Okdrukt tb» Drukkerij v. d. Schiedamsghe Courant.
l
u
te ontkomen. 3 Ia ar dit is nog niet hot ge
val, Twee zagen snijden er dc einden af
met een korten slag en een x-egen van vuur
werk stort neder. Stalen handen grijpen hot
dan opnieuw en doen het door een koude
rolmachine gaan om zijn oppervlakte hard
te doen worden. Nu moet hij nog maar al
leen recht gemaakt worden en moeten er
nog gaten in geboord Daarmee is hij
klaar.
Geen menscholijke hand heeft hem aan
maakt, van het begin tot het eind. Het
eenige werk, dat met de hand gedaan wordt,
is het inboren dor gaten, Als men hom in
zijn loopbaan volgt, ziet men maar heel
weinig werklieden. Ilier en daar- ziet men
werkplaatsen, waarin menschen bezig zijn.
Het zijn geen gespierde Samsons. De mees
te hunner zijn moor vlug dan krachtig. De
tijd van ruwe kracht is uit.
EEN GESCHIEDKUNDIGE
HERINNERING.
In de lSde eeuw verzocht de Oosten*
rijksclie keizerin Maria Theresia, knappe,
vermogende jonge edellieden naar Weenen
to zenden, om een buitengewoon keurig
gckleede lijfgarde der keizerin te vormen.
„Het moeten allen knappe kerels zijn,"
had Maria Theresia geschreven. En in
Hongarije, waar, zooals men weet, mannen
zoowel als vrouwen om hun schoonheid
bekend zijn, trokken talrijke jongelieden
naar Weeuen om zich voor de lijfgarde
aan tc geven. Door het overgrooto aantal,
dat zich aanmeldde, kwam Maria There
sia niet weinig in verlegenheid, en zo was
aan het einde van een lange audibntiewel
wat geërgerd, toen er, nadat alle mooie
jongelieden vertrokken waren, nog een
klein, Icelijk mannetje overbleef. De. kei
zerin vroeg hem verbaasd, wat hij eigen
lijk vilde, waarop hij zonder ecnige verle
genheid antwoordde dat hij in de lijfgarde
venschte te worden opgenomen. De kei
zerin was zoo verontwaardigd over dit on
verwachte antwoord, dat zij. de anders
zoo taktvolle vrouw, hem vroeg, of hij
dan niet wist hoe leelijlc hij was. Zo zal
wel dadelijk spijt gehad hebben over die
vraag, maar ze werd in ieder geval ge
heel ontwapend door het antwoord van
den leelijken jongen man: ,,Ik dacht, dat
het geen kwaad zou kunnen, als er onder
de talrijke schoone jongelieden uit de lijf
garde ook een verstandig man was, en ik
geloof ,dat ik dat kan zijn, ik heb iets
geleerd in mijn leven." De keizerin vroeg
hem daarna naar zijn naam
„Georg Bessenyei," was het antwoord.
■Om hem op de proef te stellen sprak
Maria Theresia hem in het Latijn aan, dat
ze zelf volkomen meester was. Bessenyei
bleef haar het antwoord niet schuldig, en
daar hij verder bewees, dat hij buitenge
woon ontwikkeld was, nam de koningin
hem aan haar hof. Hij werd bij de lijf
garde geplaatst en bracht het daarbij zoo
ver, dat bij er vier jaar lang kommandant
ran was met den rang van generaal.
Nog meer werd Bessenyei bekend als
dichter, en zijn drama's en vertellingen
hebben evenzeer een blijvenden indruk ge
maakt, als zijn uitstekende esthetische, his
torische en algemeen letterkundige geschrif
ten. In Hongarije wordt de naam van
Georg Bessenyei nu nog met trots genoemd.
Keizerin Maria Theresia benoemde Besse
nyei tot hofbibliothekaiïs en in die betrek
king is hij op Imogen leeftijd in het begin
der vorige eeuw gestorven. Het plan tot
stichting eener Hongaarsche akademie van
wetenschappen is ook van Bessenyei af
komstig.
ter boven den bodem steekt in den hollen
populiersinm de buis omhoog. Die popu-
lierstam heeft nu weer wortel gescholen
en zich langzamerhand 'tot een tamelijk
sterken, rijk van takken voorzienon stam
ontwikkeld. De buis is cr geheel door om
geven en op die manier tegen de kou
beschut.
