betrek king is hij op Imogen leeftijd in het begin der vorige eeuw gestorven. Het plan tot stichting eener Hongaarsche akademie van wetenschappen is ook van Bessenyei af komstig. ter boven den bodem steekt in den hollen populiersinm de buis omhoog. Die popu- lierstam heeft nu weer wortel gescholen en zich langzamerhand 'tot een tamelijk sterken, rijk van takken voorzienon stam ontwikkeld. De buis is cr geheel door om geven en op die manier tegen de kou beschut. EEN ZONDAG AAN DE DIEREN GEWIJD. In Engeland, de bakermat der dieren bescherming-beweging, is een eigenaardige gewoonte ontstaan. Op een zekeren Zondag wordt daar in meer dan 2000 kerken en kapellen de plicht der barmhartigheid en rechtvaardigheid tegenover de dieren ge predikt. Dit gebeurde voor de eerste maal ill 1862 toen de Londensehe „Koninklijke Maatschappij ter wering van wreedheid te genover dieren", de geestelijkheid een der gelijk verzoek deed Daarna heeft men die dicrenbeschermingspreeken volgehouden, eu door hun hulp is het recht der dieren op een ntenscheiijke behandeling in steeds grootere kringen van Groot-B'ritiannië er kend geworden. DE NOORDELIJKSTE TUINEN YAN EUROPA. De Noordelijkste tuinen van Europa lig gen onder den 67stcn breedtegraad in het door zijn ijzermijnen bekende deel van Zweden Galliwara op dezelfde hoogte als dc onbewoonbare ijszeekuston van Noord- Amerika. De eerste 'tuin werd daar in het voorjaar van 1S90 aangelegd. Do aanplan- iingen scholen goed op, zoodat er nu de Siberische appelboom bloeit en aalbessen, aardbeien en kruisbessen er groeien. Men verbouwt er ook asperges, bloemkool, sa lade, beetwortels en peen. In den herfst van hetzelfde jaar legde men iri den stijl der Engclsche parken een tweeden tuin aan van 2500 M2 grootte. Hier is het zelfs gelukt talrijke bloemen, aan te kwee ken, leliën en theerozen bloeien daar. 'On der de bladplanten vindt men or tabaken maïs, onder de hoornen heeft men crveel edele naaldboomsoorlen en berken. LEVENSKRACHT VAN PLANTEN. Hoe dieper we in het leven der natuur afdalen, hoe meer ontmoeten we dat merk waardig vermogen van het individu, om verloren gegane, d. w. z. bij den strijd om het bestaan ingeboete orgaandeekm, ja zelfs geheele organen weer terug te krij gen. Het is bekend, dat bijv. de amphibieén enkele ledematen, den kruipenden dieren de afgebroken staart weer aangroeit. Ja, bij de wormen, bijv, onze regenwormen, groeien de gescheiden lichaamsdeelen, als ze tegen elkaar worden gelegd, weer aan een. Nog grooter is dit herstellingsvermogen brj do planten. De plant kan alle doelen opnieuw vormen: een wilgentakje bijv. krijgt, als het in de aarde wordt gesto ken, wortels en bladeren en kan tot een boom opgroeien. Nog meer: bij de plan ten kan men zelfs de normale ontwikke ling veranderen. De Duiische geleerde Klebs heeft aangetoond, dat men onder zekere inwerking uit stengeluiteinden wortels, uit bloemen bladeren en wortels, uit den sten gel der tulp bollen enz. geheel naar wil lekeur kan voortbrengen. Planten hebben dus in zeer sterke mate het vermogen, zich te herstellen en een buitengewone levens- tracht te ontwikkelen. Ieder heeft wel eens opgemerkt, dat wilgen en eiken, waarin holten zijn, groot genoeg om er een mensch in te doen plaats nemen, lustig groeien en bloeien. Deze merkwaardige levens taai heid brengt dikwijls eigenaardige