EEN ZONDAG AAN DE DIEREN GEWIJD.
In Engeland, de bakermat der dieren
bescherming-beweging, is een eigenaardige
gewoonte ontstaan. Op een zekeren Zondag
wordt daar in meer dan 2000 kerken en
kapellen de plicht der barmhartigheid en
rechtvaardigheid tegenover de dieren ge
predikt. Dit gebeurde voor de eerste maal
ill 1862 toen de Londensehe „Koninklijke
Maatschappij ter wering van wreedheid te
genover dieren", de geestelijkheid een der
gelijk verzoek deed Daarna heeft men die
dicrenbeschermingspreeken volgehouden, eu
door hun hulp is het recht der dieren op
een ntenscheiijke behandeling in steeds
grootere kringen van Groot-B'ritiannië er
kend geworden.
DE NOORDELIJKSTE TUINEN
YAN EUROPA.
De Noordelijkste tuinen van Europa lig
gen onder den 67stcn breedtegraad in het
door zijn ijzermijnen bekende deel van
Zweden Galliwara op dezelfde hoogte als
dc onbewoonbare ijszeekuston van Noord-
Amerika. De eerste 'tuin werd daar in het
voorjaar van 1S90 aangelegd. Do aanplan-
iingen scholen goed op, zoodat er nu de
Siberische appelboom bloeit en aalbessen,
aardbeien en kruisbessen er groeien. Men
verbouwt er ook asperges, bloemkool, sa
lade, beetwortels en peen. In den herfst
van hetzelfde jaar legde men iri den stijl
der Engclsche parken een tweeden tuin
aan van 2500 M2 grootte. Hier is het
zelfs gelukt talrijke bloemen, aan te kwee
ken, leliën en theerozen bloeien daar. 'On
der de bladplanten vindt men or tabaken
maïs, onder de hoornen heeft men crveel
edele naaldboomsoorlen en berken.
LEVENSKRACHT VAN PLANTEN.
Hoe dieper we in het leven der natuur
afdalen, hoe meer ontmoeten we dat merk
waardig vermogen van het individu, om
verloren gegane, d. w. z. bij den strijd om
het bestaan ingeboete orgaandeekm, ja
zelfs geheele organen weer terug te krij
gen. Het is bekend, dat bijv. de amphibieén
enkele ledematen, den kruipenden dieren
de afgebroken staart weer aangroeit. Ja,
bij de wormen, bijv, onze regenwormen,
groeien de gescheiden lichaamsdeelen, als
ze tegen elkaar worden gelegd, weer aan
een.
Nog grooter is dit herstellingsvermogen
brj do planten. De plant kan alle doelen
opnieuw vormen: een wilgentakje bijv.
krijgt, als het in de aarde wordt gesto
ken, wortels en bladeren en kan tot een
boom opgroeien. Nog meer: bij de plan
ten kan men zelfs de normale ontwikke
ling veranderen. De Duiische geleerde Klebs
heeft aangetoond, dat men onder zekere
inwerking uit stengeluiteinden wortels, uit
bloemen bladeren en wortels, uit den sten
gel der tulp bollen enz. geheel naar wil
lekeur kan voortbrengen. Planten hebben
dus in zeer sterke mate het vermogen, zich
te herstellen en een buitengewone levens-
tracht te ontwikkelen. Ieder heeft wel eens
opgemerkt, dat wilgen en eiken, waarin
holten zijn, groot genoeg om er een mensch
in te doen plaats nemen, lustig groeien
en bloeien. Deze merkwaardige levens taai
heid brengt dikwijls eigenaardige verschijn
selen voort. Een bizonder merkwaardig
voorbeeld van de levenskracht van hoornen
is de zoogenaamde levende pomp in het
dorp Gunten aan het Thuner meer. Twin
tig jaar geleden werd daar voor het post
kantoor een pomp gemaakt, zooals men
die in alle dorpen in de bergen ziet. Ter
bekleeding van de in den bodem geslagen
ijzeren huis koos men den stam van een
jongen populier, waaraan de schors nog
gebleven was. Ongeveer anderhaJven me-
EEN REKENING VAN PA GA NI NI.
Te Parijs weid onlangs een brief van Pa-
ganini ontdekt uit het jaar 1838 aan een
ongenoemd persoon. Het schrijven luidt
als volgt:
„Tot mijn leedwezen zio ik mij gedwon
gen uw geheugen een weinig op te fris-
schen ten opzichte van eenige schulden,
die u aan mij heeft. Ik moet u aan
iets herinneren, wat u niet had moeten
vergeten. Hierbij mijn rekeningetje, om
welks spoedige voldoening ik u moet ver
zoeken
voor 12 lessen aan uw dochter, opmerkin
gen over do muziek, die zij in mijn tegen
woordigheid ten gehoore bracht, 2.400 frs.
voor 8 maal spelen bij u aan huis hij
verschillende gelegenheden "24,000 frs. To
taal 26.400 frs.
Hierbij zijn nog niet eens inbegrepen die
mondelinge lessen, die ik uw dochter gaf,
als ik bij u ten eten gevraagd was (l)een
vriendelijkheid, die ik haar gratis bewees,
om haar een waar beeld der muziekweten
schap te geven. Ik hoef u niet verder dui
delijk te maken, dat men menschen, die
u een dienst bewijzen, dient te betalen,
daar u ook noodig vond, dat ik dokter X.
110 frs. betaalde, toen hij mij genezen had
door eenige wenken, die hij mij bij uaan
huis gaf. Ik ben ervan overtuigd, dat het
u duidelijk is, welk een onderscheid er be
staat tusschen cle zoogenaamde bezoeken
van dien dokter en wat ik voor u deed,
en dat n flus mijn eischen zeer beseheiden
znlt vinden vergeleken inet die van genoem
den heer.
Niet mijn beleefde groeten blijf ik uw
dienstwillige,
NlöOLAI PAGAN1NI."
„Jan," sprak een liefhebbende moeder,
„ik heb drie stukken koek in de kast ge
laten en nu is cr nog een. Hoe komt
dat?"
„Ik wist niet, dat, er nog een stuk over
was," was het antwoord.
Bezoekster: „Dus verkoopt u uw huis
niet?"
Gastvrouw: „Ja, ziet u, we hadden de
zaak in handen gegeven van een woning
agent, en toen we zijn advertentie gele
zen hadden, konden mijn maai en ik geen
afstand doen van zulk een volmaakt huis."
„Is het noodig, dat ik er postzegels bij
insluit?" vroeg een aankomend dichter,
„Zeker, dat is zelfs noodig er dan dat
u er verzen insluit," was het antwoord.
NEDERLANiDSCHE WIJSHEID.
De mensch. krijgt altijd ongelijk, behalve
in zijn Godsvertrouwen.
Groenowegen.
Een oogenbük, een blik gaat strijken
Met d'etre en 't licht van koninkrijken,
Een bui ontkleedt de bloem
Van al haar pracht en roem.
Vondel.
Dank, o God, dat
Ge uit het kwaad ook
Goed "tc trekken machtig zijt,
En beleedigd, uw genade ook
In de straffe indachtig zijl.
Gezelle.
Als ge doet een eerlijke daad,
Al is 't mot moeite on arbeid groot.
Do moeite door do lust vergaat,
En de arbeid blijft ook na den dood.
Roemer Visscher.
DE MACHT VAN DEN BLIK.
„Ja", zei Mark Twain, eens. toen men
over hypnotisme en mesmerisme sprak, „ja,
ik heb de macht van den blik zelf be
proefd. Eens liep ik, niets kwaads ver
moedende, over het veld, toen oen woe
dende slier recht op mij afkwam. In
waanzinnigen angst sloeg k een an
dere richting in, maar de stier ging
mij achterna. Daar keer ik me plotseling
om. Maar twee pas is de stier van mij
af en ik zie hem, aan strak, plotseling
geheel onbevreesd. Hij slaat zich het lichaam
met den staart, heft den grooten kop op en
zijn blik treft mij, zooals de mijne hem.