verschijn selen voort. Een bizonder merkwaardig voorbeeld van de levenskracht van hoornen is de zoogenaamde levende pomp in het dorp Gunten aan het Thuner meer. Twin tig jaar geleden werd daar voor het post kantoor een pomp gemaakt, zooals men die in alle dorpen in de bergen ziet. Ter bekleeding van de in den bodem geslagen ijzeren huis koos men den stam van een jongen populier, waaraan de schors nog gebleven was. Ongeveer anderhaJven me- EEN REKENING VAN PA GA NI NI. Te Parijs weid onlangs een brief van Pa- ganini ontdekt uit het jaar 1838 aan een ongenoemd persoon. Het schrijven luidt als volgt: „Tot mijn leedwezen zio ik mij gedwon gen uw geheugen een weinig op te fris- schen ten opzichte van eenige schulden, die u aan mij heeft. Ik moet u aan iets herinneren, wat u niet had moeten vergeten. Hierbij mijn rekeningetje, om welks spoedige voldoening ik u moet ver zoeken voor 12 lessen aan uw dochter, opmerkin gen over do muziek, die zij in mijn tegen woordigheid ten gehoore bracht, 2.400 frs. voor 8 maal spelen bij u aan huis hij verschillende gelegenheden "24,000 frs. To taal 26.400 frs. Hierbij zijn nog niet eens inbegrepen die mondelinge lessen, die ik uw dochter gaf, als ik bij u ten eten gevraagd was (l)een vriendelijkheid, die ik haar gratis bewees, om haar een waar beeld der muziekweten schap te geven. Ik hoef u niet verder dui delijk te maken, dat men menschen, die u een dienst bewijzen, dient te betalen, daar u ook noodig vond, dat ik dokter X. 110 frs. betaalde, toen hij mij genezen had door eenige wenken, die hij mij bij uaan huis gaf. Ik ben ervan overtuigd, dat het u duidelijk is, welk een onderscheid er be staat tusschen cle zoogenaamde bezoeken van dien dokter en wat ik voor u deed, en dat n flus mijn eischen zeer beseheiden znlt vinden vergeleken inet die van genoem den heer. Niet mijn beleefde groeten blijf ik uw dienstwillige, NlöOLAI PAGAN1NI." „Jan," sprak een liefhebbende moeder, „ik heb drie stukken koek in de kast ge laten en nu is cr nog een. Hoe komt dat?" „Ik wist niet, dat, er nog een stuk over was," was het antwoord. Bezoekster: „Dus verkoopt u uw huis niet?" Gastvrouw: „Ja, ziet u, we hadden de zaak in handen gegeven van een woning agent, en toen we zijn advertentie gele zen hadden, konden mijn maai en ik geen afstand doen van zulk een volmaakt huis." „Is het noodig, dat ik er postzegels bij insluit?" vroeg een aankomend dichter, „Zeker, dat is zelfs noodig er dan dat u er verzen insluit," was het antwoord. NEDERLANiDSCHE WIJSHEID. De mensch. krijgt altijd ongelijk, behalve in zijn Godsvertrouwen. Groenowegen. Een oogenbük, een blik gaat strijken Met d'etre en 't licht van koninkrijken, Een bui ontkleedt de bloem Van al haar pracht en roem. Vondel. Dank, o God, dat Ge uit het kwaad ook Goed "tc trekken machtig zijt, En beleedigd, uw genade ook In de straffe indachtig zijl. Gezelle. Als ge doet een eerlijke daad, Al is 't mot moeite on arbeid groot. Do moeite door do lust vergaat, En de arbeid blijft ook na den dood. Roemer Visscher. DE MACHT VAN DEN BLIK. „Ja", zei Mark Twain, eens. toen men over hypnotisme en mesmerisme sprak, „ja, ik heb de macht van den blik zelf be proefd. Eens liep ik, niets kwaads ver moedende, over het veld, toen oen woe dende slier recht op mij afkwam. In waanzinnigen angst sloeg k een an dere richting in, maar de