En toentoen sdhuddc hij den kop,
draaide ?ich om en liep weg.
„.Wonderlijk," riepen allen uit het ge
zelschap.
,..Ta, heel wonderlijk, maar ik vergat te
zeggen, dat er op het ©ogenblik,toen ik
me omdraaide, een muur was tusschen den
stier en mij, waarover ik met oen Hinken
sprong heengekomen was."
Allen lachten. „Waar blijft nu de macht
van den blik?" vroeg iemand.
„O, daar kan niemand iets tegen inbren
gen, want zonder de macht van mijn blik
zou ik den muur niet gezien hebben."
Aardsclie lust is haast genoten;
"Wijn is 't op een zeef gegoten.
Rects.
"VOOR DAMES.
haar vrienden te bezoeken. In sommige
afgelegen doelen van Griekenland wordt
dit zoo sterk doorgevoerd, dat oen jong
meisje maar eens per jaar op nieuw
jaarsdag in het publiek verschijn!. Na
haar huwelijk mag zo echter alleen uitgaan,
maar de ledigheid en holheid van haar le
ven zou ons, Nederlandsche vrouwen, die
in zoo velerlei dingen belang stelten, ver
baasd doen staan.
EEN OORDEEL VAN GOETIIE's
MOEDER.
Nadat Goethe's moeder eenigen tijd met
madame dc Staël was samengeweest,
sprak ze
„Een beroemde vrouw is iets eigenaar
digs, geen andero kan zich met haar me
ten; ze is als brandewijn, waarmee hei
koren, waaruit het gemaakt is, zich ook
niet kan vergelijken. Brandewijn prikkelt
op die tong en stijgt naar het hoofd, dat
doet een beroemde vrouw ook. Maar ik
houd toch meer van heit koren; de zaaier
zaait dat in de losse aarde, en de zon
en de vruchtbare regen lokkan liet or wear
uit, en dian bekleedt 'het de velden met
zijn groen en draagt gouden aren, waar
na er nog een vroolijk oogstfeest volgt.
Ik wil liever een eenvoudige tarwekor
rel zijn, dan een beroemde vrouw, onwil
ook liever dat „hij" mij voor zijn dage-
lijksch brood gebruikt, dan dat ik hem als
opwekkenden drank naar hot hoofd ga."
„Hij" was natuurlijk haar zoon.
MOEDERS VAN VORSTEN.
Frederik de Groote had veel te danken
aan zijn moeder Sofia. Dorothea, koningin
van Pruisen en prinses van Hannover. Ze
bezat een krachtigcn geest en oen scherp
verstand, en hij vereerde haar afgodisch.
In do „Geschiedenis van clen zevenjari
gen oorlog" heeft de gekroonde schrijver
een vereerend gedenkteeken voor haar
opgericht.
Ongetwijfeld heeft het. scherpe verstand,
de geestkracht en de heldere zin der ko
ningin-moeder een grooten invloed op de
geestelijke en zedelijke ontwikkeling van
haar zoon gehad. Een vrouw, die de harts
tochtelijke natuur van haar man wist te
beteugelen, die onder alle hofintrigen haar
hooge majesteit en edele vrouwelijke'vaar- I
digheid wist te bewaren, die haar kinderen j
in vaderlandslievenden en humanen geest
opvoed.de en voor de idealen, waarvoor zij
zelf leefde, wist te doenj voelen zulk
een vorstin was inderdaad een bizondere
moeder. liet is dus duidelijk, dat Frede
rik zich vanaf zijn vroegste jeugd, sterk
tot haar voelde aangetrokken.
led,er weet wat Maria Theresia vóórhaar
zoon Jozef II was Zij behoort ongetwij
feld tot de uitinuntendste en edelste vrou
wen, d,ie ooit een troon innamen. Tot
heersdien geboren, vcreenigd.e zij met haar
schitterende eigenschappen als vorstin alle
huiselijke deugden, want ze was een lief
hebbende, trouwe echtgenoot en een har
telijke, zorgzame moeder. "Waarschijnlijk
zou het lot van Maria Antoinette anders
zijn geweest, als d,eze meer naar haar
moeder geluisterd had.
"Wereldberoemd is ook de moeder van
Napoleon. Een echte vrouw in den waren
zin van het woord, bezat ze een manne
lijke geestkracht, en een onbuiigzamen wil.
Ze was hartstochtelijk m liefdp en haat,
evenals Napoleon, en had, een verbazende
levenskracht. Napoleon voelde altijd onbe
grensde liefde voor zijn moeder. Nog op
St. Helena zei hij van haar: „Mijn geluk
en alles wat ik goed gedaan heb-, dank
ik aan mijn moed.cr." In dc dagen van
voorspoed en weelde, verweet men haar gie
righeid en toch spaarde ze. alleen voor dc
haren, want ze voelde instinktmatig, dat
hel grootsche kaartengebouw, dat Napo
leon oprichtte, eens ineen zou kunnen zin
ken. Toen dit gebomde, was ze dadelijk
bereid, haar geheele vermogen voor den
keizer op te offeren, he,m tot den Mat
sten penning te geven en zelf te trachten
in baar onderhoud te voorzien.
DE KINDERKAMER.
In do eeuw van het kind heeft mer< na
tuurlijk bizonder veel zorg voor do kin
derkamer. Zoo het eenigszins mogelijk is
moot men hot. kind van zijn vroegste jeugd
af ècn kamer voor zich geven, waar het
naar hartelust speten kan, maar 'waarvooir
het ook verantwoordelijk is, Hoe grooter
en luchtiger dit vertrek is, hoe boter, maair
ook kleinere kamers kunnen praktisch, mooi
en hygiënisch ingericht worden.
De kamer moet op het Westen of het
Zuiden liggen, want, do zon moet er vrijen
toegang hebben. Ook frissche lucht moet
er gemakkelijk kunnen binnenkomen. Na
tuurlijk dekt geen tapijt den vloer, die goed
met vocht moet kunnen worden algeno-
men, linoleum is dus wel het beste ervoor.
De meubels moeten vroolijk cn praktisch
zijn, te scherpe hoeken worden vermeden,
om ongelukken bij het vallen te voorkomen.
ï)e muren worden natuurlijk versierd mot
eenvoudige platen, die het kind begrijpen
kan.
„Handen omhoog!" riep een roover, ter
wijl hij zijn revolver aanlegde. „Als je je
beweegt is. het met je leven gedaan!"
„Mijn waarde heer," antwoordde 'tslacht
offer, een professor in etymologie, „mag
ik u even doen opmerken, dat uw bewe
ring onjuist is. Als ik mij beweeg, is dat
een bewijs, dat het nog niet met mijn te
ven gedaan is. U moet altijd denken voor
u spreekt."
RECEPTEN.
Brood met appelen.
Een soepbord vol fijngemaakt brood wordt
met 1 H.G. suiker, wat kaneel en kruidna
gels dooreengemongd. Hiervan doet men
een laagje in een met boter bestreken vorm,
plaatst er oen laag rauwe appelschijfjes op,
die men met suiker, kancel on opgezwollen
rozijnen bestrooit, voegt er weer een laag
brood op, enz. Ten laatste voegt men er
kleine stukjes boter op en laat het 1IA/a
uur bakken.
Karlsbader meelspijs.
i/8 K.G. meel wordt met 1/2 L. melk
goed gemengd, waarna men er 1/2 ÏI.G.
boter, 2 eetlepels suiker, 5 eierdooiers, wat
citroenschil en het geklopte wit der 5 eieren
bij voegt, de massa in een met boter be
treken vorm giet en in een niet te war
men oven 1/2 uur langzaam laat bakken.
Men bestrooit de meelspijs mot suiker en
kaneel en voegt er abrikozenjam bij.
VOOR KINDEREN.
BE OPLEIDING VAN GRIEKSCHE
MEISJES.