stier ging mij achterna. Daar keer ik me plotseling om. Maar twee pas is de stier van mij af en ik zie hem, aan strak, plotseling geheel onbevreesd. Hij slaat zich het lichaam met den staart, heft den grooten kop op en zijn blik treft mij, zooals de mijne hem. En toentoen sdhuddc hij den kop, draaide ?ich om en liep weg. „.Wonderlijk," riepen allen uit het ge zelschap. ,..Ta, heel wonderlijk, maar ik vergat te zeggen, dat er op het ©ogenblik,toen ik me omdraaide, een muur was tusschen den stier en mij, waarover ik met oen Hinken sprong heengekomen was." Allen lachten. „Waar blijft nu de macht van den blik?" vroeg iemand. „O, daar kan niemand iets tegen inbren gen, want zonder de macht van mijn blik zou ik den muur niet gezien hebben." Aardsclie lust is haast genoten; "Wijn is 't op een zeef gegoten. Rects. "VOOR DAMES. haar vrienden te bezoeken. In sommige afgelegen doelen van Griekenland wordt dit zoo sterk doorgevoerd, dat oen jong meisje maar eens per jaar op nieuw jaarsdag in het publiek verschijn!. Na haar huwelijk mag zo echter alleen uitgaan, maar de ledigheid en holheid van haar le ven zou ons, Nederlandsche vrouwen, die in zoo velerlei dingen belang stelten, ver baasd doen staan. EEN OORDEEL VAN GOETIIE's MOEDER. Nadat Goethe's moeder eenigen tijd met madame dc Staël was samengeweest, sprak ze „Een beroemde vrouw is iets eigenaar digs, geen andero kan zich met haar me ten; ze is als brandewijn, waarmee hei koren, waaruit het gemaakt is, zich ook niet kan vergelijken. Brandewijn prikkelt op die tong en stijgt naar het hoofd, dat doet een beroemde vrouw ook. Maar ik houd toch meer van heit koren; de zaaier zaait dat in de losse aarde, en de zon en de vruchtbare regen lokkan liet or wear uit, en dian bekleedt 'het de velden met zijn groen en draagt gouden aren, waar na er nog een vroolijk oogstfeest volgt. Ik wil liever een eenvoudige tarwekor rel zijn, dan een beroemde vrouw, onwil ook liever dat „hij" mij voor zijn dage- lijksch brood gebruikt, dan dat ik hem als opwekkenden drank naar hot hoofd ga." „Hij" was natuurlijk haar zoon. MOEDERS VAN VORSTEN. Frederik de Groote had veel te danken aan zijn moeder Sofia. Dorothea, koningin van Pruisen en prinses van Hannover. Ze bezat een krachtigcn geest en oen scherp verstand, en hij vereerde haar afgodisch. In do „Geschiedenis van clen zevenjari gen oorlog" heeft de gekroonde schrijver een vereerend gedenkteeken voor haar opgericht. Ongetwijfeld heeft het. scherpe verstand, de geestkracht en de heldere zin der ko ningin-moeder een grooten invloed op de geestelijke en zedelijke ontwikkeling van haar zoon gehad. Een vrouw, die de harts tochtelijke natuur van haar man wist te beteugelen, die onder alle hofintrigen haar hooge majesteit en edele vrouwelijke'vaar- I digheid wist te bewaren, die haar kinderen j in vaderlandslievenden en humanen geest opvoed.de en voor de idealen, waarvoor zij zelf leefde, wist te doenj voelen zulk een vorstin was inderdaad een bizondere moeder. liet is dus duidelijk, dat Frede rik zich vanaf zijn vroegste jeugd, sterk tot haar voelde aangetrokken. led,er weet wat Maria Theresia vóórhaar zoon Jozef II was Zij behoort ongetwij feld tot de uitinuntendste en edelste vrou wen, d,ie ooit een troon innamen. Tot heersdien geboren, vcreenigd.e zij met haar schitterende eigenschappen als vorstin alle huiselijke deugden, want ze was een lief hebbende, trouwe echtgenoot en een har telijke, zorgzame moeder. "Waarschijnlijk zou het lot van Maria Antoinette anders zijn geweest, als d,eze meer naar haar moeder geluisterd had. "Wereldberoemd is ook de moeder van Napoleon. Een echte vrouw in den waren zin van het woord, bezat ze een manne lijke geestkracht, en een onbuiigzamen wil. Ze was hartstochtelijk m liefdp en haat, evenals Napoleon, en had, een verbazende levenskracht. Napoleon voelde altijd onbe grensde liefde voor zijn moeder. Nog op St. Helena zei hij van haar: „Mijn geluk en alles wat ik goed gedaan heb-, dank ik aan mijn moed.cr." In dc dagen van voorspoed en weelde, verweet men haar gie righeid en toch spaarde ze. alleen voor dc haren, want ze voelde instinktmatig, dat hel grootsche kaartengebouw, dat Napo leon oprichtte, eens ineen zou kunnen zin ken. Toen dit gebomde, was ze dadelijk bereid, haar geheele vermogen voor den keizer op te offeren, he,m tot den Mat sten penning te geven en zelf te trachten in baar onderhoud te voorzien. DE KINDERKAMER. In do eeuw van het kind heeft mer< na tuurlijk bizonder veel zorg voor do kin derkamer. Zoo het eenigszins mogelijk is moot men hot. kind van zijn vroegste jeugd af ècn kamer voor zich geven, waar het naar hartelust speten kan, maar 'waarvooir het ook verantwoordelijk is, Hoe grooter en luchtiger dit vertrek is, hoe boter, maair ook kleinere kamers kunnen praktisch, mooi en hygiënisch ingericht worden. De kamer moet op het Westen of het Zuiden liggen, want, do zon moet er vrijen toegang hebben. Ook frissche lucht moet er gemakkelijk kunnen binnenkomen. Na tuurlijk dekt geen tapijt den vloer, die goed met vocht moet kunnen worden algeno- men, linoleum is dus wel het beste ervoor. De meubels moeten vroolijk cn praktisch zijn, te scherpe hoeken worden vermeden, om ongelukken bij het vallen te voorkomen. ï)e muren worden natuurlijk versierd mot eenvoudige platen, die het kind begrijpen kan. „Handen omhoog!" riep een roover, ter wijl hij zijn revolver aanlegde. „Als je je beweegt is. het met je leven gedaan!" „Mijn waarde heer," antwoordde 'tslacht offer, een professor in etymologie, „mag ik u even doen opmerken, dat uw bewe ring onjuist is. Als ik mij beweeg, is dat een bewijs, dat het nog niet met mijn te ven gedaan is. U moet altijd denken voor u spreekt." RECEPTEN. Brood met appelen. Een soepbord vol fijngemaakt brood wordt met 1 H.G. suiker, wat kaneel en kruidna gels dooreengemongd. Hiervan doet men een laagje in een met boter bestreken vorm, plaatst er oen laag rauwe appelschijfjes op, die men met suiker, kancel on opgezwollen rozijnen bestrooit, voegt er weer een laag brood op, enz. Ten laatste voegt men er kleine stukjes boter op en laat het 1IA/a uur bakken. Karlsbader meelspijs. i/8 K.G. meel wordt met 1/2 L. melk goed gemengd, waarna men er 1/2 ÏI.G. boter, 2 eetlepels suiker, 5 eierdooiers, wat citroenschil en het geklopte wit der 5 eieren bij voegt, de massa in een met boter be treken vorm giet en in een niet te war men oven 1/2 uur langzaam laat bakken. Men bestrooit de meelspijs mot suiker en kaneel en voegt er abrikozenjam bij. VOOR KINDEREN. BE OPLEIDING VAN GRIEKSCHE MEISJES. Het gebeurt meestal, dat liet Grieksche meisje op den leeftijd van tien of elf jaar naar school wordt gezonden, waar .ze iets