Het gebeurt meestal, dat liet Grieksche
meisje op den leeftijd van tien of elf jaar
naar school wordt gezonden, waar .ze
iets leert van talen, rekenen cn 'geschiede
nis; maar haar rustelooze ongedurige geest
maakt dat ze doorgaans in geen enkel
onderwerp lust heeft. Zo blijfl zelden lan
ger dan twee jaar op «school en keert dan
naar huis terug, waar ze zich vooral
bezighoudt met het toilelvraagstuk. Na
eenige maanden in hot huishouden onder
richt te zijn, vooral in hot klaar maken
van lekkere kostjes, wordt ze uitgehuwelijkt.
Gewoonlijk wordt er verlangend naar het
huwelijk uitgogekeken, want ais ze tot den
hoogeren stand behoort, is ze als onge
trouwd meisje bijna een gevangene ze
mag nooit alleen uitgaan, zelfs niet om
„O, wat is het hier benauwd
„O, wat is het hier koud 5"
Maar cle moeder sloeg daar niet veel
opze wist wol, dat de kinderen weer gam
stil zouden worden.
Toen cle kleine «diertjes merkten d-,
hun moeder weg was, hielden ze op ntp?
schreien en begonnen krijgertje te spek;"
en daarna verstoppen je, boompje vorwiss
len en roovertic. En 0111 twaalf uur aten 1
gezellig hun schoteltje pap. Toen ze b
laatste hapje op hadden, hoorden ze buik
een gebrom. Ze hielden den adem in ora t
I
luisteren.
Toen fluisterden ze elkaar in„Dat ia
booze Groenalsgras."
Daar werd aan de deur geklopt en eet c
ruwe stem liet zicli hooren„Zijn julft
thuis, dan wou ik eens bij jo komen?"
En het zefiertje, dat het meest van prates
hield, riep„We zijn niet thuis."
„Je bent wel thuis, want ik hoor jo pn„
ten," antwoordde Groenalsgras. p
„Dat kan niet, want we zijn stil at
muisjes," antwoordde het zefiertje. „Maaty
we hooren je wel en weten dat je de booisfe,
Groenalsgras bent."
Toen antwoordde Groenalsgras;
„Geloof mij toch, kleine zefiertjes, il
bon niet dc booze Groenalsgras, maar een
wonderschoon© fee."
„Neon, jo bont geen fee," sprak hel
praatgrage zefiertje. „Feeën brommen nJe
zoo."
Toen liep Groenalsgras weg en de zefier
tjes begonnen weer te spelen.
Onderwijl liep Groenalsgras naar der
donder en sprak„Zou je dat brommen var
mij niet kunnen gebruiken?"
„Zeker," antwoordde de donder! „laat hei
maar hier, maar dan moet je mij beloven hei
nooit terug te verlangen."
„Dal beloof ik," zei Groenalsgras.
Toen ging hij naar den boom terug en zei
weer
„Zijn jullie thuis?"
f.
K
y
vroeg een van
wonderschoons fee, die je
DE FEE.
Er was eens een moeder, die mevrouw
Frisschclucht heette, en die met haar zeven
kinderen in een hollen boom woonde. Op
zekeren morgen stond ze op en zei tot haar
kindeien die „de zeven kleine zefiertjes"
heetten
„Vandaag zal het heel warm worden,
kinderen."
De zeven zefiertjes wisten al wat hot be-
teekendo, als moeder dat zeidan ging ze
den lieelen dag aan 't werk om het meer
koelie aan te brengen.
E11 zc vroegen: „Och moeder, neem
ons mee."
„Neon, kinderen, dat gaat niet," zei do
moeder, terwijl ze haar wcrkschorl voor
bond en haar beste vleugels aandeed. „Als
ik een paar uur uitging, zou ik je wel kun
nen meenemen, maar den heelon dag, dat is
te vermoeiend voor je."
Daarop nam zc het groole blad, dat ze
altijd voor dc deur plakte, als ze haar kin
deren alleen thuis moest laten en toen deze
dat zagen, begonnen ze te schreien cn
zeiden
„Het wordt zoo donker, als u do deur
dichlplakt en dan kunnen we niet spelen!"
Maar de moeder stoorde zich daar niet
aan en sprak
„Laat den boozen Groenalsgras niet bin
nen, als hij soms komt."
„Mogen we naar buiten gaan en met
hem spelen?" vroegen de kinderen.