leert van talen, rekenen cn 'geschiede nis; maar haar rustelooze ongedurige geest maakt dat ze doorgaans in geen enkel onderwerp lust heeft. Zo blijfl zelden lan ger dan twee jaar op «school en keert dan naar huis terug, waar ze zich vooral bezighoudt met het toilelvraagstuk. Na eenige maanden in hot huishouden onder richt te zijn, vooral in hot klaar maken van lekkere kostjes, wordt ze uitgehuwelijkt. Gewoonlijk wordt er verlangend naar het huwelijk uitgogekeken, want ais ze tot den hoogeren stand behoort, is ze als onge trouwd meisje bijna een gevangene ze mag nooit alleen uitgaan, zelfs niet om „O, wat is het hier benauwd „O, wat is het hier koud 5" Maar cle moeder sloeg daar niet veel opze wist wol, dat de kinderen weer gam stil zouden worden. Toen cle kleine «diertjes merkten d-, hun moeder weg was, hielden ze op ntp? schreien en begonnen krijgertje te spek;" en daarna verstoppen je, boompje vorwiss len en roovertic. En 0111 twaalf uur aten 1 gezellig hun schoteltje pap. Toen ze b laatste hapje op hadden, hoorden ze buik een gebrom. Ze hielden den adem in ora t I luisteren. Toen fluisterden ze elkaar in„Dat ia booze Groenalsgras." Daar werd aan de deur geklopt en eet c ruwe stem liet zicli hooren„Zijn julft thuis, dan wou ik eens bij jo komen?" En het zefiertje, dat het meest van prates hield, riep„We zijn niet thuis." „Je bent wel thuis, want ik hoor jo pn„ ten," antwoordde Groenalsgras. p „Dat kan niet, want we zijn stil at muisjes," antwoordde het zefiertje. „Maaty we hooren je wel en weten dat je de booisfe, Groenalsgras bent." Toen antwoordde Groenalsgras; „Geloof mij toch, kleine zefiertjes, il bon niet dc booze Groenalsgras, maar een wonderschoon© fee." „Neon, jo bont geen fee," sprak hel praatgrage zefiertje. „Feeën brommen nJe zoo." Toen liep Groenalsgras weg en de zefier tjes begonnen weer te spelen. Onderwijl liep Groenalsgras naar der donder en sprak„Zou je dat brommen var mij niet kunnen gebruiken?" „Zeker," antwoordde de donder! „laat hei maar hier, maar dan moet je mij beloven hei nooit terug te verlangen." „Dal beloof ik," zei Groenalsgras. Toen ging hij naar den boom terug en zei weer „Zijn jullie thuis?" f. K y vroeg een van wonderschoons fee, die je DE FEE. Er was eens een moeder, die mevrouw Frisschclucht heette, en die met haar zeven kinderen in een hollen boom woonde. Op zekeren morgen stond ze op en zei tot haar kindeien die „de zeven kleine zefiertjes" heetten „Vandaag zal het heel warm worden, kinderen." De zeven zefiertjes wisten al wat hot be- teekendo, als moeder dat zeidan ging ze den lieelen dag aan 't werk om het meer koelie aan te brengen. E11 zc vroegen: „Och moeder, neem ons mee." „Neon, kinderen, dat gaat niet," zei do moeder, terwijl ze haar wcrkschorl voor bond en haar beste vleugels aandeed. „Als ik een paar uur uitging, zou ik je wel kun nen meenemen, maar den heelon dag, dat is te vermoeiend voor je." Daarop nam zc het groole blad, dat ze altijd voor dc deur plakte, als ze haar kin deren alleen thuis moest laten en toen deze dat zagen, begonnen ze te schreien cn zeiden „Het wordt zoo donker, als u do deur dichlplakt en dan kunnen we niet spelen!" Maar de moeder stoorde zich daar niet aan en sprak „Laat den boozen Groenalsgras niet bin nen, als hij soms komt." „Mogen we naar buiten gaan en met hem spelen?" vroegen de