„Neen, zeker niet," antwoordde de moe
dor. „Hij zou je vast opeten."
„Mogen we met hem praten?" vroeg
er een.
„Dat mag wel, als je hem maar niet bin
nenlaat."
Onderwijl had de moeder het blad voor
de deur gelegd, en de kinderen klaagden:
„O. wat is het hier donker!"
li
„Wie ben ie
zefiertjes
„Ik ben eon
komt bezoeken."
Toen begon het zefiertje zoo hartelijk tc
lachen, dat het niet spreken kon; eindelijk/'
kon het uitbrengen
„Jij een fee? Je hebt de stem van
Groenalsgras."
Toen ging Groenalsgras naar het beekje
en vroeg
„Beekje geef mij je zilveren stem."
En het beekje antwoordde: „Dat wil ik
wel doen, maar dan moet je mij beloven
nooit meer mijn water troebel te maken."
„Ik beloof het," zei Groenalsgras en toen
ging hij naar den boom terug en sprak
met zachte stem
„Zijn jullie thuis? Ik ben een wonder-
schoone fee, die je wil opzoeken."
En de stem verrukte de kleine zefiertjes
zoo, dat ze haast het blad weggeblazen
hadden, maar één zefiertje, dat heel fijne
ooren had zei
„Neen, jo bent geen fee, je hart klopt net
als dat van Groenalsgras."
Toen ging Groenalsgras naar de boerderij
waar de trouwe hond in de zon lag te
slapen en vroeg
„Och, goede hond, geef mij wat van het
kloppen van je hart."
„Dat wil ik wel doen," zei de hond,
„maar dan moet je ook goed zijn."
Groenalsgras beloofde dat on ging naar
den boom terug.
En toen hij daar stond, bekeek hij zich
zelf en zag, dat hij een prachtig mooi
groen gewaad aan had, waaronder twee be
koorlijke kleine voetjes te voorschijn kwa
men.
En hij bekeek zijn handen en zag, dat
die heel klein waren en zoo wit ais sneeuw
en over zijn schouders hingen lange gouden
lokken. Toen was Lij bijna verstijfd van
verbazing en fluisterde voor zich heen: „Nu
ben ik werkelijk -«een fee maar ik ben
niet- als fee geboren. Ook ben ik er niet
plotseling een géwordén, maar langzamer
hand."
En toen bedacht hij, wat hij had moeten
beloven, om een fee te worden en eerst
scheen het hem dat hij het duur had ge
kocht, maar hij voelde toch geen lust meer
in kwaad doen. En toen scheen het hom,
dat hij er maar heel weinig voor betnald
had. En zijn hart klopte zoo snel en gaf
hem zulk een prettig gevoel dat hij er de
hand op hield.
In het bosch was het nog heel warm en
hij deed clen mond open om bij de kleine
zefiertjes tc worden toegelaten. Maar hij
zei inplants daarvan
„Zefiertjes het is vandaag heel worm,
kom dus niet buiten, maar blijf in huis tot
je moedor terugkomt."
,,0," zei een van de zefiertjes, „wat
ben je goed cn vriendelijk. Zoo kan alleen
maar ccn fee zijn. Wc houden heel veel
van je."
„Wil je niet bij ons komen?" vroeg eert
andere zefier.
„Ik zal buiten blijven, tot je moeder
komt," antwoordde de fee, „en ik zal op je
passen. Hou ies middagslaapje maar en
wees niet bang."
Toen sliepen de zefiertjes inze werden
nas wakker, toen hun moeder om zes uur
thuis kwam.
„Ik moet gauw het avondeten klaar ma-
kon," zei cle moeder, nadat ze alle
zefiertjes gekust had, „want buiten staat een
wondorschoonc fee, die ik bij ons gevraagd
heb. Ik ben toch een gelukkige vrouw Het
weer is warm, en, ik heb heel wat te
doen, en mijn kinderen zijn clen heelen dag
zoet, cn nu komt ook nog een schoone fee
bij ons op bezoekGauw, gauw, kinderen,
netjes de tafel gedekt!"
r
r
1
s
1
9»
0
r
s
Jfrt&S&koSz J-