kinderen. „Neen, zeker niet," antwoordde de moe dor. „Hij zou je vast opeten." „Mogen we met hem praten?" vroeg er een. „Dat mag wel, als je hem maar niet bin nenlaat." Onderwijl had de moeder het blad voor de deur gelegd, en de kinderen klaagden: „O. wat is het hier donker!" li „Wie ben ie zefiertjes „Ik ben eon komt bezoeken." Toen begon het zefiertje zoo hartelijk tc lachen, dat het niet spreken kon; eindelijk/' kon het uitbrengen „Jij een fee? Je hebt de stem van Groenalsgras." Toen ging Groenalsgras naar het beekje en vroeg „Beekje geef mij je zilveren stem." En het beekje antwoordde: „Dat wil ik wel doen, maar dan moet je mij beloven nooit meer mijn water troebel te maken." „Ik beloof het," zei Groenalsgras en toen ging hij naar den boom terug en sprak met zachte stem „Zijn jullie thuis? Ik ben een wonder- schoone fee, die je wil opzoeken." En de stem verrukte de kleine zefiertjes zoo, dat ze haast het blad weggeblazen hadden, maar één zefiertje, dat heel fijne ooren had zei „Neen, jo bent geen fee, je hart klopt net als dat van Groenalsgras." Toen ging Groenalsgras naar de boerderij waar de trouwe hond in de zon lag te slapen en vroeg „Och, goede hond, geef mij wat van het kloppen van je hart." „Dat wil ik wel doen," zei de hond, „maar dan moet je ook goed zijn." Groenalsgras beloofde dat on ging naar den boom terug. En toen hij daar stond, bekeek hij zich zelf en zag, dat hij een prachtig mooi groen gewaad aan had, waaronder twee be koorlijke kleine voetjes te voorschijn kwa men. En hij bekeek zijn handen en zag, dat die heel klein waren en zoo wit ais sneeuw en over zijn schouders hingen lange gouden lokken. Toen was Lij bijna verstijfd van verbazing en fluisterde voor zich heen: „Nu ben ik werkelijk -«een fee maar ik ben niet- als fee geboren. Ook ben ik er niet plotseling een géwordén, maar langzamer hand." En toen bedacht hij, wat hij had moeten beloven, om een fee te worden en eerst scheen het hem dat hij het duur had ge kocht, maar hij voelde toch geen lust meer in kwaad doen. En toen scheen het hom, dat hij er maar heel weinig voor betnald had. En zijn hart klopte zoo snel en gaf hem zulk een prettig gevoel dat hij er de hand op hield. In het bosch was het nog heel warm en hij deed clen mond open om bij de kleine zefiertjes tc worden toegelaten. Maar hij zei inplants daarvan „Zefiertjes het is vandaag heel worm, kom dus niet buiten, maar blijf in huis tot je moedor terugkomt." ,,0," zei een van de zefiertjes, „wat ben je goed cn vriendelijk. Zoo kan alleen maar ccn fee zijn. Wc houden heel veel van je." „Wil je niet bij ons komen?" vroeg eert andere zefier. „Ik zal buiten blijven, tot je moeder komt," antwoordde de fee, „en ik zal op je passen. Hou ies middagslaapje maar en wees niet bang." Toen sliepen de zefiertjes inze werden nas wakker, toen hun moeder om zes uur thuis kwam. „Ik moet gauw het avondeten klaar ma- kon," zei cle moeder, nadat ze alle zefiertjes gekust had, „want buiten staat een wondorschoonc fee, die ik bij ons gevraagd heb. Ik ben toch een gelukkige vrouw Het weer is warm, en, ik heb heel wat te doen, en mijn kinderen zijn clen heelen dag zoet, cn nu komt ook nog een schoone fee bij ons op bezoekGauw, gauw, kinderen, netjes de tafel gedekt!" r r 1 s 1 9» 0 r s Jfrt&S&koSz J-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1907 | | pagina 10